direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijmegen De Stelt-Oost
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP23500-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied "de Waalsprong" is de Nijmeegse uitbreidingslocatie en is gesitueerd aan de noordzijde van de rivier de Waal. In deze Vinex-locatie worden in totaal circa 12.000 woningen gerealiseerd. Onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het gebied de Stelt. De Stelt ligt direct ten zuiden van het bestaande dorp Lent en direct ten noorden van de rivier de Waal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0001.jpg" Afbeelding 1.1 - overzicht Waalsprong met locatie De Stelt-Oost

De Stelt-Oost

Na de deelgebieden De Stelt-Noord en De Stelt-Zuid, wordt nu via dit bestemmingsplan De Stelt-Oost vormgegeven. Het is de bedoeling dat in het gebied De Stelt-Oost maximaal 50 woningen worden gerealiseerd. De woningvoorraad bestaat uit maximaal 40 grondgebonden woningen en maximaal 10 appartementen.

De planontwikkeling is afgestemd met de op handen zijnde dijkversterking van het Waterschap Rivierenland aangezien al tot de dijkversterking is besloten in het Projectplan Waterwet dijkversterking Wolferen-Sprok (PpW). Dit bestemmingsplan gaat uit van de 'nieuwe' situatie waarin:

  • de dijkversterking zelf juridisch geregeld wordt in het bestemmingsplan Nijmegen Dijkversterking Wolferen-Sprok, onderdeel van het Projectplan Waterwet Dijkversterking Wolferen-Sprok;
  • de bescherming van de bestaande dijk en de dijkversterking in dit bestemmingsplan is geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0002.png"

Afbeelding 1.2 - locatie plangebied De Stelt-Oost

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied De Stelt-Oost is gelegen direct aan de Waal ter hoogte van het Fort Boven-Lent (ook wel Fort Sprokkelenburg of Fort Lent), grenzend aan de wijk Vossenpels Zuid. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Vossenpelssestraat en aan de westzijde door de Steltsestraat. Aan de noord- en zuidzijde wordt de grens gevormd door de (woon)bebouwing van Vossenpels Zuid en de Bemmelsedijk.

De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als gemeente Nijmegen, sectie H, nummers 371 (gedeeltelijk) en 379 t/m 384 en gemeente Lent, sectie B, nummers 373, 1090, 1588 en 1589. Het totale plangebied beslaat een oppervlakte van circa 2,5 hectare. Het gebied dat ontwikkeld wordt is circa 2 hectare groot.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0003.png"

Afbeelding 1.3 - luchtfoto planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0004.png"

Afbeelding 1.4 - streetview planlocatie

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het huidig geldende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent. Dit bestemmingsplan is door de raad van de voormalige gemeente Elst op 28 november 1989 vastgesteld; het plan is op 6 augustus 1992 bij Koninklijk Besluit gedeeltelijk onherroepelijk geworden. Daarnaast geldt er voor een gedeelte van de Vossenpelsestraat de beheersverordening Nijmegen Vossenpels Midden-Noord. Deze beheersverordening is 14 juni 2017 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijmegen.

De beoogde ontwikkeling past niet in het vigerend bestemmingsplan, omdat de bestemming Agrarische doeleinden geen woningen toestaat. De geldende regeling uit de beheersverordening wordt overgenomen in dit bestemmingsplan.

Deze bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met het vigerend bestemmingsplan het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0006.png"

Afbeelding 1.5 - uitsnede vigerend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante (algemene) beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 worden de sectorale aspecten, inclusief bijbehorend beleid, van het bestemmingsplan beschreven. Vanuit de verschillende sectorale aspecten (zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water) wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling op de planlocatie uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in dit bestemmingsplan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

De regels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1) met daarin begrippen en de regels ten aanzien van de wijze van meten. In hoofdstuk 2 staan de (specifieke) bestemmingsregels, die per bestemming regels bevatten waar op de desbetreffende gronden gebouwd mag worden en hoe deze gronden gebruikt mogen worden. In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, zoals aanduidingsregels, die voor het hele plangebied en/of ter plaatse van meerdere bestemmingen gelden. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving huidige situatie

2.1.1 Inleiding

Het gebied de Stelt is gelegen tussen de Bemmelsedijk, Prins Mauritssingel en Steltsestraat en is een zeer bijzonder gebied in Nijmegen en de Waalsprong. Het ligt ingeklemd tussen de kern van Lent en de rivierdijk; een locatie met prachtige uitzichten over de rivier, de stad, de stuwwal en de Waalbrug.

De Stelt-Oost ligt, net als De Stelt (-Noord en -Zuid), dicht bij de uiterwaarden van de Waal en de Gelderse Poort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0007.png"

Afbeelding 2.1 - situering plangebied De Stelt-Oost met ten westen De Stelt (-Noord en -Zuid) en ten noorden Vossenpels Zuid

Dit is een belangrijke extra kwaliteit voor de wijk die bij veel wijken elders niet te vinden is. Daarbij heeft het gebied goede ontsluitingsmogelijkheden en ligt het gebied dicht bij het stadscentrum. Het is hiermee een unieke locatie; zoals De Stelt-Noord en -Zuid ook als een unieke locatie zijn gekwalificeerd. Deze uniciteit vraagt daarom ook om een bijzondere stedenbouwkundige invulling.

Het plangebied De Stelt-Oost is momenteel in gebruik als agrarische grond/weide met een tweetal (burger)woningen. Eerder stonden er kassen op de planlocatie. Deze zijn ondertussen gesloopt ten behoeve van voorbereidende werkzaamheden (onderzoek, sanering, andere grondwerkzaamheden) voor de toekomstige bouw van de geplande woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0008.png"

Afbeelding 2.2 - luchtfoto met het voormalige kassencomplex op de planlocatie

De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door de nieuwe woongebieden De Stelt-Noord, (de in aanbouw zijnde) De Stelt-Zuid, De Vossenpels Zuid en de dijkzone met aangrenzend Fort Lent.

Kenmerken plangebied

De Stelt was een agrarisch poldergebied dat in gebruik was als landbouwgrond. De vruchtbare grond bood een goede bodem voor bijvoorbeeld fruitteelt en boomgaarden. Relicten van de land- en tuinbouw (akkers, bongerds, weiden, moestuinen) zijn hier en daar nog te zien. Er zijn in en rond het gebied verder diverse beeldbepalende elementen:

  • De dorpsrand van Lent;
  • De dijk met de uiterwaarden, de Waal, de polder en het zicht op de stuwwal;
  • De zichtlijnen op de St. Stevenskerk en de Lentse kerk (Maria Geboorte kerk);
  • Fort Lent;
  • De Waalbrug;
  • Aangrenzend de nieuwe Lentse kade en het nieuwe eiland Veur Lent.
2.1.2 Dijkteruglegging en -versterking

Direct grenzend aan De Stelt-Oost is het project Dijkteruglegging Lent uitgevoerd. Het gaat om een dijkteruglegging en het graven van de nevengeul (de Spiegelwaal) in het kader van het nationale project ‘Ruimte voor de Rivier’ (RvdR). Aan de oostkant van de Waalbrug, direct ten zuiden van De Stelt-Zuid is de bestaande dijk versterkt (ook in het kader van RvdR). Deze groene dijk is ter hoogte van De Stelt-Zuid alleen toegankelijk voor fietsers, wandelaars en calamiteitenverkeer. Ter hoogte van De Stelt-Oost is de dijk ook toegankelijk voor auto’s.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

2.2.1 Inleiding

De Stelt-Oost maakt onderdeel uit van de Nijmeegse woningbouwopgave in de Waalsprong. Het uiteindelijke doel is, om passend binnen de kaders van stedenbouw en exploitatie, op deze plek de ontwikkeling van woningbouw vorm te geven. Er ontstaat een invulling met overwegend grondgebonden woningen en een compact appartementencomplex, passend bij het unieke karakter van deze plek. De ontwikkeling sluit zoveel mogelijk aan bij de sfeer in De Stelt-Zuid, (het dorp) Lent en Vossenpels-Zuid.

Tevens ligt De Stelt–Oost in de dijkzone waar de toekomstige skyline van de Waalsprong als nieuw stadsdeel van Nijmegen wordt vormgegeven. Hierbij ligt het (schier)eiland Veur Lent en Lentse Warande (beide nog te bebouwen) vrij centraal. De Stelt-Zuid en –Oost behoren tot de oostflank van de dijkzone en Hof van Holland tot de westflank. Deze skyline speelt een belangrijke rol in de herkenbaarheid van het nieuwe stadsdeel (behalve het eiland) achter de dijk (waterkering). Door de jaren heen is bewust gekozen voor een 'manifeste wijk' achter de dijk. Dat houdt in dat er op gezette momenten langs/in de dijkzone met een ruimtelijk accent op een passende plek, bijvoorbeeld in de vorm van een appartementencomplex, boven de dijk uitgekomen wordt. Naast de herkenbaarheid wordt hiermee ook het mooie uitzicht boven de dijk optimaal benut.

2.2.2 Beeldkwaliteitplan De Stelt-Oost

Om de ruimtelijke kwaliteit verder vorm te geven is er een beeldkwaliteitplan (BKP) opgesteld, een samenhangend pakket van aanbevelingen en/of richtlijnen voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in De Stelt-Oost. Beeldkwaliteitplannen worden in Nijmegen opgesteld voor grote gebiedsontwikkelingen waarvoor de criteria uit de welstandnota (Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit) niet (meer) van toepassing zijn. De welstandsnota gaat uit van de bestaande situatie in de gemeente, een beeldkwaliteitplan beschrijft het gewenste beeld in de toekomstige situatie. Het beeldkwaliteitplan biedt bovendien ruimte voor creativiteit en inventiviteit bij de ontwikkelende partij, zodat het niet alleen voor de toetsing van bouwplannen, maar ook voor de begeleiding en ter inspiratie kan worden ingezet. Wanneer het beeldkwaliteitplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld, dan geldt het beeldkwaliteitplan als een gebiedsgerichte actualisatie van een specifiek deel van de welstandsnota. Net zoals in het geval van De Stelt-Noord en De Stelt-Zuid, worden voor De Stelt-Oost geen criteria voor kleinere bouwwerken in de openbare ruimte en reclame gegeven, hiervoor gelden de betreffende criteria zoals opgenomen in de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit. In dit beeldkwaliteitplan wordt naast de gewenste architectonische kwaliteit ook de integrale stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit van het gebied beschreven.

