direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ellecom, Eikenstraat ongenummerd, Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan. Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Landgoed Middachten ligt ten noorden van De Steeg en ten westen van de IJssel. Het landgoed ligt op de overgang van de Veluwezoom naar het IJsseldal. Het landgoed bestaat uit het kasteel met kasteeltuin en grachten, droge bossen op de Veluwezoom, bron- en andere natte bossen en landbouwgronden langs de Middachter Allee en in de uiterwaarden. Ook enkele pachtboerderijen maken deel uit van het landgoed. Op deze boerderijen wordt door de pachters een melkveebedrijf uitgeoefend. De huidige ligging van één van de melkveebedrijven (Borchkeppel, Eikenstraat 3) staat zowel de natuurdoelen als de beoogde agrarische ontwikkelingen op het landgoed in de weg. Daarnaast zijn de bedrijfsgebouwen sterk verouderd en te klein. Ook is er sprake van een zeer klein huiskavel. In overleg met betrokkenen zoals verpachter, de pachtboer, provincie en gemeente is een plan ontwikkeld voor de herschikking van enkele functies op het landgoed. De verplaatsing van de bestaande melkveehouderij Eikenstraat 3 naar een nieuwe locatie aan de Eikenstraat ongenummerd onder de bestaande bronbossen en de snelweg A348 vormt de kern van dit plan. In combinatie met deze ontwikkeling wordt, na de realisatie van de nieuwe boerderij, de agrarische bedrijfsvoering op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 beëindigd. Deze erven krijgen een woonfunctie waarbij op Eikenstraat 3 enkele woningen worden ontwikkeld in het kader van functieverandering. De verplaatsing van de melkveehouderij leidt tot een betere ecologie en een structuurverbetering van de landbouw op het landgoed.

Door de initiatiefnemers is een verzoek tot bestemmingsplanwijziging ingediend. Op basis van het principebesluit van het college is vervolgens gestart met de verdere uitwerkingen van de plannen en een onderzoek naar de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Dit heeft geresulteerd in het voorliggende bestemmingsplan.

1.3 Relatie met de milieueffectrapportage

Voor een bestemmingsplan dat een melkveehouderij in de beoogde omvang mogelijk maakt geldt dat teven een milieueffectrapportage (hierna m.e.r) moet worden doorlopen. Deze procedure is gestart met het opstellen en publiceren van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. In deze notitie is de aanpak van de m.e.r. beschreven. De notitie is gepubliceerd. Naar aanleiding van de publicatie zijn enkele zienswijzen ingediend. Deze zijn meegenomen bij het opstellen van het Milieueffectrapport (hierna MER), zie Bijlage 27 Zienswijzennota Notitie R en D. Daarnaast is de commissie voor de milieueffectrapportage om (vrijwillig) advies gevraagd (zie Bijlage 26 Advies cie MER op Notitie R en D). De commissie heeft daarbij een bezoek gebracht aan de in het plan opgenomen locaties. Ook het advies van deze commissie is betrokken bij de uitwerking van het MER. Paragraaf 4.1 Milieueffectrapportage gaat nader in op het MER.

1.4 Ligging plangebied

Het plan is gelegen ten zuiden van de kern Ellecom en heeft betrekking op een drietal locaties. De eerste locatie ligt aan de Buitensingel 60 tussen de kern Ellecom en de snelweg A348. Dit betreft een locatie waar sinds de jaren zeventig een melkveehouderij is gevestigd. De tweede locatie betreft Eikenstraat 3, een boerenerf dat onderdeel uit maakt van een lint met erven tussen de kernen Ellecom en De Steeg. Het erf wordt onderbroken door de Eikenstraat. De derde locatie bestaat uit een bestaand akkerbouwperceel aan de Eikenstraat tussen de bronbossen ten zuiden van Eikenstraat 3 en de A348.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0001.png"

Ligging drie betrokken locaties.
Bron: Bing Maps

1.5 Geldende bestemmingsplan

Voor onderhavige percelen geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2010 onherroepelijk is geworden. De percelen hebben hierin de bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden' en 'Natuur'.


Door het ontbreken van een agrarisch bouwvlak op de locatie Eikenstraat ongenummerd is vestiging van een melkveehouderij op grond van het geldend bestemmingsplan niet mogelijk. Om dit planologisch mogelijk te maken wordt middels deze bestemmingslanplanherziening het agrarisch bouwvlak van Buitensingel 60 verplaatst naar Eikenstraat ongenummerd.

Het gebruik van de bestaande bedrijfswoningen aan de Eikenstraat 3 en de Buitensingel 60 als burgerwoning past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Dit is strijdig met de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden' omdat deze geen burgerwoningen mogelijk maakt. Dit geldt ook voor de realisatie van drie nieuwe woningen in het kader van functieverandering aan de Eikenstraat 3. Voor deze locaties wordt met deze bestemmingsplanherziening de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan Landelijk Gebied
Bron: gemeente Rheden

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 De locatie

Het bestemmingsplan heeft betrekking op (een deel van) de volgende kadastrale percelen:

  • Eikenstraat ong., gemeente Dieren, sectie S, nummer 1380 (gedeeltelijk);
  • Eikenstraat 3, gemeente Dieren, sectie S, nummer 699 (gedeeltelijk), 1380 (gedeeltelijk) en sectie T nummer 526 (gedeeltelijk);
  • Buitensingel 60, gemeente Dieren, sectie S, nummers 776, 1380 (gedeeltelijk), 987 (gedeeltelijk), 988 (gedeeltelijk) en 989 (gedeeltelijk).


afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0003.png"

Kadastrale kaart locaties Buitensingel 60, Eikenstraat 3 en Eikenstraat ongenummerd

2.1.1 Eikenstraat ong.

De locatie Eikenstraat ongenummerd is op dit moment in gebruik als bouwland (maïs). De locatie is ten opzichte van de omliggende landerijen hoger gelegen in het landschap. Ter hoogte van het perceel is langs de Eikenstraat een bomenrij gelegen. Het perceel is omgeven door weidegronden en sloten. In het erfinrichtingsplan dat is opgenomen in Bijlage 3 Inrichting- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd is de bestaande situatie uitvoerig beschreven.

2.1.2 Eikenstraat 3

Het erf bestaat uit ongeveer negen opstallen. Het hoofdhuis (rijksmonument) en het bakhuisje staan aan de noordoostzijde van de Eikenstraat, de bijgebouwen staan aan de overzijde van de straat. Samen omsluiten ze een (over)erf. Het hoofdhuis en het bakhuisje zijn het meest waardevol en aangewezen als monument. De overige bebouwing (op het overerf) is van veel recentere datum en is niet van bijzondere waarde. Door de grootschaligheid van de bebouwing op het overerf en de situering van de kuilvoeropslagen wordt dit als landschapsontsierend ervaren. Deze liggen immers in het zicht vanaf de openbare weg waarbij landschappelijke inpassing ontbreekt. Hieronder is de ligging van het erf weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0005.png"

Huidige inrichting Eikenstraat 3
Bron: Functieveranderingsplan Eikenstraat 3, Buro Lubbers

Voor een nadere analyse van de huidige situatie wordt verwezen naar Bijlage 4 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3.

2.1.3 Buitensingel 60

Aan de Buitensingel 60 is middenjaren zeventig van de vorige eeuw een melkveehouderij gevestigd. De locatie ligt op een kunstmatige verhoging (terp) in de laag gelegen Ellecomse polder. De bedrijfsbebouwing die bestaat uit een ligboxenstal, een kapschuur en een mestsilo is verouderd en heeft geen specifieke gebiedskenmerken. De bedrijfswoning bestaat uit een bungalow met aangebouwd bijgebouw. De bebouwing van het erf wordt deels door erfbeplanting aan het zicht onttrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0006.jpg"

Huidige inrichting Buitensingel 60
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60, Buro Lubbers

Voor een nadere analyse van de huidige situatie wordt verwezen naar Bijlage 5 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60.

2.2 Gewenste situatie

2.2.1 Inleiding

Op de locatie Eikenstraat ongenummerd. wordt een melkveehouderij gevestigd. Op de locatie Eikenstraat 3 wordt de agrarische bedrijfsvoering beëindigd. De bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Dit is een voorwaarde om me te werken aan nieuwe ontwikkelingen. Het erf krijgt in het kader van het functieveranderingsbeleid een woonfunctie waarbij, verdeeld over twee volumes, drie woningen worden ontwikkeld. Op de locatie Buitensingel 60 wordt de agrarische bedrijfsvoering gestaakt en wordt de bedrijfsbebouwing gesloopt. De bedrijfswoning wordt herbestemd tot burgerwoning. De agrarische bedrijfsbestemming wordt verplaatst naar de Eikenstraat ongenummerd.

De opbrengsten van de in dit plan opgenomen ontwikkelingen leveren een bijdrage voor het onderhoud van nauur, omliggende landschapselementen, tuin en park en monumentale gebouwen van Middachten.

In de volgende paragrafen worden de ontwikkelingen per locatie nader toegelicht. Bij de beschijving van de ontwikkeling op Eikenstraat ongenummerd wordt ook ingegaan op de locatiekeuze. De plannen zijn tot stand gebracht na uitvoerig overleg met het Gelders Genootschap, RCE, provincie, gemeente en Monumentenwacht.

2.2.2 Eikenstraat ongenummerd
2.2.2.1 Locatiekeuze

Voor het beheer en behoud van de agrarische gronden op het landgoed Middachten is het van essentieel belang dat er grondgebonden melkveehouderijen actief zijn en blijven. Een ruimtelijk evenwichtige verdeling van de bedrijfslocaties en een goede verkaveling is daarbij van belang. Voor het behoud van een toekomstbestendige melkveehouderij is het oog gevallen op een bestaand veldkavel aan de Eikenstraat.

Voordat de keuze is gemaakt om voor deze locatie een plan te ontwikkelen is gekeken of er redelijke alternatieven zijn voor de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten. De mogelijkheden hiervoor worden ingegeven door de vrij te komen locaties binnen het landgoed. Een deel van de overwegingen is opgenomen in het Projectplan verplaatsing hoeve Brochkeppel dat is opgenomen in Bijlage 2 Projectplan verplaatsing hoeve Borchkeppel. Gelet op de pachtsituatie en de instandhouding van het landgoed was het van belang dat de oplossing werd gevonden binnen het grondeigendom van Middachten. Daarbij zijn de onderstaande locaties onderzocht.

De bestaande melkveehouderij aan de Buitensingel 60
Op de locatie Buitensingel 60 is in de jaren zeventig op een kunstmatige terp een melkveehouderij gevestigd. De bestaande bedrijfsgebouwen zijn sterk verouderd en niet geschikt om de beoogde veestapel te huisvesten. Ontwikkeling van deze locatie heeft als voordeel dat er reeds bestaande bebouwing aanwezig is. Aan de ontwikkeling van deze locatie kleven echter ook een groot aantal nadelen. De locatie is qua ontsluiting minder geschikt voor een melkveehouderij. De ontsluiting van de locatie vindt plaats via het dorp Ellecom, het landbouw- en vrachtverkeer moet door Ellecom om bij de locatie te komen. Wat qua verkeersveiligheid en hinder ongewenst is. Dit laatste zou kunnen worden ondervangen door een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen naar de locatie Buitensingel 60. Vanuit landschappelijke en economische overwegingen is dit echter niet realistisch. Uit landschapsschetsen is namelijk gebleken dat dit grote landschappelijke impact heeft.

Hieronder is de situering van de een dergelijke onstsluiting weergegeven op een luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0007.png"

Alternatieve ontsluiting Buitensingel 60

De noodzakelijke nieuwe weg doorsnijdt het streefbeeld van half-open parklandschap ten zuiden van Maalderink. Bovendien kruist deze weg een watergang. Ter plaatse van de aansluiting met de Eikenstraat is een talud noodzakelijk. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met een flinke

bochtstralen in twee richtingen van de melkwagen. Dit kost veel ruimte. De extra ontsluiting heeft dus een grote impact op het landschap. Dit blijkt ook uit onderstaande visualisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0008.png"

Visualisatie alternatieve ontsluiting gezien vanuit Eikenstraat

Overigens is de bedrijfsbebouwing ook sterk verouderd.

De locatie is gelegen op een terp. De omvang van deze terp is afgestemd op een bedrijf van veel geringere omvang dan nu wordt beoogd. Dit betekent dat de terp aanzienlijk moet worden vergroot. Dit laatste gaat ten koste van het bergend vermogen van de Ellecomse polder. De vergroting van het erf heeft op deze locatie ook een grote landschappelijke en cultuurhistorische impact. Het erf is namelijk gelegen binnen het panoramazicht Bergstein. Binnen dit panorama vallen de zichtlijnen vanuit het voormalig huis Bergzicht. Een melkveehouderij in de beoogde omvang zal dit panorama domineren en mogelijk ten koste gaan van waardevolle zichtlijnen. Een cultuurhistorische analyse van het Panoramzich Bergstein is opgenomen op pagina 11 van Bijlage 5 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60.

Hervestiging op locatie Havikerwaard 53
In het kader van de planvorming is ook bekeken of een andere pachthoeve van het landgoed, namelijk de boerderij Havikerwaard 53, geschikt zou zijn voor een hervestiging van een melkveehouderij in de beoogde omvang. Dit blijkt echter niet mogelijk. De gronden rond deze boerderij zijn in gebruik door pachtboeren in de directe omgeving. De aanwezige grond is noodzakelijk voor de groei en toekomstbestendigheid van deze pachtbedrijven. Een verplaatsing van het bedrijf Eikenstraat 3 naar Havikerwaard 53 zou daarnaast tot een zeer ongunstige spreiding van de melkveehouderij op de gronden van het landgoed Middachten leiden. Het merendeel van de melkveehouderijen zou dan gesitueerd zijn in het zuidelijk deel van de Havikerwaard terwijl ten noorden van de A348 geen actieve melkveebedrijven achterblijven. Dit gaat dus ten koste van de landbouwkundige structuur van het landgoed.

Doorontwikkeling van de locatie Eikenstraat 3
Ter vergelijking zou ook als alternatief de doorontwikkeling van de bestaande locatie aan de Eikenstraat 3 meegenomen kunnen worden. Gelet op de grootte en ligging van de bedrijfskavel, de situering van de bestaande (deels monumentale) bebouwing en de effecten op de waardevolle bronbossen, is dit echter geen reële ontwikkeling. Daarnaast is het niet mogelijk om rond de huidige locatie een groot aaneengesloten huisperceel te realiseren.

Combinatie Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Het is in theorie ook mogelijk om de locaties Eikenstraat 3 en Buitensingel door één pachter te laten exploiteren. Daarbij zou bijvoorbeeld Eikenstraat 3 ingericht kunnen worden voor het houden van melkvee en Buitensingel 60 voor de opfok van jongvee. Een dergelijke bedrijfsopzet heeft als voordeel dat het bouwvolume op beide lcoaties slechts beperkt toeneemt. Het uitoefenen van een bedrijf op twee locaties heeft echter ook grote nadelen. Er zal sprake zijn van meer voertuigbewegingen (door het dorp) tussen de locaties voor het transport van vee, kuilvoer, en dergelijke. Materieel dat op beide locaties aanwezig moet zijn, moet dubbel worden aangeschaft. Het voer moet op twee locaties worden opgeslagen. Om toezicht te houden op het vee zijn meer personen nodig. Daarnaast wordt de bron van de eutrofiëring van de bronbossen niet weggenomen.

Argumenten voor de ontwikkeling van een nieuwe veehouderij aan de Eikenstraat ongenummerd
Op basis van het voorgaande is geconcludeerd dat de ontwikkeling van een nieuwe melkveehouderij op een bestaande veldkavel als enig alternatief overbljift. Vervolgens is bekeken welke locatie binnen het grondareaal van het landgoed in aanmerking komt. Op basis van de onderstaande argumenten is gekomen tot de gekozen locatie aan de Eikenstraat, de gekozen locatie als enig alternatief uit de bus gekomen:

  • de locatie ligt benedenstrooms van de kwetsbare bronbossen;
  • de locatie ligt ten opzichte van de omliggende kavels op een verhoging in het landschap. Dit is van belang vanwege het op peil houden van het waterbergend vermogen van de Havikerwaard en het waarborgen van voldoende droogtelegging van de gebouwen;
  • de locatie kent een uitstekende ontsluiting via de bestaande wegenstructuur;
  • het mogelijk is gebleken om de percelen van het landgoed zo te verkavelen dat een aanzienlijk huisperceel ontstaat rond de nieuwe locatie. Dezelfde verkaveling maakte het eveneens mogelijk om de percelen rond de kwetsbare natuur op het landgoed te verpachten aan het biologisch akkerbouwbedrijf dat is gevestigd op Landgoed Middachten 7 (blauwe percelen op onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0009.png" Overzicht pachtbedrijven en verkaveling landgoed Middachten

Gelet op het voorgaande is gekozen voor de locatie Eikenstraat ongenummerd als locatie voor het melkveehouderijbedrijf.

