Plan: | Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPLG17-VA01 |
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.
De aanleiding voor onderhavig bestemmingsplan is gelegen in het verzoek van de eigenaar om de functie van zijn agrarische bouwperceel te wijzigen.
Het verzoek behelst om gezien de beëindiging van het gemengd agrarisch bedrijf op deze locatie mee te werken aan het realiseren van andere functies in te handhaven bedrijfsgebouwen, het realiseren van een extra woonruimte in de boerderij en een nieuwe te bouwen recreatiewoning. Daarvoor wordt bedrijfsbebouwing gesloopt.
Omdat dit verzoek niet past binnen de mogelijkheden van het geldende
bestemmingsplan is gezien de bereikte maatwerkoplossing in het kader van het functieveranderingsbeleid voor deze locatie, onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
Het plan heeft betrekking op een voormalig agrarisch perceel. Het is gelegen in het landelijke gebied van Spankeren. En wel ten noorden van het dorp Spankeren en ten oosten van het dorp Dieren, ter hoogte van de wijk Dieren-Noordoost. Tussen deze wijk en het landelijke gebied van Spankeren ligt het Apeldoorns Kanaal. Aan de Spankerense zijde van het kanaal zijn bedrijven gevestigd. Nabij het plangebied staan twee burgerwoningen.
De ligging van de locatie is op de volgende kaart met een cirkel aangegeven.
luchtfoto 2011
Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2010 onherroepelijk is geworden.
Het perceel heeft hierin de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden. Het erf is voorzien van een bouwvlak. Te zien is dat aansluitend het bouwvlak op twee andere percelen de bestemming Wonen is gelegd.
Hieronder is een uitsnede uit de bestemmingsplankaart opgenomen.
Binnen de geldende bestemming zijn toegelaten agrarische bedrijven, uitgezonderd boomkwekerijen, intensieve veeteelt en paardenfokkerij alsmede de uitoefening van bepaalde nevenfuncties. Daarnaast is deze bestemming bedoeld voor de instand- houding en ontwikkeling van landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuur- historische en natuurwaarden en voorts ondergeschikt extensief recreatief mede- gebruik voor zover de aanwezige waarden niet worden aangetast. Voorts is het hobbymatig houden van dieren en het plegen van detailhandel in eigen voort- gebrachte producten tot maximaal 50 m² van de bedrijfsbebouwing toegelaten.
Ten slotte is een dienstwoning per agrarisch bedrijf toegestaan alsmede bijbehorende voorzieningen.
Qua bebouwing mogen de bedrijfsgebouwen een bouwhoogte hebben van 6 meter dan wel 11 meter ten behoeven van een kapconstructie mits aan voorwaarden wordt voldaan. De dienstwoning mag een inhoud hebben van 600 m³ (mits deze niet groter is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan), een maximale hoogte van 10 meter en bestaan uit maximaal 2 bouwlagen met een bovenbouw.
Bijgebouwen bij een dienstwoning mogen een oppervlakte hebben van 75 m² en op een maximale afstand van 25 meter vanaf het hoofdgebouw en minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw staan. De hoogte bedraagt maximaal 3,5 meter dan wel 6 meter ten behoeve van een kapconstructie mits aan voorwaarden wordt voldaan. Voort zijn bouwwerken geen gebouw zijnde toegelaten die gerelateerd zijn aan het agrarisch bedrijf. Hiervoor gelden maximale hoogtematen.
Binnen deze bestemming is voorts bepaald dat nadere eisen gesteld kunnen worden en geldt een aanlegvergunningstelsel, thans geheten een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werk- zaamheden. Dit stelsel is van toepassing omdat het plangebied op de betreffende Waardenkaart behorende bij het bestemmingsplan is aangeduid als Archeologisch onderzoeksgebied (een roze kleur op onderstaande kaart) of als Archeologisch aandachtsgebied (aangeduid met een arcering).
In deze gebieden geldt dat voor o.a. het vellen en planten van houtopstanden, het graven en dempen van greppels, sloten en poelen, het verlagen van het grondwaterpeil, het diepploegen en het aanbrengen of verbreden van oppervlakte verhardingen ten behoeve van erfontsluitingswegen en voet-/fietspaden alsmede voor het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen een aanlegvergunning (thans: een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) nodig is.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het kadastrale perceel gemeente Dieren, sectie X nummer 67.
Hieronder is weergegeven een uittreksel van de grootschalige basiskaart met kadastrale percelen voor de omgeving van het plangebied.
Direct grenzend aan het plangebied staat aan de oostzijde het woonhuis Kerkweg 23. Ten noorden staat het woonhuis Kappersweg 2.
Op de volgende bladzijde staan afbeeldingen van de locatie gezien vanaf de Kerkweg.
aanzicht vanaf toegangsweg tot erf, juli 2012
zijaanzicht vanaf de Kerkweg, met op de voorgrond de woning Kerkweg 23 met achter het groen de bebouwing op het erf Kerkweg 25, rechts de bestaande paardrijbak, juli 2012
De indeling van het erf is hieronder afgebeeld.
Te zien zijn A het woonhuis en B de aanwezige recreatiewoning. En voorts 1 de voormalige ligboxenstal, 2 kapschuur, 3 hooiberg, 4 paardenstal, 5 wagenloods, 6 jongveestal en 7 de paardenrijbak met de longeercirkel.
Het betreft naast het herinrichten van het erf van de boerderij en het toelaten van andere functies, ook het aanbrengen van landschapselementen langs de perceelsgrenzen aan de noord- en aan de westzijde. Voor de nieuwe indeling van het erf is de basis gelegd in het advies van het Gelders Genootschap van februari 2011 omtrent de erftransformatie.