2.2.3 Woningbouw

In De Stelt-Oost zullen in totaal maximaal 50 nieuwe woningen worden gerealiseerd, gebaseerd op een woningdichtheid van 25 won./ha. Het gaat daarbij om maximaal 40 grondgebonden woningen en maximaal 10 appartementen. Het plangebied loopt tot op de dijk. Tegen de dijk zullen er, in de vorm van dijkwoningen en een appartementengebouw, woningen met zicht op de Waal worden gerealiseerd. Daarnaast zal in lijn met de woningbouw in Lent en De Stelt-Noord en De Stelt-Zuid er een mix van grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Twee bestaande woningen zullen ingepast worden in het plangebied en in dit bestemmingsplan.

Hieronder de (indicatieve) stedenbouwkundige opzet van het plangebied met daarin tevens de dijk geprojecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0009.png"

Afbeelding 2.3 - stedenbouwkundige planfilosofie De Stelt-Oost

2.2.4 Dijkversterking Bemmelsedijk

Per 1 januari 2017 gelden er nieuwe veiligheidsnormen voor de dijken, o.a. voor het traject Wolferen-Sprok waaronder ook De Stelt-Oost valt. Daarom gaat Waterschap Rivierenland de dijk tussen Wolferen en Sprok verbeteren/versterken. De Bemmelsedijk ter hoogte van het plangebied is onderdeel van dat traject. De hele dijkversterking moet eind 2024 gereed zijn. Dit heeft middels een intensief samenwerkingstraject tussen gemeente en het Waterschap geresulteerd in een recent uitgevoerde dijkverzwaring ter plaatse van De Stelt-Zuid.

Waterschap Rivierenland werkt aan de nieuwe dijkverbetering tussen Wolferen en Sprok, de Bemmelsedijk ter hoogte van het plangebied is onderdeel van dat traject. Op 2 oktober 2020 is het Projectplan Waterwet hiervoor (als ontwerp) ter inzage gelegd. De dijk moet uiterlijk eind 2024 verstevigd zijn. In het plangebied De Stelt-Oost is al een pipingscherm in de dijk aanwezig. Dit voorkomt dat het water dat onder de dijk doorstroomt zand meevoert en de dijk instabiel wordt. Het pipingscherm houdt op ter hoogte van de Vossenpelssestraat, maar zal als onderdeel van de geplande dijkversterking wel worden doorgetrokken richting Sprok. Aan de noordzijde dient de dijk wel verder verstevigd te worden om aan de huidige normen te kunnen voldoen en woningbouw mogelijk te kunnen maken in de dijkzone.

Bij de stedenbouwkundige opzet van het gebied en het toekomstige maaiveld wordt rekening gehouden met het Profiel van Vrije Ruimte (pvvr). Dit is een reservering van ruimte voor het geval dat verdere versterking/ophoging van de dijk in de toekomst benodigd is. De dijk die nu wordt versterkt voldoet aan de huidige normen. Mochten deze echter in de toekomst nog scherper worden dan is hier alvast rekening mee gehouden in de opbouw van de dijk en de invulling van het plangebied.

Het dijktraject Wolferen-Sprok ligt aan de noordzijde van de Waal. Het traject is ongeveer 13 km lang. De dijkversterking valt binnen de gemeenten Nijmegen (Oosterhout, Lent en buurtschap Sprok) en Overbetuwe (Slijk-Ewijk, Oosterhout en buurtschappen Loenen en Wolferen). Aan de oostzijde ligt een klein deel in de gemeente Lingewaard (Bemmel). Aan de westzijde stopt het plangebied net over de grens met de gemeente Neder-Betuwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0010.png"

Afbeelding 2.4 - plangebied dijkversterking Wolferen-Sprok met aan de oostzijde de dijkversterking ter plaatse van De Stelt-Oost

Dit bestemmingsplan gaat uit van de situatie na de dijkversterking (inclusief uitbreiding van de pipingschermen) qua dijk met beschermingszone. De aanstaande dijkversterking, die noodzakelijk is op basis van de nieuwste rijksnormen, is juridisch mogelijk gemaakt via het Projectplan Waterwet dijkversterking Wolferen-Sprok. Via dit bestemmingsplan wordt de toekomstige dijk planologisch beschermd.

Als onderdeel van het Projectplan Waterwet dijkversterking Wolferen-Sprok is er een mileueffectrapportage (MER) opgesteld. Deze MER heeft ook betrekking op de dijkversterking in het plangebied voor De Stelt-Oost. In de MER wordt het toekomstige dijklichaam beschreven en de gevolgen voor natuur in kaart gebracht. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de MER behorende bij het Projectplan Waterwet dijkversterking Wolferen-Sprok.

De dijkversterking hangt samen met de woningbouwplannen in de Waalsprong. De binnenberm van de dijk heeft hier naast de functie van waterkering ook een functie voor de woningbouwplannen.

Hieronder is in een (indicatieve) doorsnede weergegeven hoe de dijkversterking en de woningbouwplannen zich verhouden tot elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0011.png"

Afbeelding 2.5 - doorsnede indicatieve woningbouw De Stelt-Oost i.r.t. de dijkversterking

Via een realisatieovereenkomst (ROK) met het Waterschap Rivierenland zijn afspraken gemaakt over de dubbelfunctie van de dijk: bescherming tegen hoog water en woningbouw. Afgesproken is dat de gemeente Nijmegen achter en tegen de dijk woningen mag bouwen. Dit is binnen de beschermingszone van de dijk. Dit is mogelijk door boven op de noodzakelijke grondophoging (waarmee de dijk wordt versterkt) extra grond aan te brengen om woningbouw te realiseren. Zodoende wordt de dijk beschermd en kan Nijmegen een uniek woonmilieu realiseren.

2.3 Stedenbouwkundige karakteristieken

Het nieuwe woongebied De Stelt-Oost maakt onderdeel uit van de Waalsprong en ligt op één van de mooiste plekken in Nijmegen-Noord, direct aan de dijk, uiterwaarden en de Waal en grenzend aan de zuidrand van het dorp Lent.
De Stelt-Oost grenst aan de noordzijde aan bestaande voormalige tuinderswoningen en nieuwe woningen ('Plantjevlag'). De westzijde en oostzijde van het plangebied worden begrensd door oude dwarskaden, Steltsestraat resp. Vossenpelsestraat. De zuidkant grenst aan de Bemmelsedijk. Het maakt deel uit van De Stelt en vormt mede de directe schakel van de Waalsprong tussen binnenstad en buitengebied.

De Stelt-Oost maakt deel uit van de z.g. groene ring of 'donut'. Dit is een te bebouwen zone rondom de watersingel die overgaat in het landschap. In deze zone worden woonmilieus ontwikkeld die de Waalsprong nog niet kent. Er wordt expliciet gebruik gemaakt van de kenmerken van het aanwezige landschap. Dit betreft soms een historisch landschap (dijk, boomgaard) of juist een 'nieuw' landschap (plassen, tuindersbuurtschap).

De Stelt-Oost zal de bijzondere ligging aan de dijk zoveel mogelijk benutten, tevens geïnspireerd door de kenmerken en geschiedenis van het gebied. De twee oude dwarskaden (nu Steltsestraat en Vossenpelsestraat) eindigen op de dijk bij kenmerkende plekken met uitzicht op de Waal, stuwwal en de oude stad. Deze plekken hebben een geschiedenis; het z.g. zoeklicht (koude oorlog) en het 19e-eeuwse fort (wat nu Fort Lent heet). Vanaf deze plekken zijn er routes door de uiterwaarden middels uitgesleten olifantenpaadjes. Beide dwarskaden worden gekenmerkt door een losse korrel (vrijstaande woningen) wat ook doorgezet wordt in het plan van De Stelt-Oost.

De Stelt-Oost sluit qua karakteristieken aan op de directe omgeving, waar veel nieuwbouw is en wordt gerealiseerd. De karakteristieken hebben betrekking op de type woningen, de inrichting van de openbare ruimte, maar ook bijvoorbeeld voor de waterhuiskundige oplossingen in het projectgebied. In de stedenbouwkundige opzet van De Stelt-Oost wordt rekening gehouden met het zicht en relatie van andere (nieuwbouw)ontwikkelingen (zoals Plantjevlag) met de dijk. Voor zover mogelijk moet de dijk beleefbaar en zichtbaar zijn. Het centrale deel van het plangebied wordt minder bebouwd en waar dit wel gebeurd in een lagere dichtheid/grotere afstand tussen woningen ten behoeve van deze beleefbaarheid en zichtbaarheid.

Over klimaatadaptief bouwen wordt in het Beeldkwaliteitplan meer ingegaan op passende maatregelen die getroffen kunnen worden in De Stelt-Oost m.b.t. de woningen en de inrichting van de openbare ruimte. Verwezen wordt naar 4.16.4

In het plangebied bevinden zich waarschijnlijk restanten van het voormalige Huis Stelt. De contouren liggen onder de grond en zullen dat blijven. Er wordt een plek in de openbare ruimte gereserveerd om te verwijzen naar Huis Stelt in het centrale deel van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit tot 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor de topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.

Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Het kabinet heeft in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Hiervan zijn 13 onderwerpen van 'nationaal belang' afgeleid, waarvoor centrale sturing nodig wordt geacht en waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en haar bevoegdheden wil inzetten. In vergelijking met eerder rijksbeleid wordt veel aan lagere overheden overgelaten. Planologische besluiten worden niet meer preventief getoetst op de naleving van nationale normen, tenzij het de directe belangen van Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van EL&I inzake weg -en waterbeheer, defensieterreinen of Rijksinpassingsplannen voor energie-infrastructuur betreft.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Dit bestemmingsplan maakt woningbouw mogelijk. Op basis van jurisprudentie volgt dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij wonen vanaf 12 woningen.

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling worden bepaald.

Ook dient bepaald te worden of de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied is gelegen. Voorziet de woningbouwontwikkeling in een behoefte en is deze gepland in bestaand stedelijk gebied, dan wordt voldaan aan de Ladder. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Kwantitatief

Nijmegen is een stad die sterk groeit en voorlopig blijft groeien. Dit wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot en door een immigratieoverschot. Demografische trends laten zien dat jongeren, hoogopgeleiden en ouderen naar de steden trekken vanwege het woonmilieu, de werkgelegenheid en voorzieningen. In Nijmegen wordt dit versterkt door de aantrekkingskracht van Universiteit en Hogeschool. Daardoor komen er veel jongeren naar de stad. Een deel van hen blijft hier ook wonen. Daarmee heeft Nijmegen een jonge bevolking. Nijmegen is met ruim 176.000 inwoners (per 1 januari 2019), de 10e stad van Nederland.

Volgens de prognoses van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) blijft de bevolking voorlopig groeien. De laatste prognoses gaan voor Nijmegen uit van groei tot in ieder geval 2040. Daarmee is Nijmegen in de regio de stad die sterk en het langst doorgroeit. De bevolkingsgroei en de grote woningvraag waarbij de woningvraag in Nijmegen ruimschoots het aanbod overstijgt, maakt de verdere ontwikkeling van Nijmegen Noord noodzakelijk. Er is nu zelfs sprake van overspannenheid op de woningmarkt. Er is dringend behoefte aan nieuwe woningbouwplannen en plancapaciteit om invulling te geven aan de gewenste versnelling van de woningbouwopgave.

Woningbouw De Stelt-Oost

Door de ontwikkeling van de (maximale) 50 woningen is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De woningbouw in de Waalsprong is essentieel in de volkshuisvestelijke taakstelling van de gemeente en de behoefte is evident. Het woningbouwprogramma is regionaal afgestemd en in lijn met de richtlijnen van de Provincie Gelderland.

In de Waalsprong worden allerlei woningtypen en voor verschillende inkomenscategorieën woningen gerealiseerd. In De Stelt-Oost worden weliswaar met name duurdere grondgebonden woningen gerealiseerd maar op het geheel van de ontwikkelingen in de Waalsprong is dit in verhouding en passend binnen de totale woningbouwprogrammering van de Waalsprong.

Het plangebied De Stelt-Oost is gelegen in de Waalsprong en in de huidige situatie agrarisch bestemd en ligt braak in afwachting van de nieuwbouw. Daardoor is er geen sprake van bestaand stedelijk gebied. Gelet op de woningkrapte, het gebrek aan voldoende ruimte in de bestaande stad voor de woningbouwopgave en versnelling om de woningkrapte te reduceren, zorgt ervoor dat een groot deel van de woningbouwopgave wordt gerealiseerd in de Waalsprong. De planlocatie biedt o.a. ruimte voor vrijstaande kavels en dijkwoningen. Dit type woningen is in de bestaande stad niet overal mogelijk. Bovendien voegen woningen tegen de dijk aan een uniek woonmilieu toe, die in de bestaande stad niet mogelijk is.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van maximaal 50 woningen. Dit past binnen de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte. Ook past deze ontwikkeling in de provinciale doelen. Er wordt een bijzonder woonmilieu aan de Waalsprong toegevoegd. Daarmee voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de Ladder.

3.1.3 Deltaplan Ruimtelijke adaptatie

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie staan alle projecten en maatregelen die ervoor gaan zorgen dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Het plan is ingevuld voor de komende zes jaar en voor de zes jaar daarna op hoofdlijnen. Het biedt ook een doorkijk tot 2050.

Onderdeel van het jaarlijkse Deltaprogramma is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. Hierin staat hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk het proces van ruimtelijke adaptatie willen versnellen en intensiveren. Daarvoor zijn zeven ambities in dit deltaplan opgenomen (hieronder uitgelicht). Het deltaplan geeft aan welke doelen de partijen nastreven, hoe ze daaraan gaan werken en hoe ze de resultaten in beeld brengen. Bij het deltaplan hoort een actieplan met concrete acties en maatregelen. De overheden werken met elkaar samen in 42 werkregio’s.

Inzicht in de kwetsbaarheid voor weersextremen en klimaatverandering is de basis voor ruimtelijke adaptatie. Daarom hebben gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk uiterlijk in 2019 samen met betrokkenen de kwetsbaarheden in hun gebied in kaart gebracht met zogeheten stresstesten. Een voortgangsrapportage heeft laten zien dat de werkregio’s die ambitie hebben behaald.

Meekoppelkansen

Steeds vaker wordt nagedacht over het slim meekoppelen van klimaatadaptatiemaatregelen met andere opgaven in de fysieke leefomgeving. Zeker in stedelijk gebied biedt dit meekoppelen allerlei kansen: de uitvoering van maatregelen kan versnellen, er is minder vaak overlast voor inwoners en bedrijven en er zijn financiële voordelen. Kansen voor meekoppelen zijn er bijvoorbeeld rond de energietransitie, de woningbouwopgave en de reguliere cyclus van groot onderhoud en renovatie van gebouwen en de openbare ruimte.

3.2 Relevant provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld 19 december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant.

Energietransitie: van fossiel naar duurzaam

De Provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  • In 2050 is Gelderland klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. En we stimuleren innovatie en het uitrollen van bewezen technieken.
  • Als tussendoel realiseren we in 2030 55% broeikasgasreductie in Gelderland.

Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer

De Provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  • In 2050 is Gelderland klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
  • In 2020 hebben we samen met partners de risico’s en kansen van het veranderend klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.

Biodiversiteit: werken met de natuur

De Provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  • In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden.
  • In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.

Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

De Provincie heeft de volgende ambities op dit vlak:

  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

Conclusie

Energietransitie

Het plangebied wordt aangesloten op het stadsverwarmingsnetwerk. De te ontwikkelen woningen kunnen zodoende verwarmd worden met de restwarmte van de verbrandingscentrale. Zonne-energie op de daken wordt gestimuleerd.

Klimaatadaptatie

Nabij de planlocatie ligt de rivierdijk die conform het rijksprogramma versterkt zal moeten worden. De versterking van de dijk is afgestemd op de geplande woningbouw. Woningen worden tegen de dijk en boven het Profiel van Vrije Ruimte (pvvr) van de dijk gerealiseerd. Afwatering en infiltratie wordt gerealiseerd via het robuust waterhuishoudkundig systeem in de Waalsprong dat uit een stelsel van wadi's, watersingels en plassengebied bestaat. Met name in het binnengebied van De Stelt-Oost wordt veel openbaar groen gerealiseerd. De dijk en de woningbouw zijn daarmee beschermd tegen het veranderende klimaat met bijvoorbeeld meer pieken in water/regenval.

Biodiversiteit

Voor de Waalsprong heeft de gemeente Nijmegen een Soortenmanagementplan (SMP-N) vastgesteld (zie paragraaf 4.11.2.4). De doelstellingen en ambities daarvan worden bij het realiseren van de woningen in acht genomen, waaronder de ambities op het gebied van natuurinclusief bouwen. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan het bevorderen van de biodiversiteit.

Woon- en leefomgeving

In de Waalsprong wordt een gevarieerd woningaanbod gerealiseerd, geschikt voor alle woonmilieus. De Stelt-Oost als onderdeel van de Waalsprong zal met name duurdere woningen bevatten, passend bij de woningvraag naar dit woningtype. Op het geheel is er sprake van een aanbod passend bij de woningvraag. Deze woningen zullen met klimaatadaptieve maatregelen en aardgasloos worden gerealiseerd door de aansluiting op het stadsverwarmingsnetwerk.

Geconcludeerd kan worden dat de plannen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt passen binnen de doelstellingen van de Omgevingsvisie Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (december 2018). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. In de verordening heeft de Provincie alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De Provincie heeft daarom bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.

De Omgevingsverordening heeft daarom de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening:
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet Milieubeheer:
  • Natuurverordening in de zin van de Wet Natuurbescherming;
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2 A van de Wegenverkeerswet.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsverordening relevant.

Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)

Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:

  • er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
  • er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en

Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat de geplande woningbouw past binnen de geldende regelingen voor woningbouw, de Regionale Woonagenda en de Ladder.

3.3 Relevant gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Nijmegen 2020-2040 Stad in beweging

In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen.

De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel

De Omgevingsvisie dient 4 doelen:

  • 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad
  • 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen
  • 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente
  • 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen

Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad

De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad is een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad intact en bovendien helpt verdichting om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.

Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0012.png"

4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden ambities geformuleerd.

  • 1. Economisch veerkrachtige stad

We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid, zowel voor hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

  • 2. Sociale en gezonde stad

Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.

