direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPLG17-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPLG17-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 agrarisch gebruik

het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden of fokken van dieren;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast

het bieden van kortstondig toeristisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.9 bedrijfswoning

een woning bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die ter plaatse een bedrijf uitoefent in de vorm van een pensionstal;

1.10 beroep aan huis

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning dan wel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.11 beschermd dorpsgezicht

een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.21 bijzondere woonvorm

een woonvorm die bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; hiervoor kunnen afzonderlijke ruimten ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;

1.22 cultuurhistorische waarde

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het sloten patroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarde worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten;

1.23 daghoreca

een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;

1.24 deskundig archeoloog

een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet 1988 gestelde kwalificaties en eisen dan wel een gecertificeerde archeologische instantie of gecertificeerd bedrijf;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;

1.27 extensief recreatief medegebruik

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op de natuur- en landschaps- beleving, zoals wandelen en fietsen waarvoor beperkte voorzieningen, zoals zitbanken, picknicktafels, bewegwijzering en waarbij het aanbieden van koffie, thee en versnaperingen en dergelijke, tegen een vrijwillige bijdrage alsmede van een toiletruimte zijn toegelaten;

1.28 evenement

periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een (ruil)beurs, concert, jaarmarkt, kermis, circus, taptoe, sportmanifestatie, (buurt)feest;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;

1.32 inpassingsplan

de omschrijving van de landschappelijke inpassing van het plangebied zoals opgenomen in bijlage 1 en bijlage 2 bij de regels van dit plan;

1.33 jongerenontmoetingsplek

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.34 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;

1.35 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.36 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.38 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.39 pensionstal

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden; hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden;

1.40 peil

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.41 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.42 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om door een huishouden, of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar recreatief te worden bewoond;

1.43 rijbak

een terrein voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem geschikt voor het trainen en/of africhten van paarden, al dan niet voorzien van hekwerken en verlichting;

1.44 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.45 straatmeubiliair

hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.46 voorste bouwgrens

elke naar de weg gekeerde bouwgrens;

1.47 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van een huishouden; een woonwagen wordt hieronder niet begrepen;

1.48 woonwagen

een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.49 zakelijke dienstverlening

kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden alsmede de bestaande ontsluitingsweg;
  • b. het behoud van de cultuurhistorische waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in het visueel open karakter van het landschap en de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' is een rijbak en een longeercirkel toegelaten;
  • e. de landschappelijke inpassing overeenkomstig het bij deze regels behorende Inpassingsplan opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,3 meter bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' mag de bouwhoogte van een afrastering niet meer dan 1,4 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' zijn maximaal 4 verlichtingsmasten toegelaten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te (laten) gebruiken in strijd met het Inpassingsplan.
  • b. De rijbak en een longeercirkel mogen niet eerder worden gerealiseerd dan nadat uitvoering is gegeven aan het Inpassingsplan binnen deze bestemming (maatregel 6).
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de tot 'Agrarisch met Waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
  • b. Het is voorts verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van het Inpassingsplan;
    • 2. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het Inpassingsplan;
    • 3. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
    • 4. het scheuren van grasland;
    • 5. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van veevoedergewassen;
    • 6. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 7. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 8. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de in deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naastliggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
  • d. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met het Inpassingsplan.
  • e. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 2. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 4 Gemengd

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een pensionstal voor paarden;
  • b. een bedrijfswoning behorende bij de pensionstal;
  • c. het stallen van caravans;
  • d. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwater-infiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en andere bijbehorende voorzieningen zoals een mestplaat;
  • e. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 2,1 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5,3 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Gemengd - alleen bedrijfswoning toegelaten' mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5,9 m bedragen.
4.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor zover gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,25 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het aantal paarden dat wordt gehouden mag niet meer dan 24 bedragen.
  • b. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden buiten bouwvlak, dan wel onbebouwde gronden, te gebruiken voor het stallen van caravans en/of als opslagterrein behoudens voor de opslag van stalmest.
  • c. Een (te bouwen) pensionstal en/of bedrijfswoning en/of caravanstalling mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat uitvoering is gegeven aan het Inpassingsplan binnen de bestemming 'Groen' (maatregelen A, B en 5).
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.

4.5 Wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en ter plaatse van de bedrijfswoning een woning toelaten, waarbij geldt dat:

  • a. het gebruik als pensionstal niet (meer) plaatsvindt;
  • b. het bouwvlak de bestemming Wonen krijgt en de maatvoering gegeven in dit plan niet wijzigt.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de landschappelijke inpassing met groenvoorzieningen overeenkomstig het bij deze regels behorend Inpassingsplan in de vorm van:
    • 1. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'houtsingel' een 5 meter brede houtsingel (maatregelen A en 5 uit het Inpassingsplan), en
    • 2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bomenrij' uit een rij bomen (maatregel B uit het Inpassingsplan);
  • b. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer zijn dan 6 meter.
5.3 specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden te (laten) gebruiken in strijd met het bij deze regels behorende Inpassingsplan opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2.
  • b. De bomenrij mag op één plaats doorbroken worden tot een breedte nodig voor een doorgang voor landbouwvoertuigen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.
  • b. Het is verboden op de tot 'Groen' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van het Inpassingsplan;
    • 2. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het Inpassingsplan;
    • 3. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
    • 4. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 5. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
    • 7. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de in deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naastliggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
  • d. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met het Inpassingsplan.
  • e. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. het planten van houtgewas overeenkomstig het Inpassingsplan, mits de gronden daarvoor door burgemeester en wethouders zijn vrijgegeven op basis van de resultaten van een uitgevoerd sleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en zij hierover advies hebben ingewonnen bij een deskundig archeoloog;
    • 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    • 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken en andere bijbehorende voorzieningen.
  • c. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat per bouwvlak niet meer dan 1 recreatiewoning is toegelaten;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5,1 meter bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte.
6.2.2 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 1,3 meter bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Een (te bouwen) recreatiewoning mag niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat uitvoering is gegeven aan het Inpassingsplan binnen de bestemming 'Groen' (maatregelen A, B en 5).