2.2.2.2 Inrichting

Tussen de bronbossen en de snelweg wordt aan de Eikenstraat een nieuw agrarisch erf gerealiseerd. De bebouwing van de melkveehouderij bestaat uit een ligboxenstal voor 300 melkkoeien, een jongveestal voor 168 stuks jongvee. Ten behoeve van het machinepark wordt een werktuigenberging gerealiseerd. Het ruwvoer wordt opgeslagen in een viertal sleufsilo's. Tenslotte wordt een bedrijfswoning gerealiseerd met een inhoud van maximaal 700 m³.

Het bouwprogramma is vertaald in een inrichtingsplan. Dit plan laat een gezoneerd erf zien met een representatieve voorzijde (noordwesthoek) en een agrarisch achtererf met stallen en overige bebouwing. Over de inrichting is advies ingewonnen bij het Gelders Genootschap (zie Bijlage 7 Advies Gelders Genootschap).

Om de veehouderij met stallen, bedrijfwoningen, bijhorende voorzieningen en landschappelijke inpassing is een bouwperceel benodigd van circa twee hectare. Deze ruimte behoefte bestaat uit: Uitgangspunt is een melkveehouderij voor 300 melkkoeien incl bijhorend jongvee.

Benodigde voorzieningen en oppervlaktes:

  • Ligboxenstal voor 300 melkkoeien incl melkstal, technische ruimte, tanklokaal, strohok, voersilo's: 3.308 m2
  • Jongveestal voor 168 st jongvee, gescheiden ruimte voor dieren jonger dan 0,5 jaar: 975 m2
  • Werktuigenberging incl. werkplaats, ruimte voor machines, tractoren, opslag div. benodigdheden: 700 m2
  • Sleufsilo's voor voeropslag ca 8500 m3 ruwvoer: 3931 m2
  • Bedrijfswoning: 150 m2
  • Opslag vaste mest:100 m2

Daarnaast is een groot deel in gebruik als:

  • Buffervoorziening hemelwater;
  • Erf, aanplant, tuin.

Tussen de verschillende gebouwen is manouvreerruimte en dergelijke nodig:

  • Minimale ruimte tussen beide stallen ivm ventilatie: 12 m
  • Minimale ruimte tussen stal en sleufsilo ivm ventilatie en doorgang machines: 8 m
  • Breedte tussen sleufsilo's voor afdekking: 4 m
  • Manouvreerruimte tussen sleufsilo's en werktuigenberging: 18 m
  • Manouvreerruimte achter sleufsilo's en stallen: 12 m

De woning is het eerste wat men ziet bij aankomst vanuit de Eikenstraat. De rooilijn van de woning ligt vóór de rooilijn van de grote koeienstal. De woning volgt de richting van de sloot en verzelfstandigt zich daarmee van de stallen en sleufsilo's die parallel aan de Eikenstraat gesitueerd zijn. De stallen liggen zo ver mogelijk naar achteren, zodat de Eikenstraat haar luchtigheid en doorzichten behoudt. De stallen zijn in noordwest-zuidoostrichting georienteerd, zodat de woning geen overlast ondervindt van de geur uit de stallen en de stallen bovendien een goede natuurlijke ventilatie hebben.

De nieuwe bebouwing wordt aan de noordoostzijde landschappelijk ingepast met een droog eikenbosje, dat het hoge, droge karakter van de locatie onderstreept. Aan de oostzijde wordt het zicht onttrokken door elzen en wilgen die passen bij het karakter van de lage en natte gronden buiten de terp. Een belangrijke zichtlijn tussen de Ruitersbeek en achterliggende velden en het erf wordt vrijgehouden van beplanting. Aan de zuidzijde is de landschappelijke overgang transparanter.

Losse elzen en wilgen vormen groepjes voor de kopse kanten van de stallen en laten ruimte over voor zichtlijnen tussen erf en landschap. Er zijn twee entrees, één aan de noordwestzijde (schone zijde), en één aan de zuidwestzijde (bedrijfszijde).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0010.png"

Toekomstige inrichting Eikenstraat ongenummerd
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Buro Lubbers.

Voor een nadere toelichting op de inrichting van deze locatie wordt verwezen naar Bijlage 3 Inrichting- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd. De ruimtelijke relevante onderdelen hebben een vertaling gekregen in de juridische regeling van dit plan. Ten aanzien van de landschappelijke inrichtingsmaatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

2.2.3 Eikenstraat 3

In het kader van het beleid voor functieveranderingen wordt op locatie Eikenstraat 3 kleinschalige woningbouw voorzien. Dit kan een landschappelijke en mogelijk ook een maatschappelijke meerwaarde opleveren.

Dit initiatief is vertaald in een functieveranderingsplan. Dit bestaat uit een landschapsplan, een erfinrichtingsplan, een beeldkwaliteitsplan en een beheerparagraaf.

Het erf wordt opnieuw vormgeven. De monumentale boerderij krijgt een woonfunctie en blijft tezamen met het bakhuisje behouden. Er is voor gekozen om ook de kapschuur aan de Eikenstraat te handhaven. Deze levert visueel een meerwaarde door zijn schaal en levert een functionele meerwaarde door de herbestemming als parkeervoorziening. De overige bebouwing op het overerf wordt gesloopt.

Op het overerf worden één vrijstaande en twee geschakelde woningen gerealiseerd. De woningen krijgen een inhoud van maximaal 700 m³. Hierdoor ontstaan twee robuuste nieuwe volumes die over voldoende massa beschikken om het overerf te overbruggen, een relatie met het hoofdhuis te leggen en het erf te omsluiten. De nieuwe invulling draagt bij aan een aanzienlijke afname van de hoeveelheid bebouwing en verharding.

De locatie Eikenstraat 3 wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast. De nieuwe woningen krijgen een private tuin aan de woning met een ‘onzichtbare' overgang naar extensieve, collectieve tuin. Aansluitend aan het erf wordt 0,4 hectare ingezet voor natuurcompensatie. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0011.png"

Toekomstige inrichting Eikenstraat 3
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat 3, Buro Lubbers

De invulling van de locatie Eikenstraat 3 is verder uitgewerkt in Bijlage 4 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3. De ruimtelijke relevante onderdelen hebben een vertaling gekregen in de juridische regeling van dit plan. Ten aanzien van de landschappelijke inrichtingsmaatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

2.2.4 Buitensingel 60

Op de locatie Buitensingel 60 wordt het grootste deel van de bedrijfsbouwing gesloopt. Het gaat daarbij om een ligboxenstal, een machineberging met jongveestal en een mestsilo. Na sloop van de bebouwing wordt het erf aanzienlijk kleiner. Dit biedt de mogelijkheid om de terp gedeeltelijk af te graven om te voorzien in waterbergingscapaciteit. Door een deel van de bestaande erfbeplanting te verwijderen en nieuwe beplanting aan te brengen wordt het erf visueel en landschappelijk ook verkleind. Ter compensatie van de te kappen beplanting wordt nieuwe erfbeplanting aangebracht rondom de te behouden woning. Daarnaast worden knotwilgensingels uit het cultuurhistorisch waardevolle panorama Bergstein hersteld. Naast de te handhaven bebouwing wordt de mogelijkheid geboden om een bijgebouw te realiseren met een omvang van maximaal 75 m2. Ten zuiden van de nieuwe terp is ruimte voor het realiseren van een uitstapweide voor paarden. Deze past binnen een normaal agrarisch gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0012.png"

Toekomstige inrichting Buitensingel 60
Bron: Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat 3, Buro Lubbers

De invulling van de locatie Buitensingel 60 is verder uitgewerkt in Bijlage 5 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60. De ruimtelijke relevante onderdelen hebben een vertaling gekregen in de juridische regeling van dit plan. Ten aanzien van de landschappelijke inrichtingsmaatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

2.2.5 Locaties waterberging

Dit plan voorziet in het toevoegen van nieuwe bebouwing (locatie Eikenstraat ongenummerd) in een gebied waar rekening moet worden gehouden met hoog water. De ontwikkeling van dit plan mag niet ten koste gaan van het bergend vermogen van de Ellecomse polder. In overleg met Rijkswaterstaat zijn locaties aangewezen die ten compensatie van de nieuwe bebouwing op Eikenstraat ongenummerd worden afgegraven voor waterberging. Hiermee wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in het Barro (zie paragraaf 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening). De overeengekomen maatregelen zijn weergeven in de notitie die is opgenomen in Bijlage 14 Compensatie waterberging en door een landschapsarchitect verder uitgewerkt (zie Bijlage 6 Inrichtingsplan bergingsgebieden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0013.png"

Locatie waterberging (strook)
Bron: Eelerwoude

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0014.png"

Locatie waterberging (poel)
Bron: Eelerwoude

2.3 Afweging

Het bestaande melkveebedrijf Eikenstraat 3 grenst bovenstrooms direct aan de kwetsbare bronbossen van Landgoed Middachten. Er vinden incidentele lozingen plaats van een mengsel van schoon en vuil water op het grond- en oppervlaktewater van het Faisantenbosch. Dit heeft tot gevolg dat er eutrofiering plaatsvindt. In het kader van het herstel en behoud van de kwetsbare en bijzondere bronmilieus van het Faisantenbosch en het Middachterbos en de behoefte aan een toekomstbestendig agrarisch bedrijf op Landgoed Middachten, is het zeer wenselijk om de agrarische bedrijfsvoering te verplaatsen naar de zuidelijker gelegen locatie aan de Eikenstraat. Verder blijkt dat op de Eikenstraat 3 de agrarische bedrijfsvoering verre van optimaal is vanwege onder andere een beperkte huiskavel, geringe omvang van het bouwperceel, verwevenheid met de openbare weg en de gronden behorende bij het bedrijf verspreid liggen. Hierdoor is een meer diervriendelijke en efficiënte bedrijfsvoering niet goed mogelijk.

De nieuwe locatie Eikenstraat ongenummerd kent op basis van het bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden en hiervoor is een bestemmingsplanherziening nodig. Hier kan medewerking aan worden verleend indien op een andere locatie de agrarische bestemming met bouwvlak wordt verwijderd. Hiervoor wordt de locatie Buitensingel 60 ingezet. Aan het plan kan medewerking worden verleend als het agrarisch bouwvlak wordt verplaatst en op deze locatie de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden gesaneerd. De bedrijfswoning krijgt een woonbestemming met mogelijkheid voor een bijgebouw. Hiermee is sprake van een verplaatsing van het agrarisch bouwvlak en niet van de toevoeging van een agrarisch bouwvlak.

Het beleid voor functieveranderingen kan worden ingezet om aan de Eikenstraat 3 de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Hierbij wordt in ruil voor de beëindiging van de agrarische locatie en de sloop van de agrarische gebouwen de mogelijkheid geboden om drie woningen terug te bouwen. In paragraaf 3.3.5 Functieverandering wordt nader ingegaan op dit specifieke beleid voor functieverandering.

Het bouwvlak van circa 2,2 hectare op de locatie Eikenstraat ongenummerd zoekt aansluiting op de perceelsvorm die historisch bepaald is en waarvan de grens van het perceel gevormd wordt door een watergang. In het bestemmingsplan Landelijk gebied is in de regels een maximum van 1,5 hectare bepaald voor de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken. De toelichting geeft aan dat in individuele gevallen van dit maximum kan worden afgeweken door middel van een apart bestemmingsplan. De noodzaak moet dan wel worden onderbouwd. Het voorliggende plan ziet toe op een groot grondgebonden melkveebedrijf waarbij een bouwvlak van 2,2 hectare reëel is. Er is sprake van een bouwprogramma dat niet binnen 1,5 hectare kan worden gerealiseerd. Er is sprake van een compacte bedrijfsopzet en zorgvuldig ruimtegebruik. De benodigde ruimte wordt met name bepaald door het aantal dieren dat zal worden gehouden, de bijbehorende opslag van ruwvoer en de stallingsruimte voor machines. Bovendien volgt de vorm van het bouwvlak de historische perceelsvorm en worden de gebouwen en bouwwerken landschappelijk ingepast met groen. Er is rekening gehouden met landschappelijke en historische kwaliteiten in het buitengebied.

Verder is uit onderzoek niet gebleken dat er belemmeringen aanwezig zijn. In Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur werkt derhalve mee aan de hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 Haalbaarheid wordt ingegaan op specifiek (sectoraal) beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de SVIR maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. De Rijksoverheid brengt het aantal procedures en regels stevig terug en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio’s rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk samenwerking met marktpartijen en andere overheden. Zo lang er geen sprake is van een nationaal belang zal het rijk de beoordeling en uitvoering van ontwikkelingen dus aan de provincies en gemeenten overlaten. De uitgangspunten uit de SVIR zijn juridisch verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro is aangegeven welke gebieden, of projecten, van nationaal belang zijn en aanvullende toetsing behoeven. Om te bepalen of sprake is van strijdigheid met de belangen uit de SVIR dient daarom verder getoetst te worden aan het Barro. Verdere toetsing aan ruimtelijke en milieutechnische belangen vindt plaats aan het provinciaal beleid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Deze nieuwe AMvB Ruimte heeft de eerdere ontwerp AMvB Ruimte 2009 vervangen. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig uit de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en

deels uit nieuwe onderwerpen. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het besluit bepaalt tevens:

"Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit."

Volgens de toelichting bij dit artikel geldt als hoofdregel, dat de regels van het Barro alleen van toepassing zijn wanneer na inwerkingtreding van het Barro een nieuw bestemmingsplan voor het eerst nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de aangegeven projectgebieden. Alleen wanneer het Barro expliciet een aanpassing van bestemmingsplannen vergt, omdat een reeds bestaand bestemmingsplan binnen een of meerdere van de projectgebieden is gelegen, dan moet dat binnen drie jaar gebeuren. In het Barro zijn dertien projecten van nationaal belang beschreven. Het onderhavige project heeft geen gevolgen voor een van deze dertien projecten.

Gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakvlakken heeft met een of meerdere belangen van de projecten in het Barro, zullen nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. Bij het Barro zijn kaarten opgenomen welke de genoemde projecten in beeld brengen. De projectlocatie is gelegen in het rivierbed van de IJssel. Hierop is het onderstaande artikel van het Barro van toepassing.

Artikel 2.4.3 (rivierbed)

  • 1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
    • a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    • b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    • c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
    • d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  • 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
  • 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.

De bovengenoemde regels zijn nader uitgewerkt in de Beleidslijn grote rivieren. Deze beleidslijn bevat een afwegingskader waaraan nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren moeten voldoen. De toepassing van het afwegingskader waarborgt de veiligheid in het achterland; de ruimte die de rivier nodig heeft bij een maatgevende hoogwatersituatie blijft hiermee behouden. Voor nieuwe of uitbreiding van bestaande activiteiten in het rivierbed is in veel gevallen een vergunning op grond van de Waterwet nodig. Een goede doorwerking van het beleid vereist een adequate coördinatie tussen de ruimtelijke ordening en waterveiligheid. De beleidslijn is het instrument dat hierin voorziet.

Op grond van de beleidslijn is op de locatie Eikenstraat ongenummerd het 'bergend regime' van toepassing. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar in principe alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden ('Ja, mits').

Alle activiteiten waarvoor toestemming mogelijk is moeten voldoen aan de voorwaarden dat:

  • er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk wordt gewaarborgd;
  • er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is.
  • de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

In paragraaf 4.2.8 wordt nader ingegaan op het bergend vermogen van de Ellecomse polder en aangetoond dat de afname van het begend vermogend duurzaam wordt gecompenseerd door elders binnen de Ellecomse polder gronden af te graven.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Uit de 'Handreiking bij de ladder voor duurzame vestedelijking' van het Ministerie van I en A blijkt dat de de ladder moet worden toegepast bij verbindende ruimtelijke plannen waaronder de provinciale verordening. De meeste “ruimte voor ruimte” regelingen maken geen extra stedelijke ontwikkeling mogelijk, maar reduceren bebouwing of verplaatsen die. Toepassing van de ladder is dan niet nodig. Ook in het kader van herontwikkeling van de locatie Eikenstraat 3 is dit aan de orde. Op de locatie Eikenstraat ongenummerd is de Ladder voor duurzame verstedelijking eveneens niet van toepassing omdat de realisatie van een veehouderij niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling.