De te handhaven bedrijfsgebouwen (1 en 5) kunnen worden gebruikt voor het stallen van pensionpaarden respectievelijk het stallen caravans (westzijde) en voor bergruimten en een recreatiewoning (oostzijde). Ter plaatse van overige, te slopen, bedrijfsgebouwen wordt in de noordoosthoek een te bouwen recreatiewoning toegelaten. Dit gedeelte van het erf wordt voorts ingericht met groen en een poel. De rijbak en longeercirkel worden verplaatst naar het weiland ten westen van de voormalige ligboxenstal (1).
Het plan biedt de mogelijkheid om in de boerderij die thans bestaat uit een woonhuis en een deel, twee woningen te realiseren waarvan één woning als bedrijfswoning is gekoppeld aan de pensionstal.
Daarbovenop wordt als vereveningsvorm een brede singel langs de noordelijke perceelsgrens en een bomenrij langs de westelijke perceelsgrens aangelegd. Bij het aanleggen van de rijbak/longeercirkel dient een haag te worden aangebracht. Deze maatregelen zijn vastgelegd in het Inpassingsplan dat onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.
De voorgestane ontwikkeling vindt plaats op een kleiner oppervlak dan de geldende agrarische bouwkavel groot is, zodat een verdere verstening van het landschap wordt voorkomen. De bebouwingsmogelijkheden worden verkleind.
Een en ander is hieronder afgebeeld.
uiteindelijke erfinrichtingsplan december 2012
inpassingsplan juni 2012
Deze verandering van functies vormt de basis voor onderhavig bestemmingsplan waarin de bebouwing op het erf afzonderlijk wordt bestemd en de aan te brengen landschapselementen worden vastgelegd.
De maatvoeringen van de te handhaven bebouwing zijn afgestemd op de bestaande maten. Voor de nieuw te bouwen recreatiewoning is gekozen voor een maatvoering afgeleid van een hooiberg.
Ook het parkeren moet op het bijbehorende perceel plaatsvinden.
Het gemengde agrarische bedrijf is gestopt. Aangezien de regeling voor functieverandering opgenomen in het huidige bestemmingsplan Landelijk Gebied niet voldoet, is het verzoek getoetst aan het beleid Functieverandering buitengebied van de stadsregio.
Onderhavig plan voorziet in de vermindering van de bebouwing op het erf en een hergebruik van gebouwen. Er zijn buiten de boerderij geen karakteristieke gebouwen aanwezig die behouden moeten worden. Volgens de gegevens van de grootschalige basiskaart wordt aan de noordzijde een oppervlakte aan bedrijfsgebouwen gesloopt van 700 m². Een recreatiewoning van ongeveer 72 m² (de 'hooiberg') wordt terug- gebouwd.
De te handhaven boerderij heeft een oppervlakte van 244 m², daarbinnen mag een tweede (dienst)woning gerealiseerd worden ter plaatse van de deel. De te handhaven bedrijfsgebouwen aan weerszijden van de boerderij meten gezamenlijk 759 m². In die bedrijfsbebouwing zijn nieuwe functies voorzien. Aan de westzijde voor bedrijfsmatige activiteiten: het houden van pensionpaarden dan wel caravanstalling. Dit gebouw heeft een oppervlakte van 510 m². Aan de oostzijde zal het bedrijfsgebouw worden gebruikt als bergruimten voor de twee woonruimten die voorzien zijn in de boerderij en voor een -bestaande- recreatiewoning van ongeveer 75 m².
In het stadsregionale uitgangspunt bij functieverandering is, conform de provinciale omgevingsvisie, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijkomende gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende bebouwing te slopen. Bij woon/werk-combinaties geldt dezelfde benadering als voor functieverandering naar wonen, zo ook het uitgangspunt dat 50% van de bedrijfsbebouwing, exclusief de bedrijfswoning wordt gesloopt. dan wel verevening op een andere wijze plaatsvindt.
In onderhavige situatie zijn de volgende, in de notitie genoemde, andere vormen van verevening aan de orde. Deze maatregelen dienen tevens ter compensatie van de grotere bedrijfsoppervlakte dan de 500 m² die in het stadsregionale beleid in eerste aanleg wordt toegelaten.
Onderhavig plan zorgt voor een beperking van het vlak waarbinnen bebouwing kan worden opgericht. In het geldende bestemmingsplan is voorzien in een agrarisch bouwvlak met een oppervlakte van ongeveer 9.730 m². Door vooral aan de oostzijde -de zijde van de openbare weg- ter hoogte van de huidige rijbak en aan de westzijde, naast de te handhaven bedrijfsbebouwing bebouwbaar terrein te schrappen, resteert een erf waarbinnen vervolgens bouwvlakken zijn opgenomen met een omvang ter grootte van de te handhaven bestaande bebouwing en de ontworpen recreatiewoning. Deze bebouwing heeft een oppervlakte van ongeveer 1.075 m². Aldus wordt een compacte bebouwing binnen het plangebied verzekerd en wordt het agrarische landschap behouden.
De boerderij wordt behouden en het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat de deel wordt verbouwd tot dienstwoning. Dat de boerderij karakteristiek is, blijkt uit het standpunt van de Commissie Cultuurhistorie, een commissie van onafhankelijke deskundigen die de gemeente op dit beleidsterrein adviseert. In het bestemmingsplan is de bestaande maatvoering van de bebouwing overgenomen.
Daarnaast is voorzien in een landschappelijke inpassing. De paardenrijbak en de longeercirkel worden verplaatst naar een locatie die vanaf de openbare weg minder zichtbaar is waardoor een betere beleving van het landschap ontstaat. Om te waarborgen dat het perceel overeenkomstig het Inpassingsplan wordt ingericht, is in de regels de bepaling opgenomen dat nieuwe functies pas in gebruik kunnen worden genomen als een inrichtingsmaatregel is getroffen overeenkomstig het Inpassingsplan. voorzien is in het planten van een bomenrij (226 m1) langs de westzijde van het perceel en in het planten van een singel (425+680 m²) aan de noordzijde. Deze opzet is afgeleid van de historische situatie waarin op de kavelgrenzen beplanting aanwezig was. Voorts zorgt het realiseren van een haag (70 m1) voor een goede landschappelijke inpassing als de nieuwe paardenrijbak wordt aangelegd.
