Plan: | Landelijk Gebied, locatie Havikerwaard 8A |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0275.BPLG11-VA01 |
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.
De gemeenteraaad van Rheden heeft op 27 januari 2009 het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' vastgesteld. Gedeputeerde Staten (GS) hebben bij besluit van 11 september 2009 aan verschillende onderdelen van dit bestemmingsplan goedkeuring onthouden.
Eén van de onderdelen waaraan goedkeuring is onthouden, betreft het bouwvlak binnen de bestemming 'Niet agrarisch bedrijf' ter plaatse van het perceel Havikerwaard 8A te De Steeg, die uitbreiding van de ter plaatse gevestigde bedrijven Valewaard BV en IJsselbeton CV tot een maximale oppervlakte van gezamenlijk 4200 meter2 mogelijk maakte. Hieraan is door GS goedkeuring onthouden omdat niet kan worden uitgesloten dat de uitbreidingsruimte in strijd is met de Beleidslijn grote rivieren van Rijkswaterstaat. Deze onthouding van goedkeuring is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 22 december 2010 (200908372/1/R2) bevestigd.
Door de onthouding van goedkeuring aan het bouwvlak door GS hebben de ter plaatse gevestigde bedrijven geen enkele bouwmogelijkheid meer en komt een gezonde bedrijfsvoering in gevaar. Met dit bestemmingsplan krijgen de ter plaatse gevestigde bedrijven weer bouwmogelijkheden en ook ieder een eigen bestemmingsvlak en bouwvlak (in plaats van een gezamenlijk bestemmingsvlak en bouwvlak) zodat gedateerde verouderde bebouwing kan worden vervangen en de bedrijven de benodigde ontwikkelingsmogelijkheden krijgen. De nieuwe bouwmogelijkheden zijn in overeenstemming met de Beleidslijn grote rivieren, c.q. de opvolger daarvan SV I&R en Barro.
Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan een steiger die al jaren aan de linkeroever van de IJssel ligt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Deze steiger dient als verbinding tussen de oever en een door Rijkswaterstaat vergunde ponton die gebruikt wordt voor het laden en lossen van onderdelen en het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan vaartuigen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
Het plangebied is gelegen in de landelijke zone rondom Rheden/de Steeg. Het plangebied maakt onderdeel uit van de Havikerwaard dat samen met de Beimerwaard en Fraterwaard de Rhedense IJsselvallei vormt. De IJsselvallei wordt gekenmerkt door het open agrarische karakter en door de IJssel, IJsselstrangen en waterpartijen. Het plangebied is zuidelijk aan de rivierzijde van de IJssel gelegen en vormt met haar bedrijvigheid een uitzondering op dit karakter. Het plangebied wordt vrijwel geheel omgeven door water. Aan de zuidzijde is dit de rivier de IJssel, aan de de overige zijden door een grote plas die ontstaan is ten gevolge van de zandwinning. De weg Havikerwaard ontsluit het plangebied en verbindt deze met de omliggende gebieden
De locatie is op de volgende kaart met een cirkel aangegeven.
Voor onderhavig plangebied geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld, 11 september 2009 gedeeltelijk door GS is goedgekeurd en bij besluit van 22 december 2010 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk is geworden. Het plangebied heeft hierin de bestemmingen 'Niet Agrarisch Bedrijf', 'Water' en 'Agrarisch'. Bovendien is aan het plangebied ook de dubbelbestemming 'Waterstaatsdoeleinden' toegekend. Tot slot maakt het plangebied onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein Havikerwaard en de daarbij behorende geluidszone. Door GS is aan het bouwvlak van de bestemming 'Niet Agrarisch Bedrijf' goedkeuring onthouden en dit is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd. Hierdoor heeft het bedrijf dat in het plangebied gevestigd is geen bouwmogelijkheden meer. Binnen de bestemming 'Agrarisch' gelden er beperkte bouwmogelijkheden.
De wens om de gedateerde en veroudere bebouwing van het ter plaatse gevestigde bedrijven te vervangen en een steiger mogelijk te maken is strijdig met de geldende bestemming.
Op een deel van het kadastrale perceel DRN00_T665, dat in eigendom is van Beleggingsmaatschappij Bingerden B.V., zijn de bedrijven Valewaard BV en IJsselbeton CV gevestigd. Valewaard BV is gespecialiseerd in winning en verwerking van zand en grind. IJsselbeton CV is gespecialiseerd in de productie van betonwaren. Het betreft twee afzonderlijke bedrijven met een eigen bedrijfsvoering en logistiek. Het enige verband tussen de bedrijven is dat IJsselbeton CV een deel van de voor de betonproductie benodigde grondstoffen afneemt bij Valewaard BV.
De huidige bebouwing op het terrein bestaat uit onder andere een kantoor, bedrijfswoning, werkplaats, productiehal, kantine, commandotoren en omvat 3.192 m2 aan bebouwing. IJsselbeton CV heeft in het verleden de betonactiviteiten op het perceel van Rheden Beton overgenomen. Valewaard BV en IJsselbeton CV willen nu het terrein gezamenlijk opruimen en moderniseren door het slopen en verwijderen van oude en gedateerde gebouwen. Daarbij richt IJsselbeton zich primair op de optimalisatie en vernieuwing van de bestaande productielijn voor betonproducten en richt Valewaard zich vooral op het uitbreiden van de bedrijfsvoering om voor de komende 10 tot 15 jaar op de locatie de huidige bedrijfsvoering te kunnen intensiveren en daarmee extra capaciteit te creëren om de aansturing en uitvoering van de herinrichting Havikerwaard te realiseren.
Gedurende de planprocedure Bestemmingsplan Landelijk Gebied is door de bedrijven gezamenlijk bepaald dat een totale omvang aan bedrijfsbebouwing van 4.200 m2 noodzakelijk is, zodat beide bedrijven zich voldoende kunnen ontwikkelen. De gemeente heeft de argumenten voor deze ontwikkelingen getoetst en geconstateerd dat deze in beginsel planologisch en ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Aldus was daarvoor ook een regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
De noodzaak van ontwikkeling is inmiddels niet wezenlijk veranderd. Eerder moet geconstateerd worden dat de plannen voor herinrichting van de Havikerwaard in een dusdanig ver gevorderd stadium zijn, dat Valewaard BV daarvoor op korte termijn mee moet kunnen groeien. Met de in het Bestemmingsplan Landelijk Gebied gekozen wijze van bestemmen kan deze ruimte niet worden geboden, omdat over de volledige bouwbepalingen het regime wordt toegepast uit de BGR voor niet-watergebonden bedrijven. Planologische is er evenwel een aanleiding om de bedrijven ieder een eigen bedrijfsbestemming en eigen bouwvlak toe te kennen, waarbij de bouwmogelijkheden per bedrijf worden gebaseerd op de BGR.