  • 3. Aantrekkelijke stad

Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top drie van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

  • 4. Duurzame stad

Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

Conclusie

De woningbouwplannen in De Stelt-Oost voldoen aan en versterken opgaven 2, 3 en 4. De Stelt-Oost, als onderdeel van De Stelt en in groter geheel als onderdeel van de Waalsprong, biedt diverse woningtypen zodat er gevarieerde, gemengde wijken ontstaan in de Waalsprong. De ontwikkeling van De Stelt-Oost vergroot het woningaanbod en verkleint het woningtekort. De woningbouw in De Stelt-Oost zal o.a. worden aangesloten op stadsverwarming, waarmee ook gewerkt wordt aan de duurzaamheidsopgaven.

8 richtinggevende keuzes

De vier opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren en daarom kijken we naar integrale oplossingen. Waarbij een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken bekijken en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.

  • 1. Compacte, dynamische stad
  • 2. Toekomstbestendige wijken
  • 3. Groene, gezonde stad
  • 4. Duurzame mobiliteit
  • 5. Energieopgave
  • 6. Groter centrumgebied
  • 7. Sterke campussen
  • 8. We omarmen het kanaal

Conclusie

Richtinggevende keuzes 2, 3, 4 en 6 zijn van toepassing op het plangebied De Stelt-Oost. De Stelt-Oost, als onderdeel van De Stelt en in groter geheel onderdeel van de Waalsprong, biedt een mix van woningen en woonmilieus, met voorzieningen in de buurt. Het plangebied bevat een groen binnengebied met een openbaar karakter, fietsroutes en een bereikbare dijk. De planlocatie is met autoverkeer bereikbaar maar langzaam- en fietsverkeer krijgt meer ruimte om mobiliteitsproblemen te verkleinen. De Stelt-Oost is onderdeel van de verbreding van het centrum'Nijmegen omarmt de Waal', maar voegt geen programma toe, los van woningbouw.

3.3.2 Coalitieakkoord 2018- 2022, Nijmegen: samen vooruit

Inwoners en toekomstige inwoners van Nijmegen stellen hogere eisen aan de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving, mensen kiezen in toenemende mate hun woonplaats op grond van de kwaliteit van de leefomgeving en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn. Een groene gemeente met goede voorzieningen en een aantrekkelijke stedelijke woon- en leefomgeving heeft de toekomst. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. Wij richten de woonstraten groen en duurzaam in. Parkjes en groenvoorzieningen blijven we aan de stad toevoegen. We hebben bij de inrichting hiervan oog voor het gebruik van het groen en voor de ecologische waarde. We willen een overheid zijn die inwoners en organisaties de ruimte biedt de eigen leefomgeving vorm te geven.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten, inclusief bijbehorend sectoraal beleid, beschreven. Er wordt tevens getoetst aan het algemene beleid uit hoofdstuk 3. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die dit bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden.

4.2 MER-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld.

In 2003 zijn het Voorkeursmodel Waalsprong 2003 en het MER Waalsprong 2003 opgesteld. Ten behoeve van de planvorming voor locatie De Stelt-Oost is nagegaan of het programma nog binnen de bandbreedte van het MER 2003 ligt.

De Commissie voor de m.e.r. geeft in haar toetsingsadvies MER Waalsprong 2003 aan dat “in het verdere proces aanvullende informatie alleen nodig is als de plannen zo ingrijpend wijzigen dat ze buiten de gehanteerde bandbreedte in het MER komen waardoor het voorliggende MER er niet meer aan ten grondslag kan liggen. Dat is ter beoordeling aan het bevoegde gezag. Alleen bij planwijzigingen met belangrijke milieugevolgen ligt het voor de hand dat een aanvulling of actualisering van het MER (in een oplegnotitie) bij het ontwerpbesluit ter visie wordt gelegd.”

De beoordeling of een dergelijke aanvulling of actualisering nodig is, is voor dit besluit als vormvrije m.e.r. beoordeling uitgevoerd. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten.

De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. Het plan valt in de categorie D 11.2 “aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.
De drempelwaarden voor deze activiteit zijn:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De activiteit voorziet niet in overschrijding van deze drempelwaarden, maar de in het Besluit milieueffectrapportage genoemde drempelwaarden zijn indicatief. Dit betekent dat gelet op artikel 2 lid 5 onder b van het Besluit milieueffectrapportage en op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing moet worden gegeven aan een m.e.r. beoordeling (als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wm) als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Bij deze criteria dient de gemeente te kijken naar:

  • 1. de kenmerken van het project,
  • 2. de plaats van het project,
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

Conclusie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.
Het potentiële effect door het voorgenomen bestemmingsplan kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een m.e.r. voor de aangevraagde activiteit noodzakelijk maakt.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In deze verantwoording zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten worden getoetst aan de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof en gevaar. Uitgangspunt hierbij is de systematiek van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Daarnaast wordt getoetst of kan worden voldaan aan de goede ruimtelijke ordening waarbij uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat met het zoveel als mogelijk in stand houden van bestaande rechten van bedrijven. Deze afweging is breder dan alleen het toepassen van de VNG publicatie en betreft ook de afweging van mogelijke hinder van bijvoorbeeld licht, spuitzones, elektromagnetische velden, etc.

Ten noorden van het plangebied is bestemmingsplan Vossenpels Zuid gelegen waarin slechts zeer lichte bedrijvigheid is toegestaan zoals aan huis gebonden beroepen. Van deze activiteiten is geen hinder te verwachten op het nieuwe plangebied. Ook het Fort Lent aan de Bemmelseweg 4 dat schuin tegenover het plangebied ligt heeft geen invloed (milieucategorie 2, richtafstand 30 meter) op het plangebied. Dit geldt ook voor de propaantank die aanwezig is bij het Fort Lent.

Conclusie

Op grond van bedrijven en milieuzonering is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.4 Geluid

Het bestemmingsplan maakt nieuwe woningen binnen de geluidzone van de Turennesingel mogelijk. Het geluid wordt door de afstand en de (geplande) bebouwing langs deze weg voldoende afgeschermd waardoor de geluidsbelasting ruim onder de voorkeurswaarde van 48 dB wegverkeerslawaai ligt. Het geluid van de Turennesingel is geen beperking voor de woningbouwplannen.

De Steltsestraat die langs het plangebied loopt is een 30 km weg met zeer weinig verkeer. De Vossenpelsestraat wordt geknipt, waardoor er geen doorgaand verkeer mogelijk is tussen de Oosterhoutsedijk en de Laauwikstraat/Vossenpelsestraat. Van het beperkte verkeer op deze weg is geen geluidhinder te verwachten.

Conclusie

Verkeerslawaai is geen beperking voor de geplande woningbouw.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsing aan regelgeving

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  • a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  • b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit   norm   ingangsdatum  
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 
 
40 ìg/m3   1 januari 2015  
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
 
40 ìg/m3   1 juni 2011  
Daggemiddelde grenswaarde PM10   max. 35 dagen/jaar
> 50 ìg/m3  
1 juni 2011  

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (NIBM; luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Het gaat hier om nieuwbouw van woningen. Ten opzichte van de bestaande bestemming gaat het aantal voertuigen geen toename van meer dan 3% veroorzaken. Ook zijn de jaargemiddelde concentraties in het gebied dermate laag dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 als gevolg van het totale plan niet overschreden worden. Het plan is daarom NIBM.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Woningen zijn geen gevoelige bestemming. Ter hoogte van de planlocatie zijn de concentraties fijn stof (max. 20 ìg/m3 fijn stof) echter ook niet hoger dan de richtwaarde van WHO (tot 20 ìg/m3 fijn stof) en het plangebied ligt niet binnen 50 meter van een drukke weg (van meer dan 10.000 mvt/etmaal). Er zijn daarom geen bezwaren voor het plan wat betreft luchtkwaliteit.

Conclusie

Er zijn geen bezwaren vanuit luchtkwaliteit voor het realiseren van woningbouw op de planlocatie.

4.6 Geur

Er zijn geen agrarische bedrijven in de directe omgeving (< 100 meter) van het plangebied. Geur heeft daarom geen negatieve effecten op de beoogde ontwikkeling.

4.7 Externe veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Tevens wordt het plangebied beoordeeld op risicovolle transportroutes volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en buisleiding risico's volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het bestemmingsplan gebied: Transportrisico's: De Waal.

Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR*10-6) als toetsingswaarden aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een PR contour wordt de PR*10-6 contour bedoeld. Over het plangebied liggen geen PR 10-6 contouren.

De verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Naast de al genoemde besluiten (Bevi, Bevb en Bevt) toetst de gemeente daarbij aan haar eigen beleid (Beleidsvisie EV, 2014).

Zoals alle nieuwe ontwikkelingen zijn de plannen voor Stelt-Oost getoetst aan de risico's op het gebied van externe veiligheid. Uit deze toets komt het volgende naar voren:

De Waal is een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt op bijna 200 meter (blauwe lijn onderstaande figuur) van de oeverlijn van de Waal. Dat wil zeggen dat enkele woningen mogelijk deels in de 200 meter contour zullen liggen van de Waal. Enige significante toename van het groepsrisico is echter niet te verwachten. De Handleiding Risicoanalyse Transport geeft aan dat 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico pas wordt overschreven als er binnen de 200 meter vanaf de oeverlijn aanwezigheidsdichtheden voorkomen van meer dan 500 personen per hectare. Dat is in het plangebied niet het geval. Het groepsrisico is daarmee laag en de toename van dit lage groepsrisico door het plan is verwaarloosbaar.

