direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen Midden 2015 - 3 (AH/voormalig Smitdraadterrein)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het plan wordt beoogd om de bouw van een supermarkt (Albert Heijn) en een tweetal winkels (waaronder een Gall&Gall) mogelijk te maken aan de Groenestraat te Nijmegen (voormalig SmitDraadterrein).

Over de ontwikkeling van het voormalig Smit Draadterrein wordt al jaren gesproken. Evenals over het verplaatsen van de huidige locatie van de Albert Heijn aan de Groenestraat. Deze huidige locatie functioneert, met name gelet op de aspecten verkeer en parkeren, niet optimaal. Het is dan ook wenselijk om de AH te verplaatsen naar de beoogde locatie op het voormalig SmitDraadterrein.

Met dit doel heeft de gemeenteraad op 26 februari 2014 een bestemmingsplan vastgesteld voor deze locatie (Nijmegen Midden-13 (Smitdraadterrein). Dit bestemmingplan voorzag, naast de beoogde detailhandel, tevens in de bouw van zorgwoningen. Het bestemmingsplan is door de uitspraak van 17 maart 2015 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) echter niet in stand gebleven.

Voor de zorgwoningen geldt dat niet kan worden gegarandeerd dat de geluidhinder op deze woningen op een aanvaardbaar niveau kan worden gebracht zolang de activiteiten van het eveneens op het terrein aanwezige bedrijf worden voortgezet. Omdat er geen redenen zijn om aan te nemen dat deze activiteiten binnen afzienbare termijn worden gestaakt, lijkt de realisatie van de zorgwoningen op dit moment niet haalbaar. Voor wat betreft de bouw van de supermarkt zijn er wel herstelmogelijkheden mits de verkeersafwikkeling op het terrein (de manoeuvreerruimte en de bereikbaarheid van de laad- en losplaatsen van het op het terrein aanwezige bedrijf in combinatie met het verkeer, het parkeren en de laad-en losmogelijkheden van de supermarkt) zorgvuldig worden onderzocht en gemotiveerd.

Het gevolg van de vernietiging van het bestemmingsplan is dat het proces om de huidige AH te verplaatsen, opnieuw een tijd heeft stilgelegen. Bovendien is het (voormalige) Smitdraadterrein in de tussentijd braak blijven liggen.

Om de knelpunten op de huidige AH locatie op een zo kort mogelijke termijn op te kunnen lossen, is besloten om een nieuwe planologische procedure te starten voor het SmitDraadterrein, uitsluitend gericht op de bouw van de supermarkt en winkels. De komst/verplaatsing van de AH naar deze locatie betekent immers ook een impuls voor dit terrein. De bouw van de zorgwoningen op de locatie wordt meegenomen als een wijzigingsbevoegdheid in de actualisatie van het bestemmingsplan voor Nijmegen Midden.

Om de supermarkt en winkel(s) te kunnen realiseren is, naast een bestemmingsplan, ook een bouwvergunning (omgevingsvergunning voor het bouwen) nodig. Om de procedures te stroomlijnen en om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de juridische houdbaarheid van de gewenste situatie ter plaatse, is besloten om de (gemeentelijke) coördinatieregeling toe te passen. Dit betekent dat tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en de bouwvergunning straks in één keer beroep kan worden ingesteld bij de ABRvS. De Afdeling moet vervolgens binnen zes maanden uitspraak doen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de wijken NijeVeld en Hazenkamp en in het bestemmingsplangebied Nijmegen Midden. Voor dit plangebied wordt op dit moment ook een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het plangebied voor Nijmegen Midden betreft het volgende gebied:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0001.jpg"

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0002.png"

De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als gemeente Nijmegen, nummer 4614

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0003.png"

Het plangebied van het (voormalige) Smitdraadterrein ligt aan de Groenestraat in de directe nabijheid van de kruising Groenestraat/Wezenlaan/Muntweg.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Nijmegen Midden-13 (SmitDraadterrein) is door de uitspraak van de Raad van State niet helemaal vernietigd. De verkeersbestemming is in tact gebleven net als de percelen met een Gemengde bestemming aan de Groenestraat en een klein perceel met de bestemming Tuin.

Deze onderdelen van het bestemmingsplan, behalve de bestemming Tuin, zijn overgenomen in het actualisatieplan voor het plangebied Nijmegen Midden. Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft in de periode van 19 november tot en met 30 december 2015 (6 wkn) ter visie gelegen. Het actualisatieplan is vastgesteld op 2 november jl.

Dit postzegelplan voor de ontwikkeling van de AH een een tweetal dagwinkels betreft een herziening (3) van het actualisatieplan Nijmegen Midden 2015. De ontwikkeling past niet in dit bestemmingsplan, omdat de gronden daarin zijn bestemd voor 'Bedrijf en niet voor de beoogde detailhandel. Zoals gezegd is de bestemming 'Verkeer' uit het postzegelplan Nijmegen Midden-13 wel in stand gebleven. Er is voor gekozen om deze bestemming alsnog mee te nemen in dit postzegelplan omdat de detailhandel en omliggende verkeersstructuur bij elkaar horen. De ontsluiting van de winkels moet immers goed geregeld worden evenals de realisatie van voldoende parkeerplaatsen. Tegelijkertijd dient de bestaande bedrijvigheid haar epeditieverkeer ongestoord te kunnen voortzetten.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

Na dit inleidende hoofdstuk (1) volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast wordt de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, toegelicht. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan onderzocht. Vanuit de verschillende aspecten die van invloed zijn, zoals milieuaspecten (o.a. geluid, hinder) en verkeer, wordt onderbouwd of de voorgenomen ontwikkeling wel/niet haalbaar is. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag op welke wijze de vooorgenomen ontwikkeling juridisch wordt vastgelegd. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk (7) van dit bestemmingsplan wordt aan de hand van het (voor)overleg en de zienswijzen, verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het plangebied is momenteel niet in gebruik. De bestaande bebouwing is gesloopt en voor het overige ligt het terrein braak. Aan de oostzijde van het plangebied bevinden zich woningen aan de Dobbelmanweg, aan de westzijde bevinden zich woningen aan de Wezenlaan. Aan de zuid (oost)zijde van het plangebied bevindt zich bestaande bedrijvigheid (het bedrijf Alfa Laval Aalborg). Ten zuiden van de Sint Hubertusstraat, waaraan de bestaande bedrijvigheid grenst, bevindt zich voornamelijk woonbebouwing (o.a. woonbuurt de Hazenkamp).

Tegenover het Smitdraadterrein, aan de overkant van de Groenestraat, ligt een bedrijfsverzamelgebouw en het bedrijfsterrein van Smit Transformatoren.

Het plangebied wordt aan de noordzijde  ontsloten  op de Groenestraat. De ontsluiting aan de Groenestraat  is breed waardoor er zicht is op het terrein zelf. De entree wordt geflankeerd door percelen met bebouwing die nagenoeg direct aan de straat liggen. De achterzijden van deze percelen  grenzen  aan het Smitdraadterrein.

De bebouwing aan de Groenestraat  kent een variatie aan functies zoals wonen,  detailhandel, horeca, dienstverlening.  De west- en oostzijde van het terrein worden begrensd door de achtertuinen  van de woningen aan de  Wezenlaan en de Dobbelmanweg.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

De reeds aanwezige supermarkt aan de Groenestraat verdwijnt en komt in een groter formaat op deze locatie terug.

De supermarkt en de bijbehorende dagwinkels liggen achter de percelen die georiënteerd zijn op de Groenestraat en in het verlengde van de brede entree aan de Groenestraat. Ze zijn gesitueerd in langgerekte bebouwing dat voorziet in één laag, met de mogelijkheid voor een tweede laag in het verlengde van de entree. De te realiseren bebouwing wordt daardoor goed zichtbaar vanuit de Groenestraat. Het parkeren ten behoeve van de supermarkt wordt geconcentreerd aan de noordzijde van de bebouwing en maakt onderdeel uit van een kwalitatief  ingericht voorterrein. Bij de inrichting van dit terrein wordt zorgvuldig gekeken naar de aansluiting op de omliggende omgeving. De entree van de bebouwing ligt in het verlengde van de brede entree partij.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de "ladder duurzame verstedelijking"/duurzaamheidsladder). De duurzaamheidsladder moet borgen dat er een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling plaatsvindt. De duurzaamheidsladder dient ter voorkoming van onnodige uitbreiding van het stedelijk gebied en het tegengaan van leegstand.

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0004.png"

De huidige vestiging van de AH (627m2 wvo) wordt verplaatst naar de locatie Smitdraadterrein en uitgebreid met 283m2. Daarnaast bevat het plan het toevoegen van een tweetal andere winkels in de dagelijkse sector (waaronder Gall7Gall) van totaal 378m2. In totaal betreft het daarmee een uitbreiding van 661m2 wvo en bedraagt het totale winkelvloeroppervlak in de nieuwe situatie 1.288m2.