De betonproductenfabriek IJsselbeton CV blijft daarbij een niet-watergebonden bedrijf met een uitbreidingsmogelijkheid van maximaal 10% aan gebouwen t.o.v. de bestaande omvang aan gebouwen.
Zand en grindbedrijf Valewaard BV kan als watergebonden bedrijfsvorm indien nodig een ruimere bouwmogelijkheid toegekend krijgen.
Voor de toelichting op de conclusie dat Valewaard BV riviergebonden is, wordt verwezen naar de “Toets BGR Valewaard”die als bijlage is toegevoegd. In de bijalge “BGR toets IJsselbeton CV” is aangegeven dat betreffend bedrijf niet riviergebonden is.
Aldus zijn voor de bedrijven de volgende regelingen uitgewerkt.
In onderstaande afbeelding is het voorstel opgenomen voor de wijze waarop het vigerende bestemmingsvlak voor de beide bedrijven wordt opgesplitst in een tweetal bestemmingsvlakken. Daarbij is voor IJsselbeton CV het met de blauwe lijn omkaderde deel van het bestemmingsvlak afgesplitst als apart bestemmingsvlak voor de betonproductenfabriek. Het overige deel krijgt daardoor eveneens een aparte bedrijfsbestemming , maar dan voor Valewaard BV. Hierbij wordt het bouwvlak voor gebouwen binnen de bedrijfsbestemmingen eveneens gesplitst, zonder de oorspronkelijke contour ervan aan te passen.
Op basis van voorgaande splitsing in twee bestemmingsvlakken en de feitelijke functies van de individuele gebouwen binnen de planlocatie, is bij de twee bedrijven bestaande bebouwing aanwezig zoals uitgesplitst in de volgende tabel. De gebouwen van Valewaard en IJsselbeton staan momenteel op een gezamenlijk terrein, zo ontstaan door gefaseerde groei in het verleden. Nu is de behoefte om een deel van de bebouwing te vervangen en een deel uit te breiden. Dit is het moment om per bedrijf de gebouwen en functies meer duidelijk te schikken.
In het kader van de BGR kunnen op basis van deze bestaande bebouwingsoppervlakten de volgende uitbreidingsmogelijkheden per bedrijf worden geboden:
De beoogde bedrijfsbebouwing in de nieuwe situatie is naar aard en omvang eveneens in navolgende tabel weergegeven.
Als gevolg van de noodzakelijke vervanging van bebouwing zal IJsselbeton een aantal gebouwen slopen, te weten de bedrijfswoning, werkplaats en de was- en tankplaats. Daar voor in de plaats zal een nieuwbouw worden gerealiseerd in het verlengde van de bestaande productiehal. Deze uitbreiding kent een maximale omvang van 975 m2, zodat na sloop en nieuwbouw conform de BGR per saldo sprake is van niet meer dan 10% meer bebouwing t.o.v. de bestaande situatie.
De uitbreiding en vervanging van bebouwing zal plaatsvinden door een zuidelijke uitbreiding aan de bestaande hal, zodat het bedrijf in de nieuwe situatie een meer compacte bebouwingsopzet zal hebben en bedrijfsonderdelen ook in één pand ondergebracht worden.
De nieuw te bouwen hal voor Valewaard BV met een oppervlak van ca 750 m2 op de locatie Havikerwaard 8A is van groot belang voor de voortgang van de zandwin- activiteiten van Valewaard BV. De hal zal voornamelijk gebruikt worden voor het onderhoud en de reparatie van de in de uitbreiding van het nieuwe project herinrichting Havikerwaard Zuid in te zetten zandzuiger en voorclasseerinstallatie met bijbehorende transportmiddelen en machines.
De zandzuiger en voorclasseerinstallatie komen van een andere locatie waar deze mogelijkheid tot reparatie en onderhoud aanwezig is. Deze mogelijkheid bestaat uit het wegslepen of duwen naar een in de regio gelegen scheepswerf waar de werkzaamheden in een hal plaatsvinden. Op de nieuwe locatie in de Havikerwaard is dit niet meer mogelijk omdat deze niet in verbinding staat met open vaarwater.
Hierdoor zal onderhoud en reparatie in het kader van de realisatie van de herinrichting Havikerwaard gedurende de aanlegfase vanuit Havikerwaard 8A gedaan moeten worden omdat de installaties zeer beperkt mobiel zijn. Onderhoud moet daarbij op de werklocatie verricht kunnen worden.
De grootte van deze winwerktuigen en de hoeveelheid drijvend materieel vragen om een hal van genoemde omvang, waarin deze werkzaamheden ten uitvoer kunnen worden gebracht. Daarnaast is het van groot belang dat kwetsbare en kostbare machineonderdelen inpandig opgeslagen kunnen worden, zodat ze op de werklocatie beschikbaar zijn voor vervanging en reparatie.
Tevens is het noodzakelijk om deze nieuw te bouwen hal te voorzien van een zware portaalkraan om de desbetreffende componenten te kunnen hanteren.
Alle benodigde inpandige bedrijfsruimte wordt aldus in één hal ondergebracht. Deze hal wordt voorzien ter plaatse van bestaande, te slopen bedrijfsbebouwing, zodat een zo hoog mogelijke bebouwingsconcentratie wordt gerealiseerd. Dit heeft als gevolg dat de spreiding van bebouwing over het terrein per saldo niet zal toenemen en de bebouwingsconcentratie beperkt blijft tot maximaal de contour van het bouwvlak zoals die ook in bestemmingsplan Landelijk Gebied is opgenomen.
Het rijdend laad- en losmateriaal (wiellader en hydraulische kraan) zal geen plek in de hal krijgen, waardoor de bouw van een shelter noodzakelijk is. Een shelter is echter een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat in aanvulling op de gebouwen mag worden gerealiseerd binnen de bestemming.