3.1.4 Erfgoedwet

De historische buitenplaats Middachten aangewezen als beschermd monument en heeft daarmee een status als rijksmonument. De waardering als historische buitenplaats zit hem onder andere in de gaafheid van het 17e eeuws bewaarde hoofdgebouw en de ouderdom van de buitenplaats in combinatie met de compleetheid en gaafheid. De grens van de historische buitenplaats ligt net over de Eikenstraat en de grezen van de boerderij op het erf Eikenstraat 3. Enkel de locatie Eikenstraat 3 maakt dus deel uit van de historische buitenplaats. De locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 liggen er dus buiten.

Een deel van de bebouwing op het erf Eikenstraat is ook bouwkundig als monument aangewezen. Het gaat daarbij om de boerderij 'Borgh Keppel' en het bakhuisje. De boerderij en het bakhuisje zijn aangezen:

  • vanwege de beeldbepalende en karakteristieke situering aan het begin van de Eikenstraat;
  • vanwege de vrij gaaf bewaarde en in twee periodes tot stand gekomen hoofdvorm, de detaillering en het materiaalgebruik;
  • vanwege de ensemblewaarde;
  • vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats.

Op grond van het overgangsrecht dat is opgenomen in de Erfgoedwet is te zijner tijd een monumentenvergunning noodzakelijk. Wanneer in 2019 de Omgevingswet in werking treedt is vergunning noodzakelijk op grond van deze wet. Ook vanuit het Besluit ruimtelijk ordening (Bro) is een cultuurhistorische afweging verplicht. In paragraaf 4.2.9 wordt nader ingegaan op cultuurhistorische waarden.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Provinciale staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie vastgesteld en op 24 september 2014 de Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening zijn vervolgens op 17 oktober 2014 in werking getreden. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur;
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan drie invalshoeken: dynamisch, mooi en divers. De provincie Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten zoals innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid en hoe de provincie afspraken maakt over wonen en werken. Mooi staat voor de natuurdoelen en de kwaliteiten die de provincie wil borgen en verder wil ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit.

Het plangebied ligt in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.

In de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende doelstellingen:

  • de samenhang tussen de natuurgebieden bevorderen en daarmee het Gelders Natuurnetwerk versterken en overgangen tussen natuurbestemmingen en andere functies zoneren;
  • ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie;
  • kansen bieden voor creatieve functiecombinaties ter versterking van het natuurlijke systeem door een versterking van de kernkwaliteiten van natuur en landschap in combinatie met stedelijke functies waaronder verblijfsrecreatie;
  • beschermen van bos;
  • specifieke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden beschermen.

De provincie nodigt de Gelderse samenleving uit om in de Groene Ontwikkelingszone (GO) initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Voor landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ligt hier ontwikkelingsruimte, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast.

De omgevingsvisie is niet bindend bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De juridische doorwerking van de visie vindt plaats in de regels van de provinciale ruimtelijke verordening (zie volgend paragraaf). Binnen de provinciale omgevingsverordening zijn regels opgenomen welke bindend zijn voor het bestemmingsplan.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Het ruimtelijke beleid van de provincie zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, is deels verankerd in de Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening is bindend voor de gemeente. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De omgevingsverordening is op 24 september 2014 door Provinciale Staten van Gelderland (PS) vastgesteld en op 17 oktober 2014 in werking getreden. In de omgevingsverordening is de omgevingsvisie vertaald in regels en vormt daarmee het juridisch bindende toetsingskader.

In hoofdstuk 2 zijn de regels ten aanzien van wonen en de veehouderij opgenomen. In paragraaf 2.5.2 zijn specifiek de regels voor de grondgebonden veehouderij opgenomen, waarbij onderscheidt wordt gemaakt tussen nieuwvestiging, uitbreiding en nevenactiviteiten. In paragraaf 2.2.1 zijn de regels voor het realiseren van nieuwe woningen opgenomen. Voor deze situatie zijn de regels voor nieuwvestiging en wonen van belang. Gelet op de ligging van het plangebied in de Groene Ontwikkelingszone zijn ook deze regels relevant.

3.2.2.1 Begrippen

Voordat wordt ingegaan op de toetsing van de regels worden eerst de relevante begrippen uit de verordening beschreven:

  • Gelders Natuurnetwerk (GNN): Samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang.
  • Groene Ontwikkelingszone (GO): Zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het GNN en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
  • Grondgebonden veehouderijbedrijf: 'Agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken'. Wat "in de omgeving" is, is in de regels niet expliciet vastgelegd.
  • Grondgebruiksplan: 'Plan waarin de ondernemer informatie biedt over de grondgebondenheid van het veehouderijbedrijf of de veehouderijtak'.
  • Nieuwvestiging: 'Het planologisch voorzien in de vestiging van een agrarisch veehouderijbedrijf op een nieuw agrarisch bouwperceel'.
3.2.2.2 Melkrundveehouderij (nieuwvestiging)

In de provinciale verordening wordt in artikel 2.5.2.1 onder 1 aangegeven dat 'in bestemmingsplannen die betrekking hebben op het Agrarisch gebied nieuwvestiging van grondgebonden veehouderijbedrijven niet wordt toegestaan'. In afwijking van deze standaardregel kan een bestemmingsplan wel worden toegestaan voor een grondgebonden veehouderijbedrijf indien een bestaand bedrijf moet worden verplaatst op initiatief van de overheid ten behoeve van het realiseren van ruimtelijke doelen van algemeen maatschappelijk belang (artikel 2.5.2.1 onder 1, lid b).

In deze situatie is verplaatsing van de melkveehouderij Buitensingel 60 in combinatie met de beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering op Eikenstraat 3 noodzakelijk om enerzijds ecologische doelstellingen te halen en anderzijds te komen tot een structuurverbetering van de landbouw die vervolgens als drager kan blijven functioneren onder het cultuurhistorisch zeer waardevolle landgoed Middachten. Hieronder wordt nader ingegaan op beide doelstellingen die aangemerkt moeten worden als een algemeen maatschappelijk belang.

Ecologische doelstelling

De verplaatsing is enkel mogelijik als ruimtelijke doelen van algemeen maatschappelijk belang worden gerealiseerd. Op de huidige locatie heeft het bedrijf een negatief effect op waardevol bos. Ten zuiden van de bestaande bedrijfslocatie van de melkveehouderij aan de Eikenstraat 3 ligt het Faisantenbos. Dit is een waardevol bronbos waar bijzondere bronvegetaties voorkomen. Vervuild erf- en spoelwater van het huidige agrarisch bedrijf aan de Eikenstraat 3 staat het natuurherstel van deze bossen in de weg. De oorzaak hiervan ligt in de natuurlijke ligging van de bestaande bedrijfslocatie in de overgang van de hoger gelegen cultuurgronden naar de lager gelegen bronbossen. De bedrijfsverplaatsing draagt bij aan het natuurherstel van deze bossen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat eutrofiering van de bronbossen alleen kan worden voorkomen door de bron, het agrarisch bedrijf, uit het bovenstroomse gebied te plaatsen.

De wens om te komen tot een vermindering van de eutrofiering van bovengenoemde bossen komt onder andere voort uit het geformuleerde beleid van de Provincie Gelderland in het plan voor de Havikerpoort.

Binnen het provinciale gebiedsproces Havikerpoort is er bijzondere aandacht voor de Bronbossen (het Kooibos en Faisantenbos). Maatregelen in de waterhuishouding van het gebied moeten verdere verdroging voorkomen. In 2008 heeft de provincie het Waterschap Rijn & IJssel gevraagd om voor de Middachterbroek en de Ellecomse polder een GGor plan uit te werken. Het Inrichtingsplan kent 2 doelen:

  • 1. herstellen van de bronbossen in Middachten;
  • 2. ecologisch inrichten en beheren van de waardevolle beken

De grondeigenaren in de Ellecomse Polder (Landgoed Middachten en Protestantse Gemeente te Ellecom De Steeg) publiceren in 2012 een plan Borchkeppel om o.m.

  • I. een eutrofiërend agrarisch bedrijfsterrein bij de Bronbossen te amoveren;
  • II. een agrarisch bedrijfsperceel in het midden van de Ellecomse Polder te verplaatsen naar de Eikenstraat;
  • III. de Ellecomse Polder landschappelijk in te richten;
  • IV. de Ellecomse Polder agrarisch te kunnen blijven beheren.

Het plan sluit aan op het voornemen van de overheid, grondeigenaar en agrarisch ondernemer om het bedrijf aan de Eikenstraat te verplaatsen naar een nieuwe locatie verderop aan de Eikenstraat. Hiervoor is door de provincie reeds een verplaatsingssubsidie verleend en de noodzakelijke vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming op basis van de rechten van Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 is inmiddels ook verkregen.

Door een gezamenlijk plan van grondeigenaren, Waterschap Rijn en IJssel en de provincie Gelderland wordt het mogelijk een duurzaam landschappelijk en agrarisch beheer in de Ellecomse Polder te realiseren, dat voldoet aan de doelen van het oorspronkelijke Inrichtingsplan. Hiervoor werden in 2012 het inrichtingsplan en het plan Borchkeppel geïntegreerd tot één Natuur- en landschapsplan Ellecomse Polder.

Dit project betreft een gezamenlijk initiatief van grondeigenaren, pachter, waterschap Rijn en IJssel en de provincie. In die zin kan het initiatief in het kader van de omgevingsverordening aangemerkt worden als een verplaatsing op initiatief van de overheid ten behoeve van het realiseren van ruimtelijke doelen van algemeen maatschappelijk belang. Waarmee wordt voldaan aan de bepalingen uit artikel 2.5.2.1, lid 2 van de verordening.

Structuurverbetering landbouw
De melkveehouderij is van oudsher één van de belangrijkste pijlers onder het landgoed Middachten. Ook vandaag de dag vormt de melkveehouderij een belangrijke economische drager onder het landgoed. Voor het voortbestaan van de landbouw op het landgoed is het essentieel dat de veehouderijen beschikken over voldoende omvang en een goede verkaveling. Overigens zonder daarbij de historische- en natuurlijke waarden van het landgoed uit het oog te verliezen. Daarnaast moeten de agrarische opstallen voldoen aan de hedendaagse wensen en eisen.

Naast het economisch belang van de landbouw, voor zowel het landgoed als de pachter, mag ook de functie van de landbouw als beheerder van het landschap niet uit het oog worden verloren. De cultuurgronden die in eigendom zijn van landgoed Middachten zijn in gebruik van pachtboeren die deze hoofdzakelijk in gebruik hebben als grasland. Om de bestaande landschappelijke waarden van het landgoed te behouden is het van belang dat de gronden in gebruik blijven van melkveehouders. Dit geldt zowel voor de gronden ten noorden als ten zuiden van de A348.

Vooruitlopend opt de verplaatsing van de melkveehouderij naar de locatie Eikenstraat ongenummerd heeft reeds een ingrijpende herverkaveling van de gronden van Landgoed Middachten plaats gevonden. Dit heeft onder andere geresulteerd in een groot aaneengesloten huiskavel voor de nieuwe melkveehouderij op Eikenstraat ong. Ook voor andere pachters binnen het landgoed verbetert de verkaveling. Zo zijn de blijvende bedrijven binnen het landgoed op een wijze verkaveld waarbij grote aaneengesloten huiskavels en veldkavels zijn ontstaan. De bedrijven hebben de gronden aan één zijde van de snelweg toegedeeld gekregen om verkeersbewegingen met landbouwverkeer te beperken. Een afbeelding met de verkaveling is weergegeven in paragraaf 2.2.2.1. De verplaatsing draagt hiermee bij aan een verbetering van de landbouwstructuur.

Landschappelijke inpassing
De nieuwvestiging moet ruimtelijk aanvaardbaar zijn en moet deze voorzien in een goede landschappelijke inpassing (artikel 2.5.2.1 onder 3). In paragraaf 2.2.2 en in Bijlage 3 Inrichting- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd wordt hier uitvoerig op ingegaan. Hieruit blijkt dat wordt voorzien in een zorgvuldige inpassing van de nieuwe situatie waarbij op de overgang naar het landelijk gebied nieuwe omzomende beplanting wordt aangebracht.

Grondgebondenheid melkrundveehouderij

Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf is alleen mogelijk indien het grondgeboden veehouderijbedrijf betreft en wordt voldaan aan de regels in artikel 2.5.2. van de verordening. Dit betekent dat de te vestigen melkveehouderij op de locatie Eikenstraat ongenummerd gericht moet zijn op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50% afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.

Om dit aan te tonen is een grondgebruiksplan opgesteld waaruit blijkt dat het bedrijf voor minimaal 50% kan voorzien in haar eigen ruwvoerbehoefte. Gelet op de beoogde bedrijfsomvang van 300 melkkoeien en bijbehorend jongvee in combinatie met de grootte van de toekomstige huiskavel (125 hectare) kan dit eenvoudig worden aangetoond met enkele kengetallen uit het tabellenboek veevoeding 2010 van het productschap diervoeder.

Een melkkoe gebruikt zo'n 16 kg droge stof per dag. Bij 300 stuks melkvee bedraagt dit dus 1.752 ton/jaar (300 x 365 x 16). Jongvee gebruikt gemiddeld 5 à 6 kg droge stof per dag. Per jaar bedraagt dit 337,260 ton (168 x 365 x 5,5). De totale ruwvoerbehoefte bedraagt dan ook 2.089,26 ton/jaar.

In de nieuwe situatie beschikt het bedrijf over een huiskavel van 125 hectare. Uitgaande van 80% grasland en 20% maïs levert dit het volgende plaatje op in ruwvoeropbrengst:

  • 10.000 kg droge stof per hectare grasland per jaar: 1.000 ton/jaar (100 ha)
  • 17.000 kg droge stof per hectare maïs per jaar: 425 ton/jaar (25 ha).

Uit de bovenstaande berekening blijkt dat het bedrijf in de nieuwe situatie voor 68% kan voorzien in de eigen ruwvoerbehoefte. Dit ligt ruim boven de gestelde norm van 50%. Het bedrijf moet in het kader van de verordening dan ook worden aangemerkt als grondgebonden.

Om te waarborgen dat wordt voldaan aan de regels van de provinciale verordening, is in de bestemmingsomschrijving onder 3.1.1 opgenomen dat er sprake moet zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf. In dit bestemmingsplan is onder 1.26 van de begripsbepalingen een definitie van een agrarisch grondgebonden veehouderijbedrijf op opgenomen. In de definitie is vastgelegd dat de opbrengst van de agrarische cultuurgrond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen beschikt, grotendeels (minimaal 50%) kan voorzien in de ruwvoerbehoefte.

3.2.2.3 Wonen

In de Omgevingsverordening is over 'wonen' opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) is opgevolgd door de kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Per 1 januari 2015 is het KWP3 vervangen door de “Kwantitatieve opgave wonen” voor de periode 2015 tot en met 2024. Rheden maakt voor wat betreft de Kwantitatieve opgave wonen deel uit van de subregio Arnhem e.o.

De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudensprognoses van de provincie Gelderland (2014), maar ook uit de verstedelijkingsafspraken tussen het Rijk en de Stadsregio Arnhem Nijmegen, om in de periode tot 2020 circa 26.000 woningen te bouwen om daarmee te voldoen aan de regionale woningbehoefte. De geplande woningen in Oud Middachten zijn opgenomen in de “planningslijst woningbouw”. In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe Renkum, Rheden en Rozendaal) zijn in samenwerking met de stadsregio Arnhem-Nijmegen en de provincie Gelderland de gemeentelijke woningbouwprogramma's (de gemeentelijke planningslijsten) op elkaar afgestemd. Uit deze afstemming is gebleken dat er voor de subregio Arnhem en omstreken voldoende ruimte was om gewenste plannen tot 2020 te realiseren. In 2015 heeft de provincie Gelderland daarom de Kwantitatieve opgave wonen 2014 t/m 2019 voor de subregio Arnhem en omstreken vastgesteld .Het toevoegen van een drietal woningen op de locatie Eikenstraat 3 sluit aan bij de behoefte en past binnen de regionale afspraken.

3.2.2.4 Groene Ontwikkelingszone

De locaties zijn gelegen in de Groene Ontwikkelingszone. Binnen deze zone zijn grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zoals de vestiging van een melkveehouderijbedrijf niet zonder meer mogelijk. In paragraaf 4.2.11.2 Gebiedsbescherming en in Bijlage 24 Passende beoordeling en toets GNN en GO wordt hier nader op ingegaan en aangetoond dat het initiatief ten aanzien van dit punt past binnen de verordening.