Meer in detail; het scenario dat nog enige invloed kan hebben op het plangebied is een scenario met een gifwolk. Aangezien dit een zeer onwaarschijnlijk scenario is wordt voor de verantwoording hiervan verwezen naar pagina 33 van de beleidsvisie EV uit 2014.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0013.jpg"

Afbeelding 4.1 - Risicocontouren Waal (Blauw is 200 meter vanaf de oeverlijn)

Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.8 Bodem

Voormalige vuilstortlocatie en kassencomplex

In het plangebied heeft een kolk gelegen, ontstaan na een dijkdoorbraak. Als gevolg van het dempen met (huishoudelijk)afval en bouw-/sloopafval van deze kolk is een bodemverontreiniging ontstaan. Daarnaast was er in het verleden een kassencomplex aanwezig ten noordoosten van Vossenpelsestraat 111, waardoor de bodem ook verontreinigd is geraakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0014.png"

Afbeelding 4.2 - situering voormalige stortplaats

Uit bodemonderzoeken is gebleken dat de voormalige stortplaats en de noordelijk daarvan gelegen voormalige kassen heterogeen verontreinigd is met zware metalen, PAK, bestrijdingsmiddelen en minerale olie. Daarnaast is er plaatselijk asbest (conc.>100 mg/kg ds) aanwezig in het stortmateriaal en de afdeklaag van de stortplaats . Het ondiepe grondwater in het stortpakket bevat plaatselijke sterk verhoogde gehalten PAK en PCB. Deze stoffen zijn niet mobiel en kunnen zich niet verspreiden . In het grondwater onder en rondom de stortplaats worden enkel stoffen gemeten in licht verhoogde concentraties, ruim beneden de interventiewaarden. De voormalige stortplaats heeft een verwaarloosbaar effect op de kwaliteit van het grondwater in de omgeving.

Conform de Wet bodembescherming is op de planlocatie sprake van ernstige bodemverontreiniging waarvan de sanering niet per definitie op korte termijn noodzakelijk is. Door de bodemsanering onderdeel te maken van de planontwikkeling is dijkversterking en woningbouw mogelijk. Het aanbrengen van een schone leeflaag leidt tot een situatie die geschikt is voor het gewenste gebruik en toekomstig onderhoud aan ondergrondse infrastructuur zonder aanvullende arbeids hygiënische maatregelen mogelijk maakt. De risico's van de verspreiding van (rest)verontreinigingen na sanering worden zoveel mogelijk beperkt en nazorg geminimaliseerd.

Er is op dit moment door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (gemeente Nijmegen) nog geen formeel besluit genomen over de ernst en spoedeisendheid van de verontreiniging. Deze wordt aangevraagd gelijktijdig met het verzoek om instemming met het saneringsplan. In de planexploitatie is rekening gehouden met de kosten voor bodemsanering.

De volgende bodemonderzoeken zijn recent uitgevoerd:

  • Bodemonderzoek De Stelt-Oost kassencomplex en Steltsestraat 111, zie Bijlage 2 bij de toelichting;
  • Bodemonderzoek Vossenpelsestraat 1, zie Bijlage 3 bij de toelichting;
  • Grondwateronderzoek en beoordeling ernst en spoed De Stelt-Oost, zie Bijlage 4 bij de toelichting.

Een bestaande persrioleringsleiding en een gasleiding, die niet meer worden gebruikt, zullen bij de ontwikkeling van het plangebied worden verwijderd.

Conclusie

Op basis van uitgevoerd bodem- en grondwateronderzoek en de uit te voeren sanering van de bodemverontreiniging kan geconcludeerd worden dat de bodem geschikt wordt voor de geplande ontwikkeling in het plangebied.

4.9 Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (OOO)

Het plangebied is verdacht op explosieven in het kader van Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (OOO), en met name in de vorm van geschutsmunitie en in de zuidelijke en zuidwestelijke randzone mogelijk nog uitlopers van dumpmunitie. Het plangebied is niet verdacht op de overige soorten munitie (raket- of afwerpmunitie) of vliegtuigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0015.png"

Afbeelding 4.4 - locaties OOO t.o.v. plangebied (middelste lichtblauwe vlak)

Uit de OOO risico-inventerisatie blijkt dat de mogelijke aanwezige munitie geen belemmering hoeft te zijn waar het bebouwen van de planlocatie betreft. Dit onder de voorwaarde dat bij de bouw zelf en het bouw- en woonrijp maken van de planlocatie rekening zal worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van dump- en geschutsmunitie in de ondergrond en hiervoor passende mitigerende maatregelen worden genomen. Tevens dient er rekening te worden gehouden met een verticale afbakening voor zowel geschuts- als dumpmunitie van maximaal -2,5 m MV en de regeling voor ondergronds bouwen, zoals opgenomen in artikel 12.3 van de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

In de planontwikkeling wordt er rekening gehouden met eventuele OOO en er zullen maatregelen worden getroffen om de veiligheid te garanderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0016.png"

Afbeelding 4.5 - Luchtfoto van 17 april 1945: opvallend zijn de stellingen in en vooral rondom het plangebied

4.10 Water

Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gemeentelijk grondgebied ten noorden van de Waal en ten oosten van de Prins Mauritssingel. Deze voormalige stadssnelweg en de spoorlijn vormden een waterscheiding. Deze waterscheiding is definitief opgeheven als de duiker onder het spoor en de Prins Mauritssingel, ter hoogte van de inmiddels deels gegraven plassen, en de verbindende watergangen tussen de plassen is gerealiseerd. In de eindsituatie is in de plassen voldoende berging aanwezig. Het regenwater van het dorp Lent en Visveld aan deze zijde van de waterscheiding wordt geborgen in watergangen/plassen, onderdeel van het watersysteem van de Waalsprong. In het dorp Lent is een gemengd rioolsysteem aanwezig, wat afvoert naar de rioolwaterzuivering. De Stelt-Oost watert af richting de aan de noordzijde van het plangebied gelegen A-watergang (zie afbeelding 4.6). Deze watergang is niet permanent watervoerend en valt met name in de zomer droog. De inpassing van de watergang in de nieuwe situatie wordt nader uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0017.png"

Afbeelding 4.6 - leggerwatergang De Stelt-Oost

Het stadsdeel Waalsprong ligt in het poldergebied Betuwe met hoge grondwaterstanden en met oppervlaktewater dat in de huidige situatie dient voor waterberging en waterdoorvoer naar het achterland. In de nieuwe situatie voeren de overblijvende (kwel)sloten en de singels het water af naar de grote plassen in de landschapszone. Alleen bij zeer grote regenwater aanvoer wordt er water afgevoerd naar de Linge via Woonpark Oosterhout. Hier wordt dus een duurzaam (toekomstbestendig) watersysteem aangelegd. Dit watersysteem is beschreven in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW) en het watersysteem speelt een (mede)ordenende rol bij stedelijke ontwikkelingen. De Stelt-Oost is echter (nog) niet aangesloten op het watersysteem Waalsprong. Over de aansluiting op het watersysteem Waalsprong is overleg geweest met Waterschap Rivierenland. In de planuitwerking zal de aansluiting meegenomen worden.

De Stelt-Oost

Bij de planvorming is uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden:

  • dak- en wegwater wordt niet aangekoppeld aan de riolering maar zoveel mogelijk via bovengrondse voorzieningen onder vrijverval afgevoerd via bodempassage/wadi's naar oppervlaktewater;
  • voor de watergang langs de Turennesingel wordt een streefpeil aangehouden van 7,90 m +NAP;
  • het huidig maaiveld ligt gemiddeld op circa 10,50 m +NAP;
  • bodempassages (wadi's): de bodempassages worden bij voorkeur in grote eenheden in de openbare ruimte ingericht. Bodempassages worden bij voorkeur zo ingericht dat extensief onderhoud mogelijk is. Dubbelgebruik van bodempassages als speelveld is niet mogelijk om praktische- en volksgezondheidsredenen. De bodempassages wateren via de bestaande A-watergang af op de Turennesingel.

Voor het het deelgebied De Stelt-Oost zal nog een waterhuishoudkundig plan opgesteld worden op basis van de uitgangspunten van het WIW, welk plan de instemming behoeft van het Waterschap Rivierenland.

Ontwerpafwatering

Het plangebied beslaat circa 2 ha. Op basis van het stedenbouwkundig plan is bepaald dat de kavels als 50% verhard worden meegenomen voor de bepaling van de benodigde waterberging. Wegen worden voor 100% meegenomen. In het op te stellen waterhuishoudkundige plan voor De Stelt-Oost vindt de nadere detaillering van de bodempassages en het daarop aangesloten verhard oppervlak plaats.

Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied sluit direct aan op de dijk. Er is invloed van kwel in de bestaande situatie. De aanwezige A-watergang dient voor het afvoeren van oppervlaktewater uit Vossenpels-Zuid en het eventueel afvoeren van kwel (om te voorkomen dat zanddeeltjes meegevoerd worden door uittredend water en daarmee de sterkte van de waterkering negatief beinvloed heeft het Waterschap o.a. pipingschermen aangebracht) en valt droog in droge perioden en/of lage grondwaterstanden. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat de bestaande waterhuishouding niet ingrijpend wijzigt en altijd in overleg met het Waterschap. Dit kan bereikt worden door:

  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).

Afvalwater

Voor de huidige bestaande bebouwing in het plangebied is een vacuümrioleringsstelsel aanwezig dat afvalwater inzamelt en transporteert naar het rioolgemaal in Lent. De woningen die op dit vacuümstelsel waren aangesloten zijn als onderdeel van eerdere ontwikkelingen aangesloten op vrij verval riolering. Hemelwater is afgekoppeld. De overgebleven vacuüm/persleiding is hierdoor in ongebruik geraakt en zal als onderdeel van de ontwikkelingen in De Stelt-Oost worden verwijderd. De ligging van de vaccuümriolering is in afbeelding 4.7 groen gemarkeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0018.png"

Afbeelding 4.7 - vacuümriolering De Stelt-Oost

Afvalwater binnen De Stelt-Oost wordt middels een droogweerafvoer (DWA) systeem verzameld en aangesloten op de reeds aanwezige DWA riolering in Vossenpels-Zuid. Vanaf hier kan het onder vrij verval afstromen naar een centraal gelegen rioolgemaal binnen plangebied Vossenpels Zuid. De persleiding vanaf dit gemaal prikt in op de persleiding in de Laauwikstraat. Deze transporteert het afvalwater richting de RWZI in Arnhem-Zuid. Dit is conform het WIW.