De totale bebouwingsomvang van de beide bedrijven zal aldus ongeveer 4.200 m2 beslaan, wat overeenkomstig de oppervlakte is zoals die door de gemeenteraad was opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied (2009).
De bestaande ontsluitingswijze, waarbij de twee bedrijven gebruik maken van één aansluiting op de weg, kan gehandhaafd blijven. Eventueel kan IJsselbeton in de toekomst via een eigen toegang uitwegen, binnen het voorgestelde bestemmingsvlak.
De gemeente en Rijkswaterstaat (per brief gedateerd 4 september 2012) hebben voorliggende opzet van het bestemminbgsplan getoetst aan de BGR en goedgekeurd.
Voorliggend voorstel is erop gericht om de gebruiks- en bouwmogelijkheden zoals de gemeente die bij de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied in 2009 voorstond, zo veel als mogelijk te laten herleven. Dit omdat de noodzaak van enige ontwikkelruimte voor de bedrijven weliswaar tot een minimum wordt beperkt, maar toch altijd nog leidt tot een bebouwingsmogelijkheid voor in totaal zo'n 4.200 m2 aan gebouwen. Om te voorkomen dat daarmee strijdigheid zou kunnen ontstaan met de BGR, is het noodzakelijk aan ieder bedrijf afzonderlijk een bedrijfsbestemming toe te kennen en daarbinnen ook per bedrijf de gebruiks- en bouwmogelijkheden te bepalen, afgestemd op de individuele bedrijfsprofielen en ontwikkelingsnoodzaak. De methode waarbij ieder bedrijf een eigen bedrijfsbestemming krijgt, wordt overigens regulier toegepast in het buitengebied van Rheden. Aldus leidt dit tot een gangbare wijze van bestemmen.
Om ook programmatisch en ruimtelijk zo veel als mogelijk de beleidsinvulling uit het vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied te blijven volgen, wordt als volgt invulling gegeven aan het bestemmingsplan Havikerwaard 8A:
Afweging
Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied 1975 had de locatie gelegen aan de Havikerwaard 8A bouwmogelijkheden tot 5.175m2. Doelstelling van het bestemmingsplan Landelijk Gebied was het actualiseren van het verouderde bestemmingsplan met behoud van planologische rechten. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009 was de bedrijven Valewaard BV en IJsselbeton CV een gezamenlijk bouwvlak met 4.200m2 aan toegestane bebouwing toegekend. Dit betekent een verkleining van de bestaande rechten. De reden hiervoor was dat een bouwvlak met een toegestane bebouwde oppervlakte van 4.200m2 tegemoet kwam aan de toekomstplannen van de bedrijven en dit ook beter te verantwoorden was met het oog op de natuurlijke waarden in de omgeving. Dit bouwvlak heeft de verdere bestemmingsplanprocedure na bezwaar van Rijkswaterstaat niet overleefd omdat niet kon worden uitgesloten dat de geboden uitbreidingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande bebouwing in strijd zijn met de Beleidslijn grote rivieren. Door de onthouding van goedkeuring aan het bouwvlak beschikken de bedrijven niet meer over bouwmogelijkheden en komt een gezonde bedrijfsvoering in gevaar.
Steiger
Rijkswaterstaat heeft op 8 dec. 2008 vergunning verleend voor een ponton aan de linkeroever van de IJssel nabij kmr 897.400. Het ponton is bedoeld voor laden en lossen van onderdelen en het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan zuigers en verwerkingspontons.
Om van het ponton op de wal te komen en vice verca wordt een steiger gemaakt van het ponton naar de wal. Vanwege het mogelijk verschil in waterstanden, wordt de steiger bevestigd aan het ponton en wordt op de wal een zogenaamde glij-oplegging gemaakt met een draglineschot of stalen brug.
De steiger is een mobiele constructie, die reeds jaren door het bedrijf wordt gebruikt om met zwaar materiaal aan boord te komen van de zandzuigers en verwerkingpontons. De steiger is circa 4 meter breed en circa 13 meter lang, met een verlengstuk van 6 meter, die met een scharnier bevestigd is. De steiger ten behoeve van de bereikbaarheid van het ponton wordt niet permanent geplaatst, maar slechts enkele malen per jaar gedurende enkele weken wanneer het noodzakelijke onderhoud aan zuigers en verwerkingspontons plaatsvindt. Nadat het onderhoud aan de zuigers en verwerkingspontons afgerond is, wordt de steiger weer verwijderd.
Op de wal wordt vanaf de steiger tot aan het asfalt, boven op de dijk, een halfverharding gemaakt met circa 20 cm puingranulaat.
De grond waarop de steiger enkele malen gedurende enkele weken per jaar geplaatst wordt, is in eigendom van het bedrijf Beleggingsmaatschappij Bingerden B.V. en is gelegen in de directe nabijheid van het bedrijf. De invloed op de omgeving is daarom nihil en de steiger is dan ook ruimtelijk aanvaardbaar.
Tot slot is niet uit onderzoek gebleken dat belemmeringen aanwezig zijn voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemmingen belemmeren. Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan de hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
Het Rijk wil dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komt te liggen. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Een leefbare en veilige samenleving vraagt om een goede milieukwaliteit, waterveiligheid en zoetwatervoorziening, bescherming van cultureel erfgoed, unieke natuurlijke waarden en locaties voor landsverdediging.
De kaart Oost Nederland laat de belangrijkste thema's, Nationale Belangen, zien ten aanzien van de provincie Gelderland. Hieruit blijkt dat voor de planlocatie twee thema's van belang zijn, te weten Waterveiligheid Rivierengebied en de EHS.
Het beleid met betrekking tot de waterveiligheid is opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De herijking van de EHS is vastgelegd in de provinciale Verordening Ruimte.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
Ten aanzien van het plangebied is het nationale belang Grote Rivieren relevant. Op basis van de kaart Grote Rivieren van het Barro ligt het plangebied zowel in rivierbed als het stroomvoerend rivierbed. In artikel 2.4 van het Barro is het beleid opgenomen ten aanzien van deze zones.
Rivierbed
In artikel 2.4.3 is het beleid opgenomen ten aanzien van het rivierbed. In het Barro is bepaald dat een bestemmingsplan in het rivierbed alleen nieuwe bestemmingen mag toestaan indien er sprake is van:
Hierbij dienen waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd te worden. Daarnaast dient in het bestemmingsplan te worden vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.