3.2.3 Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

De ambitie van de provincie is om bij de toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik expliciet aandacht te schenken aan de borging van ruimtelijke kwaliteit of kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij is het al goed om de ladder zelf als een kwaliteitsinstrument aan te merken, gericht op behoefte en locatie. Bijvoorbeeld bij ruimtelijke initiatieven in stedelijk en in het landelijk gebied en in overgangsgebieden als de stads- en dorpsrandzones. Het is van belang dat er een goede match ontstaat tussen de kwaliteiten van het ruimtelijk initiatief en de kwaliteiten van de (uiteindelijk gekozen) locatie en het omliggende gebied. De uitdaging waar de provincie en partners gezamenlijk voor staan is om kwaliteit - indien mogelijk en gewenst extra kwaliteit - toe te voegen, beleefbaar te maken en houden. Algemene stelregel is: streef naar een goed evenwicht tussen ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestatie c.q. investering in kwaliteit van de leefomgeving.

In Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan is het initiatief beschreven. Er is ingegaan op de kwaliteit die het onderhavige project toevoegt voor de omgeving en het landgoed Middachten. Ook is er aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Verder wordt in paragraaf 3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland nader ingegaan op de kwalitatieve en kwalitatieve vraag in relatie tot de ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Gezien het bovenstaande wordt voldaan aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

3.2.4 Gelders plussenbeleid

Provinciale Staten hebben 1 maart het Plussenbeleid vastgesteld. Het Plussenbeleid geeft kaders voor bestemmingsplannen. Het geeft aan hoe bij uitbreidingen van niet-grondgebonden veehouders meer oog moet zijn voor duurzaamheid. Dit door een goede dialoog met de omgeving over de uitbreiding. En ook door aanvullende investeringen in maatregelen voor dierwelzijn, milieu en/of ruimtelijke kwaliteit te vereisen. Aangezien dit plan enkel een grondgebonden melkveehouderij mogelijk maakt is het plussenbeleid niet van toepassing.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeenten Rheden en Rozendaal hebben in 2007 gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld en vastgesteld. De doelstellingen in het LOP zijn gericht op de functies landbouw, natuur en recreatie. Het LOP bestaat uit vier delen:

  • 1. inventarisatie en analyse;
  • 2. scenario's en landschapsvisie;
  • 3. uitvoeringsprogramma;
  • 4. communicatieproces.

De landschapsvisie (deel 1 en 2) beschrijft hoe de gemeente(s) met het landschap om willen gaan, het landschap waarin gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. De activiteiten in het landelijk gebied bepalen het uiterlijk van het landschap en die activiteiten wijzigen in de loop der tijd.

De locatie Eikenstraat 3 is gelegen in de overganszone tussen de Veluwe en het IJsseldal. De doelstellingen voor dit gebied zijn:

  • behoud van het landelijke karakter;
  • behoud van het kleinschalige en afwisselende karakter;
  • behoud van de cultuurhistorische waarden;
  • afwisseling gebruiksvormen en de concentratie van transportwegen in acht houden;
  • grondgebonden landbouw behouden als hoofdfunctie;
  • bij landgoederen en agrarische bedrijven het recreatieve aspect uitbouwen.

De locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 zijn gelegen in het IJsseldal dat gekenmerkt wordt door het agrarische karakter. Hiervoor gelden de volgende doelstellingen:

  • behoud van het agrarische karakter;
  • behouden of versterken van de karakteristieke kenmerken van het IJsseldal, zoals weiden, hagen en bomenrijen, sloten, plassen en IJsselstragen, pollen en de relatie met de IJssel;
  • grondgebonden landbouw is de hoofdfuctie;
  • verbeteren van de recreatieve toegankelijkheid.

In dit project is met name ingezet op het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het behoud van de grondgebonden landbouw als hoofdfunctie in het IJsseldal. Dit is verder uitgewerkt in Bijlage 3 Inrichting- en beeldkwaliteitsplan Eikenstraat ongenummerd, Functieveranderingsplan Eikenstraat 3 en Bijlage 5 Inrichtings- en beeldkwaliteitsplan Buitensingel 60.

Het landelijke karakter blijft behouden. De melkveehouderij draagt er aan bij dat het agrarisch grondgebruik ook op de langere termijn in stand kan blijven. Bestaande landschapselementen blijven in tact en nieuwe worden toegevoegd. Rond de locatie Eikenstraat 3 blijven cultuurhistorische waarden in tact. Door grootschalige bedrijfsgebouwen binnen een historische erf, onderdeel van een historische buitenplaats, te slopen en kleinere bouwvolumes terug te bouwen komen de cultuurhistorische waarden van het oorspronkelijke erf beter tot hun recht. Daarnaast wordt gekeken naar de aanleg van een struinpad op een deel van het oorspronkelijke erf. Rond de erven Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 wordt nieuwe beplanting aangebracht die aansluit op streefbeeld uit het landschapsontwikkelingsplan. De ontwikkeling is in overeenstemming met het Landschapsontwikkelingsplan.

3.3.2 Bestemmingsplan Landelijk gebied

In het bestemmingsplan hebben de drie locaties een agrarische bestemming evenals de weidegronden daaromheen. Het gebruik van de locaties Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 voor wonen past niet binnen de agrarische bestemming. Dit geldt ook voor de toevoeging van extra woningen aan de Eikenstraat 3. Doordat op de locatie eikenstraat ong. een bouwvlak ontbreekt kan hier geen nieuw bedrijf gevestigd worden. De nieuwe ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied. Via een wijzigingsbevoegdheid is functieverandering mogelijk. Deze regeling is gezien het bouwprogramma en de hoeveelheid te slopen vierkante meters niet toereikend. Dit betekent dat een bestemmingsplanherziening moet worden doorlopen.

3.3.3 Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied

Het plangebied valt binnen het deelgebied “Uiterwaarden van de IJssel”. Hierin is het volgende opgenomen:

  • Beplanting langs kavelgrenzen behouden, m.n. in noordelijke deel
  • Openheid richting rivier behouden
  • Compacte erfinrichting, een ontsluiting per erf
  • Erfbeplanting inpassen in bestaande beplantingsstructuren
  • Erfafscheiding in de vorm van hagen
  • Sparen bestaande waardevolle erfbeplanting
  • Aanleg recreatieve paden bij herontwikkeling gebieden
  • Kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing
  • Bij bedrijfsbeëindiging en omvorming van een agrarische bestemming tot een woonbestemming bebouwing clusteren tot grotere eenheden, waardoor de karakteristiek van woongebouw met bedrijfsgebouwen behouden blijft.

De voorgestelde inrichting sluit ten aanzien van de ontwikkelingen op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 volledig aan bij het beeldkwaliteitsplan. De ontwikkeling van Eikenstraat ongenummerd is echter niet geheel in overeenstemming met het streven om de openheid richting de rivier te behouden. Enerzijds draagt de toevoeging van een nieuw erf in het gebied met de bijbehorende landschappelijke inpassing bij aan een verdichting van het open gebied. Anderzijds levert het plan wel een bijdrage aan het behoud van de melkveehouderij als belangrijke gebruiksfunctie van de uiterwaarden. Daar komt bij dat het nieuwe erf geen belemmering vormt voor een waardevolle zichtlijn.

3.3.4 Woonvisie 2014-2020

De gemeente Rheden heeft voor de komende jaren de volgende speerpunten in het woonbeleid geformuleerd:

  • betaalbaarheid
  • aantrekkelijke woonmilieus
  • bouwen voor behoefte
  • toekomstbestendig wonen: levensloopgeschikt en duurzaam

Ten opzichte van de woonvisie 2009 t/m 2013 is in de vigerende woonvisie meer nadruk gelegd op betaalbaarheid en wordt er daarom ingezet op de realisatie van huurwoningen. Dit geldt met name voor grotere woningbouwlocaties met meer dan 15 woningen. Op deze locaties dient in principe 35% in de huursector gerealiseerd te worden. Op onderhavige locatie is geen sprake van het realiseren van 15 woningen of meer. Het betreft hier een kleine woningbouwlocatie met vrijstaande en/of geschakelde woningen waarbij de nieuwbouw past bij het karakter en de identiteit van een voormalig agrarisch erf. Dit past bij het tweede speerpunt van de woonvisie om aantrekkelijke woonmilieus te realiseren. Tevens wordt bij het realiseren van een vrijstaande en twee geschakelde woningen in het landelijke gebied voldaan aan de doelstelling om voor deze woonvisie periode een accent te leggen op grondgebonden woningen en wordt een deel van de behoefte aan landelijk wonen ingevuld. Deze locatie wordt in de woonvisie niet aangeduid als locatie waarbij extra inzet moet worden gepleegd op levensloopgeschikt bouwen vanwege het ontbreken van centrum- en zorgvoorzieningen.

3.3.5 Functieverandering

De gemeente Rheden heeft in 2013 Functieveranderingenbeleid vastgesteld. Hierin zijn de randvoorwaarden bij functieverandering van agrarische en niet-agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeente Rheden vastgelegd. Voor functieverandering naar wonen gelden de volgende algemene uitgangspunten:

Begripsbepalingen

  • Wooneenheid: elke zelfstandige woning binnen een gebouw.
  • Gebouw: pand waarin 1 of meer wooneenheden zijn ondergebracht (vrijstaande woning, twee-of meer woningen onder één kap)

Aantal wooneenheden en gebouwen

  • Het aantal wooneenheden is gekoppeld aan het aantal m2 sloop, waarbij een maximum geldt van vijf wooneenheden.
  • Het aantal gebouwen is gekoppeld aan het aantal m2 sloop, waarbij een maximum geldt van twee gebouwen.
  • De bestaande dienstwoning mag gehandhaafd blijven en telt niet mee in het aantal toegestane wooneenheden of gebouwen.
  • Indien de bestaande dienstwoning deel uitmaakt van een monumentaal of karakteristiek hoofdgebouw met daarin ook bedrijfsruimte, dan wordt dit hoofdgebouw als geheel niet meegerekend in het aantal toegestane gebouwen.

Functiedifferentiatie

  • Uitgangspunt is versterking van de gebiedsfunctie. Om dit te stimuleren worden de mogelijkheden voor wonen binnen de deelgebieden Veluwe en IJsselvallei ingeperkt ten opzichte van de andere deelgebieden. Wonen is hier geen primaire functie want het heeft geen toegevoegde waarde voor de betreffende gebiedsfuncties. (zie paragraaf 2.6 Beleidskoers).

Hergebruik-nieuwbouw (van niet monumentale of karakteristieke panden)

  • Hergebruik is uitgangspunt tenzij dit om redenen van beeldkwaliteit of bouwtechnische kwaliteit niet mogelijk danwel wenselijk is.
  • Binnen de uiterwaarden is nieuwbouw niet op voorhand toegestaan. Dit zal per geval beoordeeld worden aan de hand van de Waterwet en het Barro.
  • Een combinatie van hergebruik en nieuwbouw is mogelijk.

Bij het realiseren van woningen of woongebouwen geldt:

  • Bij elke wooneenheid zijn bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 75 m2 toegestaan.
  • Voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de regels zoals deze zijn opgenomen in Bestemmingsplan Landelijk gebied.

In het onderstaande schema’s is aangegeven welke mogelijkheden er binnen de verschillende deelgebieden zijn voor het realiseren van woningen per deelgebied. Het onderstaande schema laat de mogelijkheden bij sloop en vervangende nieuwbouw zien. Het plangebied is gelegen in de overganszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0015.png"

Maatwerk
Voor alle functieveranderingsopgaven geldt dat kwaliteit gaat boven kwantiteit. In uitzonderingsgevallen kan afgeweken worden van de hiervoor genoemde regels. De initiatiefnemer zal in dat geval aan moeten tonen waarom in dat geval een afwijking kan worden verantwoord, bijvoorbeeld vanwege maatschappelijk belang, duurzaamheid, landschap- en natuurwinst, het oplossen van een ruimtelijk of milieuhygiënisch knelpunt etc. Hierbij zal evenredig compensatie plaatsvinden.

Compensatie
Een voorwaarde voor elke functieverandering is dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving. Met een goede landschappelijke inpassing van nieuwe ontwikkelingen kan een ruimtelijke meerwaarde gecreëerd worden. Elke functieverandering dient daarom gepaard te gaan met een landschappelijke inpassing van het erf en compensatie. Hiervoor dient de initiatiefnemer een functieveranderingsplan op te stellen. Voor dit project is een functieveranderingsplan opgesteld voor de locatie Eikenstraat 3. Dit plan is opgenomen in Bijlage 4.

Toets Eikenstraat 3
De locatie Eikenstraat 3 ligt in een overgangszone. Hiervoor geldt dat bij sloop van meer dan 1.500 m² aan agrarische gebouwen maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte kan worden nieuw gebouwd in twee gebouwen van maximaal 1.400 m³ en maximaal vier wooneenheden. De initiatiefnemer heeft er voor gekozen om drie wooneenheden te realiseren in twee nieuwe gebouwen. Uit onder andere het overleg met het Geldersch Genootschap is gebleken dat grotere volumes, beter passend zijn op deze locatie om te zorgen voor een goede verhouding tussen erf en overerf.

In het beleid is de voorwaarde opgenomen dat 25% van de financiële meerwaarde die met de woningbouwontwikkeling gecreëerd wordt, ingezet moet worden voor bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Dit is de in het beleid bedoelde compensatie.

De benodigde extra ruimtelijke kwaliteit is gevonden in de volgende maatregelen:

  • landschappelijke inpassing erf en landschappelijke versterking gronden Buitensingel 60;
  • herbestemming, afwaardering en inrichting natuurstrook op waterbergingslocatie langs bestaande watergang tussen bronbossen en nieuwbouwlocatie Eikenstraat ongenummerd;
  • restauratie monumentale boerderij Eikenstraat 3.

De hiermee gepaard gaande kosten bedragen 25% van de opbrengst die  de functieverandering genereert. Hiermee wordt voldaan aan de criteria uit het gemeentelijke functieveranderingenbeleid.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, aan beleid van andere overheden en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de (nieuwe) mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst. Daarbij wordt opgemerkt dat toets aan Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid reeds in het vorige hoofdstuk aan bod is gekomen.

4.1 Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Uit dit besluit blijkt dat toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst ontoereikend is om de vraag te beantwoorden of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld. Deze handreiking geeft aan hoe moet worden vastgesteld of een activiteit, met een omvang onder de drempelwaarde, toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen:

  • 1. belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten;
  • 2. of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uit te sluiten.

In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. Die toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met cumulatieve effecten.

Dit plan voorziet in de vestiging van een melkveehouderij met 300 stuks melkvee en bijbehorend jongvee.

De beoordelingsplicht geldt vanaf een toename van 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee, waarmee de ontwikkeling m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Gelet op de beoordelingsplicht alsmede de mogelijke toename van ammoniakdepositie op beschermde natuurgebieden wordt/is voor dit plan een m.e.r.-procedure doorlopen. In een MER-rapport (Bijlage Milieueffectrapport) zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling op het landschap, natuurwaarde, milieu, etc. inzichtelijk worden gemaakt.

Uit het MER zijn geen belemmering naar voren gekomen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Mogelijke effecten door toename van ammoniakdepositie op beschermde natuurgebieden wordt teniet gedaan door extern te salderen. Daarbij wordt een vergunning van een andere locatie (deels) ingetrokken. Negatieve effecten op landschap en cultuurhistorie zijn beperkt door te investeren in een goede landschappelijke inpassing en de omgeving van de bedrijfslocatie.

4.2 Onderzoeken

Onderstaand wordt gemotiveerd of het plan past binnen de vigerende regelgeving. De daartoe verrichte onderzoeken en de onderzoeksresultaten worden beschreven.

4.2.1 Geluid

Kader
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. Aan de orde is het toelaten van woningen waar deze geluidgevoelige functie voorheen niet was toegelaten, binnen de zone van wegen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.

De streefwaarde voor geluidbelasting die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een binnenstedelijke situatie kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld tot en met 63 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB. De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, is gelegen in buitenstedelijk gebied.

Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
De op te richten bebouwing van de melkveehouderij aan de Eikenstraat ong. bestaat naast de stallen ook uit een bedrijfswoning. Uit het akoestisch onderzoek (Akoestisch Onderzoek Landgoed Middachten, Sain milieuadvies, 16 december 2015, kenmerk 2014-3055-0 zie Bijlage 12 Akoestisch onderzoek) blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van het wegverkeer gevolge van zowel de A348 als de Eikenstraat voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. De bedrifjwoning kan gebouwd worden zonder verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder.