Gelet op de relatief kleinschalige uitbreiding die het plan mogelijk maakt, kan worden verdedigd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling zodat de duurzaamheidsladder niet van toepassing is. Onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt verstaan:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0005.png"

In het Bro is echter geen ondergrens opgenomen. In beginsel is de duurzaamheidsladder dan ook op iedere stedelijke ontwikkeling van toepassing, hoe klein deze ook is. In de jurisprudentie worden voor kleinschalige ontwikkelingen inmiddels uitzonderingen aangenomen op de duurzaamheidsladder, vgl. bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS d.d. 3 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4409) waarin de Afdeling overwoog dat:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0006.png"

Omdat uiteindelijk de concrete omstandigheden van het plan bepalen of een ontwikkeling wel of niet aan de duurzaamheidsladder moet worden getoetst en het niet toetsen een risico oplevert in (het vervolg van) de procedure, is de duurzaamheidsladder voor het onderhavig geval nader onderbouwd in rapport van BRO van 12 oktober 2015 (Nijmegen, ruimtelijk-functionele effectenanalyse verplaatsing Albert Heijn Groenestraat/rapportnr.: 203X01252.084755_3). Dit rapport is toegevoegd als bijlage bij deze toelichting. De onderbouwing van de duurzaamheidsladder uit dit rapport (p. 9 e.v.) wordt samengevat als volgt:

Actuele regionale behoefte

Er is in kwantitatieve zin niet helemaal voldoende distributieve ruimte voor de uitbreiding van het winkelaanbod in de dagelijkse artikelensector. Indien alleen rekening wordt gehouden met de supermarktontwikkeling is deze uitbreidingsruimte er wel. Op basis van de berekening van BRO voor het toekomstig functioneren van de detailhandelsstructuur ontstaat in theorie ca. 300 tot 600 m2 wvo distributieve uitbreidingsruimte in de dagelijkse sector.

In kwalitatieve zin speelt de ontwikkeling echter wel in op een behoefte. De uitbreiding en schaalvergroting van de supermarkt zullen bijdragen aan een betere consumentenverzorging omdat aangehaakt wordt op actuele trends in vraag en aanbod op het gebied van aankopen in de dagelijkse artikelensector (o.a. gemak, comfort, keuzemogelijkheden voor de consument). De consumenten in het verzorgingsgebied en omgeving krijgen de beschikking over een moderne supermarkt die centraal gelegen is. De situatie op het punt van de bereikbaarheid en het parkeren verbetert bovendien aanzienlijk, hetgeen een positief effect heeft op de consumentenverzorging. Daarnaast worden enkele dagelijkse aanbieders toegevoegd, waaronder een Gall & Gall. Dit zorgt voor een verbreding van het aanbod in het verzorgingsgebied.

Benutting bestaande panden en leegstand

Specifiek voor trede 2 is in de toelichting bij het Bro-artikel aangegeven dat het bij detail- handel moet gaan om het aangeven in hoeverre bestaande leegstaande winkelpanden via transformatie of herstructurering het initiatief zouden kunnen huisvesten. De omvang van de leegstaande panden in het verzorgingsgebied is te beperkt om een moderne supermarkt te huisvesten. Het weghalen van een supermarkt uit het verzorgingsgebied en verplaatsen naar een andere (leegstaande) locatie hier buiten, betekent een afname van de keuzemogelijkheden en consumentenverzorging in het verzorgingsgebied. De leegstand buiten het verzorgingsgebied is daarom in het kader van de verplaatsing van Albert Heijn niet relevant.

De verplaatsing van de Albert Heijn naar de nieuwe locatie zal in eerste instantie leegstand veroorzaken op de bestaande supermarktlocatie. Vanuit distributie-planologisch oogpunt is het onwenselijk dat er een nieuwe, reguliere supermarkt in het pand zal vestigen. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan zal ook opgenomen worden dat hier geen nieuwe reguliere supermarkt in kan komen. Het pand zal door de inzet van de vastgoedeigenaar en de gemeente Nijmegen worden getransformeerd naar een alternatieve functie of een alternatieve detailhandelsfunctie. De omliggende dagelijkse winkels zullen hun toekomstperspectief behouden.

Ondanks de geringe verwachte effecten is het niet volledig uit te sluiten dat er als gevolg van de veranderde concurrentieverhoudingen er een enkele zaak, verdwijnt maar voor de detailhandelsstructuur en de consumentenverzorging zal dat geen onaanvaardbare effecten hebben. De inwoners van het verzorgingsgebied blijven beschikken over voldoende supermarkten binnen aanvaardbare afstand. Dat wil zeggen dat van duurzame negatieve effecten op het woon-, leef en ondernemersklimaat naar verwachting geen sprake zal zijn.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland is het provinciaal ruimtelijk beleid verankerd. De provincie en haar partners streven samen naar een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandel die bijdraagt aan vitale, aantrekkelijke steden en dorpen. In het beleid staan de bestaande centra in de (binnen-)steden en dorpen centraal. Om deze in de toekomst vitaal te houden streven de provincie en haar partners naar transformatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden.

Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik

In de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking uitgewerkt tot de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik. In feite blijft de basis voor de ladder hetzelfde, de Provincie heeft enkele treden van de ladder gespecificeerd. De Gelderse Ladder bestaat uit de volgende treden:

  • 1. Voorziet de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele lokale of regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met beleidskaders en - programma's?
  • 2. Kan de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied wor- den opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen?
  • 3. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a. stedenbouwkundige, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten?
  • 4. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie van gebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend ontsloten? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
  • 5. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebieds- kwaliteiten.
  • 6. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het ste- delijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.

De provincie Gelderland tracht via de Ladder een meer gebiedsgerichte insteek te bereiken door ook de kwaliteiten van het landschap mee te nemen. De Gelderse Ladder zou, in navolging van de provincie, een hulpmiddel moeten zijn om tot een meer integrale onderbouwing te komen. In het voornoemde rapport van BRO is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik nader onderbouwd (vgl. p. 11 e.v. rapport BRO, bijlage bij de toelichting).

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de omgevingsverordening zijn de kaders uit de omgevingsvisie nader uitgewerkt tot een concreet toetsingskader. De provincie stelt de bestaande winkelgebieden centraal in haar beleid. Het vernieuwen en aanpassen van bestaande winkelgebieden aan een af- nemende vraag naar winkels en nieuwe marktontwikkelingen heeft prioriteit en met het toevoegen van nieuw winkeloppervlak wordt zeer terughoudend omgegaan. Nieuwe de- tailhandelsinitiatieven mogen niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur (artikel 2.3.3.1 eerste lid). Hieronder worden de negatieve gevol- gen van overcapaciteit en leegstand op het woon-, leef- en ondernemingsklimaat in de omgeving van de bestaande winkels in wijken en centra bedoeld. Ook mag de detailhandelsstructuur niet in gevaar komen. In de provinciale omgevingsverordening zijn de volgende regels omtrent detailhandel opgenomen:

  • In een bestemmingsplan worden geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk gemaakt die leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandels- structuur;
  • Voor zover er voor het betreffende gebied een regionale afspraak is gemaakt over de programmering van detailhandel, is de bestemming detailhandel in een bestem- mingsplan alleen mogelijk als deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedepu- teerde Staten vastgestelde regionale afspraak;
  • In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe een nieuwe detail- handelsontwikkeling zich verhoudt tot het bepaalde in het eerste lid en een eventuele intergemeentelijke samenwerking op het gebied van detailhandel.

3.3 Regionaal beleid

Regionaal Programma Detailhandel 2013

De gemeente Nijmegen is onderdeel van de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SAN). De Stadsregio heeft in haar Regionaal Programma Detailhandel 2013 de beleidsmatige ont- wikkelingskaders gesteld waaraan detailhandelsontwikkelingen getoetst moeten worden. De centrale doelstelling luidt als volgt: “Het in onderlinge samenwerking tussen de tot de stadsregio behorende gemeenten creëren en in stand houden van een evenwichtige en duurzame regionale detailhandelsstructuur met een zo compleet mogelijk voorzieningen- pakket voor de consument en perspectief voor ondernemers / marktpartijen, zodat zij kunnen en willen investeren in vernieuwing.”

Detailhandelsontwikkelingen moeten passen binnen de verzorgingsfunctie van een be- treffende plaats. Waar mogelijk wordt detailhandel zo veel mogelijk geclusterd op goed bereikbare locaties en in voor de consument herkenbare centra, die ieder een eigen taak en functie hebben binnen de gehele detailhandelsstructuur. Dit betekent enerzijds het stimuleren van de dynamiek in de detailhandel door processen als schaalvergroting en clustering op de juiste plekken te faciliteren en anderzijds rekening te houden met de effecten hiervan op de bestaande winkelgebieden en de leefbaarheid in kernen en wijken (voorkomen ongewenste effecten op de verzorgingsstructuur).