Hemelwater

Voor het hele plangebied geldt, in het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water, het gemeentelijk beleid om schoon hemelwater niet te vermengen met vuil afvalwater. Schoon hemelwater dient liefst in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater moet waar mogelijk gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000). Het afstromende water van wegen wordt in principe bovengronds afgevoerd naar de wadi's die in verbinding staan met de watersingels in de Waalsprong. Het water van daken mag rechtstreeks geloosd worden op het oppervlaktewater. Het hemelwater wordt geborgen in het systeem van singels en plassen. De plassen fungeren als seizoensberging. Binnen het WIW geldt dat voor de filtering van het hemelwater in eerste instantie een bodempassage wordt toegepast, ten behoeve van de waterkwaliteit. Alternatieven voor filtering worden met het waterschap overlegd.

Conclusie

Met de geformuleerde randvoorwaarden is woningbouw in De Stelt-Oost mogelijk en heeft deze ontwikkeling geen negatieve gevolgen op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied of de Waalsprong.

4.11 Natuur

4.11.1 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.

4.11.1.1 Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden) en stikstof

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992.

Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).

Volgens de stikstofstukken is de stikstofdepositietoename voor deze ontwikkeling niet groter dan 0,00 mol/ha/jr (zie rapport in bijlage). Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) zijn op voorhand uit te sluiten. De Wnb staat dus niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

In Bijlage 5 van de toelichting is het stikstofrapport De Stelt-Oost te vinden.

4.11.1.2 Beschermde soorten

De soortenbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Wet natuurbescherming kent drie aparte beschermingsregimes: Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (Europees); Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Europees); en Beschermingsregime andere soorten (Nationaal). Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

De wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Dit betekent dat voor nieuwe ontwikkelingen waar negatieve effecten niet zijn uit te sluiten, een oriënterend onderzoek moet worden uitgevoerd: een quick scan 'flora en fauna' en zo nodig een vervolgonderzoek. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden.

Daarnaast is in de wet een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Bij uitvoering van activiteiten moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt worden.

Quickscan

Er is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd in het plangebied. Uit dit onderzoek blijkt het volgende:

  • Het plangebied heeft een functie voor de rugstreeppad en kleine marterachtigen. Op de locatie van het plangebied geldt het Soortenmanagementplan (SMP-N; Martens & Krijt, 2019) en op basis daarvan is een ontheffing soorten Wnb afgegeven door de Provincie Gelderland (zie verder paragraaf 4.11.2.4). Voor de rugstreeppad neemt de gemeente Nijmegen daarmee al gebiedsgerichte en mitigerende maatregelen tijdens uitvoering van ruimtelijke ingrepen die de duurzame instandhouding waarborgen.
  • Het plangebied heeft mogelijk een functie als verblijfplaats en nestplaats van vleermuizen, huismus en gierzwaluw. Deze functie zal echter niet worden aangetast.
  • Het plangebied is geschikt broedbiotoop voor verschillende algemene soorten vogels. Bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels om negatieve effecten op deze soorten - en daarmee overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb - te voorkomen.
  • Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied geen betekenis of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten. Effecten op beschermde gebieden en houtopstanden zijn uitgesloten (beoordeling stikstofdepositie is geen onderdeel van deze quickscan).

De quickscan is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.

4.11.1.3 Beschermde bosopstanden (houtopstanden, hout en houtproducten)

Het plangebied bevindt zich in de bebouwde kom van Nijmegen. De regels ten aanzien van houtopstanden (hoofdstuk 4 van de Wnb) zijn voor het project niet van toepassing.

4.11.1.4 Conclusie

Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied zijn op voorhand uit te sluiten.

Negatieve effecten op de doelstellingen van de Wet natuurbescherming zijn uitgesloten, mits de maatregelen uit het SMP-N en in de planning en uitvoering van werkzaamheden rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels.

4.11.2 Gemeentelijk beleid
4.11.2.1 Topindicator groen (2010)

In 2010 heeft de raad voor groen de topindicator "binnen 300 meter van iedere woning 0,5 hectare aaneengesloten vlakgroen" vastgesteld. De topindicator refereert aan onderzoeken van Alterra waarin 300 meter als realistische loopafstand naar groen voor kinderen en ouderen wordt geadviseerd. De 0,5 hectare komt daarbij voort uit ervaringscijfers. Na nuancering en verfijning van de topindicator is in 2013 een overzicht gemaakt van gebieden waar de toevoeging van groen gewenst is. We passen de topindicator toe bij veel plannen en beleidsstukken. Bijvoorbeeld in de nota 'Samen gezond verder. Lokaal gezondheidsbeleid Nijmegen 2013-2016' wordt het belang van groen genoemd en is de topindicator onderdeel van het beleid. De indicator is nuttig om gebieden te identificeren waar een groentekort is. Het is zaak om nieuwe woongebieden dusdanig in te richten dat aan de topindicator groen wordt voldaan en dat er voldoende groen op loopafstand beschikbaar is. Het plangebied dient voldoende openbaar toegankelijk groen te bevatten met een diversiteit aan structuur en hoogtes (gras/struiklaag/boomlaag) wat zowel de biodiversiteit als de belevings- en gebruikswaarde bevorderd.

Conclusie
In het plangebied wordt voldaan aan deze norm door aanleg van een groen 'centrum' waar omheen nieuwe woning/woontypen worden ontwikkeld. In de omgeving is tevens veel groen aanwezig, met name aan de zijde van de dijk.

4.11.2.2 Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

De hoofdgroenstructuur is de basis van het groen in Nijmegen en opgebouwd uit groene vlakken (parken en groengebieden) en de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur bestaat uit lijnen (bomen langs wegen en cultuurhistorische lijnen) en punten (bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen). We streven er naar om de hoofdgroenstructuur in stand te houden en de ambities te verwezenlijken.

Uitgangspunten

In diverse uitgangspunten voor de Waalsprong is aangegeven dat het van belang is om het nieuwe karakter van de Waalsprong te baseren op oude waarden en kenmerken van het gebied.

De wijken van de Waalsprong zullen zelf voldoende groen op korte afstand van de huizen moeten hebben; de Landschapszone kan niet als enige uitloopgebied dienen.

Natuurwaarden zoals die nu in het Waalsprong gebied voorkomen zullen geïntegreerd worden in de ontwikkeling van de Landschapszone. Ook in de ontwikkeling van woonwijken dient rekening gehouden te worden met de aanwezige natuurwaarden. Deze kunnen op een creatieve wijze meegenomen worden in planvorming en ontwerp.

Kaders

Het Werkboek Buitenruimte Waalsprong is vastgesteld beleid en geldt als uitgangspunt voor de inrichting van de openbare ruimte in de Waalsprong. Voor groen gelden de volgende uitgangspunten:

  • Bij nieuw groen moeten vooral kwaliteit en afstand tot de woningen in de gaten gehouden worden. Dit betekent dat het groen bij voorkeur in de wijk komt te liggen en niet tussen de wijk en een spoorlijn of snelweg bijvoorbeeld. Dan is het groen immers maar van één kant toegankelijk.
  • Wat betreft kwaliteit en inrichting van het groen is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de leeftijdsopbouw in de wijk en daarbij ook de toekomst niet wordt vergeten.

Conclusie

De inrichting van De Stelt-Oost is gebaseerd op de kenmerken van het gebied en bevat voldoende groen op korte afstand van de woningen. Het is een aanvulling op het groen in de directe omgeving.

4.11.2.3 Ecologie van de stad

De bijzondere ligging van Nijmegen op een kruispunt van het rivierengebied, de hogere zandgronden en het stuwwallencomplex zorgt ervoor dat niet alleen rondom Nijmegen, maar ook binnen de stadsgrenzen een verscheidenheid aan leefmilieus voor planten en diersoorten aanwezig is. Grootschalige natuurgebieden om de stad, zoals de Gelderse Poort, de uiterwaarden van de Waal, De Ooypolder, het Hatertse Vennengebied, Heumensoord fungeren hierbij als brongebied voor natuurwaarden in de stad.

We hebben de ecologische structuren, de ecologische hotspots en de ecologische waardevolle wijkspots in de wijk in Nijmegen in kaart gebracht. Ecologische structuren laten de relaties zien tussen natuurwaarden in de stad en natuurwaarden om de stad. Soorten kunnen zich hierlangs verplaatsen en hebben zo een gevarieerd leefgebied tot hun beschikking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0019.png"

Afbeelding 4.8- ecologische structuur Nijmegen

Conclusie

De planlocatie grenst aan de ecologische hotspot Uiterwaarden met een relatief hoge natuurwaarde. De ontwikkeling met woningbouw conflicteert niet met deze ecologische hotspot, omdat in de planlocatie woningen in een lage dichtheid worden gesitueerd met veel groen

4.11.2.4 Soortenmanagementplan Nijmegen de Waalsprong (SMP-N)

In het ontwikkelgebied 'de Waalsprong' worden de komende jaren nog duizenden woningen met bijbehorende voorzieningen gebouwd. Gebleken is dat er op een effectievere en efficiëntere manier kan worden omgegaan met de onder de Wet natuurbescherming beschermde diersoorten die in de Waalsprong voorkomen. Onder andere daarom heeft de gemeente Nijmegen voor het ontwikkelgebied 'de Waalsprong' meegedaan aan een pilot Soortenmanagementplan (SMP-N) van de provincie Gelderland. Via het SMP-N wordt ook deels invulling gegeven aan de aangenomen raadsmotie 'Natuurinclusief bouwen' van 14 november 2018.