Eikenstraat 3
Op de locatie Eikenstraat 3 worden een drietal nieuwe woningen gerealiseerd. Deze woningen worden aangemerkt als een geluidsgevoelig object. De Eikenstraat wordt ter hoogte van het erf ingericht als een woonerf. De woningen zijn hiermee niet gelegen in een zone van een weg waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.

Buitensingel 60
Op de locatie Buitensingels 60 worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt.

Conclusie
Het plan voldoet aan het gestelde in de Wet geluidhinder.

4.2.2 Bodem

Kader
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie van de nieuw te bouwen boerderij, genaamd 'Verkennend bodemonderzoek Eikenstraat ong te Ellecom, Klijn Bodemonderzoek B.V., 22 februari 2016, projectnummer 16KL037a' (zie Bijlage 8) . Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmering zijn voor de bestemmingsplanherziening en de toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning.

Eikenstraat 3
Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd voor de locatie van de nieuw te bouwen woningen, genaamd 'Verkennend bodem- en asbestonderzoek Eikenstraat tegenover 3 te Ellecom , Klijn Bodemonderzoek B.V., 25 februari 2016, projectnummer 16KL037' (zie Bijlage 8). Dit onderzoek is nadien aangevuld (Bijlage 10 Aanvullend bodemonderzoek Eikenstraat 3). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmering is voor de bestemmingsplanherziening en de toekomstige aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de nieuw te bouwen woningen.

Buitensingel 60
In het kader van de verwerving van de locatie Buitensingel 60 is in 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, genaamd 'Verkennend bodemonderzoek Buitensingel 60, BOOT organiserend ingenieursburea BV, 28 augustus 2012, documentnummer P12-0342-008' (zie Bijlage 11). Milieuhygiënisch zijn er geen belemmeringen voor het hergebruik van de locatie met uitzondering van het onderstaande.

Op basis van het bodemonderzoek kan niet uitgesloten worden dat er asbest in de bodem aanwezig is. Er dient een 'asbest in de bodemonderzoek' uitgevoerd te worden. Dit kan worden uitgesteld tot na de sloop van de nog te slopen schuren. In de omgevingsvergunning wordt een voorwaarde opgenomen dat het onderzoek uitgevoerd moet zijn voordat met de bouw mag worden begonnen.

Conclusie
Vanuit het aspect bodem is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2.3 Milieuzonering

Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie.
De VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering is toegesneden op de specifieke omstandigheden in de gemeente. De indeling van de gemeente in omgevingstypen, een systematiek voor het variëren van hinderafstanden ten opzichte van een omgevingstype en een lijst waarin alle, nader gespecificeerde, typen van inrichtingen zijn opgenomen, is vastgelegd in de notitie Milieuzonering welke deel uitmaakte van het raadsbesluit van 24 mei 2004 inzake de werkwijze bij de actualisering van de bestemmingsplannen.

Deze werkwijze is 27 april 2010 bij raadsbesluit bevestigd bij de vaststelling van een nieuwe inrichtingslijst gebaseerd op het de laatste VNG-uitgave in 2009.

De toetsing of volgens die systematiek kan worden meegewerkt aan het leggen van een bedrijfs/woonbestemming, wordt voortgezet in de digitale bestemmingsplannen zoals die thans worden vervaardigd. Aldus wordt een ruimtelijke scheiding bereikt tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende functies.

Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt een melkveehouderij mogelijk gemaakt. Op grond van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gelden de volgende adviesafstanden tot gevoelige functies als woningen van derden:

  • geur 100 meter;
  • stof 30 meter;
  • geluid 30 meter;
  • gevaar 0 meter.

Het dichtstbijzijnde, geurgevoelige object ligt op 340 meter afstand. Aan de adviesafstanden wordt ruimschoots voldaan. 

Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Voor de locaties Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 betekent milieuzonering het volgende. Het plan voorziet in het beëindigen van de melkveehouderijen aan de Eikenstraat 3 en Buitensingel 60. Het bedrijfsmatig houden van dieren wordt door deze planvorming beëindigd. De vrijkomende erven krijgen een woonfunctie waarbij op Eikenstraat 3 een drietal woningen worden toegevoegd en ook de voormalige boerderij Eikenstraat 3 en bedrijfswoning Buitensingel 60 een woonbestemming krijgen. De bewoners van Buitensingel 60 krijgen de ruimtelijke mogelijkheid, om hobbymatig enkele paarden (maximaal 6 paarden) te houden.

Het bestemmingsplan maakt ook een mestopslag en een uitloopmogelijkheid voor paarden mogelijk deze liggen echter op aanzienlijk meer afstand dan 100 en meer dan 50 meter van woningen van derden. Ten aanzien van milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze functies.

In de nabijheid van de nieuwe woningen zijn geen bedrijven gelegen. Ten aanzien van milieuzonering zijn er dan ook geen belemmeringen.

Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Kader
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate. Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.

In mei 2010 heeft InfoMil de 'Handreiking bij beoordelen fijn stof bij veehouderijen' gepubliceerd. Deze handleiding is bedoeld als ondersteuning voor de gemeente als bevoegd gezag, bij het beoordelen van vergunningaanvragen voor nieuwe vestigingen en uitbreidingen, die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. De handreiking geeft op basis van rekenvoorbeelden aan wanneer een project als NIBM beschouwd kan worden.

Beoordeling
Eikenstraat ongenummerd
In het onderhavige project is er sprake van een veestapel van 300 stuks melkvee en 168 stuks jongvee waarbij beweiding wordt toegepast. Volgens de lijst Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij, versie juli 2010, bedraagt de fijnstofemissie:

Melkvee 300 x 148 g/dier/jaar = 44.400 g/jaar

Jongvee 168 x 38 g/dier/jaar = 6.384 g/jaar

Totaal 50.784 g/jaar

Toetsing zou plaats moeten vinden op een afstand van circa 300 meter (dichtstbij gelegen gevoelige object). De handreiking bij beoordelen fijn stof bij veehouderijen geeft grenswaarden ten aanzien van de totale emissie bij afstanden oplopend van 70 – 160 meter. Bij 70 meter is de NIBM-vuistregelgrens 324.000 g/jaar oplopend tot 1.376.000 g/jaar bij 160 meter. Een fijnstofemissie van 50.784 g/jaar zoals in het onderhavige geval op 300 meter zal als niet in betekende mate worden aangemerkt.

Eikenstraat 3 en Buitensingel 60
Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van drie woningen op de locatie Eikenstraat 3. Ook wordt de agrarisch bedrijfsvoering op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 gestaakt. De ontwikkelingen op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 vanllen in de categrorie 'niet in betekenende mate'. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2.5 Gezondheid

Kader
De GGD adviseert aan gemeente om planontwikkelingen bij voorkeur een afstand van minimaal 250 meter aan te houden tussen veehouderijen en een bebouwde kom of specfieke gevoleige bestemmingen zoals een nieuwe veehouderij. Indien een ontwikkeling op kortere afstand ligt dan 250 meter dan wordt een aanvullende risicobeoordeling voorgesteld.

Beoordeling en conclusie
Binnen 250 meter van de locatie Eikenstraat ongenummerd zijn geen gevoelige functies gelegen. Dit aspect vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Op de twee andere planlocaties vinden geen activiteiten plaats die een mogelijk risico kunnen vormen voor de gezondheid.

4.2.6 Externe veiligheid

Kader
Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. In de tweede plaats gaat het om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden.

Voor transportassen zijn regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleiding (BEVB) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het bestemmingsplan. Met ingang van 1 april 2015 treedt het Besluit transport externe veiligheid in werking.

Beoordeling
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0016.png"

Uitsnede risicokaart
Bron: Risicokaart Nederland

Uit de inventarisatie blijkt dat:

  • het plangebied zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo- inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico).
  • het plangebied zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is.
  • het plangebied niet gelegen is binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.
  • het plangebied niet gelegen is binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) ontstaan. Dit besluit is gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer. Gelet op de afstanden van de nieuw op te richten woningen tot de verschillende routes worden hierbij geen knelpunten voorzien.

Conclusie
Gezien het bovenstaande wordt de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt uit een oogpunt van veiligheidsrisico's als een acceptabele ontwikkeling gezien. Ten slotte wordt ten overvloede opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling zelf geen risico vormt uit het oogpunt van externe veiligheid.

4.2.7 Verkeer

Verkeersbewegingen

De bestaande wegen rondom het plangebied hebben een zodanig capaciteit dat de verkeersafwikkeling en de verkeersintensiteit op deze straten niet negatief beïnvloed zullen worden door het toevoegen van drie woningen op de locatie Eikenstraat 3 en een verplaatsing van de melkveehouderij naar Eikenstraat ongenummerd. Voor de ontsluiting van de locatie Eikenstraat ongenummerd is voorzien in een tweetal

inritten. Rond de nieuwe bebouwing is voldoende erfverharding aanwezig om te kunnen manouvreren met landbouwvoeruigen en vrachtauto's.

Parkeren

Voldaan moet worden aan de normen met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op de drie locaties die in dit plan zijn betrokken. Op basis van de (maximale) mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, heeft een voorlopige toets plaatsgevonden. Voor de woningen op de locatie Eikenstraat 3 wordt per woning 1,6 parkeerplaats gerealiseerd in de te behouden kapschuur, zie volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0017.png"

Parkeeroplossing Eikenstraat 3
Bron: Bureau Lubbers

Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt voorzien in een tweetal parkeerplaatsen bij de bedrijfswoning. Voor het stallen van de traktoren en landbouwmachines is voorzien in een werktuigenberging. Op de locatie Buitensingel 60 is voldoende ruimte aanwezig om op eigen terrein enkele auto's te stallen.

Conclusie 

De bestaande infrastructuur is geschikt voor de ontsluiting van de toekomstige woonerven en de melkveehouderij. Op de in het plan betrokken locaties wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.2.8 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zo bijvoorbeeld de daken.

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's      
Veiligheid   In het plangebied liggen geen gronden die behoren tot zomer- en/of winterbed van de IJssel. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is niet aan de orde.   Ja
 
Riolering en afvalwaterketen   1. Voorkomen dient te worden dat schoon regenwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-afvoeren)
2. In het plangebied ligt riolering en een drukriolering van de gemeente.
3. Er is toename van afvalwater (DWA)
 
1. Ja


2. Nee

3. Ja  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Er is toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m² dat op de planlocatie moet worden verwerkt.
2. In het plangebied bevinden zich geen natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en/of overstromingsvlaktes.  
1. Ja


2. Ja  
Grondwateroverlast   1. In het plangebied is sprake van een grondwaterfluctuatiezone.
2. Het gebied is aangemerkt als kwelgevoelig. Mogelijk kan kwel optreden in de laaggelegen gebieden.  
1. Ja

2. Ja  
Oppervlaktewaterkwaliteit   Het plangebied ligt nabij de IJssel. In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen.   Ja  
Grondwaterkwaliteit   Binnen het plangebied ligt geen grondwaterbeschermingsgebied voor een drinkwatervoorziening of infiltratiegebied voor (kwelafhankelijk) natuurgebied.   Nee  
Volksgezondheid   1. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
2. In het plangebied bevinden zich geen gemengde riooloverstorten.  
1. Ja

2. Nee  
Verdroging   1. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
2. In de omgeving is wel geen gebied aangemerkt als (gering) verdroogd.  
1. Ja


2. Ja  
Natte Natuur   1. Het plangebied bevat geen hydrologische beïnvloedingszones rond natuurgebieden of ecologische wateren.
2. Het plangebied grenst niet aan een gebied met kwelafhankelijke land- en waternatuur.  
1. Ja

 
2. Ja  
Inrichting en Beheer   1. De openbare rioleringswerken zijn in beheer bij de gemeente.
2. Binnen het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap.
3. Het plangebied betreft voor het grootste deel particulier terrein dat in beheer is bij Landgoed Middachten  
1. Ja

2. Nee

3. Ja  
Aandachtsthema's      
Recreatie   In het plangebied bevinden zich geen watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt.   Nee  
Cultuurhistorie   Er zijn geen cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig.   Nee  

In de onderstaande tekst wordt aangegeven in hoeverre waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn.

Veiligheid
De locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitensingel 60 zijn gelegen in het winterbed van de IJssel. Voor beide locaties geldt echter dat de beganegrondvloer van zowel de bestaande en toekomstige bebouwing aanzienlijk hoger ligt dan het maaiveld van de omliggende gronden. Zo is het erf Buitensingel 60 op een bestaande terp gelegen. Deze wordt in het kader van deze ontwikkeling wel deels afgegraven omdat het erf na sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing aanzienlijk kleiner wordt. De onderstaande doorsnede van de toekomstige situatie illustreert dit goed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0018.png"

Doorsnede toekomstige situatie Buitensingel 60
Bron: Bureau Lubbers

Uit een hoogtekaart (zie Bijlage 13 Hoogtekaart Middachterbroek) blijkt dat de beoogde nieuwbouwlocatie aanzienlijk hoger in het landschap is gelegen dan de omliggende weidegronden. Gelet op deze hoogteligging zijn er geen onaanvaardbare veiligheidsrisico's. De waterstand van de IJssel kan hoog zijn, tot 10,80 m + NAP in Ellecom (hoogwater 1993 c.q. 1995). Nadien zijn er diverse projecten uitgevoerd om de rivier meer ruimte te geven. In dit project wordt rekening gehouden met hoge waterstanden door met het peil van de nieuwe bebouwing op Eikenstraat ong. rekening te houden met de te verwachten waterstanden.

Door Rijkswaterstaat worden geen minimale eisen gesteld ten aanzien van het peil van de nieuwe gebouwen. Door de initiatiefnemers is een afweging gemaakt tussen enerzijds het risico op extreem hoge waterstanden en anderzijds de kosten voor het treffen van compenserende maatregelen. Op basis hiervan wordt bij de bouw van de woning en de agrarische bebouwing op Eikenstraat ongenummerd uitgegaan van een peil van 11,40 m + NAP. Daarbij is in ogenschouw genomen dat door een aanzienlijk pakket aan materegelen in het kader van het project 'Ruimte voor de rivier' de kans op dat het water hoogten bereikt als in 1993 en 1995 is afgenomen.

De ontwikkeling van dit plan mag niet ten koste gaan van het bergend vermogen van de Ellecomse polder. In overleg met Rijkswaterstaat zijn locaties aangewezen die ten compensatie van de nieuwe bebouwing op Eikenstraat ongenummerd worden afgegraven voor waterberging. Hiermee wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in het Barro (zie paragraaf 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening). De overeengekomen maatregelen zijn weergeven in de notitie die is opgenomen in Bijlage 14 Compensatie waterberging. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie van de maatregelen voor waterberging te verzekeren. Daarnaast is een Waterwetvergunning vereist. Rijkswaterstaat is in deze bevoegd gezag.

Riolering

Afvoer van schoon regenwater via het riool moet voorkomen worden (vasthouden-bergen-afvoeren). Op de locatie Eikenstraat 3 wordt huishoudelijk afvalwater ingezameld en afgevoerd via riolering. Voor afvoer van afvalwater naar de openbare riolering is de gemeentelijke aansluitverordening van toepassing. De riolering in het gebied moet het afvalwater doelmatig inzamelen en afvoeren. Om riooloverstortingen (bij regenbuien) op oppervlaktewater te beperken moet de riolering voldoende bergingscapaciteit hebben. Dit wordt onder andere bereikt door hemelwater niet af te voeren via de riolering voor huishoudelijk afvalwater.

Op de locatie Eikenstraat 3 en Buitengsingel 60 is riolering aanwezig. Het is niet toegestaan grondwater af te voeren via het (gemengde) riool. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met hemelwater worden omgegaan overeenkomstig de provinciale beslisboom hemelwater (hergebruik, infiltratie, afvoeren). Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater dient van elkaar gescheiden te blijven. In het plan zijn alle rioleringsvoorzieningen toegestaan (onder andere boven- en ondergrondse infiltratievoorzieningen). Ter voorkoming van bodem- en/of grondwaterverontreiniging moeten uitlogende en/of verontreinigende materiaaltoepassingen vermeden worden.

Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt het spoelwater van de melkstal geloosd op de kelders onder de stal en gelijktijdig met de mest afgevoerd. Voor het huishoudelijk afvalwater wordt een eigen voorziening (IBA3) getroffen om dit te reinigen alvorens dit wordt geloosd op het oppervlakte water.