Deze maatregelen zijn eveneens van belang in het kader van een goede land- schappelijke inpassing in waardevol gebied landschap volgens het 'ja-mits'-benadering van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
Ten slotte wordt de door de stadsregio genoemde recreatieve functie versterkt door het mogelijk maken van 2 recreatiewoningen. En voorts door het toelaten van voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, een en ander zoals gewenst door de stichting Rustpunten op de Veluwe die zich richt op het voorhanden zijn van voorzieningen voor wandelaars en fietsers. Het plangebied is gelegen nabij de Bockhorstweg die in het Regionaal Plan 2005-2015 is aangewezen als 'met prioriteit te ontwikkeling recreatief kernnetwerk' en nabij de Kappersweg die is aangeduid als 'ontwikkelen regionaal wandel- en fietsnetwerk'.
Met vorenstaande maatregelen wordt op een goede wijze maatwerk geboden en zorgen de andere kwaliteitsbijdragen dan sloop voor een totale kwaliteitsbijdrage die proportioneel is.
Daarnaast vinden maatregelen op het erf zelf plaats. Het gaat daarbij om zaken als het graven van een (kikker)poel, het planten van bomen en het aanleggen van groen. Deze aan het wonen verbonden maatregelen worden in de regels van het bestemmingsplan toegelaten.
Geconstateerd dan ook dat met het toelaten van het stallen van pensionpaarden respectievelijk het stallen van caravans alsmede het bieden van de mogelijkheid een extra woning te maken in de boerderij en om twee recreatiewoningen te realiseren, aan het compacte en in het landschap ingepaste ensemble een nieuwe, in het landelijke gebied passende functie wordt gegeven.
Daarbij komt de recreatieve functie die op het erf wordt uitgebouwd tegemoet aan de wens van de gemeente om verblijfsaccommodatie te bieden aan toeristen.
Vanuit een milieutechnisch oogpunt kan worden geconcludeerd dat gezien de huidige toegestane dier aantallen van het melkveebedrijf een aanzienlijk milieudruk op het op enige afstand gelegen Natura 2000-gebied Veluwe wordt uitgeoefend. Door de beëindiging van het melkveebedrijf en de realisering van een bedrijfswoning, een pensionstal en twee recreatiewoningen wordt een milieuwinst bereikt.
Uit overige onderzoeken op o.a. het gebied van flora- en faunawetgeving, archeologie en milieu kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet, o.a. door mitigerende maatregelen, aan de stellen eisen van uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. In Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt een en ander toegelicht.
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt ingegaan op specifiek beleid.
Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVRI schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:
Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Daarnaast wordt de rijks- verantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening vastgelegd.
Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onder- werpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten inzetten.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Onderhavig plan raakt het rijksbeleid niet.
Na de invoering van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in deze algemene structuurvisie. De structuurvisie is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten in Gelderland worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctioneel gebied. Het plangebied ligt in Waardevol landschap binnen Nationaal landschap.
Gezien de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt, hebben Provinciale Staten van Gelderland op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld en laatstelijk gewijzigd op 19 december 2012. Daarin zijn punten van provinciaal beleid juridisch vastgelegd.
Nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland wordt opgesomd in welke gebieden nieuwe bebouwing ten behoeve van bouwen en werken is toegelaten. Het plangebied is niet in één van die gebieden gelegen.
In afwijking hiervan is nieuwe bebouwing voor wonen en werken eveneens toegestaan als zij o.a. functioneel gebonden is aan het buitengebied, of in het geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden, zoals het passen binnen het regionale beleid van de stadsregio ter zake.
De verordening stelt voorts dat in een bestemmingsplan de permanente bewoning van recreatiewoningen wordt uitgesloten.
Waardevol landschap binnen Nationaal landschap
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald dat in deze gebieden slechts bestemmingen worden toegestaan voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevol landschap behouden of versterken.
Als kernkwaliteiten voor het gebied zuidelijke IJsselvallei wordt gewezen op de overgang van de stuwwal naar het rivierenlandschap, het kleinschalige mozaïeklandschap, de blokverkaveling, de ligging van dorpen en buurtschappen, het vrije uitzicht vanaf de dijk en het Apeldoorns kanaal.
Aan de orde is het toedelen van een andere functies op een agrarisch bouwkavel. Daarbij is voorts voorzien in het verplaatsen van een rijbak en longeercirkel zodat deze minder zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, in een verkleining van het gebied waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht en in een landschappelijke inpassing ter plaatse van te slopen bedrijfsbebouwing en langs overige perceelsgrenzen.
De kernkwaliteiten worden aldus niet aangetast.
Stadsregio Arnhem Nijmegen
Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Ook in het regionale structuurplan van het voormalig Knooppunt Arnhem Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het gebied. Wel is in het regionaal plan op de kaart Landschap en recreatie aangegeven dat het plangebied is gelegen nabij het te ontwikkelen samenhangend netwerk van recreatieve routes.
Voor het realiseren van nieuwe functies op agrarische kavels na bedrijfsbeëindiging is, binnen het provinciale beleid, op regioniveau beleid vastgesteld. De Notitie Functie- veranderingen buitengebied van oktober 2007 onderscheidt diverse gebiedstypen. Aan de orde is het type multifunctioneel landelijk gebied, waardevol landschap. In casus wordt de (agrarische) bedrijfsbebouwing die vrijkomt hergebruikt als recreatiewoning en als bijgebouw bij de woningen respectievelijk voor het stallen van pensionpaarden of caravans. Voor de bedrijfsbebouwing die wordt gesloopt, komt een recreatiewoning terug. De karakteristieke boerderij blijft staan en ter plaatse van de deel wordt een woning toegelaten. In het regionale functieveranderingenbeleid is de mogelijkheid geopend om op een andere wijze dan sloop te voorzien in een verevening.
