Artikel 9 Wonen (W)
9.1 Doeleindenomschrijving
De gronden op de plankaart aangewezen voor Wonen (W) zijn bestemd voor:
-
a. het wonen;
-
b. tuinen en erven.
alsmede voor;
-
c. de instandhouding en bescherming van (te verwachten) archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding “archeologisch waardevol” op de plankaart.
9.2 Inrichtingsvoorschriften
Bij de inrichting van de gronden binnen deze bestemming dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
-
a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
-
b. Langs de Griftdijk mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
-
c. Langs de Griftdijk mogen uitsluitend kavels worden gerealiseerd van minimaal 1500 m2; indien bestaande kavels langs de Griftdijk minder bedragen dan 1500 m2 geldt de bestaande kavelmaat.
9.3 Bouwvoorschriften
9.3.1 Algemene bouwvoorschriften
-
a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
-
1. hoofdgebouwen;
-
2. aan- en uitbouwen;
-
3. bijgebouwen.
-
b. De oppervlakte van een woning en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bouwperceel.
-
c. Ter plaatse van de aanduiding “archeologisch waardevol” op de plankaart dient voor bouwwerken waarvan in geval van nieuwbouw het bijbehorende bouwperceel en in geval van uitbreiding de oppervlakte van die uitbreiding groter is dan 100 m², bij de aanvraag om bouwvergunning een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
-
d. Indien uit het onder c bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
e. Bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet middels een akoestisch onderzoek worden aangetoond, dat de geluidsbelasting op de gevel niet hoger is dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd, als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde Hogere waarden (Bijlage 3) en de daarin opgenomen eisen.
9.3.2 Specifieke bouwvoorschriften
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
-
a. De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven.
-
b. De nokhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven.
-
c. De voorgevel van nieuwe en van vervangende hoofdgebouwen dient te worden opgericht op een afstand van ten minste 10 meter van de naar de wegzijde gekeerde bestemmingsgrens.
-
d. De afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 2,5 meter.
-
e. Langs de Griftdijk mag de afstand van een nieuw of vervangend vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden niet minder bedragen dan 5 meter.
-
f. De afstand van een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 1 meter.
-
g. Indien de afstand van een (gedeelte van het) bestaand hoofdgebouw minder bedraagt dan 2,5 meter respectievelijk 1 meter, geldt deze bestaande afstand, voor het betreffende gedeelte van het hoofdgebouw als de minimaal aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
9.3.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
-
a. De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de nokhoogte niet meer dan de hoogte van de tweede bouwlaag.
-
b. De goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de nokhoogte ten hoogste 4,5 meter.
-
c. Langs de Griftdijk mag de afstand van aan- en uitbouwen aan de zijkant van een hoofdgebouw niet minder bedragen dan 6 meter achter de voorgevelrooilijn; indien bestaande aan- en uitbouwen op minder dan 6 meter afstand achter voor voorgevelrooilijn staan geldt deze bestaande afstand.
-
d. Aan- en uitbouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd met een maximale diepte van 3 meter.
-
e. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
f. Het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m².
-
g. De hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
-
h. De hoogte van erfafscheidingen mag voor de voorgevel niet meer bedragen dan 1 meter en achter de voorgevel niet meer dan 2 meter.
9.4 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 9.3 sub 9.3.1 onder b voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van een woning en bijbouwen tot maximaal 85% van de oppervlakte van het bouwperceel met dien verstande dat:
-
a. de vergroting van het percentage noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
-
b. belangen van derden niet onevenredig mogen worden aangetast en geen afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige samenhang van het gebied.
9.5 Aanlegvergunningenstelsel
9.5.1 Aanlegvergunningsplichtige werkzaamheden
Het is verboden op of in de in op de plankaart als “archeologisch waardevol” aangegeven gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
-
a. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2.
-
b. het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem dieper dan 0,30 meter;
9.5.2 Uitzonderingen
-
a. Het in lid 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
-
1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
-
b. Het in lid 9.5.1. vervatte verbod geldt niet, indien met archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de bij de voorgenomen werken en werkzaamheden betrokken gronden geen sprake (meer) is van archeologische waarden, de aanwezige archeologische waarden door de voorgenomen werken en werkzaamheden niet zullen worden verstoord dan wel de aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
9.5.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.5 sub 9.5.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
9.5.4 Adviesprocedure voor aanlegvergunningen
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 9.5 sub 9.5.1 wordt advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog.
9.6 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 19, wordt in ieder geval verstaan:
-
a. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca, tenzij dit in de voorschriften is toegestaan;
-
b. bewoning van bijgebouwen;
-
c. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.