De kwaliteit van winkelgebieden staat centraal in het beleid. Ten aanzien van ontwikke- lingen in winkelgebieden dient het koopgedrag als uitgangspunt. In de buurt- en wijkcen- tra moet de nadruk liggen op boodschappen doen. Wel hebben de kleine buurt- en wijk- centra (onder andere in kleine kernen) het moeilijk, mede veroorzaakt door het beperkte lokale draagvlak, de kleinschaligheid van het aanbod, het veelal ontbreken van trekkers en de positie van de zelfstandige die steeds meer onder druk staat. De consument pakt steeds vaker de auto om boodschappen te doen in een compleet boodschappencentrum dat niet te ver van huis ligt. Het is geen automatische keuze meer om het meest nabije boodschappencentrum te kiezen. Indien versterking en uitbreiding van het aanbod niet mogelijk zijn, wordt steeds vaker op zoek gegaan naar functieverandering.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2013

In september 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de speerpunten Typisch Nijmegen, Economische structuurversterking en Karakteristieke wijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa2003-VG01_0007.png"

3.4.2 Detailhandelsstructuurvisie gemeente Nijmegen 2004

Het lokale detailhandelsbeleid is verankerd in de visie op de detailhandelsstructuur uit 2004. Hierin wordt de huidige situatie en de ontwikkelingsrichting voor detailhandel in de gemeente Nijmegen geschetst. De wijken Willemskwartier (Nije Veld) en Hazenkamp worden als één verzorgingsgebied beschouwd.

Winkelcentrum Groenestraat wordt verkeerstechnisch verre van ideaal gezien. Het draagvlak van het verzorgingsgebied (Nije Veld en Hazenkamp) is wel voldoende groot. Winkelgebied Willemsweg verliest langzaam de positie in de winkelstructuur. De Steenbokstraat is een geplande winkelstrip die die zich door de tijd heen goed heeft weten te handhaven.

De Albert Heijn supermarkt werd ook in het beleid van 2004 beschouwd als een supermarkt met een beperkte omvang. De winkel wordt een echte wijkfunctie toegedicht. De winkels aan de Groenestraat functioneerden gemiddeld genomen goed en de verwachtingen ten aanzien van de draagvlakontwikkeling waren gunstig. Verkeerstechnisch was de situatie ter plaatse van de supermarkten problematisch.

Geconstateerd werd dat de Aldi aan de Willemsweg (mede door de goede parkeergelegenheid) veel klanten van buiten de wijk naar dit winkelgebied toe trok en daardoor minder gevoelig is voor het te krappe draagvlak voor een reguliere supermarkt in de wijk. Rond de Aldi werd een concentratie van de overige winkels beoogd. De Willemsweg kent naar Nijmeegse verhouding een groot aanbod van etnische ondernemers. Hierdoor is het dagelijkse aanbod toch redelijk compleet. Daarnaast trekken de aanwezige etnische ondernemers ook mensen aan van buiten de buurt, mede omdat vergelijkbaar aanbod elders soms niet of nauwelijks voorkomt. Het totaalbeeld van de Willemsweg is niettemin sterk wisselend. Een deel van de winkels kent een behoorlijk investeringsniveau, bij andere laat de presentatie soms te wensen over. Alle scores samenvattend was het totaal- oordeel op dit moment matig. Voor de toekomst werd echter een zeer gunstige draag- vlakontwikkeling verwacht.

De winkelstrip aan de Steenbokstraat heeft zich door goed ondernemerschap en een redelijk stabiel draagvlak van consumenten met hogere inkomens weten te handhaven. De verdeling supermarktoppervlak-speciaalzaken is door de tijd heen aangepast aan de marktomstandigheden. De supermarkt was anno 2004 ook al te beperkt van omvang. Het totaalbeeld van het winkelcentrum was ten opzichte van de andere winkelcentra in de stad gunstig. Voor de toekomst werd voor de wijk Hazenkamp nauwelijks verandering van het bevolkingsaantal verwacht.

3.4.3 Gebiedsvisie 2012

In december 2012 is, naar aanleiding van de plannen voor de (her)ontwikkeling van het Smit-Draad terrein, een (gebieds)visie vastgesteld door de Raad voor zowel voor het Smit-Draad terrein als de (huidige) AH locatie. Daarnaast is bij de vaststelling van het voorgaande bestemmingsplan voor het Smit Draad terrein (Nijmegen-13) door de Raad een aantal moties aanvaard die betrekking hebben op de (toekomstige) ontwikkeling op deze locatie. In deze moties zijn de volgende (rand)voorwaarden geformuleerd:

  • op de huidige locatie van de Albert Heijn dient door middel van een brede bestemmingscategorie en ruime bouwcontouren een nieuwe ontwikkeling mogelijk te worden gemaakt;
  • in de actualisatie van het bestemmingsplan Nijmegen Midden dient duidelijkheid te worden verschaft over de ontwikkeling op de huidige pIek van de Albert Heijn met kleinschalige winkels die passen bij het huidige winkelaanbod, om zo eventuele leegstand zoveel mogelijk tegen te gaan;
  • de mogelijkheden voor de vestiging van een reguliere supermarkt dienen te worden ingeperkt. In een verkeersonderzoek dient onderzocht te worden welke winkelvloeroppervlakte ter plaatse mogelijk is, zonder dat opnieuw verkeersproblemen ontstaan;
  • zodra de VRI bij de Wezenlaan/Muntweg vervangen is, een telling te houden en deze aan de raad te rapporteren. Aan de raad een investeringsplan voor deze pIek voor te leggen, als mocht blijken dat de verkeersopstopping (aan de Groenestraat) niet opgelost is;

Deze moties passen in de eerder vastgestelde (gebieds)visie. In dit postzegelplan is zowel rekening gehouden met de visie als de door de Raad aangenomen moties.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Economische zaken

Economisch beleid

Buurt- en wijkbewinkeling In de jaren '70 en '80 is binnen de Nederlandse distributie planologie een fijnmazig netwerk van detailhandelsvoorzieningen gerealiseerd. Vanuit een theoretische benadering werd het distributielandschap verdeeld in winkelcentra van verschillende niveaus, logisch gespreid over de ruimte. Op wijkniveau speelt de detailhandelstructuur een belangrijke rol voor bewoners. Op basis van een meerjarig onderzoek is beleid vastgesteld dat uitgaat van het behoud c.q. de realisatie van compacte, comfortabele en complete buurt- en wijkwinkelcentra. Uitgangspunten hierbij zijn evenwicht tussen consumenten- en ondernemersbelangen, uitgaande van de bestaande structuur en ondersteuning vanuit de overheid.

Landelijk gezien heeft de detailhandel zich in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Schaalvergroting, branchevervaging en toenemende mobiliteit hebben geleid tot meer concurrentie op de markt. De supermarktoorlog heeft deze ontwikkeling nog verder versterkt. De detailhandelsvoorzieningen op buurtniveau komen hierdoor onder druk te staan. Met name de buurtwinkelcentra verliezen hun functie.

De buurt- en wijkwinkelcentra zoals de Groenestraat zijn er vooral voor het doen van de dagelijkse boodschappen. De afgelopen jaren zien we een verschuiving van de grootte van de supermarkten van gemiddeld 750 m2 winkelvloeroppervlak (wvo) naar 1.000 tot 1.500 m2 winkelvloeroppervlak (wvo). Deze groei gaat in eerste instantie ten koste van de verspreide winkels in de dagelijkse boodschappen. Hierdoor zien we een steeds verdere teruggang van de foodspeciaalzaken. Zij hebben het bijzonder moeilijk om het hoofd boven water te houden. De verwachting is dat het proces van schaalvergroting nog niet ten einde is. De verwachting is dan ook dat in de toekomst er een toenemende leegstand ontstaat in buurtwinkelcentra. Om het voortbestaan van buurtwinkelcentra te garanderen zal de supermarkt in deze centra de mogelijkheid geboden worden om te moderniseren. Daar waar de ruimtelijke randvoorwaarden dit toestaan en de beleidsmatig gewenste distributieve structuur niet wordt aangetast zal de supermarkt worden toegestaan zich uit te breiden tot een maximum van 1.500 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Het gemeentelijke beleid gaat uit van concentratie van winkels aan de zuidzijde van de Groenestraat tussen de Marterstraat en de Wezenlaan.

Buurteconomie Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in: - ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte); - behoefte aan woon-werkpanden; - economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.

In de wijken kan ook gedacht worden aan het ontwikkelen en stimuleren van bedrijfspanden voor starters, huiskamerondernemingen en woon-werkcombinaties. De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht moet worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening.

Huidige situatie Aan de Groenestraat bevinden zich tussen de Marterstraat en de Wezenlaan verspreid woningen en winkels, die als één winkelconcentratie wordt beschouwd. Het betreft in de omgeving van de huidige AH een natuurvoedingswinkel, een biologische slager, een fietsenwinkel, een kantoorboekhandel en een bloemenkiosk. Daarnaast bevinden zich daar nog enkele andere commerciële functies zoals een sleutelspecialist, een kapper, een apotheek en een horecagelegenheid. In het westelijk deel nabij de locatie voormalig Smitdraad terrein bevinden zich o.a. een pizza afhaalzaak, een (internationale) winkel met voedingsmiddelen en enkele andere commerciële functies.