Hiervoor is in hoofdstuk 2.3 Afweging uitgebreid ingegaan op de wijze waarop aan de mogelijkheid om ook op een andere wijze te verevenen, vorm is gegeven.
Structuurvisie en bestemmingsplan
Het in 2006 vastgestelde gemeentelijke structuurplan Een droom om in te wonen zoomt niet in op de voorgestane ontwikkeling.
In de visie op het landelijke gebied van de gemeente zoals die is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen agrarische bedrijven (niet zijnde boomkwekerijen, intensieve veeteelt en paardenfokkerijen) en niet-agrarische bedrijven. In relatie tot onderhavig bestemmingsplan wordt opgemerkt dat het hebben van een pensionstal net zoals vakantiecentra en recreatiewoningen daarvan worden onderscheiden en als recreatieve functies worden aangemerkt en als zodanig zijn bestemd. In het bestemmingsplan worden de waarden van het landelijke gebied onderkend en beschermd. Er is geen aanleiding om dit beleid te wijzigen.
Landschapsontwikkelingsplan
Op 26 juni 2007 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Rheden-Rozendaal door de gemeenteraad vastgesteld. Het LOP wordt gezien als een nadere uitwerking van de structuurvisie en dan gericht op het landelijk gebied. In het LOP is een landschaps- inventarisatie en analyse beschreven. Vervolgens zijn de scenario's van de deel- gebieden en een landschapsvisie beschreven. Voor het deelgebied Noord-Spankeren geldt, dat de openheid behouden dient te blijven. Gezien de historische situatie is voor onderhavige locatie gekozen voor een beplanting langs perceelsgrenzen. In het LOP is tevens aangegeven dat de archeologische waarden in de bodem gerespecteerd dienen te worden.
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het LOP.
Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied
In het kader van het Landschapsontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Landelijk Gebied is een beeldkwaliteitsplan voor het hele landelijk gebied opgesteld en op 27 januari 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt de paragraaf over het landelijk gebied in de Welstandsnota. In het beeldkwaliteitsplan worden vijf deelgebieden onderscheiden. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Spankeren en Soerensche Broek. Het beeldkwaliteitsplan vormt het toetsingskader voor de Welstandscommissie bij het toetsen van de bouwaanvragen.
Een nieuwe Welstandsnota 2012 is op 26 februari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Toeristisch recreatief ontwikkelingsplan
Voorzieningen voor toeristen in de vorm van verblijfsrecreatie passen binnen het gemeentelijke toeristische kader zoals in 2008 vastgelegd in het TROP.
In dat kader hebben Burgemeester en wethouders inmiddels ingestemd met het realiseren op deze locatie van een Rustpunt op deze locatie. Het initiatief Rustpunten op de Veluwe voorziet in het bieden van een plek aan recreanten om even op adem te komen. Daarvoor zijn minimaal een tafel en zitplaatsen aanwezig en zijn koffie/thee/ frisdrank en versnaperingen beschikbaar en kan men gebruik maken van een toilet.
Functieverandering
Op het verzoek om mee te werken aan een andere invulling van het agrarische perceel, is vóór de inwerkingtreding van het gemeentelijke beleid aangaande functieverandering beslist. Ten tijde van het vervaardigen van het voorontwerp- bestemmingsplan is het gemeentelijke functieveranderingbeleid door burgemeester en wethouders voor inspraak vrijgegeven.
Afhankelijk van de te onderscheiden karakteristiek van het landelijke gebied wordt een beleid voorgestaan. De functies die in onderhavig bestemmingsplan worden toe- gelaten (hergebruik als woning, recreatiewoningen, de ondersteunende toeristische activiteiten alsmede de pensionstalling/caravanstalling) passen binnen het beleid voor dit gebiedsdeel.
De nota Functieveranderingenbeleid is op 28 mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, het beleid van de gemeente en van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken.
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel wegverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. Aan de orde is het toelaten van een woning in de huidige deel van de boerderij waar deze geluidgevoelige functie voorheen niet was toegelaten, binnen de zone van wegen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.
De streefwaarde voor wegverkeer die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB. Voor deze locatie is de Kerkweg maatgevend.
Uit het akoestisch briefrapport van DGMR, gedateerd 12 december 2011, blijkt dat de 48 dB contour op 8 meter afstand van de wegverharding van de Kerkweg te liggen zodat het leggen van een woonbestemming mogelijk is.
Het onderzoek, dat is uitgevoerd op basis van de Wet geluidhinder zoals die gold voor 1 juli 2012 kan op basis van het overgangsrecht gebruikt worden tot 1 juli 2013, is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.
Gezien het gegeven dat onderhavige locatie een voormalig agrarisch bouwperceel is, is onderzocht of de noordzijde van het perceel, alwaar bedrijfsgebouwen worden gesloopt, de bodem is verontreinigd met asbest. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de briefrapporten van Bestvision Asbestconsultants gedateerd
20 september 2011 en van Lycens, gedateerd 28 maart 2012. Asbest is niet aangetroffen. De rapporten zijn opgenomen als bijlage bij de toelichting.
Voor de recreatiewoningen die toegelaten worden binnen de bestemming Recreatie zal in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem gevraagd worden. Op voorhand bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat sprake is van een bodemverontreiniging die de uitvoering van de bestemming verhinderd.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
In onderhavige situatie biedt de milieucontour die in de brochure wordt genoemd voor een manege wordt genoemd een eerste indicatie over de milieucontour die uit ruimtel- ijk oogpunt aan de orde is. Deze bedraagt 50 meter, waarbij geur het bepalende aspect is. Bij maneges worden voorts richtafstanden voor de aspecten stof en geluid genoemd. Deze afstanden bedragen 30 meter.