Wateroverlast
Hemelwater van woningdaken en terreinverhardingen wordt binnen de planlocatie verwerkt. In het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden. Het gaat daarbij om een waterloop tussen de bronbossen en het nieuwe erf Eikenstraat ongenummerd. Langs deze waterloop wordt een stuk grond afgegraven om waterberging te realiseren. Deze functie wordt gecombineerd met de ontwikkeling van nieuwe natuur. De nieuwe bebouwing op Eikenstraat ongenummerd wordt opgericht in een gebied dat tevens is bestemd voor waterberging. Bij zeer uitzonderlijke waterstanden van de IJssel kan dit overlast betekenen. Door Eelerwoude, zie Bijlage 15 Effecten waterhuishouding, is een rapport opgesteld waarin de effecten in kaart zijn gebracht. Op basis hiervan zijn verder geen effecten te voorzien.

Grondwateroverlast

Locatie Eikenstraat ongenummerd:

Deze locatie ligt op een hoge akker in de Ellecomse polder. Hierdoor is de grondwaterstand relatief diep. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bedraagt bij deze locatie volgens de modelberekeningen uit het inrichtingsplan Middachterbroek en Ellecomse polder in de toekomstige situatie 1,5 – 1,75 m. onder de bovenkant van de huidige akker. De bovenkant van de akker bevindt zich volgens het AHN2 op ca. 11,40 m. +NAP. De hoogte van de grondwaterstand wordt daarom geschat op 9,65 - 9,90 m. +NAP. Deze hoogte is gecontroleerd aan de hand van in de winter van 2012 gemeten grondwaterstanden. De hoogte van het erf zal op de hoogte van de kop van de akker worden aangelegd op ca. 11,43 m. +NAP.

Over het algemeen wordt geadviseerd om bij de aanleg van woningen het vloerpeil minimaal 80 cm boven het grondwater te houden. In dit geval wordt ruim aan deze eis voldaan. Tijdens de aanleg van de mestkelder dient tijdelijk grondwaterbemaling te worden toegepast. Omdat de kelder waterdicht wordt afgewerkt wordt geen permanente ontwatering van de bodem noodzakelijk geacht om de kelder droog te houden. Er dient bij de aanleg van de woningen en kelders wel rekening te worden gehouden met het risico op opdrijven van de mestkelder en instroming van grondwater in kruipruimten bij hoge kweldruk tijdens inundatie van de Ellecomse polder. Hier zal bij de uitwerking van het bouwplan rekening mee gehouden moeten worden.

Locatie Eikenstraat 3:

Deze locatie ligt aan de voet van de stuwwal van de Veluwe. Ter hoogte van de geplande bebouwing is op 2-2-2016 een grondwaterstand van 1,5 m. onder maaiveld gemeten (bron: Bodemonderzoek bureau Klijn, 2016). De bodemhoogte van de locatie wordt volgens het AHN geschat op 12,50 m. +NAP.

Over het algemeen wordt geadviseerd om bij de aanleg van woningen het vloerpeil minimaal 80 cm boven het grondwater te houden. In dit geval wordt ruim aan deze eis voldaan. Wanneer een eventuele kelder wordt aangelegd dient tijdelijk grondwaterbemaling te worden toegepast. Omdat de kelder waterdicht wordt afgewerkt wordt geen permanente ontwatering van de bodem noodzakelijk geacht om de kelder droog te houden. Er dient bij de aanleg van de woningen en kelders mogelijk wel rekening te worden gehouden met het risico op opdrijven van de kelder en instromen van grondwater in kruipruimtes bij hoge kweldruk. Hier zal bij de uitwerking van het bouwplan rekening mee gehouden moeten worden.

Locatie Buitensingel 60 :

Deze locatie ligt op een terp in de Ellecomse polder. Hierdoor is de grondwaterstand relatief diep. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bedraagt op deze locatie volgens de modelberekeningen uit het inrichtingsplan Middachterbroek en Ellecomse polder in de toekomstige situatie 1,75 – 200 cm onder de hoogte van het erf. De hoogte van het erf bedraagt volgens het AHN2 (bron: www.ahn.nl) ca. 10,10 m. +NAP. Dit komt overeen met een grondwaterstand van ca. 8,10 – 8,35 m. +NAP. Deze grondwaterstand is gecontroleerd aan de hand van in de winter van 2012 gemeten grondwaterstanden.

Over het algemeen wordt geadviseerd om bij de aanleg van woningen het vloerpeil minimaal 80 cm boven het grondwater te houden. In dit geval wordt ruim aan deze eis voldaan. Er zijn op deze locatie geen concrete bouwplannen. Wanneer bij een mogelijk toekomstige vervanging van de woning een eventuele kelder wordt aangelegd dient tijdelijk grondwaterbemaling te worden toegepast. Omdat de kelder waterdicht wordt afgewerkt wordt geen permanente ontwatering van de bodem noodzakelijk geacht om de kelder droog te houden.

Oppervlaktewaterkwaliteit

De kwaliteit van geloosd of geïnfiltreerd hemelwater moet voldoen aan bepaalde eisen. Om dit te waarborgen mag vervuild water ten gevoge van perssappen uit de kuilvoeropslagen op Eikenstraat ongenummerd niet worden geloosd op het oppervlakte water. Via een voorziening, die is omschreven in het MER, wordt dit vervuilde water afgevoerd naar de kelders onder de ligboxenstal. Door de beëindiging van de agrarische activiteiten op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 worden op die locaties bronnen die het oppervlakte water (kunnen) vervuilen weggenomen.

Grondwaterkwaliteit

De grondwaterkwaliteit wordt verbeterd omdat op de locatie Eikenstraat 3 een bestaande vervuilingsbron wordt weggenomen.

Verdroging

De verdroging in het gebied wordt middels zelfstandige projecten opgepakt. De beëinging van de veehoduerij op Eikenstraat 3 levert een aanvullende bijdrage aan het verminderen van de verdroging van de bronbossen. De toename van verharding door de realisatie van een nieuw erf op Eikenstraat ongenummerd heeft geen negatief effect. In de huidige situatie infiltreert regenwater ongehinderd in de bodem. In de nieuwe situatie wordt dit water opgevangen in een berging waarna het ook in de bodem kan infiltreren. Hiermee leidt de ontwikkeling op Eikenstraat ongenummerd ook niet tot extra verdroging.

Natte natuur

De omstandigheden in de bronbossen ten zuiden van Eikenstraat 3 worden middels dit plan aanzienlijk verbeterd doordat een bron die zorg voor eutrofiëring wordt weggenomen. Ten opzichte van de waardevolle bronbossen ligt het nieuwe erf op Eikenstraat ongenummerd benedenstrooms. Bovendien worden op Eikenstraat ongenummerd aanvullende maatregelen getroffen om te voorkomen dat vervuild erfwater op het oppervlaktewater en zo vervolgens in de natuur komt.

Op deze kaart is te zien dat de zuidoostzijde van bouwlocatie Eikenstraat 3 grenst aan het Kooibos, Fazantenbos en bosperceel Avegoor (zie volgende kaart). Deze percelen staan bekend als de Middachter bronbossen. Met name het Fazantenbos herbergt verschillende verdrogingsgevoelige vegetatietypen, waaronder het Vogelkers-Essenbos, Eiken-Haagbeukenbos en Elzenbronbos (Hanhart, e.a., 2005).

Deze vegetatietypen zijn afhankelijk van de toestroming van kwelwater dat vanuit noordoostelijke richting vanuit de Veluwe richting het Fazantenbos stroomt. Dankzij het feit dat het maaiveld en oppervlaktewaterpeil in de bronbossen lager is dan in het toestromende grondwater, vindt er kwel plaats. Tijdens de kwel worden onder de bronbossen gelegen kalkhoudende leemlagen doorstroomt, waardoor het opwellende water kalkrijk is. Deze omstandigheden maken dit natuurgebied gevoelig voor verdroging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0019.png"

Locatie natte natuur en HEN-beken
bron: Provincie Gelderland Omgevingsvisie 2015 – gldanders.planoview.nl) en geplande bouwlocaties

Ten zuidoosten van de locatie Eikenstraat 3 bevindt zich de Oude Ruitersbeek. Deze Hen-beek wordt gevoed door de bronnen en kwelsloten in het Fazantenbos.

 

Bouwlocatie Eikenstraat 3:

Bouwlocatie Eikenstraat 3 grenst aan de zuidoostzijde direct aan het Fazantenbos. Door deze ligging bevindt het Fazantenbos zich in het infiltratiegebied van het opwellende kwelwater.

 

Verdroging kwantitatief:

Door het feit dat bestaande schuren worden gesloopt en erfverharding zal worden verwijderd, zal de verharde oppervlakte op dit perceel aanzienlijk afnemen. Hierdoor zal de grootte van de infiltratie in de bodem en hierdoor de geconstateerde verdroging van de bronbossen afnemen.

 

Verdroging kwalitatief:

Doordat het perceel grotendeels wordt ingericht als tuin/natuur, zal de kwaliteit van het toestromende grondwater verbeteren ten opzichte van de situatie in het verleden, waarbij mestresten van het verharde erf afspoelden en via het grondwater richting de bronbossen kon stromen. Dit heeft in het verleden aanleiding gegeven tot hoge stikstofgehalten in dit deel van de bronbossen.

 

Bij de aanleg van kelders op dit perceel kan de mogelijkheid dat een leemlaag wordt doorgraven niet worden uitgesloten. Daarom zal bij de bouw van een kelder worden gecontroleerd of er sprake is van doorgraving van een leemlaag. Wanneer dit het geval zou zijn, wordt deze leemlaag hersteld, zodat er geen wijziging van kwelstromen zal optreden (zie aparte toelichting over doorgraving leemlaag

Eikenstraat 3).

 

Effect op Hen-beken:

In het verleden was er regelmatig sprake van een witte neerslag in de Oude Ruitersbeek ten gevolge van de ongewilde afspoeling van mestresten en spoelwater van melktanks vanuit de vroegere boerderij Eikenstraat 3. Door de verplaatsing van de boerderij Eikenstraat 3 naar Eikenstraat ongenummerd is deze ongewenste situatie niet langer aanwezig.

 

Bouwlocatie Eikenstraat ongenummerd:

Bouwlocatie Eikenstraat ongenummerd bevindt zich 130 m. ten zuiden van het bosperceel met natte natuur Avegoor. Het bevindt zich ca. 45 m. ten westen van de Hen-beek: de Oude Ruitersbeek.

 

Verdroging kwantitatief en kwalitatief:

Door het aanbrengen van erfverharding en daken, zal de infiltratie in de bodem in eerste instantie afnemen. Het afstromende regenwater van het verharde erft en daken wordt echter richting een nieuw aan te leggen bergingssloot geleid, zodat het alsnog in de bodem zal infiltreren. Alleen bij een dagneerslag groter dan 40 mm, zal er water vanuit de bergingsloot overstorten in de aangrenzende sloot aan de zuidzijde. Dit is in de huidige situatie ook het geval. Er is dus netto geen sprake van minder infiltratie van regenwater.

 

Regenwater dat op de nieuwe kuilplaats valt, zal niet naar de bergingsloot worden geleid, maar zal in de mestkelder worden opgevangen. De oppervlakte van de kuil en aangrenzende verharde oppervlakte, is echter relatief gering ten opzichte van de gehele bouwlocatie. Gezien deze betrekkelijk geringe afname van de hoeveelheid infiltrerend regenwater op de bouwkavel in combinatie met de relatief grote afstand tot het bronbos Avegoor en Fazantenbos, wordt de verdrogende invloed van de

aanleg van gebouwen en erfverharding verwaarloosbaar geacht. Naast de aanleg van de bouwlocatie worden door het waterschap Rijn en IJssel anti-verdrogingsmaatregelen in de aangrenzende Middachterbroek voorzien, waarvan het positieve effect op de kwel in de percelen natte natuur vele malen groter wordt geacht.

 

Effect op Hen-beken:

Bij grote hoeveelheden neerslag wordt gebruik gemaakt van een overstort op de Oude Ruitersbeek (zie paragraaf 5.18). Het effect van deze overstort op de waterkwaliteit van de Oude Ruitersbeek wordt om de onderstaande redenen gering geacht:

  • In principe is het water van het erf schoon. Door de scheiding van de afvoer van regenwater op en rondom de kuil en de afvoer van regenwater op het overige erf, zal oppervlaktewater met kuilsappen in de mestkelder worden geborgen en zullen deze niet in de bergingsloot terechtkomen.
  • Eventuele mestresten die via de wielen van landbouwvoertuigen op het erf zijn achtergebleven worden door de grote hoeveelheid neerslag sterk verdund. Hierdoor zullen de concentraties nutrienten of organische stof in het beekwater gering zijn.
  • Tijdens een dagneerslag van meer dan 40 mm kan de kleiige bovengrond van aangrenzende akkers en graslanden de neerslag niet geheel opnemen. Niet geïnfiltreerd regenwater zal daarom over maaiveld naar sloten en vervolgens naar de Oude Ruitersbeek stromen. Doordat de akkers en graslanden regelmatig worden bemest, zullen er na injecteren van mest altijd mestresten op het maaiveld aanwezig blijven. Na beweiding zal er op het land ook mestresten op het maaiveld achterblijven. Deze mestresten zullen na zware neerslag door het over maaiveld afstromende water in de sloten en vervolgens in de beek terecht komen. Het over maaiveld afstromende regenwater zal naar verwachting meer organisch stof en nutriënten bevatten dan het water van het erf. De bijdrage van het in principe schone erfwater, dat voor een deel overstort op het oppervlaktewater, zal daarom verwaarloosbaar zijn ten opzichte de bijdrage van afstromend water van de landbouwpercelen.
  • Met name wanneer de bergingsloot is begroeid met o.a. riet en lisdodde, zullen grove delen (brokken stro en stalmest) in de sloot achterblijven en bezinken. Deze zullen daarom naar verwachting niet overstorten in het oppervlaktewater.

Bouwlocatie Buitensingel 60:

Deze locatie bevindt zich op een afstand van 500 m. vanaf de percelen met natte natuur en ca. 440 meter vanaf de Ruiters-Aa.

 

Verdroging kwantitatief en kwalitatief:

Gezien de aard omvang van de hier voorziene maatregelen (sloop bestaande agrarische gebouwen en deels afgraven terp) en grote afstand tot de percelen natte natuur, wordt het verdrogende effect op natte natuur verwaarloosbaar geacht.

 

Effect op Hen-beken:

De locatie grenst aan de westzijde aan de Ellecomse beek, die zuidwaarts afwatert op de Hen-beek de Ruiters Aa. Doordat het agrarisch gebruik van het erf verandert in een woon-bestemming zal er niet langer sprake kunnen zijn van eventuele afstroming van meststoffen vanaf het erf richting de Ellecomse beek en vervolgens in de Ruiters-Aa.

Inrichting en beheer

De openbare rioleringswerken in het plangebied zijn in beheer bij de gemeente. Voorwaarden voor aansluiting op het openbare riool zijn vastgelegd in de gemeentelijke aansluitverordening. In het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren van het waterschap.

4.2.9 Cultuurhistorie

Algemeen

De locaties waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, liggen niet in een beschermd dorpsgezicht. De bestaande boerderij op Eikenstraat 3 is wel aangezen als beschermd monument. De locaties Eikenstraat 3 en Eikenstraat ongenummerd liggen op ruim één kilometer ten oosten van Kasteel Middachten. Buitensingel 60 ligt op nog grotere afstand. Het kasteel en de tuinen zijn Rijksmonument. Het kasteel had vroeger uitgebreide landerijen. Deze behoren nu nog grotendeels tot het landgoed. De gebouwen die tot het kasteel behoren worden herkend aan de kleurstelling: rood en wit. De boerderij op Eikenstraat 3 betreft een pachtboerderij van het landgoed. De boerderij Buitensingel 60 is in het kader van dit project door het landgoed verworven en heeft eerder nooit deel uitgemaakt van Landgoed Middachten.

Het landgoed Middachten is als geheel cultuurhistorisch van onschatbare waarde. Het is immers een rijksbeschermde historische buitenplaats met maar liefst 40 complexnummers. Deze waarden kunnen alleen behouden blijven als voldoende economische dragers aanwezig zijn. Met name de grondgebonden landbouw vervult hierbij door afdracht van pacht en het beheer van de agrarische gronden een essentiële rol. Ook de ontwikkeling van nieuwe woningen binnen het landgoed draagt hier aan bij.

Eikenstraat ong.