De meest nabij gelegen winkelgebieden zijn het buurtwinkelcentrum aan de Steenbokstraat en het winkelgebied aan de Willemsweg. In de Groenestraat is één supermarkt. In de verdere omgeving bevinden zich supermarkten aan de Steenbokstraat (Coöp), de Willemsweg (Aldi) en iets verder een AH XL aan de Jacobslaan en een supermarkt aan de Molukkenstraat (Coöp).

Uit het uitgevoerde bewinkelingsonderzoek komt de Groenestraat als één van de slechtste winkelgebieden in Nijmegen naar voren. Dit heeft vooral te maken met de parkeer- en verkeerssituatie en de uitstraling van het winkelgebied.

Onderzoek Het adviesbureau BRO heeft in 2009 naar aanleiding van de verplaatsings-/ uitbreidingsvraag van de AH een onderzoek uitgevoerd naar het aantal m2 voor dagelijkse artikelen aan de Groenestraat (BRO, september 2009, bijlage bij de toelichting). In dit onderzoek is ook gekeken naar deze ontwikkeling in relatie tot de winkelcentra in de omgeving (o.a. de Steenbokstraat, de Willemsweg en de St. Jacobslaan). Het onderzoek van BRO is ten behoeve van dit bestemmingsplan, geactualiseerd in december 2015 (zie bijlage bij de toelichting).

Nieuwe situatie De gemeente heeft zich eerder al uitgesproken voor een versterking van de huidige winkels zodat een levensvatbare winkelstructuur ontstaat. Een goed functionerende moderne supermarkt is daarbij essentieel. Om ook in de toekomst goed te kunnen functioneren is een grotere omvang van de supermarkt nodig dan de huidige AH. Op de nabij gelegen locatie van het voormalige Smitdraadterrein wordt de AH dan ook toegestaan om een nieuwe supermarkt te realiseren van 910 m2. Dit betreft een uitbreiding van de huidige supermarkt met 283m2 wvo. Daarnaast worden twee andere winkels in de dagelijkse sector toegevoegd (waaronder een Gall&Gall). De oppervlakte van deze winkels bedraagt 378m2. In totaal betreft het daarmee een uitbreiding van 661m2 in de dagelijkse sector.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen
De bestemmingsplanwijziging betreft een wijziging van de gebruiksmogelijkheden op een binnenterrein gelegen aan de Groenestraat, voorheen grotendeels in gebruik door de draadfabriek Smitdraad. Het voormalige bedrijfsterrein, waarop relatief zware bedrijvigheid, werd uitgevoerd, wordt nu bestemd voor een detailhandelsfunctie. Vooropgesteld wordt dat dit een meer passende inrichting is dan het voorgaande gebruik. Deze relatief zware bedrijvigheid wordt niet meer passend geacht in een stadswijk die inmiddels (voornamelijk) voor wonen wordt gebruikt. Vanuit algemene milieuoptiek is de invulling met detailhandel dan ook als een aanmerkelijke verbetering aan te merken. De geplande zorgwoningen zijn komen te vervallen. Hierdoor behoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek (meer) te worden gedaan naar het gevaar/hinder vanwege de omliggende bedrijvigheid naar deze milieugevoelige functie. Detailhandel is geen milieugevoelige functie maar wordt aangemerkt als een milieubelastende activiteit. In het kader van dit bestemmingsplan moet nog wel worden onderzocht welke gevolgen deze functie heeft op het woon-en leefklimaat in de omgeving (o.a. ten aanzien van de bestaande woningen en bedrijvigheid).


Hinder vanuit het plan naar de omgeving toe, en interne beïnvloeding
Met betrekking tot het op te richten detailhandelsgebouw, grotendeels als supermarkt in te richten, zal met betrekking tot de directe hinder geen onaanvaardbare overlast naar de omgeving, inclusief de in nabijheid gelegen woningen, te verwachten zijn. Een dergelijke voorziening valt onder categorie B van de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging van de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering editie 2009, “Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden”.

Indirecte hinder
Met betrekking tot de indirecte hinder veroorzaakt door het plan gaat het met name om de hinder vanuit de detailhandelslocatie. Deze hinder kan worden versterkt door de bestaande activiteiten van het bedrijf Alfa Laval Aalborg. Bij het bepalen van de hinder vanwege de nieuwe activiteit dient dus rekening te worden gehouden met de reeds bestaande activiteiten.

De detailhandelsactiviteiten vallen onder het Activiteitenbesluit. In dit besluit wordt geen rekening gehouden met indirecte hinder omdat de wetgever er vanuit gaat dat hier zoveel als mogelijk rekening mee wordt gehouden in de bestemmingsplanprocedure om tot een aanvaardbaar woon-en leefklimaat te komen.

Uit de akoestische rapportage 'Actualisatie akoestisch onderzoek Groenestraat 265 Nijmegen' (d.d. 14 oktober 2013), blijkt dat vooral de aan- en afvoer van de detailhandelsvoorzieningen en van Alfa Laval Aalborg (dieplader en vrachtwagens) maatgevend zijn voor de te verwachten (indirecte) hinder. Zij kunnen echter wel aan de te stellen normen voor indirecte hinder voldoen en hoeven daarom niet als problematisch te worden aangemerkt.

Activiteiten Alva Laval

Eerder werd aangenomen dat het bedrijf Alfa Laval milieuvergunningplichtig was en dat het, gelet op het productieoppervlak (kleiner dan 2000m2) moest worden geplaatst in milieucategorie 3.2. Naar aanleiding van een bedrijfsbezoek/inspectie is echter besloten om het bedrijf in te delen in milieucategorie 4.1. In het bestemmingsplan Nijmegen Midden 2015 heeft het bedrijf een maatbestemming gekregen. De indeling in een zwaardere milieucategorie heeft op zichzelf geen gevolgen voor de bestaande en nieuwe situatie. Detailhandel is immers geen milieugevoelige functie.

In het kader van de zorgplicht is ook de indirecte hinder van de dieplader van Alva Laval nader beschouwd omdat deze via de westelijke inrit aan de Groenestraat (blijft) rijden. De overige vrachtwagens van het bedrijf rijden via de Sint Hubertusstraat en behoeven dan ook niet te worden meegenomen in de beoordeling. Voor de beoordeling van de indirecte hinder is aangesloten bij de 'Ciculaire heluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer'. Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder.

Glascontainer

Het plaatsen van de glascontainer wordt in het voornoemde onderzoek niet aan de detailhandel toegerekend omdat het beleid van de gemeente Nijmegen erop is gericht om bij supermarkten aan inzameling van textiel en glas mee te werken en daarvoor faciliteiten te installeren. Deze activiteit wordt daarom afzonderlijk van de detailhandel beoordeeld. Bij de beoordeling wordt aangesloten bij de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. In de dag-en avondperiode wordt (ruimschoots) voldaan aan de grenswaarde. In de nachtperiode vinden er geen activiteiten plaats. Ook het maximale geluidsniveau op de gevels van de bestaande woningen ligt beneden de grenswaarde uit het Acticiteitenbesluit.

Conclusie
Het plan kan rekening houdend met de bovenstaande aanbevelingen, als acceptabel worden aangemerkt.

4.3 Geluid (overig)

Vanwege het vervallen van de zorgwoningen is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet meer relevant voor dit bestemmingsplan (zie bijlage bij bestemmingsplan Nijmegen Midden-13). Dit onderzoek heeft immers alleeen betrekking op de nieuwbouwwoningen en niet op de bestaande bouw.

In verband met de aanpassingen aan de Groenestraat zal nog een apart akoestisch onderzoek naar de gevolgen van die aanpassingen voor de langs die weg gelegen bestaande woningen worden uitgevoerd. Dit onderzoek staat echter los van deze bestemmingsplanprocedure en komt aan de orde bij de uitwerking van de aanpassingen aan de Groenestraat.

4.4 Luchtkwaliteit

Bestaande situatie

De luchtkwaliteit in de noordelijke rand van het gebied wordt met name zwaar belast door verkeersuitstoot van de Groenestraat. Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig.

Uit recente berekeningen van de gemeente Nijmegen blijkt dat langs de bovengenoemde Groenestraat overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2011 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De meeste overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.

Toetsing aan regelgeving

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitsonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

  norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 
 
40 ìg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
 
40 ìg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar
> 50 ìg/m3  
1 juni 2011  

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Aanvullend aan de actieprogramma's van Rijk, Provincie en Regio heeft Nijmegen een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in doorstromingsmaatregelen voor het wegverkeer; schonere bussen; stimulering transitie naar schonere brandstoffen; stadsdistributie voor het Centrum en privilegebeleid voor toegang naar het Centrum. In een bestemmingsplanprocedure zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het plan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden.