Omgeving
De in de nabije omgeving gelegen woningen Kappersweg 4 en Kerkweg 23, die in het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied een woonbestemming hebben, voldoen aan deze afstandsmaat. Zij staan op respectievelijk 51 en 59 meter van het bouwvlak waarbinnen een pensionstal wordt toegelaten. Onderhavig bestemmingsplan heeft derhalve voor deze woningen geen gevolgen.
Activiteiten in de omgeving kunnen ook invloed hebben op onderhavig plangebied. De bedrijven gelegen aan het Apeldoorns kanaal zijn voor het milieuzonering niet relevant. De meest nabij gelegen agrische bedrijven liggen op een afstand van ongeveer 200 meter zodat ook zij geen gevolgen met zich brengen ten aanzien van het leggen van de bestemmingen Wonen en Recreatie in het plan.
Erf
Op het perceel zelf wordt in de functie wonen voorzien. Indien geen pensionstal wordt geëxploiteerd, maar een caravanstalling, bestaat geen aanleiding om het aspect milieuzonering nader te beschouwen.
Wordt wel invulling gegeven aan deze mogelijkheid dan is bij de pensionstal een bedrijfswoning voor de exploitant toegelaten in de voormalig boerderij. De bewoner van die woning geniet dan geen bescherming tegen overlast van zijn bedrijfs- activiteiten.
Toegelaten wordt de komst van maximaal 24 paarden in de te behouden voormalige ligboxenstal. Een aantal dat is afgestemd op de omvang van de parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein. Het beëindigde bedrijf beschikt sinds 2002 over een milieuvergunning voor 42 melkkoeien en 28 stuks jongvee. Hieruit volgt al dat deze ontwikkeling voorziet in een vermindering van de geurbelasting en ammoniakuitstoot. Desondanks is het goed de toegelaten pensionstal nader te beschouwen voor de toegelaten recreatiewoningen en de woning.
- recreatiewoningen
Op ongeveer 32 meter van het bouwvlak voor de pensionstal zijn recreatiewoningen toegelaten. Voor het aspect geur wordt overwogen dat recreanten juist bewust kiezen voor een dergelijke setting om het landleven te ervaren en daarmee ook voor de lasten (geur) van een dergelijke vakantie.
- voormalige bedrijfswoning
Op een afstand van ongeveer 8,5 meter van het bouwvlak voor de pensionstal staat de voormalige boerderij. De voormalige vergunninghouder blijft in de woning wonen en kiest nadrukkelijk voor een woonbestemming en het toelaten van pensionpaarden op het erf. Voor de aspecten stof en geluid wordt nogmaals overwogen dat in onderhavig geval sprake is van slechts een stal. Het rijden zal geschieden aan de andere zijde van dat gebouw in de paardenbak. Gezien ook het vorige gebruik van deze stal, wordt in deze concrete situatie aan de richtafstand die als uitgangspunt is genomen, voorbij gegaan. Voor het aspect geur wordt eveneens gewezen op de geurvermindering en de bewuste keuze van de eigenaar voor een pensionstal.
Conclusie milieuzonering
Gezien het vorenstaande en overwegende dat de locatie is gelegen in het landelijke gebied, het plan voorziet in een algehele milieuwinst, wordt in de ligging van de (bedrijfs)woning zijn in de voormalige boerderij en de recreatiewoningen op het erf geen aanleiding gevonden om uit ruimtelijk oogpunt ten aanzien van de ontwikkeling beperkingen op te leggen.
Daarnaast wordt hier, los van milieuzonering, in het kader van een goede ruimtelijke ordening gezien de afstand op het erf, tenslotte nog volledigheidshalve opgemerkt dat in onderhavig bestemmingsplan het houden van een beperkt aantal paarden wordt toegelaten. Voor zover sprake is van mogelijke gezondheidrisico's bij het wonen binnen een bepaalde afstand van (intensief gehouden) landbouwhuisdieren, is dit aspect hier niet aan de orde.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer (Wm) kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van bestemmingsplannen) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, moet het bestuursorgaan zich ervan vergewissen dat sprake is van één van de gevallen zoals bedoeld in artikel 5.16 Wm.
In het Besluit niet in betekende mate bijdragen laatstelijk gewijzigd op 7 juni 2012, is dit verder uitgewerkt. Bij ministeriële regeling, de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling NIBM), zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.
Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig te toetsen aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen luchtkwaliteitsonderzoek meer nodig zijn.
Dit bestemmingsplan voorziet in een beperkte ontwikkeling. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.
Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.
Voor transportassen zijn regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer
gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid
buisleiding (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan.
Onderhavig plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van de hiervoor genoemde bronnen zodat het aspect externe veiligheid in onderhavige procedure niet verder beoordeeld behoeft te worden.
Verkeersbewegingen
Toegelaten wordt ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf een extra woning en twee recreatiewoningen. Daarnaast wordt het stallen van een gelimiteerd aantal paarden mogelijk gemaakt. Dat gebouw mag ook worden gebruikt voor het stallen van caravans. De omvang van de nieuwe activiteiten is zodanig dat de verkeersafwikkeling en de verkeersintensiteit op Kerkweg niet negatief beïnvloed zullen worden.
Parkeren
Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. In het erfinrichtingsplan wordt het parkeren gesitueerd bij de pensionstal en bij de recreatie- woningen. Voorts is voorzien in inpandige parkeergelegenheid voor de woningen.
Op basis van de maximale mogelijkheden op het perceel heeft een voorlopige toets plaatsgevonden. De parkeernorm voor een paardenbox bedraagt een 0,5 parkeer- plaats per box. Uit de omvang van het terrein naast de pensionstal waarop de parkeerplaatsen zijn geprojecteerd, volgt dat ten hoogste 24 paardenboxen kunnen worden gerealiseerd. Verzoeker verwacht overigens minder boxen in het bestaande gebouw te kunnen realiseren.