In voorliggend geval wordt er een bedrijfsbestemming gesplitst in twee afzonderlijke bedrijfsbestemmingen.
Het veilige en doelmatige gebruik van het oppervlaktewaterlichaam blijft gewaarborgd, want ten aanzien van het water vinden geen veranderingen plaats.
Het plan vormt geen belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier. De situering van bebouwing op hoogwatervrij terrein zal niet veranderen.
Het plan heeft geen effect op de waterstand en/of het bergend vermogen, want ten aanzien van het water en rivierbeheer vinden er geen ontwikkelingen plaats.
Het plan heeft geen effect op de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam.
Stroomvoerend rivierbed
In artikel 2.4.4 van het Barro is het beleid opgenomen ten aanzien van het stroomvoerend deel van het rivierbed.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed kan ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:
Conclusie
In voorliggend situatie wordt één bedrijfsbestemming voor 2 bestaande bedrijven opgesplitst, waarbij de vigerende bedrijfsbestemming vervalt.
Voor Valewaard BV geldt dat de wijzing ten dienste staat van de winning van oppervlaktedelfstoffen. Hiermee kan deze functie worden toegestaan op basis van het voorgaande artikel.
Ten aanzien van IJsselbeton CV geldt dat de Beleidslijn grote rivieren mogelijkheden voor een eenmalige ondergeschikte uitbreiding biedt. Artikel 3 van de Beleidslijn grote rivieren schept rechtstreeks mogelijkheden voor een eenmalige uitbreiding van 10% van de bestaande bebouwing. De achterliggende gedachte van deze bepaling is dat deze eenmalige uitbreidingsmogelijkheid overeenkomt met de bestaande praktijk voor bestemmingsplannen met een bouwbeperking zonder sanerende werking. Deze bepaling kan echter alleen gebruikt worden indien de bestaande bebouwing in 1997 al op de locatie aanwezig was. Dit is bij IJsselbeton CV het geval en in dit bestemmingsplan wordt gebruikt gemaakt van de eenmalige uitbreidingsmogelijkheid van 10% van de bestaande bebouwing.
Structuurvisie Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro.
De provincie beschrijft in de Structuurvisie 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft - in provinciaal perspectief - op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol.
Inmiddels heeft de provincie de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en is deze op 2 maart 2011 in werking getreden en op 27 juni 2012 gewijzigd. De RVG betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de 'juridische vertaling' van de structuurvisie.
Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.
Op de kaarten behorende bij de structuurvisie staat het bedrijfsterrein van van Valewaard BV aangegeven als Bebouwd Gebied 2000 en maakt daarmee onderdeel uit van het zogenaamde Multifunctioneel gebied. Het provinciaal planologisch beleid geeft aan dat op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing is gericht.
Het gebied om het bedrijfsterrein is aangegeven als EHS verweving binnen het groenblauwe raamwerk Hierbinnen wordt het plaatsen van een steiger ten behoeve van het onderhoud aan de zuigers en verwerkingspontons mogelijk gemaakt. Binnen de EHS geldt het nee-tenzij principe. Dit houdt in dat bestemmingsplanwijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reele alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. GS hebben daarom in mei 2006 de streekplanuitwerking: Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur vastgesteld. In deze streekplanuitwerking worden de wezenlijke kenmerken en waarden voor de Gelderse natuur beschreven per gebied. De locatie waar het plaatsen van een steiger mogelijk gemaakt wordt, valt binnen de IJsselvallei. Voor de IJsselvallei zijn de volgende kernkwaliteiten beschreven:
De grond waarop de steiger geplaats wordt is in de directe nabijheid van het bedrijf gelegen. De steiger past tevens binnen de functie die de haven nu reeds heeft. Het plaatsen van een steiger is dusdanig kleinschalig dat bovengenoemde wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast. Geconcludeerd kan worden dat de aard van het plan en de planologische mogelijkheden in dit bestemmingsplan niet dusdanig zijn dat er een mogelijke negatieve invloed te verwachten is op het omliggende gebied.
Provinciale Verordening Ruimte
In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen, en daarmee van uitwerkingsplannen. De Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Ten aanzien van de planlocatie zijn de aspecten Ecologische hoofdstructuur (EHS) en Waardevol landschap uit de RVG van belang.
Ecologische hoofdstructuur
Op basis van de kaarten, behorende bij de RVG, ligt de planlocatie niet in de EHS maar grenst de locatie wel aan de EHS-verweving.
In de RVG is in artikel 18.1 bepaald dat in een bestemmingsplan in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen mogen worden toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, zoals aangegeven in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur” en het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 significant worden aangetast.
In de voorgaande paragraaf is al aangetoond dat, vanwege de beperkte schaal van de ontwikkelingen in het EHS-verwevingsgebied, de kwaliteiten van het gebied niet significant aangetast worden. Uitgevoerd ecologisch onderzoek (zie hoofdstuk 4) bevestigd dit.
Waardevol landschap
Op basis van de kaarten, behorende bij de RVG, ligt de planlocatie in een waardevol landschap binnen een nationaal landschap.
In de RVG is in artikel 20.2 bepaald dat in een bestemmingsplan in gebieden binnen een nationaal landschap, met de aanduiding waardevol landschap, slechts bestemmingen kunnen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" behouden of versterken.
In de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" is de locatie opgenomen in de IJsseluiterwaarden (incl. Havikerwaard).
Dit Waardevolle landschap ligt gedeeltelijk binnen de globale begrenzing van het Nationaal landschap Veluwe. Het betreft de uiterwaarden ten noorden van de IJssel bij Rheden inclusief de Havikerwaard.
Het gebied vormt geen aaneengesloten geheel, omdat delen van de uiterwaarden, tot de provincie Overijssel behoren.
De kenmerken van het waardevolle landschap zijn:
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het splitsen van een bestemmingsvlak in twee separate bedrijfsbestemmingen en het slopen en realiseren van bebouwing. De ontwikkelingen vinden plaats op het bestaande bedrijfsterrein, waardoor de ontwikkelingen geen nadelige invloed hebben op de meanderende rivier en/of het microreliëf .