De locatie Eikenstraat ongenummerd is onbebouwd. Er zijn ter plaatse geen cultuurhistorische elementen aanwezig. De agrarische hoeves van het Landgoed Middachten hebben zich in het verleden ontwikkeld langs een lint dat globaal loopt van Eikenstraat 3 tot aan het Kasteel Middachten op de overgang van de hogere gronden naar de lagere delen langs de IJssel. Uit het in kader van dit project uitgevoerde archeologisch onderzoek is overigens wel gebleken dat in de periode daarvoor waarschijnlijk wel sprake is geweest van bewoning (zie paragraaf 4.2.10).

Eikenstraat 3

Op de locatie Eikenstraat 3 is de boerderij Borghkeppel gelegen. In opdracht van Landgoed Middachten heeft Stichting In Arcadië een cultuurhistorisch onderzoek naar de locatie Borch Keppel uitgevoerd (Boerderij Borghkeppel te Ellecom, Cultuurhistorische analyse d.d. 25 augustus 2014). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 17. De belangrijkste conclusies zijn weergegeven op pagina 16 van het rapport:

"De boerderij Borghkeppel behoort sinds 1620 tot het landgoed Middachten. De boerderij maakt geen onderdeel uit, en heeft nooit onderdeel uitgemaakt, van de historische buitenplaats Avegoor. Wel is er door de ligging van de boerderij en de gebeurtenissen in W.O.II een relatie met landgoed Avegoor.

De ruimtelijke hoofdstructuur van Borghkeppel bestaand uit; de boerderij met bakhuis, de Eikenstraat, overerf en omringende landbouwgronden. Deze structuur dateert in essentie al uit de Middeleeuwen en is door de eeuwen heen niet gewijzigd. De Eikenstraat maakt sinds de 17e eeuw onderdeel uit van het historische lanenstelsel van landgoed Middachten. De voortuin en de flankerende open landbouwgronden hebben vanwege hun kenmerkende openheid een markant contrast met het Huispark van Avegoor en de zuidelijker gelegen bronbossen. De boerderij Borghkeppel met toebehoren speelt geen rol in de tuin- en parkaanleg van Landgoed Avegoor zoals ontworpen in 1843 en later.

De gaaf bewaard gebleven hoofdstructuur van Borghkeppel met de rijksmonumentale opstallen heeft als geheel een hoge cultuurhistorische waarde. Als er meer in detail naar de samenstellende onderdelen wordt gekeken ont-staat er een genuanceerder beeld. Het enige oudere element op het over-erf is een restant van een kapberg. Hoewel geen bouwhistorisch onderzoek is verricht lijkt dit element op het eerste gezicht cultuurhistorisch waardevol. De in de tweede helft van de 20e eeuw bijgebouwde moderne bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering op het over-erf en de knechtswoning hebben vanuit cultuurhistorisch oogpunt een indifferente cultuurhistorische waarde."

Door bureau Lubbers is een functieveranderingsplan opgesteld (zie Bijlage 4 Functieveranderingsplan Eikenstraat 3) waarin is omschreven op welke wijze het erf wordt herontwikkeld. Uit dit plan blijkt dat de bestaande cultuurhistorische waarden leidend zijn voor de nieuwe invulling. De cultuurhistorisch waardevolle elementen van het erf worden behouden en landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt en maakt plaats voor enkele nieuwe woningen. Hierdoor neemt het bouwvolume op het overerf aanzienlijk af. Daarnaast is de nieuwbouw van een aanzienlijke hogere beeldkwaliteit waarbij zowel de vorm, situering en materiaalgebruik verwijzen naar het verleden. Na realisatie van de plannen komen de historische elementen op het erf beter tot de verf. Vanuit cultuurhistorie is dit dan ook een aanzienlijke verbetering van de situatie. Voor een verdere toelichting wordt ook verwezen naar paragraaf 2.2.3.

Buitensingel 60

De locatie Buitensingel 60 ligt in de zichtlijn van het oude Bergstein. Daarom is door Stichting in Arcadië cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar de zichtlijnen van Bergstein, opdat deze mogelijk hersteld c.q. verbeterd kunnen worden. De conclusie uit het rapport (Panoramazicht Bergstein te Ellecom, cultuurhistorische analyse d.d. 25 augustus 2014) luidt: "Het panoramazicht is omstreeks

1851 bewust aangelegd. Het panorama zelf bestaat uit drie delen:

  • De overgangszone tussen de Buitensingel en Ruitersbeek is bewust van randbeplanting voorzien om het panoramazicht in te kaderen.
  • Het noordoostelijke zicht over de gronden heen die niet tot het bezit van Bergstein behoorden en dat gericht was op de Maartenskerk van Doesburg;
  • De zuidwestelijke weilanden die omstreeks 1851 zijn omgevormd tot een parkweide waartoe de bestaande knotwilgensingels werden weggehaald en vervangen door een stoffering van het landschap met solitaire bomen en boomgroepen.

Het panoramazicht is nog nagenoeg gaaf aanwezig en beleefbaar. Het erf Buitengsingel 60 is gerealiseerd tussen de zichtlijnen op en langs de solitaire bomen aan de zuidwestzijde en zicht op de Maartenskerk aan de noordoost-zijde en verstoort het zicht op de Maartenskerk niet. De erfbeplanting onttrekt bebouwing grotendeels aan het zicht. Met de uitvoering van dit plan wordt het erf Buitensingel 60 aanzienlijk verkleind. Daarbij wordt de huidige ontsierende bedrijfsbebouwing in de vorm van een kapschuur en een ligboxenstal gesloopt. Dit levert een bijdrage aan de cultuurhistorische waarde van het Panoramazicht Bergstein.

Ter compensatie van de vermindering van het waterbergend vermogen van de Ellecomse polder wordt onder andere een poel gegraven. Deze poel is obinnen de zogenaamde bolletjes contour van de complex historische buitenplaats Middachtenen is als tuin- en parkaanleg beschermd als Rijksmonument. In Bijlage 18 Cultuurhistorische effecten poel Middachten worden de effecten van dit de aanleg van deze poel op het beschermde Rijksmonument beschreven. Hieruit blijkt dat de aanleg van poelen een betrekkelijk nieuw fenomeen is in het gebied van de Middachterbroek. De eerste poel in het gebied is aangelegd in 2014 in het kader van het vernattingsproject. Ondank het feit het gebied van oudsher geen poelen kent, zijn de effecten van het project op de beoogde locatie zodanig minimaal dat er geen sprake is van schade aan het landschapsbeeld en de cultuurhistorische waarde van het gebied.

Gelet op het voorgaande wordt de conclusie getrokken dat de cultuurhistorische waarden op de locaties Eikenstraat 3 en rond het Panoramzicht Bergstein versterkt worden. Op de locatie Eikenstraat ongenummerd wordt een nieuwe boerderij gerealiseerd. Door een zorgvuldige landschappelijk inbedding wordt voldoende rekening gehouden met cultuurhistorische waarden in de omgeving. Indien het totale project in ogenschouw wordt genomen is er sprake van een versterking van cultuurhistorische waarden.

4.2.10 Archeologie

Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.

Op 26 februari 2013 heeft de gemeenteraad van Rheden de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaart met toelichting vastgesteld, ter vervanging van de verwachtings- en advieskaart die op 28 juni 2008 is vastgesteld. In het op 15 april 2014 vastgestelde 'Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regels Buitenplaatsen' is de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaart planologisch geregeld. Zowel op de in dit plan betrokken locaties heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

Eikenstraat ongenummerd
Op deze locatie heeft in het najaar van 2015 een archeologisch booronderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 19 Verkennend archeologisch onderzoek 3 locaties). Op basis van de verwachting uit dit onderzoek heeft in het voorjaar van 2016 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven plaatsgevonden (zie Bijlage 20 Proefsleuvenonderzoek Eikenstraat ongenummerd). Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn diverse grondsporen aangetroffen die vondstmateriaal bevatten dat hoofdzakelijk in de Late Middeleeuwen (12e t/m 14e eeuw) te dateren is. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is vastgesteld dat sprake is van een archeologische vindplaats (nederzetting) uit deze periode. Het verbrande bot dat uit een kleine kuil is verzameld, is door middel van een 14C-datering in de Midden of Late IJzertijd gedateerd. Op basis hiervan is geconcludeerd dat het gaat om een crematiegraf, mogelijk een onderdeel van een groter grafveld. De vindplaats is zowel door de hoge fysieke kwaliteit als op basis van de informatiewaarde behoudenswaardig. Gelet op de aanwezige archeologische waarden vindt voor de realisatie van de nieuwe bebouwing een opgraving plaats. Dit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

Eikenstraat 3
Op de locatie Eikenstraat 3 is een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend boordonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 19 Verkennend archeologisch onderzoek 3 locaties). Hieruit blijkt dat deze locatie op de overgang ligt van droge dekzand- op smeltwaterafzettingen naar verspoelde, nattere zandgronden. De noordoostzijde maakt deel uit van het laat-middeleeuwse erf Borg Keppel (15e eeuw). Binnen het plangebied hebben met zekerheid een schaapskooi en een hooimijt uit de 17e/18e eeuw of ouder gestaan. Na sloop van de opstallen vindt vervolgonderzoek plaats. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Buitensingel 60
De locatie Buitensingel 60 is gelegen op een terp die is aangebracht in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Uit het onderzoek (zie Bijlage 19 Verkennend archeologisch onderzoek 3 locaties) blijkt dat met de uitvoering van dit plan geen lagen met een archeologische verwachting worden geraakt.

Locaties watercompensatie
Ter compensatie van het oprichten van nieuwe bebouwing ter plaatse van Eikenstraat ongenummerd vindt compensatie van waterberging plaats. Hiervoor wordt, naast gedeeltelijke afgraving van de terp Buitensingel 60, een strook grond langs de bronbossen afgegraven en een poel aangelegd. Op beide locaties heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden (zie Bijlage 21 Verkennend archeologisch onderzoek waterberging). Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van (een) intacte archeologische vindplaats(en) aangetroffen.

Gelet op het voorgaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van het plan mits de aanbevelingen uit de hierboven beschreven onderzoeksrapporten in acht worden genomen.

4.2.11 Ecologie
4.2.11.1 Soortbescherming

Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is een natuurtoets flora- en faunawet uitgevoerd, genaamd 'Natuurtoets sloop gebouwen en realisatie nieuwe gebouwen aan de Eikenstraat en Buitensingel te Ellecom', Aequator, 08 mei 2017, (zie Bijlage 22). Het veldwerk is uitgevoerd op 21 mei 2014. Het betreft een quick-scan waarmee de ecologische potenties van de drie in dit project betrokken locaties in beeld zijn gebracht.

Binnen het plangebied komt zowel op de locatie Eikenstraat 3 als Buitensingel 60 de kerkuil voor. Om de functionaliteit van het gebied voor de kerkuil te behouden dienen zowel op de locatie Eikenstraat 3 als Buitensingel 60 aanvullende maatregelen worden getroffen. Zo moeten er nieuwe verblijfplaatsen worden gecreëerd en voedselmogelijkheden worden behouden en zo mogelijk worden verbeterd.

Afhankelijk van het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd dient rekening gehouden te worden met broedende vogels. Vogels die broeden mogen niet verstoord worden. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot half juli. Daarnaast moet in de periode 1 december - 1 juni rekening worden gehouden met das als tijdens die periode de burcht in gebruik is als verblijfsplaats.

In de voorbereiding van deze planontwikkeling is zorg geuit ten aanzien van het verlies van de locatie Eikenstraat ongenummerd als vluchtplaats voor dieren bij hoog water in de Ellecomsepolder. Uit onderzoek (zie Bijlage 23 Hoogwatervluchtplaatsen) is echter gebleken dat het plangebied ter plaatse van Eikenstraat 3 kan blijven functioneren als hoogwatervluchtplaats en dat er bovendien voldoende alternatieven in de directe omgeving aanwezig zijn.

4.2.11.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000

De voorgenomen werkzaamheden hebben mogelijke invloed op gebiedsbescherming. De betrokken agrarische locaties liggen tussen Natura 2000-gebieden Veluwe en Rijntakken. De nieuwe bedrijfslocatie aan de Eikenstraat ongenummerd ligt op ruim 300 meter van Natura 2000-gebied Rijntakken en circa 750 meter van Natura 2000-gebied Veluwe. Op ruimere afstand (8 km) ligt Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen.

In het kader van de m.e.r. is een passende beoordeling uitgevoerd, genaamd, Passende Beoordeling Agrarische bedrijfsverplaatsing landgoed Middachten, Ecogroen, 9 juni 2016 (zie Bijlage 24). Uit dit rapport blijkt dat de agrarische bedrijfsverplaatsing van de Eikenstraat 3 te Ellecom naar de Eikenstraat ongenummerd te Ellecom in combinatie met saldering van de bedrijfsvoering aan de Buitensingel 60 en de Oversteeg 45 te De Steeg, leidt niet tot significante negatief effect op de instandhoudingsdoelen voor omliggende Natura 2000-gebieden.

De stikstofdepositie op twee gevoelige habitattypen - Essen-Iepenbossen en Meren met Krabbenscheer - binnen Natura 2000-gebied Rijntakken neemt weliswaar toe, maar de kritische depositiewaarde van beide habitattypen wordt niet overschreden.

Gezien de afstand tot beschermde natuurgebieden, de aard en omvang van de bedrijfsverplaatsing en tussenliggende barrières (Rijksweg A348) is er evenmin sprake van directe invloed (verstoring door geluid, licht en beweging en areaalverlies).

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

De locaties die in dit plan zijn betrokken liggen in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbeldoelstelling: er is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de ecologische samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuur gebieden.

In de Omgevingsverordening Gelderland is de bescherming van de GO geregeld.

2.7.2 Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (GO)

artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij:
    • a. geen reële alternatieven aanwezig zijn;
    • b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
    • c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
    • d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2.7.1.1, derde tot en met zesde lid, en 2.7.1.3.2.
  • 2. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits:
    • a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt; en
    • b. deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BP2015EllecomLandg-VA01_0020.png"

Lichtgroen: GO, donkergroen: GNN

Direct ten zuiden van het erf aan de Eikenstraat 3 liggen de bronbossen van Landgoed Middachten. In deze bronbossen met essen- en elzenhakhout ontspringen drie beken van het hoogste ecologische niveau (HEN-beken). Deze bossen zijn bijzonder rijk aan zeldzame planten en dieren, één van de kernkwaliteiten van het GNN. De bronnen zijn echter grotendeels drooggevallen, doordat de basenrijke kwel naar de bronbossen is afgenomen. Dit heeft geleid tot verdroging, verzuring en eutrofiëring van de bodem en stagnerend water in de beken.

De eutrofiering wordt grotendeels veroorzaakt doordat fosfaatrijk (oppervlakte)water afkomstig van het agrarische bedrijf aan de Eikenstraat 3 zich vermengt met het basenrijke kwelwater dat naar de bronbossen stroomt. Door de bedrijfsvoering aan de Eikenstraat 3 te beëindigen wordt deze eutrofiëringbron stopgezet.

In Bijlage 24 Passende beoordeling en toets GNN en GO wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de doelen voor het GNN en de GO

Geconcludeerd wordt dat de beoogde bedrijfsverplaatsing bijdraagt aan de ontwikkelingsdoelstellingen van de GO: Het ontwikkelen van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap.

Hoofdstuk 5 Beschrijving bestemmingsplan

De regels en de verbeelding zijn dusdanig van opzet, dat de ruimtelijke uitgansgpunten van het plan worden gewaarborgd.

Het Functieveranderingsplan voor Eikenstraat 3 en de inrichtings en beeldkwaliteitsplannen voor de locaties Eikenstraat ongenummerd en Buitengsingel 60 zijn als voorwaarde gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan. Daarnaast is in de regels vastgelegd dat binnen een termijn van zes maanden na de ingebruikname van Eikenstraat ongenummerd de voormalgie agrarische gebouwen en andere bouwwerken aan de Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 zijn gesloopt.

De landschappelijke inpassing en de sloop van een deel van de bebouwing op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 maakt dus een juridisch onderdeel uit van de planopzet. Van belang is, dat daarnaast de welstandsnota een zelfstandig toetsingskader vormt. Naast een toets aan het bestemmingsplan en bijbehorend landschaps- en beeldkwaliteitsplan, zal bij de beoordeling van concrete bouwplannen dus ook een toets aan de welstandsnota plaats vinden.