Het bijbehorende terrein is voorts voldoende groot om de totale parkeerbehoefte te kunnen opvangen. In het kader van het uiteindelijke bouwplan vindt een finale toetsing plaats op het aspect parkeren.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door het schone hemelwater (regen) dat op verhardingen valt, zoals bijvoorbeeld de wegen en daken, niet aan te sluiten op -of af te koppelen van- de riolering voor huishoudelijk afvalwater.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen.
Waterkaders
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De richtlijn beoogt een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bewerkstelligen.
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt Anders omgaan met water vastgesteld. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies.
Per 1 januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken van kracht en daarin is vastgelegd dat primair de eigenaar verantwoordelijk is voor de verwerking van hemelwater dat op zijn perceel valt.
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 22 december 2009 in werking getreden.
Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2009 tot en met 2013.
Algemene beschrijving van het watersysteem
Het plangebied ligt tegen de stuwwallen van de Veluwe. De bodem van dit stuwwallengebied bestaat uit matig grof tot grof zand en grind, met plaatselijk klei- of keileemlagen en aan de randen overgaand in dekzanden.
Aan de randen van de Veluwe kunnen boven grotere aaneengesloten slecht doorlatende lagen schijngrondwaterspiegels ontstaan, waarvan het water niet in direct contact staat met het eigenlijke grondwater.
Het Apeldoorns Kanaal is een gegraven watergang en bij Dieren opgeleid. Het Apeldoorns Kanaal ligt met zijn noord-zuid richting, loodrecht op het zwak hellende gebied tussen het Veluwemassief en de oostelijk gelegen IJsselvallei.
Relevante waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied
Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen.
In paragraaf 2.2 is de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geschetst. Het realiseren van watergangen is niet aan de orde. In dit plan worden infiltratievoorzieningen toegestaan voor het bergen van hemelwater.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn. In die gevallen dient te worden aangetoond dat er geen negatieve of verstorende gevolgen zijn te verwachten voor het watersysteem. Voor het plangebied is geen afzonderlijk geohydrologisch onderzoek gedaan. Uitgegaan is van de bekende gegevens zoals die zijn geïnventariseerd in de recente actualisatieplannen Landelijke gebied en Bedrijventerrein Kanaalzone.
Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.
waterhuishoudkundig aspect | relevant | omschrijving | |
1 | Veiligheid | Nee | In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn Grote Rivieren is niet aan de orde. |
2 | Wateroverlast (oppervlaktewater) |
Nee | Er is geen toename van verhard oppervlak. In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes. |
3 | Riolering | Ja | Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren). |
4 | Watervoorziening | Nee | Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning. Het plangebied ligt niet in een regionaal waterbergingsgebied. |
5 | Volksgezondheid | Nee | Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In het plangebied bevinden zich geen riooloverstorten. |
6 | Bodemdaling | Nee | In het plangebied gaat het hoofdzakelijk om zandige ondergrond. |
7 | Grondwateroverlast | Ja | In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden. |
8 | Oppervlaktewater-kwaliteit | Nee | In de omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
9 | Grondwaterkwaliteit | Nee | Het plan ligt niet in een beschermingsgebied voor drinkwaterwinning of een infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied. |
10 | Verdroging | Nee | Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. In de omgeving is geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd. |
11 | Natte natuur | Nee | Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren. Het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur. |
12 | Inrichting en beheer | Nee | Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap. |
Ad 3 Riolering
In het plangebied moet een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. Ten opzichte van het huidige gebruik van het plangebied wordt geen toename van afvalwater / droogweerafvoer (dwa) verwacht.
Het huishoudelijke afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd via een (dwa) persriolering naar het rioolstelsel van Spankeren. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren.
Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door het hemelwater niet af te voeren via de (dwa-)riolering. Met hemelwater moet worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (waarbij de volgorde vasthouden, bergen, afvoeren wordt gehanteerd). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. Hemelwater kan infiltreren in de bodem.
Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via de (dwa) persriolering. Het streven is om ook het hemelwater niet af te voeren via de (dwa) persriolering.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan. Onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen. Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.
Ad 7 Grondwateroverlast
In het plangebied is mogelijk sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Hierdoor kunnen schijngrondwaterstanden aanwezig zijn. In de ondergrond / laaggelegen gebieden kan kwel optreden.
Conclusie
De uitkomsten in voorgaande tabel geven geen aanleiding om medewerking aan het plan te onthouden.
Opgemerkt wordt dat inmiddels het Bouwbesluit bij nieuwbouw verplicht tot het op eigen terrein bergen van hemelwater, tenzij dit niet mogelijk blijkt te zijn.
Net zoals in de huidige situatie wordt straks het overtollige hemelwater op het perceel opgevangen en afgevoerd naar een voormalige sloot in de noordoost hoek van het perceel alwaar zich een zinkput met een overloop bevindt. Voorts is een -nog te vergroten- poel aangelegd waarin hemelwater kan worden opgevangen. In de nieuwe situatie is voorts minder bebouwing en verharding aanwezig.
Geconcludeerd wordt dan ook dat dit aspect geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Het pand is evenmin aangewezen als beschermd monument.
Wel is namens de Commissie Cultuurhistorie op 18 juni 2013 vastgesteld dat de boerderij karakteristiek is.
Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologie- vriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld.
De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.
In het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied is reeds vastgesteld dat onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft op een archeologisch waardevol gebied. Om die reden is in dat bestemmingsplan een verplichting opgenomen van een aanleg- vergunning (thans: omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden.