Het SMP is een eigen plan van de gemeente waarin zij aangeeft hoe in de ontwikkelgebieden van de Waalsprong wordt omgegaan met de daar voorkomende soorten in casu de steenuil, ransuil, kerkuil, buizerd, roek, grote modderkruiper, rugstreeppad, poelkikker en kleine marterachtigen (wezel, bunzing en hermelijn. Op basis van het SMP-N is een zogenoemde gebiedsontheffing soorten Wet natuurbescherming (Wnb) verkregen. Deze ontheffing is alleen mogelijk als in de eindsituatie een duidelijke 'plus' voor (beschermde) soorten wordt gecreëerd. Op 8 mei 2019 heeft Gedeputeerde Staten van Gelderland (GS) besloten om de gevraagde ontheffing te verlenen. Op 28 oktober 2020 heeft GS een aanvullingsbesluit verleend voor de kleine marterachtigen.

Door uitvoering van het SMP-N wordt bewust een plus voor de natuur gecreëerd in de groenstructuur en in de gebouwen. Op die manier wordt ook de natuurbeleving van mensen in hun woonomgeving versterkt.

In het SMP-N staat de volgende tekst voor dit plangebied:

Als ontwerpkader is gekozen voor elementen en sfeerbeelden van de historische inrichting van het landschap zoals dat aanwezig was, voor de opkomst van de kassentuinbouw in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Door het accent te leggen op het terugbrengen en versterken van karakteristieke landschapselementen wordt een heel natuurlijk passend kader geschapen voor de (her)inrichting van de groenstructuur in de Waalsprong. De groenstructuur wordt met name gevormd door een groene ring rondom de woningbouwlocaties. Deze groene ring biedt kansen en zorgt ook voor een directe ecologische verbinding en aansluiting met omringende groene gebieden. In deze buitenrand krijgt het groen een prominente plek met een inrichting die is afgestemd op de natuurlijke leefgebieden van de soorten. Het plangebied van De Stelt-Oost valt in deze groene ring.

De Stelt-Oost is een bijzondere plek. Het grenst aan de zuidkant aan het rivierenpark dat onderdeel is van Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In het oosten grenst het aan Park Lingezegen / de Woerdt dat in de groene ontwikkelzone ligt. Onze ambitie is om de gebiedseigen landschappelijke elementen nieuw aan te brengen in de groenstructuur zoals in het SMP is afgesproken. Voorbeelden op deze plek zijn een kruidenrijk grasland en struweelheggen. In het westen en noorden grenst het aan De Stelt-Zuid en Vossenpels Zuid, PlantjeVlag! Sluit met het planontwerp aan bij deze opzet. Maak een groene verbinding vanuit Vossenpels Zuid door het plangebied naar de dijk. Van een smalle zone naar een bredere zone met de sfeer van een boomgaard. Laat de tuinen geleidelijk overgaan naar een gemeenschappelijke groene openbare ruimte dat opgaat in het landschap. Trek de struinzone langs de dijk van De Stelt-Zuid door in het plangebied. En maak eventueel een groene dooradering van west naar oost midden in het plangebied mits dit niet ten koste gaat van een robuuste struinzone. De struinzone kan worden ontwikkeld op de nog aan te leggen steunberm van de dijk. Door middel van aangepast en extensief beheer wordt ingezet op kruidenrijke vegetatie, waar mogelijk met bomen en heesters. De ambitie is om richting de woningen een ruigere vegetatie te ontwikkelen.

Natuurinclusief bouwen

Via het SMP-N wordt ook deels invulling gegeven aan de aangenomen raadsmotie 'Natuurinclusief bouwen' van 14 november 2018.

Ter uitvoering van de raadsmotie wordt in de Waalsprong een wijk ontwikkeld waar rekening wordt gehouden met allerlei aspecten van de natuur of die nou zeldzaam en beschermd zijn of niet. In dit licht is een korte handleiding Natuurinclusief bouwen opgesteld die makkelijk toepasbare brokjes biedt waaruit gekozen kan worden, afhankelijk van wat in welke situatie mogelijk is (bijlage 5 van het SMP-N).

Om natuurinclusief bouwen te implementeren in de bouwplannen, is de Toolbox natuurinclusief ontwikkelen en bouwen, Leidraad voor de Waalsprong opgesteld. Deze toolbox is gebaseerd op de omgeving, de gewenste soorten en de ambitie en gekoppeld aan de Leidraad natuurinclusief bouwen, renoveren en verduurzamen van de Provincie Gelderland. Het systeem richt zich in eerste instantie op de gebouwgebonden soorten gewone dwergvleermuis, huismus, gierzwaluw maar op basis van de ecologische potenties en behoeften, worden er binnen de deelgebieden bepaald op welke soorten en aanvullende maatregelen de focus wordt gelegd. Voor alle nieuw te ontwikkelen gebieden geldt vanaf 2020 het in het SMP-N vastgelegde minimumambitieniveau. Dit betreft geïntegreerde voorzieningen in de gevels of onder dakpannen van hoogbouw en grondgebonden woningen. Om tot duurzame vestiging van de huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis te komen, zijn nestvoorzieningen alleen niet genoeg. Wanneer de soorten geen plek hebben om te foerageren, is de waarde van de nestvoorzieningen daar beperkt. De toolbox bevat daarom tevens groene omgevingsmaatregelen waardoor de stedelijke biodiversiteit wordt versterkt, de belevingswaarde voor de toekomstige bewoners vergroot en een bijdrage wordt geleverd aan klimaatadaptatie.

Het SMP-N is op 12 maart 2019 en de Toolbox natuurinclusief ontwikkelen en bouwen, Leidraad voor de Waalsprong is op 4 februari 2020 door het college vastgesteld.

Conclusie

Conform het SMP-N wordt er in De Stelt-Oost aansluiting gezocht met de groenstructuur van De Stelt-Zuid en Vossenpels Zuid. De groenstructuur sluit tevens aan op de aanwezige landschapselementen. Met de uiteindelijke ontwikkelaars van het plangebied worden afspraken gemaakt over het toepassen van geïntegreerde voorzieningen in de gevels of onder dakpannen en de gebiedseigen groene omgevingsmaatregelen voor een duurzame vestiging van de genoemde diersoorten. De toepassing hiervan wordt privaatrechterlijk vastgelegd en meegenomen bij de omgevingsvergunningen voor de bouw van de woningen.

4.12 Cultuurhistorie

In deze paragraaf worden de belangrijkste cultuurhistorische elementen in het plangebied De Stelt-Oost benoemd. In bijlage 7 van de toelichting is een uitgebreide cultuurhistorische analyse te vinden.

4.12.1 Nota Cultureel Erfgoed

Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15-5-2013). Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kunnen we niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

De Stelt-Oost ligt in gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. Bij gebiedstype 3 is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en / of cultuurlandschap. Bij de bebouwing gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0020.png"

Afbeelding 4.9 - Cultuurhistorische beleidskaart met planlocatie in gebiedstye 3

4.12.2 Geschiedenis plangebied

Het gebied De Stelt-Oost is gelegen tussen de Bemmelsedijk, Steltsestraat en Vossenpelsestraat en is genoemd naar Huis Stelt (ca 1355-ca 1649), een herenhuis dat was gelegen vlakbij de voormalige Kolk van Maters, die destijds ook wel de “Waeij van De Stelt” werd genoemd. Deze voormalige kolk neemt een groot deel van het betreffende gebied in beslag. De geschiedenis van het gebied hangt daarom nauw samen met deze kolk.

Huis Stelt

De eerste vermelding van huis De Stelt dateert uit 1649. Op een kaart van Nicolaas van Geelkercken is achter de dijk een huis met de naam Stelt te zien, dat is omgeven door water. Mogelijk was er sprake van een natuurlijke aantrekkelijke vestigingsplaats in het landschap en is het kasteel of huis op een (schier)eilandje in een reeds bestaande kolk achter de dijk gebouwd, waarbij de kolk als gracht fungeerde.

Tot wanneer het huis precies heeft bestaan is onzeker maar op de kadastrale kaart uit 1830 is het huis geheel verdwenen. De landtong is nog wel goed herkenbaar.

Vandaag de dag, nu ook de kolk gedempt is, herinnert niets meer op de locatie aan het voormalig huis De Stelt. In het nieuwbouwplan zal, als verwijzing naar het verleden, de vermoedelijke plek van het huis als een bijzonder cultuurhistorisch element worden aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0021.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0022.png"  
1649 kaart van Nicolaas van Geelkercken. In de rode cirkel bevindt zich het huis dat is omgeven door water. Het dunne lijntje geeft de dijk weer.   1830 kadastrale kaart met in de rode cirkel de kolk met aan de noordzijde de landtong.  

Afbeelding 4.10 - vermoedelijke locatie (rood omcirkeld) van de funderingen van Huis Stelt

4.12.3 Cultuurhistorische waarden

In het gebied zijn nog de volgende cultuurhistorische waarden aanwezig. De waardevolle historische structuren in de vorm van de Bemmelsedijk, de Vossenpelsestraat en de Steltsestraat. Verder de waardevolle historische kolk, die nu niet meer zichtbaar is. Net buiten het plangebied is de waardevolle bebouwing van Fort Lent gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0023.jpg"

Afbeelding 4.11 - cultuurhistorische waardenkaart ter plaatse van De Stelt-Oost

Legenda: Zwart: waardevolle historische structuren - Rood: waardevolle bebouwing - Blauw: waardevol historische kolken

Conclusie

Er worden met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de cultuurhistorische waarden van het rijksmonument Fort Lent aantasten.

Het beloop van de waardevolle historische structuren van de Bemmelsedijk, de Vossenpelsestraat en de Steltsestraat is met dit bestemmingsplan geborgd door de bestemming Verkeer en de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.