Het plan voorziet niet in bebouwing in de uiterwaarden, waardoor de openheid gewaarborgd blijft. De bouwhoogte van toe te voegen bebouwing is lager dan reeds aanwezige bebouwing en de goede landschappelijke inpassing aan de randen blijft volledig behouden. Daarnaast zal de planlocatie ruimtelijk beter worden ingepast in zijn omgeving als gevolg van de planontwikkeling Herinrichting Havikerwaard Zuid, waarbij o.a. nevengeulen en begeleidende oeverzones met opgaande beplanting worden gerealiseerd.
De planlocatie ligt niet nabij de stuwwallen bij Hattem en Zuid-Veluwe en ligt niet binnen de stadsgezichten van de genoemde steden.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de ontwikkelingen in het plangebied geen nadelige gevolgen hebben voor het nationale landschap en het waardevolle gebied daarbinnen, maar juist onderdeel uitmaken van een verbetertraject in relatie tot Havikerwaard Zuid.
Structuurvisie
In januari 2006 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Een droom om in te wonen vastgesteld. In de structuurvisie wordt over bedrijventerreinen het volgende opgemerkt: 'de mogelijkheden voor nieuwe bedrijventerreinen zijn beperkt. De oplossing ligt dan vooral ook in functiemenging (wanneer het gaat om geen hinderveroorzakende bedrijvigheid), het intensiveren van ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen en, waar nodig is, in de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.' Over het bedrijventerrein in de Havikerwaard wordt specifiek opgemerkt dat dit bedrijventerrein van oorsprong bestaat uit steenfabieken en dat deze bedrijvigheid minder goed in het omringende landschap past. Voor het bedrijventerrein in de Havikerwaard wordt in de structuurvisie dan ook uitgegaan van de huidige situatie, de vestiging van bedrijvigheid op deze locatie. Onderhavig bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie. Ten gevolge van dit bestemmingsplan wordt het bedrijfsterrein van de Valewaard niet vergroot. Ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied 1975 zijn planologisch de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan Landelijk Gebied en onderhavig bestemmingsplan zelfs aanzienlijk beperkt voor deze locatie. Door dit bestemmingsplan kan verouderde en gedateerde bebouwing worden vervangen en wordt het bestaande ruimtegebruik iets geintensiveerd. Het bestemmingsplan is dus in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie.
Landschapsontwikkelingsplan
Op 26 juni 2007 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Rheden-Rozendaal door de gemeenteraad vastgesteld. Het LOP wordt gezien als een nadere uitwerking van de structuurvisie en dan gericht op het landelijk gebied. Ten aanzien van de Havikerwaard wordt opgemerkt dat zandwinning en natuurontwikkeling bij realisatie van een nevengeul op de plaats van een oude IJsselstrang, perspectieven hebben als ze gepaard gaan met bij het landschap passende inirchtingsmaatregelen. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is niet gelegen in het gebied waar de nevengeul gegraven wordt. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het LOP.
Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied
In het kader van het Landschapsontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Landelijk gebied is een beeldkwaliteitsplan voor het hele landelijk gebied opgesteld en op 27 januari 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt de paragraaf over het landelijk gebied in de Welstandsnota. De reden voor het opstellen van het plan is dat de huidige welstandsnota onvoldoende voorziet in toetsing van ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. De gemeente Rheden heeft in het beeldkwaliteitsplan vijf deelgebieden onderscheiden. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Uiterwaarden van de IJssel. Het beeldkwaliteitplan vormt het toetsingskader voor de Welstandscommissie bij het toetsen van de bouwaanvragen.
Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden en uitkomsten van onderzoeken.
Het onderhavige bestemmingsplan laat geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. Wel liggen de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein Havikerwaard. De zone van dit industrieterrein is onlangs weer opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Rheden en ook in voorliggend bestemmingsplan.
Van belang is dat de beoogde activiteiten passen binnen de geldende grenswaarden voor het gezoneerde industrieterreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Voor gezoneerde industrieterreinen geldt als uitgangspunt dat de etmaalwaarde van het equivalent geluidsniveau vanwege het gehele industrieterrein op de zone maximaal 50 dB(A) is.
In de zone is een aantal geluidsgevoelige bestemmingen gelegen waarvoor een Maximaal Toelaatbare Geluidsbelasting (MTG-waarde) is vastgesteld.
Voor de bedrijven zijn eerder 3 onderzoeken uitgevoerd (2012 en 2011) en er is voor onderhavig bestemmingsplan een actualisatie uitgewerkt van de eerdere onderzoeken. Dit betreft:
Uit het onderzoek blijkt dat het door Valewaard BV en IJsselbeton CV geproduceerde geluidniveau in de situatie, ook na aanpassing van het bestemmingsplan, voldoet aan het toelaatbare geluidniveau van de vigerende milieuvergunning. De voorgenomen aanpassingen van het bestemmingsplan kunnen binnen de vigerende geluidvoorwaarden worden gerealiseerd.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
In dit bestemmingsplan wordt binnen de bestemmingsvlakken bouwwvlakken gelegd waar die voorheen niet concreet aangewezen waren. Ter plaatse van een nieuw bouwvlak is altijd bodemonderzoek nodig. In 2009 is er op een tweetal kleine gedeelten van het terrein bodemonderzoek uitgevoerd (nulsituatieonderzoek dd. 13 mei 2009) Hieruit blijkt dat de bodem plaatselijk licht is verontreinigd.
Het gaat hier om een bijzonder situatie: het bouwvlak is behoorlijk groot maar het te bebouwen percentage is relatief klein. Er zal dus een groot bodemonderzoek moeten plaatsvinden terwijl er slechts op een klein deel daadwerkelijk gebouwd zal gaan worden. Vanwege deze bijzondere situatie, het feit dat het niet gaat om een van sterke bodemverontreiniging verdachte locatie, en de resultaten van het nulsituatieonderzoek uit 2009 is besloten dat er ten behoeve van dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek behoeft te worden verricht. Vanzelfsprekend zal te zijner tijd ten behoeve van de omgevingsvergunningaanvraag wel een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd ter plaatse van de nieuwbouw (bijvoorbeeld: aanbouw aan de zuidkant van de bedrijfshal).