In 2005 is door RAAP grootschalig booronderzoek gedaan naar de aanwezigheid van archeologische relicten op de Spankerense Enk. Gezien de resultaten van dat onderzoek staat de locatie als vindplaats te boek. Hier is materiaal uit de nieuwe steentijd-ijzertijd en de late middeleeuwen te verwachten. Op 30 centimeter beneden het huidige maaiveld bevindt zich een esdek, met op 50 tot 70 centimeter beneden maaiveld een oude akkerlaag/leeflaag. Om die reden beveelt de opsteller van dat rapport, het bureau RAAP, aan om bodemingrepen ruim boven het niveau van de esdekken te laten plaatsvinden. Aangezien de locatie onderdeel uitmaakt van een zone met een hoge vondstdichtheid, dient het bestemmingsplan bepalingen te bevatten omtrent het aspect archeologie. In overleg met de regioarcheologen uiteindelijk ervoor gekozen om niet bij de voorbereiding van onderhavig bestemmings- plan vervolgonderzoeken te vragen maar is vastgelegd dat voorafgaande aan de uitvoering van werkzaamheden een sleuvenonderzoek moet plaatsvinden.
De uitvoering van de landschappelijke compensatie in de vorm van een houtsingel en een bomenrij is omgevingsvergunningplichtig om hieraan de verplichting van een archeologisch sleuvenonderzoek te kunnen koppelen. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek is het mogelijk om zo nodig een afweging te maken tussen het belang van het behoud van de archeologische waarden en het belang van het realiseren van de landschappelijke inpassing.
Het plangebied bevindt zich niet in een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de ecologische hoofdstructuur of in natuurgebieden.
Van gemeentewege is, na het overleggen van het conceptonderzoek, ter plaatse een schouw verricht. De opmerkingen over het conceptonderzoek zijn nagenoeg verwerkt in onderzoek Onderzoek effecten op natuurwaarden Verbouwing en functiewijziging Het Loo, Kerkweg 25 Spankeren, gedateerd 19 december 2012. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Het volgende wordt geconcludeerd.
Gebiedsbescherming
- Natura 2000
De afstand tot het Natura 2000-gebied Veluwe bedraagt circa 1.150 meter. Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel ligt circa 1.250 meter van het plangebied. Het paardenpension kan een negatief effect hebben op de te beschermen waarden in de Natura 2000-gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel in verband met de uitstoot van ammoniak. Ten opzichte van de situatie met een melkveebedrijf is echter sprake van een afnamen van de stikstofdepositie. Voor de realisatie van het paardenpension is mogelijk een vergunning of verklaring van geen bedenkingen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Verzoeker heeft naar aanleiding hiervan informatie ingewonnen bij de provincie.
- Ecologische hoofdstructuur
Het plangebied ligt niet in de EHS. De afstand tot EHS-natuur is circa 365 meter en tot EHS-verweving circa 620 meter. Effecten op de kernkwaliteiten en de omgevings- condities van de ecologische hoofdstructuur zijn niet te verwachten.
Soortenbescherming
- flora
Er zijn geen beschermde planten aangetroffen. Gelet op het gebruik van het terrein zijn beschermde planten ook niet te verwachten.
- zoogdieren
In de omgeving zijn algemeen voorkomende soorten als ree, vos, konijn, haas, vos, egel en verschillende soorten muizen te verwachten. Ook is het mogelijk dat de eekhoorn of das incidenteel het terrein bezoeken. Er zijn geen vaste rust- en verblijf- plaatsen van deze soorten aangetroffen. De functieverandering heeft naar verwachting geen negatief effect op deze soorten.
- amfibieën en reptielen
Op het terrein is een poel aanwezig. Algemene soorten als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad zouden kunnen voorkomen. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.
- vogels
Er zijn mussen, koolmezen, pimpelmezen, merels, roodborstjes, zwarte kraaien, eksters en boerenzwaluw aangetroffen. Van deze soorten is alleen het nest van de mus jaarrond beschermd. In de schuren zijn geen nesten van mussen aangetroffen. Waarschijnlijk nestelen mussen onder de dakpannen van de bestaande boerderij welke niet gesloopt wordt.
- libellen en dagvlinders
De locatie vormt geen geschikt leefgebied voor beschermde libellen en dagvlinders.
- vissen
Er is geen geschikt biotoop voor beschermde vissoorten aanwezig.
- vleermuizen
In de schuren zijn spleten aangetroffen waarin vleermuizen zouden kunnen verblijven. Spinnenwebben in de spleten geven aan dat deze niet gebruikt worden. Nader onderzoek kan achterwege blijven omdat uit voorzorg, voordat de schuren gesloopt worden, in overleg met de gemeente vleermuiskasten worden opgehangen. De plannen hebben geen invloed op vliegroutes van vleermuizen.
Inmiddels zijn aan de noordzijde van de voormalige ligboxenstal en van de boerderij vleermuiskasten geplaatst.
De nu aanwezige bebouwing en omliggende inrichting is van geen bijzondere waarde waardoor geen ontheffingen noodzakelijk zijn in het kader van de Flora- en faunawet. Bij sloop van de bebouwing en de herinrichting dient wel te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de flora- en faunawetgeving.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiks- mogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.
In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Uit de daarbij behorende regels kan worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd voor de actualisatie van de bestemmingsplannen en daarmee van de systematiek van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De strekking van hetgeen in het thans voorliggende digitale plan wordt geregeld, sluit wel aan bij de werkwijze die voorheen werd gehanteerd.
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.
Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.
De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak.
In onderhavig bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gelegd.
Agrarisch met waarden
Gemengd
Groen
Recreatie
Wonen
Waarde - Archeologisch aandachtsgebied
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
De regels zijn afgeleid van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Toegespitst op onderhavig plan wordt hier het volgende opgemerkt.
Agrarisch met waarden
Gemengd
Groen
Recreatie
Wonen
Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels en de regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen.
De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
Afwijking goot- en bouwhoogte
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan geeft ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/functies, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening. Waarbij de (onafhankelijke) Welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de gemeente draagt niet de kosten van een ontwikkeling in onderhavig plangebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade.
Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.
Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen waarbij het provinciale belang is betrokken voor vooroverleg worden aangeboden aan gedeputeerde staten.