De te realiseren melkveehouderij op de locatie Eikenstraat ongenummerd is bestemd als Agrarisch met waarden - natuur en landschap. Het gebied waar bebouwing en erfverhadering mag worden gerealiseerd is voorzien van een bouwvlak. Vanwege het feit dat de maximale mogelijkheden die het plan biedt onderzocht moet zijn in de m.e.r. één op één vertaald moet worden in het bestemmingsplan is het uitgangspunt om zowel de maximale dieraantallen als de maximale ammoniakemissie en maximale bebouwingsoppervlakte in vierkante meters staloppervlak vast te leggen. Dit heeft vorm gekregen door een directe relatie te leggen met de aan de melkveehouderij verleende vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming.

De woningen op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 zijn geregeld binnen de bestemming Wonen. De situering van de woningen is per woning dan wel per woongebouw geregeld, waarbij op de verbeelding is aangegeven of het een vrijstaande woning of een geschakelde woning betreft. De goot- en bouwhoogtes van de nieuwe woningen zijn per bouwvlak bepaald. Voor de bestaande woningen geldt dat de bestaande situering en de bestaande maatvoeringen uitgangspunt zijn.

Bijgebouwen mogen binnen en, waar van toepasing, buiten het bouwvlak worden gebouwd. De te hanhaven kapschuur is daarnaast aangegeven met de aanduiding 'bijgebouw'. Echter, voor een groot deel van de percelen bij de woningen geldt, dat de bestemming Tuin is opgenomen. Deze bestemming is toegekend aan de perceelsgedeelten waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt voor is gekozen om de bestaande kapschuur in te richten voor parkeren. Dit is aangegeven op de verbeelding.

Het verharde gedeelte van het overerf dat dient als ontsluiting voor de nieuw te bouwen woningen en de bestaande kapschuur is bestemd als Verkeer - Erf.

Ten aanzien van verlichting geldt dat de stallen ten behoeve van het houden van vee alleen mogen worden gebruikt wanneer de hoofdverlichting alleen in gebruik is tussen 6:00 en 23:00. Daarbij geldt dat de lichtsterkte op vloerniveau van de stal maximaal 100 lux mag bedragen en dat de armaturen voor de verlichting op maixmaal halverwege de dakhelling of hoger naar binnen gericht moeten worden opgehangen om lichtuitstraling naar buiten te voorkomen.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.

In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en bevat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die voorheen is gehanteerd. Aansluiting is gezocht bij het recent is procedure gebrachte bestemmingsplan 'De Steeg 2015'. Daarnaast heeft gelet op de specifieke wensen ten aanzien van de voorliggende locatie maatwerk plaatsgevonden.

6.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen. De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

6.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.

6.3.1 Verbeelding


Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 6.3.2.

Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 .

6.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);

Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.

Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Agrarisch met waarden- Natuur en landschap

Deze bestemming ziet op de gronden welke niet bij de woonpercelen behoren en een agrarisch gebruik c.q. een agrarische uitstraling kennen/gaan kennen.

De omvang van de melkveehouderij aan de Eikenstraat ongenummerd is specifiek vastgelegd om mogelijke effecten op Natura 2000 ten gevolge van stikstofdepositie uiut te sluiten.

Landschappelijke inpassing dient plaats te vinden zoals aangegeven in de aan de regels gekoppelde inrichtingsplannen.

Verder kent het plan ook hier de vereiste van een omgevingsvergunning voor nader genoemde werken en werkzaamheden. Van belang is, dat beplantingen en bomen die worden aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing, niet vergunningsplichtig zijn. Het verwijderen daarvan evenwel is wel vergunningsplichtig.

Tuin

Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Landschappelijke inpassing dient plaats te vinden zoals aangegeven in de aan de regels gekoppelde inrichtingsplannen.

Verder kent het plan ook hier de vereiste van een omgevingsvergunning voor nader genoemde werken en werkzaamheden. Van belang is, dat beplantingen en bomen die worden aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing, niet vergunningsplichtig zijn. Het verwijderen daarvan evenwel is wel vergunningsplichtig.

Wonen

Deze bestemming betreft zowel de bestaande als de geprojecteerde woningen met uitzondering van de bedrijfswoning op Eikenstraat ongenummerd.

Ingevolge de begripsbepaling van het begrip woning moet sprake zijn van een huishouden. Onder het begrip huishouden wordt niet alleen een gezin verstaan. Ook minder traditionele woonvormen verdragen zich met de bestemming Wonen, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners. De nadruk ligt op het wonen en niet op het bieden van zorg en begeleiding. Een instelling die zich richt op bijvoorbeeld het begeleiden van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking die in groepsverband samen wonen en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen, geen permanente begeleiding behoeven en waarbij het de bedoeling is dat zij zo zelfstandig mogelijk functioneren, ook al is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, past binnen dit begrip. Voor de inzichtelijkheid is daartoe het begrip bijzondere woonvorm opgenomen in het bestemmingsplan. Een instelling waar de behandeling van de bewoners voorop staat, past derhalve niet binnen de bestemming. Wel binnen de bestemming past bijvoorbeeld een woongroep van mensen met een beperking die elders worden behandeld.

Ten aanzien van zorgwoningen kan nog worden opgemerkt, dat ook deze binnen de bestemming 'wonen' standaard mogelijk zijn. De zorgwoning is een verbijzondering van het bredere begrip 'woning'.

Per bouwvlak is in beginsel 1 woning is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. De aantallen zijn afgestemd op de geprojecteerde woningen respectievelijk op de al aanwezige woningen. De benaming van de aanduiding  maximum aantal wooneenheden vloeit voort uit de keuze die in de landelijke standaard is gemaakt. De term 'wooneenheden' heeft in deze geen op zichzelf staande betekenis, gedoeld wordt op het aantal woningen. De aanduiding 'vrijstaand' spreekt voor zich.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat. De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 5 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Op het overerf van Eikenstraat 3 zijn vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan. De functie van de bijgebouwen is om stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische reden ondergebracht in de te behouden kapschuur. Voor de locatie Buitensingel 60 is een ruimere bijgebouwenregeling opgenomen om het hobbymatig houden van enkele paarden mogelijk te maken.

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Rheden.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. De vergunningsplicht ziet er op toe dat éérst inzicht ontstaat in de mogelijke waarde van de bodem waarna, op basis van een afweging, alsnog een vergunning afgegeven kan worden voor het roeren van de bodem. Om inzicht in de mogelijke waarde van de bodem op het gebied van archeologie te verkrijgen is onderzoek nodig. Dit onderzoek zal vaak een archeologisch bureauonderzoek zijn gevolgd door een archeologisch booronderzoek. Deze dienen uitgevoerd te worden door deskundige onderzoekers die voldoen aan de benodigde certificeringen. Op basis van die eerste onderzoeken kan vervolgonderzoek nodig zijn (proefsleuvenonderzoek en eventueel opgraven). Indien aangetoond kan worden dat binnen (bepaalde delen van) het te onderzoeken gebied geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn, kan (met betrekking tot deze delen) worden afgezien van archeologisch onderzoek.

Voor de verschillende te onderscheiden gebieden geldt dat een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genaamd). Waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een omgevingsvergunning nodig is of niet. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een omgevings- vergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is vergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in vierkante meters) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in strekkende centimeters).

Verwachtingswaarde   categorie-indeling volgens archeologische beleidskaart   onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen   Dubbelbestemming  
terrein van cultuurhistorische waarde, opgehoogd erf, buitenplaats, kasteelterrein, kern historische nederzetting   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
hoge verwachting, mogelijk goede conservering   aandachtsgebied   groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 1  
middelhoge verwachting   onderzoeksgebied   groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 2  
lage verwachting   archeologisch gebied met lage verwachting   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
water   waterbodems   groter dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - Archeologie 3  
bekende archeologische vindplaatsen en een straal van 25 m daaromheen     groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm   Waarde - archeologie 1  

Specifiek ten aanzien van het voorliggende plan kan worden vermeld dat reeds archeologisch onderzoek is verricht. Aan een deel van de regeling is dus al invulling gegeven. Uit het onderzoek is naar voren gekomen, dat op bepaalde plekken opgraven noodzakelijk zal zijn.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro. Dit laat wel onverlet het feit dat er geen negatieve geohydrologische gevolgen verwacht mogen worden.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Ten aanzien van de landschappelijke inpassing van de verschillende locaties en de sloop van de bedrijfsbebouwing op Eikenstraat 3 en Buitensingel 60 is een geborgde fasering opgenomen.

De regeling bevat ook een verwijzing naar de opgenomen regels over het verrichten van werken en werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningenstelsel). Het verwijderen van de landschappelijke inpassing wordt hiermee tegengegaan. Het aanleggen van de landschappelijke inpassing is overigens niet vergunningsplichtig.

Landschappelijke inpassing die om enigerlei reden verloren is gegaan dient binnen een half jaar na constatering te worden hersteld.

Met de omschreven regeling is beoogd te komen tot een integraal stelsel dat ziet op de totstandkoming en instandhouding van de gehele landschappelijke inpassing.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Ten aanzien van verlichting zijn in de algemene gebruiksregels bepalingen opgenomen om lichtsuitstraling naar buiten zoveel mogelijk te beperken.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

6.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.

De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Daarbij adviseert de (onafhankelijke) welstandscommissie of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkelingen die dit bestemmingplan mogelijk maakt leiden per saldo tot een positief saldo van € 104.500.

Exploitatie ontwikkelingen  
Opbrengsten   € 1.800.000  
Kosten   -€ 1.695.500  
Saldo   € 104.500  

De opbrengsten worden gegenereerd uit het uitgeven van grond in erfpacht voor de nieuw te bouwen boerderij en de woning locaties, alsmede huurinkomsten. De jaarlijkse canons en huren zijn hierbij gekapitaliseerd.

De kosten hebben betrekking op algemene bestemmingsplan (incl. MER) kosten, inbrengwaarden gronden, kosten ontwikkeling, sloop en bouwrijp maken, kosten afgraven t.b.v. waterberging, kosten erf inrichting, afwaardering gronden en financiering- en risico kosten.

De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden welke in de notitie rekenmethode compensatie functieveranderingen buitengebied van de gemeente Rheden worden gesteld. De te nemen compensatiemaatregelen zijn omschreven in paragraaf 3.3.5 van deze toelichting. Zij zijn als kostenpost betrokken bij de totale exploitatieopzet.

Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de

kosten van het bouwplan en eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in

het openbaar gebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade. Daarmee is

het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te

worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel. De

ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft een bouwplan waarvoor

op grond van de Wro een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld, tenzij de

kosten anderszins zijn verzekerd. Dat laatste is hier het geval.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg en inspraak

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

In het kader van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:

a. Provincie Gelderland

b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland - Midden

c. Waterschap Rijn en IJssel

d. Rijkswaterstaat Oost-Nederland

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder samengevat weergegeven. Daarbij is tevens de gemeentelijke reactie hierop weergegeven. Verder zijn de reacties als bijlage opgenomen bij deze toelichting.

ad a. Provincie Gelderland

Opmerkingen

Het plangebied ligt voor het overgrote deel in de Groene Ontwikkelingszone. Het gaat daarbij om agrarische erven en agrarische productiegrond. In artikel 4.2.2 van de Omgevingsvisie is als doelstelling genoemd:

'Ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van functies die hier aanwezig zijn en passen, in het bijzonder de grondgebonden landbouw, het landgoedbedrijf en de extensieve openluchtrecreatie'.

De natuurwaarden in het gebied ten zuiden van Ellecom worden negatief beïnvloed door de aanwezigheid van het erf aan Eikenstraat 3. Verplaatsing van het erf is van groot belang voor de instandhouding van deze natuur. In de bijlage 'passende beoordeling' is het positieve effect op de natuur van de bedrijfsverplaatsing correct omschreven. Daarnaast is van belang dat het plan nieuwe natuur toevoegt in de Groene Ontwikkelingszone.

Geconcludeerd wordt dat het beleid goed dis verwekt in het plan. Er is sprake van een passende functie in combinatie met versterking van de natuurwaarden.

Reactie

Deze opmerkingen ondersteunen het plan en leidt dan ook niet tot aanpassing van het plan.

Opmerkingen

Artikel 3.4.1 van de Omgevingsverordening geeft aan dat de provincie zich bij grondgebonden landbouw onder meer richt op ondersteuning van een goede verkavelingsstructuur, ruimtelijke kwaliteit bij groei van grondgebonden veehouderijbedrijven en het bevorderen van de weidegang. Er is sprake van de verplaatsing van een grondgebonden agrarisch bedrijf. De bedrijfsomvang van een grondgebonden bedrijf is niet begrensd in het provinciaal beleid. Getoetst wordt op ruimtelijke aanvaardbaarheid en een goede landschappelijke inpassing. Omschakeling naar een niet-grondgebonden bedrijf is niet toegestaan (artikel 2.5.2.2 Omgevingsverordening).

Dit beleid is goed verwerkt in het plan. De verplaatsing is van groot belang voor de natuurwaarden én voor het goed functioneren van het agrarische bedrijf. De verkaveling wordt sterk verbeterd en de weidegang wordt vergemakkelijkt. Er is een goede afweging gemaakt over locatiekeuze en landschappelijke inpassing.

Reactie

Deze opmerkingen ondersteunen het plan en leidt dan ook niet tot aanpassing van het plan.

ad b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland - Midden

Opmerkingen

Voor wat betreft fysieke veiligheid wordt opgemerkt dat het plangebeid op een dusdanige afstand ligt van risicobronnen dat er geen aanleiding is voor advisering over rampenbestrijding. Wel dient bij de uitwerking aanvullend advies gevraagd te worden over bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid op planniveau voor de brandweer .

Reactie

Bij de uitvoering zal worden gevraagd om bedoelde aanvullende advisering.

Opmerkingen

Uit oogpunt van gezondheid is in het voorontwerpbestemmingsplan vooral de afstand tussen de nieuwe locatie voor de veehouderij en de gevoelige bestemmingen van belang. Dit punt is meegenomen in de toelichting en de afstand blijkt voldoende. De afstand van de veehouderj tot de woonkern Ellecom is zelfs groter dan voorheen. Er is daarom geen bezwaar of aanleiding voor aanvullend advies.

Reactie

Deze opmerking nemen wij gelet op de inhoud voor kennisgeving aan.

ad c. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap kan instemmen met het plan. Wel waren er nog vragen over de onderhoudsstrook die blijkens het inrichtingsplan is gelegen op het erf van de nieuwe bedrijfslocatie.

Reactie

Over de onderhoudsstrook heeft nader overleg plaatsgevonden met het waterschap. Op basis van het overleg met het waterschap is het inrichtingsplan aangepast. Er is in het inrichtingsplan na aanpassing uitgegaan van een draaicirkel van 6 meter. Daarnaast is de noordelijke beplanting buiten het schouwpad gelaten en is overeengekomen dat het schouwpad obstakelvrij blijft ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden. Op basis van deze aanpassingen heeft het waterschap aangegeven in te stemmen met de voorgenomen ontwikkeling.

ad d. Rijkswaterstaat Oost-Nederland

Opmerkingen

Rijkswaterstaat heeft geen opmerkingen ten aanzien van het plan.

Reactie

Gelet op de inhoud wordt dit voor kennisgeving aangenomen.

conclusie

De gemaakte opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassingen van het plan. Het plan is in procedure gebracht overeenkomstig de aangegeven reacties.

8.2 Inspraakreacties

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 19-01-2017 tot en met 15-02-2017 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis.

Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn enkele inspraakreacties ingekomen. Voor de behandeling en beantwoording van de inspraakreacties wordt verwezen naar de Inspraaknota zoals is opgenomen als bijlage 31 van dit plan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende ontwerpmilieueffectrapportage heeft van 15-06-2017 tot en met 27-07-2018 voor eenieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huisblad de Regiobode, in de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De papieren versie van de stukken lagen tevens ter inzage op het gemeentehuis.

Op het ontwerpbestemmingsplan zijn 41 zienswijzen ingekomen. De beantwoording van de ingekomen zienswijzen is nader uitgewerkt in de Nota van zienswijzen die door een ieder kan worden ingezien.

De ingekomen zienswijzen hebben op enkele onderdelen tot aanpassingen hebben geleid.  Het gaat vooral om de volgende onderdelen:

  • Het opnemen van voorwaarden ten aanzien van de tijdtippen van gebruik, van de lichtsterkte en van de lichtuitstromimng van de hoofdverlichting in de stallen. Dit om het voorkomen van lichtoverlast te garanderen;
  • Het aanvullen/corrigeren van de plantoelichting en van de MER op enkele punten (feitelijk, redactioneel);
  • Het aanvullen van de bijlagen met een tweetal onderzoeken.

In de Nota van Wijzigingen zijn de wijzigingen nader weergegeven. Ook deze kan door een ieder worden ingezien.

Bijlage Milieueffectrapport

Bijlagen toelichting en MER