Het bestemmingsplan voorziet wel in een bestemmingswijziging voor het juridisch-planologisch mogelijk maken van een aanlegsteiger ten westen van de vigerende bedrijfsbestemming. Hierbij is geen sprake van een evidente functiewijziging, waardoor geen bodemonderzoek uitgevoerd hoeft te worden. Ook bij de verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van de steiger is geen bodemonderzoek nodig. Het betreft immers een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvoor geen bodemonderzoek nodig is. Het aspect bodem levert dus geen belemmeringen op voor onderhavig bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de functies in het plangebied.
De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is toegesneden op de specifieke omstandigheden in de gemeente. De indeling van de gemeente in omgevingstypen, een systematiek voor het variëren van hinderafstanden ten opzichte van een omgevingstype en een lijst waarin alle, nader gespecificeerde, typen van inrichtingen zijn opgenomen, is vastgelegd in de notitie Milieuzonering welke deel uitmaakte van het raadsbesluit van 24 mei 2004 inzake de werkwijze bij de actualisering van de bestemmingsplannen.
Deze werkwijze is 27 april 2010 bij raadsbesluit bevestigd bij de vaststelling van een nieuwe inrichtingslijst gebaseerd op het de laatste VNG-uitgave in 2008.
De toetsing of volgens die systematiek kan worden meegewerkt aan het leggen van een bedrijfs/woonbestemming, wordt voortgezet in de digitale bestemmingsplannen zoals die thans worden vervaardigd. Aldus wordt een ruimtelijke scheiding bereikt tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende functies.
In onderhavige situatie betekent milieuzonering het volgende. De bedrijven Valewaard BV en IJsselbeton CV vallen onder de inrichtingscode 052.1 en 1763.3. De afstand tot de omliggende woningen is meer dan 400 meter. De bedrijven voldoen aan de afstanden uit de milieuzonering Gemeente Rheden.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate.
Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.
In opdracht van Valewaard BV is door Witjes Milieuadvies B.V. een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit rondom de locatie Valewaard BV en IJsselbeton CV. Aanleiding voor dit onderzoek is de aanvraag van een revisievergunning Wet milieubeheer. Uit dit onderzoek met kenmerk 10301 van 27 januari 2010 blijkt dat voldaan wordt aan de luchtkwaliteitsnormen. Deze conclusie is bevestigd in de actualisatie van het onderzoek ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan, rapport 12517 van 1 oktober 2012.
Uit de gemaakte berekeningen van de effecten op de luchtkwaliteit veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
De toetsing heeft plaatsgevonden op de grens van de inrichting en zonder zeezoutcorrectie. Hiermee is een worstcase situatie berekend. Uit de conclusie volgt dat er sprake is van een niet in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en objecten wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat er beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
De bedrijven zijn geen inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid. Ook vallen de bedrijven niet onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen. De bedrijven hebben dus geen externe veiligheidscontour. De voorgenomen activiteiten houden geen risico in uit het oogpunt van externe veiligheid.
De inrichtingen liggen buiten het invloedsgebied van de IJssel. Op grond van de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn geen beperkingen aan het ruimtegebruik nodig als het gebied op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter vanaf de IJssel of een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.
Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. Het terrein behorende bij de bebouwing voldoet ruimschoots om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. Door de verruiming van de bouwmogelijkheden zullen de verkeersbewegingen niet substantieel toenemen. Immers de verruiming van de bouwmogelijkheden is erop gericht de bestaande bedrijfsvoering te optimaliseren en heeft slecht een beperkte verandering in de verkeersstromen tot gevolg. De afwikkeling van het verkeer vindt plaats via de Havikerwaard. De Havikerwaard heeft een zodanig capaciteit dat de verkeersafwikkeling en de verkeersintensiteit op deze straat niet negatief beïnvloed zullen worden.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater, wat op verhardingen valt, bijvoorbeeld de daken. Door het afkoppelen van het schone hemelwater, sluit deze dus niet aan op de riolering.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
1. Ja 2. Ja |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
1. Nee 2. Ja 3. Ja |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
1. Nee 2. Ja 3. Nee 4. Nee |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
1. Ja 2. Nee 3. Nee |
Grondwaterkwaliteit | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënsiche of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
1. Nee 2. Nee |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
1. Nee 2. Nee |
Inrichting en Beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
1. Nee 2. Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Opgemerkt wordt dat per 1 januari 2010 de bouwverordening bij nieuwbouw verplicht tot het op eigen terrein bergen van hemelwater, tenzij dit niet mogelijk blijkt te zijn. De eigenaar dient zelf zorg te dragen voor een doelmatige hemelwater(infiltratie)voorziening op eigen terrein voor verwerking van hemelwater op verhardingen en dakoppervlakken. Vuil water moet afgevoerd worden naar de particuliere individuele afvalwaterbehandelinginstallatie. De verontreiniginggraad van het water dat in de bodem wordt geloosd moet worden getoetst door de gemeente om verontreiniging van de bodem te voorkomen. Indien nodig moeten filters toegepast worden of lozing op het vuilwaterriool worden overwogen.
Door het initiatief zal de verwerking van hemelwater, bedrijfs/productiewater en droog-weer-afvoer niet veranderen. Nieuwe bebouwing wordt ter plaatse van bestaande bebouwing of verharding voorzien.
Geconcludeerd wordt dan ook dat dit aspect geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Niet enkel hetgeen bovengronds zichtbaar is kan waarden vertegenwoordigen. Ook kennis en behoud van archeologisch erfgoed vertegenwoordigen waarden.
Op 16 januari 1992 is op Malta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Dit zogeheten Verdrag van Malta voorziet in de bescherming van het Europees archeologisch ergfgoed door onder meer de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken.
Nederland heeft het Verdrag van Malta goedgekeurd en de bescherming van archeologisch erfgoed vervolgens wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals-)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd.
Het plangebied ligt in een zone die op de Beleidskaart archeologische gebieden van de gemeente Rheden is aangeduid als archeologisch gebied met een lage verwachting. In de beleidsnota Uitgediept is uiteengezet dat het gaat om relatief recent ontstaan gebied, zogenaamde jonge stroomgordelafzettingen van de IJssel, die frequent overstroomden en daardoor niet of minder geschikt waren voor bewoning. Bovendien is het plangebied in het verleden volledig vergraven voor steenfabricage en later weer opgehoogd. In dit gebied is dan ook archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Wel geldt terstond een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet als tijdens de uitvoering van werkzaamheden (mogelijke) waardevolle zaken worden gevonden of wanneer men zaken waarneemt die van belang kunnen zijn voor archeologische monumentenzorg
Het plangebied ligt deels binnen (alleen de steiger) en grotendeels net buiten het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel en deels binnen en deels buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarom aan de orde. De Natuurbeschermingswet 1998 vormt de invulling van de gebiedsbescherming die voortvloeit uit de Europese Vogel- en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere natuurgebieden in Nederland. Daarnaast is soortbescherming ingevolge de Flora- en faunawet van toepassing op het plangebied.