Voor het onderhavige plan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (“Onderzoek luchtkwaliteit ontwikkeling Groenestraat te Nijmegen, Bestemmingsplan Nijmegen Midden -13”; kenmerk PVV006/Kmc/; Goudappel-Coffeng; 17 september 2013). Uit dit onderzoek blijkt dat in geen geval sprake is van normoverschrijdingen voor stikstofdioxide en fijn stof. De luchtkwaliteit vormt dus geen probleem voor de realisatie van de plannen. Daarnaast is de berekende toename niet groter dan 1,2 ug/m3 en daarmee niet in betekenende mate. Daarmee wordt voor dit aspect voldaan aan de luchtregelgeving.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Omdat dit bestemmingsplan het oprichten van een detailhandelslocatie betreft (de zorgwoningen zijn komen te vervallen), is er geen sprake van een 'gevoelige bestemming' zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen en behoeft dit aspect in dit kader dan ook niet nader te worden getoetst.

Aanbevelingen

De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging in dit gebied onder de dan geldende wettelijke normen zal blijven. Desondanks blijft het een locatie met relatief hoge concentraties luchtverontreining. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door:

  • nieuwe bedrijvigheid aan laten sluiten bij lopende ontwikkelingen zoals stadsdistributie in het stadscentrum danwel aan- en afvoer door middel van schone voertuigen (zoals bijv. op electriciteit, aardgas/groen gas en/of EUROVI-diesel).
  • in de eerstelijns-bebouwing langs de bovengenoemde Groenestraat dienen geen school, kinderdagverblijf, zorginstellingen of zorgwoningen als nieuwe bestemming geplaatst te worden. Dit dient ter bescherming van extra gevoelige groepen.
  • verminderen behoefte verplaatsing: zorgen voor befietsbare en beloopbare afstanden. Het effect is minder en kortere vervoersbewegingen.
  • verbetering en schoner worden van het openbaar vervoer.
  • zorgen voor goede doorstroming van af- en aanrijdend verkeer ten behoeve van deze locatie zodanig dat het plan niet zorgt voor verslechterde doorstroming op de Groenestraat en aanvoerende wegen en daarmee zorgt voor verhoging van concentraties aan luchtverontreiniging.

4.5 Externe veiligheid

Algemeen

Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:


a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.

De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:

1. Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden en richtwaarden als toetsingswaarden aangegeven;

2. Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt verantwoord aan, onder meer, de hand van oriënterende waarden.

Ad a)

De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's, zoals hierboven aangegeven. Een inrichting waarop het besluit van toepassing zou zijn is binnen het plangebied niet aanwezig. Buiten het plangebied is één inrichting aanwezig waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.

Ad b)

Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen geeft voor wegen, vaarwegen en buisleidingen de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 een indicatie met betrekking tot de diverse veiligheidsrisico's.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het “Besluit transport externe veiligheid” is begin 2014 van kracht geworden.

Inrichtingen

In de naaste omgeving van het plangebied ligt geen Bevi inrichting. Echter ligt het plangebied op ongeveer 2950 meter afstand van het bedrijf TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vervoersassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan: Op een grotere afstand gaat het echter om:

a. De spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch

b. Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/Weg door
Jonkerbosch/Grootstalselaan

Er zijn geen hogedrukaardgasleidingen in en in de naaste omgeving van het plangebied aanwezig.

Toetsing plaatsgebonden risico (PR)

Voor alle bovengenoemde risicobronnen geldt, voor zover er al een 10-6 plaatsgebonden risicocontour aanwezig is, dat deze risicocontour op ruime afstand van het plangebied blijft. Hieronder wordt dan ook verder op het Plaatsgebonden Risico niet verder ingegaan.

Verantwoording groepsrisico (GR)

De onderstaande verantwoordingen groepsrisico dienen gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 en de daarin gemaakte keuzes.

TWO Chemical Logistics B.V. en de Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch

Het plangebied met de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich 2950 meter afstand van TWO Chemical Logistics B.V., een op- en overslagbedrijf voor gevaarlijke stoffen, aan de Vlotkampweg 67 en op 300 meter van de Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch, en daarmee op grote afstand van deze risicobronnen. Op deze afstanden is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.

Het plangebied ligt buiten de onderscheiden afwegingsgebieden (10-8 en het blève aandachtsgebied) zone 2, respectievelijk 850 meter en 200 meter van deze risicobronnen, maar binnen de invloedsgebieden, 4250 meter en 1500 meter (zone 3).

Dit plan veroorzaakt een (geringe) verdichting van de binnen het invloedsgebied aantallen aanwezigen. Gezien de afstanden tot de risicobronnen zal deze invloed niet relevant zijn.

Aangezien het plan wel zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient een verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden. Onderstaand is de afweging met betrekking tot het groepsrisico van TWO Chemical Logistics B.V. en de spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch opgenomen.

Inleiding

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich op grote afstand van de risicobronnen. Op deze afstand is voor beide bronnen het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.

Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand tot de risicobronnen zal een toename van personendichtheden in het plangebied niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de onderscheiden risicobronnen geen onderwerp van discussie. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen inhoudelijke invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen binnen het plangebied zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Conclusie

Door de planvorming zal een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de beide risicobronnen. Externe veiligheid is, rekening houdend met de afstand van 25450 meter cq 300 meter tot de onderscheiden risicobronnen, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.

Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/
Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan

Op ten minste 1225 meter van het plangebied ligt de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Graafseweg/Neerbosscheweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Uit de diverse onderzoeken die naar de gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen zijn gedaan, blijkt dat binnen de afwegingsgebieden (tot 1500 meter van de onderscheiden wegen) de oriënterende waarden groepsrisico nergens worden overschreden.

Het plan ligt buiten de het aandachtsgebied blève (zone 2) van deze route gevaarlijke
stoffen, echter binnen het invloedsgebied toxisch, zone 3 (tot 1500 meter) van deze route.
Gezien de afstand tot de route Graafseweg/Neerbosscheweg/Nieuwe Dukenburgseweg/ Tarweweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaanten (tenminste 1225 meter) zal deze invloed slechts van zeer beperkte aard zijn.

Omdat het plan zorgt voor een (beperkte) toename van het groepsrisico dient wel een
verantwoording van dit groepsrisico plaats te vinden.

Onderstaand is de afweging met betrekking tot de groepsrisico's van de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen opgenomen.

Inleiding

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied toxisch, zone 3, van een gemeentelijke route waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze route en de daarmee gepaard gaande externe veiligheidsrisico's van deze route zijn relatief laag (zie de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen)

De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (categorie LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (categorie GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 200 meter.

Het groepsrisico

Het groepsrisico van de weg blijft ruimschoots onder de oriënterende waarde. Omdat de ontwikkeling op ruime afstand van de weg ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand, het maatgevend scenario voor een dergelijke route, niet tot het plangebied. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus nauwelijks of niet toenemen.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft).

Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in het plangebied vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6).

Gezien het beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen binnen het plangebied niet realistisch.

Conclusie groepsrisico 
Door de planvorming zal een niet-significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen. Externe veiligheid is, rekening houdend met de grote afstanden tot de onderscheiden risicobronnen, gegeven de bovenstaande afwegingen, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.

Advies veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)

Onderstaand volgt het advies van de VRGZ van 14 augustus 2013.

Op 28 juli 2013 hebben wij, door tussenkomst van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN), uw verzoek om advies ontvangen over de herziening van het bestemmingsplan Nijmegen Midden - 13 (Smit Draad-terrein).

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor Arnhem - Nijmegen - Den Bosch en het bedrijf TWO Chemical Logistics. Gezien de afstand tussen het plangebied en de voornoemde risicobronnen kan overeenkomstig de (concept-)beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen volstaan worden met een verantwoordingsniveau 3. De (concept-)beleidsvisie voorziet hiervoor in een standaardtekst met betrekking tot de voor de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid relevante thema's bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Via deze brief informeren wij u dan dat wij in dit specifieke geval geen gebruik zullen maken van ons adviesrecht in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico. Wij achten het niet opportuun om hiervoor een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen en verwijzen naar de standaardtekst in de (concept-)beleidsvisie externe veiligheid.

Reactie op het Advies veiligheidsregio Gelderland-Zuid
De VRGZ acht het met betrekking tot dit plan niet opportuun een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen. Zij verwijst hiervoor naar de Beleidsvisie Externe veiligheid Nijmegen van juni 2013. De verantwoordingen zijn dan ook in hoofdzaak opgesteld conform de standaardteksten uit de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013.

Cumulatie

Het bestemmingsplan ligt binnen de invloedsgebieden van de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch, de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Graafseweg/Neerbosscheweg/ Nieuwe Dukenburgseweg/Tarweweg/Weg door Jonkerbosch/Grootstalselaan en de Bevi inrichting TWO Chemical Logistics B.V. gelegen aan de Vlotkampweg 67.