Aangezien het bestemmingsplan een functieverandering van een agrarisch bouwperceel ten doel heeft en het plangebied is gelegen in Waardevol landschap binnen Nationaal landschap, is in het kader van het vooroverleg advies gevraagd aan de provincie. Uit de reactie d.d. 23 mei 2013 blijkt dat de provinciale afdelingen van mening zijn dat het regionale functieveranderingsbeleid niet goed is verwerkt omdat minder dan 50% van de bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, en dat in bestemming Wonen ten onrechte de uitvoering van het landschappelijke inpassingsplan niet is vastgelegd. De reactie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Bij beschouwing van de provinciale reactie wordt het volgende geconstateerd.
In de toelichting is verwoord dat 700 m² wordt gesloopt en dat de boerderij (224 m²) en 2 bedrijfsgebouwen (759 m²), blijven staan. In de boerderij komt een extra (dienst)woning. In het ene bedrijfsgebouw komt een stalling, in het andere bedrijfsgebouw worden twee bergruimten voor die woningen en een recreatiewoning toegelaten. Voorts wordt ter plaatse van de gesloopte bedrijfsgebouwen een recreatiewoning toegelaten tot 72 m².
Het regionale uitgangspunt bij functieverandering is conform het streekplan, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijkomende gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende gebouwen te slopen. Bij woon/werk-combinaties geldt dezelfde benadering als voor functieverandering naar wonen, zo ook het uitgangspunt dat 50% van de bedrijfsbebouwing excl. de bedrijfswoning wordt gesloopt dan wel verevening op een andere wijze plaatsvindt.
In de beleidsnota worden in hoofdstuk 2.2.2 andere vormen van verevening genoemd zoals de verkleining van het bouwvlak, het hergebruik van karakteristieke bebouwing, natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing en de aanleg van recreatieve voorzieningen. De hieronder vermelde maatregelen dienen tevens ter compensatie van de het grotere bedrijfsoppervlakte dan 500 m² die ontstaat na uitvoering van het plan.
Ten opzichte van het agrarisch bouwvlak zijn de nieuwe bouwvlakken, vooral door het vervallen van de bouwmogelijkheden aan de oostkant, de zijde van de openbare weg, 8.665 m² kleiner en ontstaat een compacte bebouwing.
De boerderij, waarover op 18 juni 2013 namens de onafhankelijke Commissie Cultuurhistorie is geconcludeerd dat deze karakteristiek, is blijft staan en wordt gesplitst ten behoeve van de bewoning door twee huishoudens.
Voorts vindt een landschappelijke inpassing plaats door het verplaatsen van de paardenrijbak en de longeercirkel naar een locatie die vanaf de openbare weg minder zichtbaar is. Daarnaast is voorzien in het planten van een singel (425 + 680 m²), een bomenrij (226 m1) en een haag (70 m1) voordat functieveranderingen mogen worden geëffectueerd. Deze maatregelen zijn eveneens van belang in het kader van een goede landschappelijke inpassing in waardevol landschap volgens de 'ja-mits'- benadering van de RVG.
Ten slotte wordt de recreatieve functie versterkt door het mogelijk maken van 2 recreatiewoningen en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, een en ander zoals gewenst door de stichting Rustpunten op de Veluwe die zich richt op het voorhanden zijn van voorzieningen voor wandelaars en fietsers. Het plangebied is gelegen nabij de Bockhorstweg die in het Regionaal Plan 2005-2020 is aangewezen als 'met prioriteit te ontwikkelen recreatief kernnetwerk' en nabij de Kappersweg die is aangeduid als 'ontwikkelen regionaal wandel- en fietsnetwerk'.
Met vorenstaande maatregelen wordt naar ons inzicht op een goede wijze maatwerk is geboden in deze specifieke situatie waarbij de andere kwaliteitsbijdragen dan sloop, zorgen voor een totale kwaliteitsbijdrage die proportioneel is.
De in het bijgebouw aanwezige recreatiewoning wordt in dit bestemmingsplan voor het eerst als zodanig bestemd.
In de regels is bij de bestemming Wonen de voorwaardelijke bepaling bewust achterwege gelaten. Het instrument voorwaardelijke bepaling ziet immers toe op het realiseren van een verplichting voordat een activiteit mag worden uitgevoerd. In casus wordt het pand al feitelijk en legaal bewoond.
Het opnemen van een bepaling in die zin dat sprake is van een strijdig gebruik totdat maatregelen zijn gerealiseerd, biedt evenmin soelaas.
Wel wordt in de regels in de bestemmingsomschrijving van Wonen opgenomen dat de inrichtingsmaatregelen op het erf zelf, aanleg kikkerpoel en aanplant bomen, - zoals opgenomen in het inpassingsplan- toegelaten zijn.
Voor zover nodig is het vorenstaande ter verduidelijking in de betreffende paragrafen van de toelichting verwerkt. Het bepaalde in artikel 7.1 onder e is aangevuld door de erfinrichtingsmaatregelen zoals opgenomen in het inpassingsplan expliciet toe te laten.
Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorts alleen vooroverleg gepleegd met het waterschap Vallei en Veluwe. Uit de reactie van het waterschap ingekomen bij e-mail van 13 mei 2013 blijkt dat het waterschap geen op- of aanmerkingen heeft ten aanzien van het plan. De reactie is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Gezien de aard van het plan is geen aanleiding gevonden om onverplicht inspraak te geven.
De vooraankondiging is op 13 februari 2013 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan-huis blad. De vooraankondiging is tevens geplaatst op de website van de gemeente.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 27 juni 2013 tot en met 7 augustus 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is op 26 juni 2013 bekendgemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.
Gelet op de vakantieperiode is in de Regiobode en op de gemeentelijke website op 24 juli 2013 een herinneringspublicatie geplaatst.
Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis en in het gemeentelijk informatiecentrum te Dieren.
In de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.