In 2010 is door Bureau Waardenburg, Adviseurs voor ecologie & milieu een oriënterend onderzoek (quick scan) verricht naar de beschermde soorten in het plangebied alsmede een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en een EHS-toetsing. Doel van dit onderzoek was om de bedrijfsactiviteiten van Valewaard BV en IJsselbeton CV te toetsen aan de vigerende natuur wet- en regelgeving. Naast de bestaande bedrijfsactiviteiten zijn in het onderzoek ook enkele geplande ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen en de gevolgen hiervan voor de flora en fauna. Het betrof de volgende ruimtelijke ontwikkelingen:
De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport: "Effecten op beschermde soorten en gebieden bij voortzetting bedrijfsactiviteiten van Valewaard BV en IJsselbeton CV; oriënterend onderzoek in het kader van de natuurwetgeving (d.d. 31 mei 2010, rapportnummer 10-094)".
Planten
Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde planten waargenomen. Gelet op het gebruik als verhard bedrijfsterrein worden deze soorten ook niet verwacht. Ook ter plaatse van de te realiseren aanlegsteiger en het grinddepot zijn geen beschermde planten aangetroffen.
Zoogdieren
Langs de oever van het bedrijfsterrein zijn vraatsporen van de bever gevonden. De burcht bevindt zich aan de noordoostzijde van de plas. Van de otter is het bekend dat deze voorkomt in de omgeving van Doesburg. Mogelijk wordt de plas of haven incidenteel door een otter bezocht. Tijdens het terreinbezoek zij sporen gevonden van de rosse woelmuis, mol, konijn en vos. Waarschijnlijk komen ook de bosmuis en de huisspitsmuis voor.
De bever heeft zich in de omgeving gevestigd terwijl sprake was van verstoring door de bedrijfsactiviteiten. Het is niet te verwachten dat de verstoring toeneemt als gevolg van de wijzigingen in de bedrijfsvoering. Een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Het zelfde geldt voor de otter mocht deze het gebied bezoeken. Voor de overige zoogdieren geldt een vrijstelling bij ruimtelijk ingrepen.
Amfibieën en reptielen
In de directe omgeving van het bedrijfsterrein komt de rugstreeppad voor. Het is niet uitgesloten dat de rugstreeppad in de zand- en grindopslagen of onder puin of betonplaten overwintert. De uitbreiding van de bebouwing heeft geen invloed op de overwinteringsmogelijkheden. Een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet voor deze soort is niet noodzakelijk.
In de omgeving van het bedrijfsterrein kan de ringslang voorkomen. Het bedrijfsterrein en de directe omgeving vormt geen geschikt leefgebied voor de ringslang omdat er weinig voedsel te vinden is. Het plangebied heeft dan ook geen functionele betekenis voor de ringslang of andere reptielen.
Vogels
Op het terrein kunnen diverse soorten vogels broeden. Er zijn echter geen soorten aangetroffen waarvan het nest jaarrond beschermd is. Op basis van de terreinkenmerken worden deze soorten hier ook niet verwacht. Indien het verwijderen van begroeiing buiten het broedseizoen plaatsvindt worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.
Libellen en dagvlinders
De locatie vormt geen geschikt leefgebied voor beschermde libellen en dagvlinders.
Vissen
Tijdens het onderzoek zijn geen vissen waargenomen. De oever langs het bedrijfsterrein is stenig. Het is niet uitgesloten dat de rivierdonderpad hier voorkomt. In de overslaghaven zouden soorten als bittervoorn, kleine modderkruiper, bermpje en rivierdonderpad voor kunnen komen. Door de nieuwe drijvende aanlegsteiger gaat geen leefgebied voor deze soorten verloren.
Vleermuizen
Op het bedrijfsterrein bevinden zich geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. De randen van het bedrijfsterrein, de aangrenzende plas en de overslaghaven vormen geschikt foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis, meervleermuis en watervleermuis. Met de herinrichting van het terrein worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.
Wat betreft de Flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat geen van de ingrepen een negatief effect heeft op de gunstige staat van instandhouding van de (mogelijk) aanwezige beschermde soorten en dat het aanvragen van een ontheffing derhalve niet nodig is. Ook wordt geconcludeerd dat voor het Natura 2000-gebied geen negatieve effecten te verwachten zijn voor de algemene instandhoudingsdoeltellingen, noch op de realisatie van de kernopgaven. Een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt dan ook niet nodig geacht. Tot slot wordt voor de EHS geconcludeerd dat geen effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het EHS-gebied te verwachten zijn. Het rapport is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
Het uitgevoerde onderzoek is echter niet in zijn geheel bruikbaar voor onderhavig bestemmingsplan. De reden daarvoor is dat in het onderzoek uitgegaan wordt van renovatie van de bedrijfswoning in het plangebied, terwijl deze feitelijk gesloopt wordt. Ook is de quick-scan wat betreft de aanlegsteiger gebaseerd op een permanente constructie, terwijl het de bedoeling is dat de steiger slechts enkele malen per jaar wordt opgebouwd. Daarom is door Bureau Waardenburg, Adviseurs voor ecologie & milieu, een aanvullende notitie (d.d. 26 juli 2011, kenmerk 10-136/22.12453/DenWa) geschreven waarin de sloop van de woning op het terrein en de aanleg van een mobiele aanlegsteiger wordt getoetst aan de vigerende natuurwetgeving.
Uit de aanvullende notitie, die als bijlage is opgenomen, blijkt dat zowel de sloop van de woning als de aanleg van een mobiele aanlegsteiger geen negatieve effecten hebben op beschermde flora- en fauna (Flora- en faunawet), noch op de instandhoudingsdoelstellingen van het natura 2000-gebied "Natuurwaarden IJssel" Evenmin hebben bovengenoemde ruimtelijke ontwikkelingen negatieve gevolgen voor de Ecologische Hoofdstructuur.