Daarom zal er met betrekking tot het groepsrisico eveneens sprake zijn van cumulatie.

Echter betreft het vervoersstromen waarvoor onder andere zowel verschillende rekenmethodieken worden gebruikt evenals verschillende categorie indelingen van gevaarlijke stoffen, zodat de groepsrisico's niet rekenkundig (kwantitatief) kunnen worden gesommeerd. Een cumulatie zal dan ook kwalitatief dienen te worden uitgevoerd.

Met betrekking tot de onderscheiden risicobronnen kan worden gesteld dat de invloed hiervan, gezien de grote afstanden tot deze risicobronnen, voor alle risicobronnen ook rekenkundig, zo al mogelijk, niet kan leiden tot een significante verhoging van het groepsrisico. Deze verhogingen zullen daarom nauwelijks/niet zichtbaar kunnen worden gemaakt.

De conclusie uit het bovenstaande is dan ook dat cumulatie van de diverse groepsrisico's niet kan leiden tot een ook maar enigszins significante verhoging van het groepsrisico.

Cumulatie van groepsrisico's is, gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan.

Conclusie Externe Veiligheid (totaal)

Externe veiligheid is geen obstakel voor de realisatie van dit bestemmingsplan.

Het plan is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
1. Het plan heeft een zeer beperkt verhogende invloed op het groepsrisico, maar blijft als zodanig ruim onder de oriënterende waarde groepsrisico.
2. Het plangebied ligt weliswaar geheel binnen het invloedsgebied van drie risicobronnen, echter zijn geen van deze drie bronnen als relevant voor het plangebied aan te merken.

Het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) en achten het groepsrisico, dat tengevolge van dit bestemmingsplan weliswaar (in beperkte mate) stijgt maar ruim beneden de oriënterende waarde groepsrisico blijft, nu en in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat en ondanks dat zoveel als doenlijk is nabij de risicobronnen (dus niet in het plan zelf) op termijn onder meer bestrijdingsmaatregelen worden getroffen, dit echter niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat en dit bovendien niet leidt tot een risico zijnde nul (0), zal er een zogenaamd restrisico overblijven. Dit restrisico wordt door het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Concept Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van juni 2013 en de daarin gemaakte keuzes.

4.6 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw/de gebouwen goed aansluiten op de omgeving.

Aangezien er geen gebruik kan worden gemaakt van een recht van overpad, kan er geen ontsluiting aan de zuidzijde van het plangebied (richting St. Hubertusweg) worden gerealiseerd. Dit staat echter niet in de weg aan de fysieke veiligheid en/of de uitvoerbaarheid van het plan omdat er voldoende bluswatervoorzieningen worden gerealiseerd en het plangebied bovendien voldoende bereikbaar is voor de brandweer in geval van een calamiteit.

Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.

Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.

Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor de detailhandel minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. De afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van ieder gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen.

De bluswatervoorziening zal voor dit plangebied nog nader uitgewerkt moeten worden. Indien niet aan bovenstaande uitgangspunten voldaan kan worden dan dient contact opgenomen te worden met de brandweer.

Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.

De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid' (zie bijlage).

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.

4.7 Bodem

Bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

  • Rapportage Nader Bodemonderzoek en Saneringsonderzoek Bedrijfsterrein Smit Draad te Nijmegen, november 1988, kenmerk 88/6740.02/3K;
  • Bodemonderzoek Smit Draad, Groenestraat 249, 263-271 te Nijmegen, referentienummer GM-00115546, 18 mei 2011 Grontmij;

In opdracht van Plegt-Vos Infra en Milieu BV is in december 1998 en mei-juni 2002 een nader bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Groenestraat 263-269 te Nijmegen. De onderzoekslocatie betrof een bedrijfsterrein, waar in het verleden een koperdraadfabriek gevestigd is geweest. Aanleiding voor het onderzoek waren de resultaten van het nader bodemonderzoek uitgevoerd door Haskoning in 1988 en de voorgenomen sanering, ontwikkeling en transactie van de locatie. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn de volgende conclusies getrokken:

Verontreiniging van de grond Op de locatie is sprake van sterke verontreiniging met koper, minerale olie en PAK in de grond. De verhoogde koper- en minerale oliegehalten zijn met name te relateren aan de diverse bedrijfsactiviteiten (koperdraadfabriek en opslag en morsen van olie). De verhoogde PAK-gehalten zijn meestal te relateren aan het voorkomen van kolengruis in de bovengrond. De totale omvang van de met koper (en deels met minerale olie) verontreinigde grond binnen de perceelsgrenzen bedraagt naar schatting 7300 m3 verontreinigd boven de achtergrondwaarde, waarvan naar schatting 3200 m3 verontreinigd is boven interventiewaarde. Derhalve is er, op grond van de Wet bodembescherming sprake, van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Verontreiniging van het grondwater In samenhang met de aanwezige grondverontreiniging is een grondwaterverontreiniging met koper aangetoond in concentraties tot boven de betreffende I-waarden. De verontreinigingssituatie van het grondwater met concentraties koper, zink, BTEX, PER en 1,1,1-trichloorethaan in concentraties boven de S- en I-waarden is weergegeven in tekening 4. De grondwaterverontreinigingen zijn zowel horizontaal als verticaal niet afgeperkt. Het grondwater bevindt zich op een diepte van circa 16 m-mv. De regionale grondwaterstroming is noordwestelijk gericht. De verontreiniging rond grondwaterniveau is mogelijk verspreid naar het diepere grondwater. Gezien de diepte van de het grondwater is er geen contact met de verontreiniging te verwachten. De locatie ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

Conclusie De locatie is sterk verontreinigd met koper, minerale olie en PAK aanwezig, maar de initiatiefnemer heeft rekening gehouden met de te maken saneringskosten. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

4.8 Water

De watertoets Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)

Algemeen Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Hazenkamp/Nije Veld. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001)” en het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010 tot en met 2016” relevant. Er vinden wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

Oppervlaktewater Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwater gerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen tijdens bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het Waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

Riolering/ hemelwater De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Groenestraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel.

Vanuit het Bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op eigen perceel op een verantwoorde manier te verwerken De gemeente staat conform de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer toe dat het verwerken van hemelwater op planniveau wordt opgelost. Afvalwater moet op de openbare riolering worden aangesloten, hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Alternatieve maatregelen in plaats van infiltratie zijn toegestaan en hebben mogelijk een reducerend effect op te te maken berging voor hemelwater

Hemelwater dat afstroomt in de openbare ruimte dient eveneens op duurzame wijze te worden verwerkt. Bij de duurzame omgang met hemelwater geldt binnen de gemeente Nijmegen de vastgestelde nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer'.

Vanwege de afwezigheid van mogelijkheden om dit op eigen terrein te realiseren, kan de duurzame omgang met het van het dak van de Albert Heijn afstromende hemelwater via een voorziening op openbaar terrein plaatsvinden.

In totaal wordt er in de nieuwe situatie 6.975 m2 verhard oppervlak grealiseerd met de volgende verdeling:

  • 1.860 m² dak van de Albert Heijn
  • 5.115 m² weg en parkeerterrein voor de Albert Heijn

Het is onduidelijk wat het verharde oppervlak in de oorspronkelijke situatie was omdat de afgelopen jaren al gebouwen gesloopt zijn. Voor het nieuwe verharde oppervlak moet de duurzame omgang met hemelwater in de openbare ruimte worden gerealiseerd.

Het hemelwater dat van de verhardingen afstroomt, wordt via kolken en bestaande riolering afgevoerd. De exacte situatie is niet bekend. De afwatering van het laad- en losgedeelte mag niet belemmerd worden ten gevolge de plannen en bijbehorende aanpassing van de riolering.

Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Voor plannen waarbij hemelwater geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.

4.9 Flora en Fauna

Wetgeving

Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

Conclusie: dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 zodat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort';
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

Conclusie: dit bestemmingsplan ligt niet in en op voldoende afstand van gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen. Deze wet is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.

Flora en faunawet

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) is in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.

Onderzoek (quickscan)

Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd Flora- en Faunawet quickscan 11 maart 2013 (13-094/13.01067/GerHo)). Uit dat onderzoek blijkt het volgende:

De herontwikkeling van het plangebied heeft niet tot gevolg dat verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden. Uitgangspunt hierbij is dat:

  • rekening wordt gehouden met behoud van leefgebied van huismussen;
  • er geen broedende vogels worden verstoord tijdens het werk;
  • er geen verblijfplaats van een steenmarter aanwezig is in de kelder(s).

De maatregelen ter voorkoming van overtreding van verbodsbepalingen zijn opgenomen in de Flora- en Faunawet quickscan 11 maart 2013 (13-094/13.01067/GerHo) uitgevoerd door Bureau Waardenburg. Deze maatregelen zijn voor de huismus, algemene broedvogels en de steenmarter.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.

Conclusie:

Dit bestemmingsplan ligt niet in en op voldoende afstand van de EHS om effecten te verwachten.