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden

Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woning;
  • b. ter plaatse van het bouwvlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - alleen bijbehorende bouwwerken toegelaten' zijn slechts bijbehorende bouwwerken, overkappingen en overige bouwwerken toegelaten;
  • c. een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • d. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik;
  • e. de daarbij behorende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, boomgaarden, (kikker)poelen en waterpartijen, waaronder de erfinrichtingsmaatregelen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1 en Bijlage 2, alsmede hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en andere bijbehorende voorzieningen alsmede de bestaande erftoegangsweg;
  • f. het behoud van de cultuurhistorische waarde tot uitdrukking komend in de verwachte aanwezigheid van archeologische relicten.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. buiten de bouwvlakken zijn bijbehorende bouwwerken toegelaten met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5,9 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - alleen bijbehorende bouwwerken' mag de goothoogte niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6,3 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - overkapping toegelaten' is een overkapping toegelaten met een goothoogte van niet meer dan 4 meter en een maximale bouwhoogte van niet meer dan 5,7 meter, waarbij de helling van het dakvlak in het verlengde dient te liggen van het aangrenzende dakvlak binnen het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - alleen bijbehorende bouwwerken toegelaten'.
7.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen voor zover gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,25 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat voor vlaggenmasten de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag zijn.
7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van ruimten binnen een woning dan wel een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning;
    • 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in voldoende extra parkeerplaatsen op het bijbehorende perceel;
    • 5. bedrijfsactiviteiten anders dan de uitoefening van een beroep aan huis zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis.
  • b. Behoudens het bepaalde onder a is het verboden bijbehorende bouwwerken, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder b om:

  • a. een beroep aan huis toe te laten dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de beroepen die wel zijn opgenomen in artikel 1.10 beroep aan huis en/of bedrijfsactiviteiten toe te laten die niet zijn genoemd in de Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen.
  • b. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de externe veiligheid.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden

Het is verboden op deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de werken uit te voeren zoals opgenomen in artikel 8 'Waarde - Archeologie'.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing binnen de bestemming 'Gemengd', 'Recreatie' of 'Wonen' gelden de volgende regels:

  • a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm beneden maaiveld, de aanvrager een rapport te overleggen gebaseerd op een proefsleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de deskundig archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  • c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden gelden de volgende regels:

  • a. Behoudens het onder b bepaalde, is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld, en binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Recreatie' en 'Wonen' over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld:
    • 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    • 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden dieper dan 30 cm beneden maaiveld, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnnen;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    • 5. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    • 6. het verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
    • 8. het slopen van gebouwen of een gedeelte daarvan;
    • 9. alsmede het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    • 10. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
  • b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor de onderstaande werken of werkzaamheden:
    • 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    • 2. die het normale onderhoud betreffen;
    • 3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
    • 4. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    • 5. die betrekking hebben op het slopen indien de verstoringsdiepte minder is dan 30 centimeter beneden maaiveld;
    • 6. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundig archeoloog.
  • c. De vergunning wordt niet verleend:
    • 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    • 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    • 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog over het door aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport, gebaseerd op een proefsleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Indien uit het onder c genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door uitvoeren van het werk of de werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de deskundig archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  • e. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden inmiddels in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder d bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.4 Wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Algemene regels
  • a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits, het bouwvlak dan wel de hoogtescheidingslijn met met niet meer dan 0,75 meter wordt overschreden;
    • 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    • 3. entreepartijen op de begane grond, voor zover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
  • c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen.
  • d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten: liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.
  • e. In afwijking van de gestelde maximale goot- of bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping is een hogere goot- en/of bouwhoogte toegelaten tot de bestaande hoogte(n) zoals die legaal aanwezig zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
10.2 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Wonen' zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van niet meer 3,5 meter en een bouwhoogte van niet meer dan 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 10 m².

10.3 Ondergronds bouwen
  • a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 is het ondergronds bouwen toegestaan voor:
    • 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, met dien verstande dat het ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan voor zover ter plekke tevens bovengronds bouwen is toegestaan;
    • 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voor zover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
  • b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  • c. Ondergronds gerealiseerde of te realiseren bouwwerken blijven bij de berekening van het toegestane bebouwde oppervlakte en het toegestane bebouwingspercentage buiten beschouwing, tenzij hierover in deze regels expliciet anders is bepaald.
  • d. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van niet meer dan 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig en niet strijdig gebruik
  • a. Als strijdig met de bestemming of het plan wordt in elk geval aangemerkt het (doen of laten) gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
    • 1. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
    • 2. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen, anders dan bedoeld voor de inpandige stalling van caravans binnen de bestemming 'Gemengd';
    • 3. het permanent bewonen van een recreatiewoning.
  • b. Als niet strijdig met de bestemming of het plan wordt aangemerkt:
    • 1. het (doen of laten) gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties indien en voor zover daarvoor ingevolge van een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 1 meter mag bedragen.
  • b. de omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien het bouwen in strijd is met het bij deze regels behorende Inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%.

13.1.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Uitzondering

Het bepaalde onder 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2.4 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld onder 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, locatie Kerkweg 25 Spankeren'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2013