Ten aanzien van de sloop van de bedrijfswoning wordt in de aanvullende notitie wel nog aangeraden om het - per ongeluk - verstoren van de algemene broedvogels te voorkomen door hetzij de vegetatie op en nabij het huis voorafgaand aan het broedseizoen te verwijderen, hetzij het huis buiten het broedseizoen te slopen (najaar/winter).
Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor uitvoer van dit bestemmingsplan. Deze conclusie is door Bureau Waardenburg nogmaals bevestigd per mail (oktober 2012).
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit is gepubliceerd waarbij de gelegenheid is geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.
Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling op het beroepschrift.
Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Zij zijn juridisch bindend voor de burger en de overheid. In de digitale omgeving zijn de bestemming en daarbij geldende regels reeds gekoppeld.
Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de kaart de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.
De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en bevat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.
Op de kaart wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via bestemmingsvlakken.
In onderhavig bestemmingsplan wordt binnen de bestemming Bedrijf middels bouwvlakken vastgelegd waar gebouwen mogen worden opgericht. Met een aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is op de verbeelding aangegeven welke oppervlakte aan bebouwing binnen het betreffende bouwvlak is toegestaan. Tevens is bij één van de bedrijven een bedrijfswoning toegestaan binnen het bouwvlak. De oppervlakte van deze bedrijfswoning en bijbehorende bebouwing wordt meegerekend bij de maximale toegestane oppervlakte aan bebouwing binnen het bouwvlak.
Met een aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is aangegeven waar geen bedrijfswoning is toegestaan.
Aan de westzijde van het plangebied zijn gronden bestemd voor Bedrijf en Water, beiden met een nadere aanduiding 'aanlegsteiger'. Binnen deze bestemming met deze nadere aanduidingen kan een steiger worden geplaatst ten behoeve van het bedrijf dat zich richt op de winning en verwerking van zand en grind.
Tevens kent het plangebied de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.
Bij de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' heeft deze bestemming voorrang boven de andere voorkomende bestemmingen (basisbestemmingen). De dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" betreft gebieden die een waterbergende en/of stroomvoerende functie hebben voor het hoogwater van de IJssel. Deze gebieden vallen in het kader van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) onder het stroomvoerend regime.
Hier gelden beperkingen ten aanzien van bouwwerken en werken en geldt de vergunningplicht in het kader van het Waterbesluit.
Daarnaast vallen binnen deze aanduiding ook de primaire waterkeringen en zomerkades waarvoor de waterschappen verantwoordelijk zijn. Naast de van toepassing zijnde Keur van het waterschap is bescherming middels een omgevingsvergunningenstelsel gewenst.
De gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' heeft tot gevolg dat in het plangebied slechts onder voorwaarden geluidsgevoelige functies gerealiseerd mogen worden.
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).
2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.
Dubbelbestemmingen worden ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden.
Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein in de bouwverordening voorwaarden zijn gesteld. In een bijlage bij de bouwverordening zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van de bouwverordening bepaald bij de boordeling van een bouwaanvraag.
3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsbepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen (een binnenplanse afwijking is, zoals het woord het al zegt, een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan zelf van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingen). Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.
4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.
De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de kosten van het bouwplan, eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade.
Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.
Overigens betreft de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen bouwplan waarvoor op grond van de artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Voorafgaand aan het vooroverleg in het kader van artikel 3.1.1 Bro is overleg gevoerd over de planinhoudelijke beleidskeuzes met Rijkswaterstaat in het kader van het voldoen aan de Beleidslijn grote rivieren, c.q. de opvolger daarvan SV I&R en Barro. Rijkswaterstaat heeft per brief goedkeuring gegeven aan de in voorliggend plan opgenomen wijze van regelen van de 2 bedrijven, de toegestane bebouwingsomvang, de situering hiervan etc. Dit is vastgelegd bij brief van 4 september 2012, zie Bijlage 4 Reactie van het Rijkswaterstaat
De provincie heeft in het kader van het vooroverleg gereageerd. De provincie stemt in met de geboden uitbreidingsruimte, gelet op de overeenstemming die hierover is bereikt tussen gemeente en Rijkswaterstaat, zoals hiervoor beschreven. Ook met de planvorming in relatie tot de ligging in waardevol landschap binnen nationaal landschap wordt ingestemd. Onder meer geeft de provincie aan dat de planlocatie ruimtelijk beter zal worden ingepast in zijn omgeving als gevolg van de planontwikkeling Herinrichting Havikerwaard Zuid, waarbij o.a. nevengeulen en begeleidende oeverzones met opgaande beplanting worden gerealiseerd.
De gemeente is verheugd te horen dat de voorgestane planontwikkeling en gebiedsinrichting passend is binnen het nationaal landschap en zal dit plan op deze manier verder voortzetten.
Verder geeft de provincie in haar vooroverleg 2 adviezen mee:
De gemeente zegt toe om inderdaad regelmatig contact te onderhouden.
Hiertoe wordt verwezen naar de melding in het kader van de Natuurbeschermingswet onder nummer 2010-021460. Op 29 oktober 2010 heeft overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer en de provincie inzake de vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het uitvoeren van activiteiten. Hierin heeft de provincie aangegeven dat de drie eenmalige activiteiten niet leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Omdat voor het overige de activiteiten niet wijzigen, is de provincie van mening dat er geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen zijn. Derhalve is er geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Vorenstaande is vastgelegd in een brief, d.d. 22 december 2010, als opgenomen in Bijlage 8 Brief inzake vergunningplicht Natuurbeschermingwet.
Ook Rijkswaterstaat en het waterschap hebben het bestemmingsplan in het kader van vooroverleg aangeboden gekregen, maar hierop hebben beiden niet gereageerd.
De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Gezien het vorenstaande en het karakter van het plan, namelijk reparatie van onthouding van Goedkeuring door GS aan een deel van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, is geen aanleiding gevonden om onverplicht inspraak te geven.
De vooraankondiging is op 6 juli 2011 geplaatst op de gemeentelijke pagina, in huis-aan-huis blad de Rhedenaar. De Rhedenaar wordt tevens geplaatst op de website van de gemeente.
De beantwoording van ingediende zienswijzen zal te zijner tijd als een bijlage worden opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 7 november tot en met 18 december 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.
Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis.
Er zijn geen zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend.