direct naar inhoud van 4.7 Ecologie
Plan: Landelijk Gebied, locatie Priesnitzlaan 10 en 23
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPLG14-VA01

4.7 Ecologie

Het plangebied bevindt zich in een speciale beschermingszone als bedoeld in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en in het Nationaal Landschap Veluwe. Verder liggen ten westen van het plangebied Natura 2000-gebied Veluwe en Nationaal Park Veluwezoom. De begrenzing van de twee gebieden komen in grote lijn overeen.

Het plangebied wordt gevormd door een rationeel bedrijfsterrein dat grotendeels verhard is en een soortenarm, open graslandperceel. De natuurwaarde van het plangebied is laag. Ten gevolge van het plan zal de oppervlakte bebouwing afnemen, terwijl de oppervlakte groen toeneemt. Tevens zorgt het plan voor een versterking van van de landschapstructuur en een daling van de stikstofemissie. Op grond hiervan wordt een negatief effect op de EHS uitgesloten.

Soortbescherming ingevolge de Flora- en faunawet is wel van toepassing op het plangebied. Uit het verrichtte onderzoek Priesnitzlaan 23/Laag Soeren, van Bureau Bleijerveld, gedateerd 5 december 2011, blijkt dat er geen beschermde of bedreigde plantensoorten zijn aangetroffen. Dit onderzoek is als Bijlage 3 flora- en faunaonderzoek bij deze toelichting gevoegd.

Fauna

  • Wel is geconstateerd dat de ingrepen een negatief kan hebben op algemene zoogdieren van tabel 1. Voor soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling in geval van ruimtelijke ingrepen.
  • Daarnaast is het zeker dat in het plangebied algemene broedvogels zonder vaste nestplaats voorkomen onder meer in de gebouwen. Het verstoren van broedsels is verboden volgens de Flora- en Faunawet. Hiervoor is geen ontheffing mogelijk.
  • Van de vogels met een vaste broedplaats is de Huismus geconstateerd.
  • Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in de bebouwing is niet uit te sluiten. Effecten op foerageer- en vliegroutes zijn uitgesloten.
  • Een negatief effect op beschermde soorten van overige soortgroepen is uitgesloten.

Uit het onderzoek komt naar voren dat rekening dient te worden gehouden met broedvogels zonder en met jaarrond beschermde nestplaatsen. Dit betekent dat de sloop en het verwijderen van groen buiten het broedseizoen dienen te worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt van circa half maart tot hlaf juli. Latere en eerdere broedgevallen komen voor, bijvoorbeeld van Duiven en Huismus (zie natuurkalender van Ministerie EL&I). In de periode november - februari is de kans op broedsels nihil.

De vast verblijfplaasten dienen te worden gecompenseerd door voorzieningen te treffen in de nieuwbouw. De alternatieve broedgelegenheid moet beschikbaar zijn voordat de oorspronkelijke broedgelegenheid verdwijnt.

Om zekerheid te krijgen over verblijfplaatsen van vleermuizen is een aanvullend onderzoek noodzakelijk in de periode mei-september.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor uitvoer van dit bestemmingsplan.