Groenplan De groene draad (2007)

Het gemeentelijke groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

Hazenkamp In Hazenkamp bestaat het groen vooral uit laanbeplanting. Kleinere groenplekken liggen verspreid over de wijk en ook de begraafplaats achter de kerk aan de Groenestraat draagt bij aan de groene kwaliteit van de wijk. Het aandeel openbaar groen in Hazenkamp is beperkt. Slechts 5% van het totale oppervlak bestaat uit openbaar groen, waarvan het overgrote deel geconcentreerd aanwezig is in de vorm van maaigazon en heesterbeplanting. Op initiatief van een aantal bewoners is een deel van het gebied achter de winkels aan de Groenestraat ingericht als groengebied en speelplek, 't Veldje genaamd. Het beheer van deze kleine groene oase wordt verzorgd door de bewoners uit de buurt.

Hazenkamp heeft veel volgroeide straatbomen, die de wijk samen met de vele voor- en achtertuinen een groen karakter geven. De ligging tegen het Goffertpark helpt dit groene karakter te verstevigen.

Het weinige groen in deze wijken dient gekoesterd te worden. Dan gaat het bijvoorbeeld om de laanbeplanting langs de hoofdwegen maar ook om het verspreid liggende wijkgroen. Vooral de bomen langs radiale wegen (Groenestraat, Hazenkampseweg, Vossenlaan en Hatertseweg) vormen de dragers van de groenstructuur en vragen om een volwaardige en complete structuur.

Kansen Mogelijke herstructureringen in de wijken moeten aangegrepen worden om groen een betere plek te geven in deze wijk en het bestaande groen te versterken. Door een verbinding over of langs de begraafplaats kan de verbinding met het Goffertpark versterkt worden..

Conclusie:

Dit bestemmingsplan heeft geen effect op de hoofdgroenstructuur.

Handboek stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • optimale inzet van middelen.
  • waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. De Groenestraat en de Wezenlaan behoren tot de hoofdbomenstructuur. De bomen aan de Groenestraat bevinden zich net buiten de grenzen van dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen (directe) invloed op deze hoofdbomenstructuur. Mogelijk moeten er als gevolg van de aansluiting van het plangebied op de Groenestraat en de aanpassingen van deze straat, toch 1 of 2 bomen verdwijnen. Deze bomen worden gecompenseerd (herplant) in het plangebied. Hierover zijn privaatrechtelijke afspraken gemaakt met de ontwikkelaar.

Conclusie:

Dit bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de hoofdbomenstructuur. Indirect kunnen er als gevolg van de aansluiting op de Groenestraat en de aanpassingen van deze straat, toch gevolgen ontstaan. Indien er bomen moeten verdwijnen worden deze gecompenseerd binnen het plangebied.

4.10 Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid Het te ontwikkelen terrein ligt ten zuiden van de Groenestraat en maakt onderdeel uit van de wijk Hazenkamp. De Groenestraat fungeert binnen de Nijmeegse wegenstructuur als gebiedsontsluitingsweg en vormt een verbinding tussen de Neerbosscheweg/Muntweg, Graafseweg en St. Annastraat. Naast een functie voor het gemotoriseerde verkeer vervult de Groenestraat ook een belangrijke functie voor het fietsverkeer en openbaar vervoer. De wijk Hazenkamp is ingericht conform een duurzaam veilige inrichting met een 30km/uur regime en bijhorende fysieke maatregelen. De Groenestraat maakt onderdeel uit van het fietsnetwerk en is hierin een belangrijke oost-westverbinding voor de verschillende delen van de stad.

Ontsluiting

Bureau Goudappel Coffeng heeft ten behoeve van het vorige bestemmingsplan (Nijmegen-Midden 13) een onderzoek gedaan naar de verkeerskundige effecten van die ontwikkeling (rapport 5 september 2012 met kenmerk PVV003/Gdf/0012). In dit bestemmingsplan zijn de zorgwoningen komen te vervallen en wordt voor de ontsluiting van incidenteel vrachtverkeer van Alva Laval uitgegaan van de huidige weg in noord zuid richting door het plangebied. Ten behoeve van deze ontsluitingsvariant heeft Goudappel Coffeng een notitie opgesteld waarin deze variant wordt toegelicht notitie van 6 mei 2015 met kenmerk PVV007/Adr). Ook is in deze notitie opgenomen op welke wijze de verkeerseffecten van deze ontsluitingsvariant afwijken van het eerdere onderzoek. In deze toelichting wordt uitgegaan van deze notitie.

Uitgangspunten

Bij de ontwikkeling van het terrein en de verkeersontsluiting wordt als uitgangspunt meegenomen dat de huidige en toekomstige verkeersafwikkeling van het verkeer op de Groenestraat gewaarborgd blijft. Er is geen sprake van een tweede ontsluiting van het plangebied op de St. Hubertusstraat. Deze route is enkel bedoeld voor gebruik in geval van calamiteiten. Het recht van overpad over het terrein van Alfa Laval zal enkel gebruikt worden voor het verkeer van Alfa Laval zelf.

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer bezoekers winkels en supermarkt Voor de ontsluiting van het gemotoriseerde verkeer van de bezoekers van de winkels en supermarkt zijn geen veranderingen door deze ontsluitingsvariant. Het plangebied blijft voor dit verkeer onsloten via de westelijke ontsluiting op de Groenestraat.

Ontsluiting vrachtverkeer Alva Laval

De ontsluiting van het (incidentele) grootschalige vrachtverkeer van Alfa Laval op de Groenestraat wijzigt in deze ontsluitingsvariant. In het oorspronkelijk ontwerp werd uitgegaan van een route via de oostelijke ontsluiting van het plangebied op de Groenestraat. In de ontsluitingsvariant is de huidige route behouden. De huidige route is gelegen aan de westelijke ontsluiting van het plangebied en loopt vanaf daar rechtsreeks naar het terrein van Alfa Laval waarop ook gekeerd kan worden. Op de tekening behorend bij de notitie zijn simulatie van de maatgevende vrachtauto, een dieplader, weergegeven. Te zien is dat er voldoende ruimte is om verkeersveilig de noodzakelijke manoeuvres en keerbewegingen te maken.

Ontsluiting expeditieverkeer winkels en supermarkt

De ontsluiting van het plangebied voor het expeditieverkeer van de winkels en supermarkt wijzigt in deze ontsluitingsvariant niet. De ontsluiting van het expeditieverkeer blijft gescheiden plaats vinden van het gemotoriseerde verkeer en het winkelend publiek, via de aparte ontsluiting op de Groenestraat aan de oostzijde van het plan. Voor de bevoorrading van de supermarkt wordt geen gebruik meer gemaakt van het recht van overpad over het terrein van Alfa Laval.

Ontsluiting langzaam verkeer

In deze ontsluitingsvariant blijft het plangebied ontsloten voor fietsers en voetgangers via de twee toegangen vanaf de Groenestraat. De hoofdontsluiting aan de westzijde en een tweede toegang aan de oostzijde. Aanvullend komt er een nieuwe toegang voor fietsers en voetgangers om te zorgen voor een veilige oversteek met een middensteunpunt.

Openbaar vervoer Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Groenestraat. Deze bevinden zich direct voor het plangebied ter hoogte van de hoofdontsluiting.

Parkeren

Autoparkeren

De planontwikkeling moet binnen het plangebied in haar eigen opgeroepen parkeerbehoefte voorzien. Hierin moet ook het verlies van de parkeerplaatsen op de Groenestraat, door de noodzakelijke herinrichting van de Groenestraat, worden gecompenseerd.

Voor het totale bouwplan exclusief de zorgwoningen zijn op basis van de oppervlaktes in het bestemmingsplan en de parkeernormen van de gemeente Nijmegen 85 parkeerplaatsen nodig, bestaande uit:

  • 1300 m2 supermarkt 3,25/100 m2 = 42 p.p.
  • 740 m2 dagwinkels/dienstverlening 3,25/100 m2 = 24 p.p.
  • compensatie verlies parkeerplaatsen herinrichting Groenestraat = 19 p.p.

Het is mogelijk om 85 parkeerplaatsen binnen het plangebied te realiseren. Daarmee zijn er voldoende parkeerplaatsen.

Fietsparkeren De fietsenstallingen voor werknemers moeten op eigen terrein en inpandig worden opgelost. Voor de bezoekersaantrekkende voorzieningen worden ter hoogte van de toegang tot het pand voldoende rijwielstallingen gerealiseerd. Het aantal klemmen dient te voldoen aan de hiervoor geldende CROW-richtlijnen. Als richtlijn geldt 7 plaatsen per 100m2 bvo winkel.

Verkeersveiligheid Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De Groenestraat is ingericht als 50 km/h weg. Het plangebied wordt ingericht als 30 km/h zone.

Verkeerstoename Voor het plangebied is een verkeerskundige analyse gemaakt. Deze analyse gaat uit van de ontwikkeling van 86 zorgeenheden (50 eenheden voor ouderen en 36 eenheden voor dementerenden), een supermarkt (Albert Heijn) van circa 1300 m2 bvo, een dagwinkel van circa 415 m2 bvo en een slijterij (Gall&Gall) van circa 125 m2 bvo, zie hierboven onder het kopje 'Ontsluiting'. Aangezien in dit bestemmingsplan de zorgwoningen zijn komen te vervallen, zal de (totale) verkeerstoename lager zijn dan beschreven in de verkeerskundige analyse. Desondanks blijft deze analyse, o.a. ten aanzien van het aspect verkeersveiligheid, voor dit bestemmingsplan relevant.

Dit bestemmingsplan gaat eveneens uit van een oostelijke en een westelijke in-/uitrit aan de Groenestraat. De oostelijke in-/uitrit wordt alleen gebruikt voor het expeditieverkeer van de winkels en de supermarkt. De westelijke in/uitrit zal drukker worden gebruikt omdat deze een ontsluitingsfunctie vervult voor zowel het gemotoriseerd verkeer van de bezoekers van de winkels en supermarkt als voor het (incidentele) vrachtverkeer van Alva Laval.

De inrichting van de Groenestraat wordt zo optimaal mogelijk afgestemd op één drukkere in-/uitrit in relatie tot de aspecten verkeersveiligheid en doorstroming. In het midden van de Groenestraat wordt een 'middenstrook' gecreëerd waarop linksafslaande motorvoertuigen naar het plangebied zich kunnen opstellen. Door deze strook wordt achteropkomend verkeer niet meer gehinderd door een stilstaand, linksafslaand, motorvoertuig. Dit is positief voor de doorstroming van verkeer op de Groenestraat. De middenstrook biedt aanvullend ook overstekende voetgangers en fietsers bescherming en een 'eigen plek' (betere oversteekbaarheid/verkeersveiligheid).

Verkeersgegevens De basisverkeersgegevens van de Groenestraat zijn zowel voor de huidige situaties als voor de toekomstige situatie bekend (uit telgegevens en uit het gemeentelijke verkeersmodel). Ook de aanvullende hoeveelheid verkeer die ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling zal gaan rijden is voor de diverse functies in de planvorming goed in te schatten.

Verkeersafwikkeling Er zijn dynamische simulaties gemaakt van de verkeerssituatie. Deze simulaties laten geen structurele hinder zien door de planontwikkeling. De toekomstige verkeerssituatie is vergelijkbaar met de huidige situatie. Als gevolg van de planontwikkeling is er een beperkte toename van het verkeer (ten opzichte van het overige verkeer). Met het aanleggen van de middenberm en verbetering van de verkeerslichten kruising Groenestraat – Muntweg – Wezenlaan ontstaat een verkeersveilige situatie met voldoende doorstroming. Er kan niet voorkomen worden dat er voor het uitrijdende verkeer op de westelijke in/-uitrit (op met name de piekperiode op zaterdagen en of tijdens de gangbare avondspits op werkdagen) enige, bij piekperiode passende, vertraging/wachtrijvorming zal ontstaan.

4.11 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

De voorgestelde wijzigingen van het bestemmingsplan zijn nodig om herbestemming van dit voormalige bedrijventerrein mogelijk te maken. Op deze plek zijn geen cultuurhistorisch waardevolle industriële waarden aanwezig en er komen geen beschermde monumenten voor. Het terrein ligt niet binnen een van rijkswege Beschermd Stads- of Dorpsgezicht. Ook ligt het niet binnen een van gemeentewege Beschermd Stadsbeeld.

De voorgestelde bestemmingen en bebouwing op het terrein maken een gewijzigd gebruik van deze gronden mogelijk en geven vanuit Cultuurhistorie geen aanleiding tot nadere opmerkingen.

Archeologie

Inleiding Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

Plangebied Het Smitdraadterrein ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1). In 2007 is door onderzoeksbureau Synthegra, in opdracht van Tauw bv, een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in het plangebied een lage tot middelhoge verwachting geldt voor het aantreffen van archeologische sporen uit de Romeinse tijd. Deze conclusie gaat gepaard met het advies een archeologische begeleiding uit te voeren tijdens de sloopwerkzaamheden. Het slopen moet 'met beleid' worden uitgevoerd, waarbij de funderingsresten er verticaal worden uitgehaald om zo weinig mogelijk van het aanwezige bodemarchief te verstoren. Ook het uitgraven van de bouwput dient archeologisch begeleid worden om eventuele vondsten te kunnen documenteren en te bergen. Het uitgraven moet in verband daarmee vlaksgewijs en gecontroleerd uitgevoerd worden. Dit advies nemen wij over.

Voorwaarden Het terrein ligt in een gebied met waarde 1 op de archeologische beleidskaart. Volgens het in januari 2013 vastgestelde archeologiebeleid dient op terreinen met waarde 1 bij grote ingrepen in de bodem (>2500 m2) een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden, omdat bij dergelijke grootschalige bodemingrepen de kans aanwezig is dat er archeologische sporen worden aangetroffen. Dit vooronderzoek is in 2007 uitgevoerd (Synthegra Rapport P0502152, zie bijlage). Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek is besloten tot archeologische begeleiding tijdens sloop en bij de ontgraving van de bouwput.

Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Minister c/q de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

4.12 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.

Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.

Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Stadsregionaal verband wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.

Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.

Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op hetvoorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen, welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels), is voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

5.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan komen de enkelbestemmingen 'Detailhandel' en 'Verkeer' voor.

Algemene regels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit:

  • een anti-dubbeltelregel;
  • algemene bouwregels: regels voor beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte, jongerenontmoetingsplaatsen en ondergronds bouwen;
  • algemene gebruiksregels (evenementen, ondersteunende horeca, productiegebonden en ondergeschikte detailhandel en verkoopstandplaatsen);
  • algemene aanduidingsregel: veiligheidszone barim 1 en wetgevingszone-waarde archeologie 1;
  • algemene afwijkingsregels;
  • overige regels (parkeerregels en voorrangsregeling bestemmingen en aanduidingen).

Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel staat de officiële naam van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

De betreffende locatie is in eigendom van een ontwikkelaar. Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin o.a. de te vergoeden plankosten aan de gemeente zijn opgenomen. Tevens zijn er kostendekkende afspraken gemaakt over aanpassingen in het openbaar gebied ten gevolge van deze planontwikkeling. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.

Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Het plan bevat geen ruimtelijk relevante wateraspecten (zoals bijvoorbeeld watergangen, persleidingen, waterkeringen of compenserende waterberging). Daarom hoeft de watertoets niet verder doorlopen te worden. Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.

De Kamer van Koophandel (KvK) heeft in het kader van het plan Nijmegen Midden 13 een reactie gegeven. De KvK had het beter gevonden om de actualisatie van de gemeentelijke detailhandelstructuurvisie (uit 2004) af te wachten alvorens in het plangebied m2 winkeloppervlak toe te voegen. Gelet op de onderbouwing van de (overigens beperkte) toevoeging van het winkeloppervlak uit het (nadere) rapport van Bro achten wij de toevoeging van het oppervlak verantwoord en in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. Wij zullen de KvK alsnog nader informeren over de procedure van dit (nieuwe) bestemmingsplan en de nadere rapportage van Bro.

Tot slot bevat het plan geen aspecten die van provinciaal belang zijn zodat is afgezien van het (formele) vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.2 Zienswijzeprocedure

Er moet worden aangetoond dat de ontwikkeling maatschappelijk uitvoerbaar is, dus dat er voldoende (maatschappelijk) draagvlak voor is en dat er een goede belangenafweging heeft plaatsgevonden. Deze aspecten worden beoordeeld in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van het (vaststellings)besluit. Tegen het ontwerpbestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. De ingediende zienswijzen worden meegenomen in de besluitvorming bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de Raad.

Tijdens of voorafgaand aan de zienswijzeprocedure vindt er een informatieavond plaats waarbij omwonenden en overige belangstellenden/belanghebbenden worden geinformeerd over de voorgenomen planontwikkeling. Deze informatieavond heeft plaatsgevonden op 19 mei jl. Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter visie gelegen van 5 mei tot en met 15 jjuni 2016. Tijdens deze periode zijn er 8 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en beoordeeld in een zienswijzennota. De zienswijzennota is als bijlage 10 toegevoegd bij dit bestemmingsplan.

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Overzicht onderzoeksrapporten

  • onderzoeken detailhandel BRO (september 2009 en december 2015);
  • (actualisatie) Akoestisch onderzoek (oktober 2013);
  • verkeersonderzoek + toelichting aangepaste ontsluiting (september 2012 en mei 2015);
  • onderzoek luchtkwaliteit (september 2013);
  • randvoorwaarden en richtlijnen Brandweer;
  • quickscan Flora en fauna (maart 2013);
  • archeologisch (voor)onderzoek (2007);

Bijlage 10 zienswijzennota