De waardevolle historische kolk is niet meer zichtbaar in het landschap en is daarom ook niet geborgd in het bestemmingsplan.

Er is rekening gehouden met de waarschijnlijke locatie van Huize Stelt in het stedenbouwkundig plan.

4.13 Archeologie

4.13.1 Archeologisch beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met het Verdrag van Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

In paragraaf 4.13.2 wordt geanalyseerd welke archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied en hoe deze geborgd worden in dit bestemmingsplan.

4.13.2 Archeologische waarden

Het plangebied Nijmegen De Stelt-Oost ligt momenteel in een gebied met meerdere archeologische waarden. Het gaat daarbij om de waarde 0/geen waarde (overgrote deel plangebied), waarde 1 (in de zuidoosthoek van het plangebied) en waarde 3 (grotendeels de dijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0024.png"

Afbeelding 4.12 - uitsnede Archeologische Beleidskaart ter hoogte van het plangebied (in rood omlijnd)

Van gebieden met waarde 0 is vastgesteld dat deze geen archeologische waarde hebben. Van de waarde 1-gebieden is de archeologische waarde nog niet door onderzoek vastgesteld of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1-gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m² en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat. Een waarde 3-gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door een dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3-gebied zijn ondergrenzen verbonden waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van ten minste 50 m² en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Onderzoeken in het plangebied

De eerdere waardestelling, waarbij een groot deel van het bestemmingsplangebied was vrijgegeven, was gebaseerd op in het verleden uitgevoerd archeologisch onderzoek en de aanname dat vrijwel het gehele terrein verstoord zou zijn door een kolk die was ontstaan bij een dijkdoorbraak. Recent bureauonderzoek en een waarneming bij graafwerkzaamheden hebben echter uitgewezen dat deze verstoring slechts een deel van het bestemmingsplangebied betreft en dat zich binnen het onverstoorde deel, diep in de ondergrond, waarschijnlijk nog overblijfselen van het voormalig Huis De Stelt bevinden.

Op basis van de bestudering van historisch kaartmateriaal kan worden geconcludeerd dat er aan de noordzijde van de kolk sprake was van een landtong en dat het zeer aannemelijk is dat het verdwenen Huis De Stelt zich hier bevond.

Deze conclusie wordt ondersteund door een waarneming tijdens graafwerkzaamheden. Hierbij zijn de vermoedelijke restanten van een zware bakstenen fundering op ca. 3 meter beneden het maaiveld gezien. De locatie ervan stemt overeen met de conclusie uit de kaartenstudie.

Om de bescherming van de archeologische waarden te borgen wordt op basis van deze informatie de waarde voor een deel van het plangebied, ter hoogte van het voormalige schiereiland in de kolk, vastgesteld. Op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is in de bestemming Woongebied een aanduiding opgenomen. Het betreft onderstaande aanduiding:

  • Aanduiding "specifieke vorm van Woongebied - archeologie NAP 7,80 m".


Het is in het betreffende deelgebied niet toegestaan om bodemingrepen uit te voeren die dieper reiken dan 7,80 m +NAP (2,70 m onder het huidige maaiveld). Wanneer er beneden deze grenswaarden toch ingrepen in de bodem worden beoogd worden archeologische waarden bedreigd en is onderzoek noodzakelijk. Ingrepen boven deze NAP- maat blijven (archeologisch) vergunningvrij. Ook ingrepen ten behoeve van aanleg het park, infrastructuur en nutsvoorzieningen zijn van dusdanige beperkte aard dat deze vergunningvrij uitgevoerd kunnen worden. Bodemingrepen zullen daarnaast altijd moeten voldoen aan de regels voor ondergronds bouwen (12.3).

Conclusie

In het bestemmingsplangebied blijven de aanduiding Waarde Archeologie 1 en dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 gehandhaafd. Waar eerder Waarde Archeologie 0 van toepassing is blijft dat ook gehandhaafd, met uitzondering van het deelgebied met de aanduiding "specifieke vorm van Waarde - Archeologie NAP 7,80".

4.14 Verkeer en parkeren

4.14.1 Verkeer en vervoer

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in het ambitiedocument mobiliteit Nijmegen Goed op Weg. In dit ambitiedocument is verkeersveiligheid benoemd als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige Weginrichting.

Langzaam verkeer

Nijmegen kent een hoogwaardig fietsnetwerk (zie kaart). De Waalsprong wordt daardoor ontsloten door een netwerk van doorgaande snelfietsroutes. Snelfietsroutes spelen een belangrijke rol in het stedelijk verkeerssysteem en de duurzaamheidsdoelen: mensen fietsen meer en autoritten worden meer en meer voorkomen. Het netwerk van snelfietsroutes zorgt tevens voor goede verbindingen met andere bestemmingen in de stad en de regio. Het fietsbeleid voor de Waalsprong is vastgelegd in het Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0025.png"

Afbeelding 4.13 - kaart snelle fietsroutes Nijmegen

De Stelt-Oost is goed aangesloten op de bestaande hoofdroutes voor de fiets. Naast de hoofdfietsroutes op afbeelding 4.12 fungeert ook de Bemmelsedijk als belangrijke fietsroute voor zowel dagelijks als recreatief fietsverkeer. Door het gebied lopen daarnaast lokale fietsroutes die de bereikbaarheid van het gebied voor fietsers optimaliseren en ook zorgen voor de aansluiting met de omliggende gebieden.

Voor voetgangers is zowel in De Stelt-Oost als in de omliggende gebieden aandacht. Vanuit De Stelt-Oost lopen recreatieve wandelroutes richting de uiterwaarden en via de verkeersluwe Bemmelsedijk ook richting Park Lingezegen. Daarnaast worden langs de Steltsestraat voetpaden aangebracht waarmee ook de wandelroutes richting Lent op een goede wijze gefaciliteerd worden.

Openbaar Vervoer

Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Waalsprong. Maatregelen op het gebied van (hoogwaardig) openbaar vervoer leveren een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat uit trein, Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) en uit stads-en streeklijnen. Voor de Stelt Oost liggen de dichtstbijzijnde bushaltes op de Turennesingel en de Laauwikstraat. Daarnaast is station Nijmegen Lent vanuit de Stelt Oost goed bereikbaar.

Gemotoriseerd verkeer

De stedelijke hoofdwegen in de Waalsprong zijn onderdeel van de toegangswegen naar de stad en vervullen een functie voor het verbinden van stadsdelen en de bereikbaarheid met de regio. Voor het oostelijk deel van Nijmegen Noord fungeren de Vrouwe Udasingel en de Turennesingel als hoofdontsluitingswegen. Voor de Stelt-Oost zal vooral de Turennesingel als ontsluitingsroute gelden. Vanaf de Turennesingel geldt de Steltsestraat als erftoegangsweg tot de Stelt-Oost. De Bemmelse Dijk heeft geen functie voor het ontsluiten van het gemotoriseerd verkeer vanuit de Stelt-Oost. Ook de Vossenpelssestraat wordt niet gebruikt voor het ontsluiten van de Stelt-Oost; alleen de bestaande kavel die reeds op de Vossenpelssestraat is ontsloten zal via deze route bereikbaar blijven. De Vossenpelssestraat, die momenteel als eenrichtingsstraat is ingericht, zal worden geknipt en zal voor gemotoriseerd verkeer een doodlopende straat vanuit het noorden worden. Hieronder is dat schematisch weergegeven in afbeelding 4.14.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP23500-ON01_0026.png"

Afbeelding 4.14 - indicatieve verkeers- en parkeerstructuur inclusief ontsluiting De Stelt-Oost

Voor de inrichting van de Stelt-Oost wordt uitgegaan van de volgende principes:

  • 1. Inrichting als verblijfsgebied
  • 2. Geen doorgaand verkeer binnen de wijk
  • 3. Prioriteit voor fietsverkeer om autogebruik te verminderen

Bovenstaande principes betekenen dat binnen de Stelt-Oost een maximumsnelheid van 15km/u vanwege een inrichting als een woonerf. De woonstraten in het gebied moeten voldoende maat hebben om de veiligheid van het verkeer te kunnen waarborgen, ook op aansluitingen (voldoende zicht).

4.14.2 Parkeren

Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Parkeren in Nijmegen – Auto en Fiets 2020-2030”. Daarnaast kent Nijmegen een Facetbestemmingsplan parkeren). Op basis van dit bestemmingsplan moet voldaan worden aan de beleidsregels parkeren. Zo ook in dit bestemmingsplan. In de beleidsregels parkeren wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de parkeernormen. Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan deze regels ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen. De omgevingsvergunning wordt getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen conform de dan geldende beleidsregels. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels. De parkeernormering is bepaald aan de hand van de stedelijkheidsgraad. Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. Conform de gebiedsindeling valt De Stelt-Oost in de categorie '2e Schil'.

Naast het parkeren voor auto's verdient ook het fietsparkeren de aandacht. Voor woningen geldt echter dat dit is opgenomen in het bouwbesluit. Voor overige functies geldt een fietsparkeernorm zoals vastgelegd in de beleidsregels parkeren.

4.15 Kabels en leidingen

De planlocatie bevat geen kabels en/of leidingen die van zulk belang zijn dat deze bestemd dienen te worden en daarmee een beschermingsregime krijgen.

4.16 Duurzaamheid en klimaatadaptatie

4.16.1 Klimaatadaptatie

Ons klimaat verandert. De regionale stresstesten die zijn uitgevoerd hebben laten zien dat de regio gevoelig is voor alle klimaateffecten: te nat, te droog, te heet en overstroming. Een te veel aan verstening en het ontbreken van voldoende groen verergeren de problemen van te nat, te droog en te heet. In 2018 heeft de regio deze kwetsbaarheden digitaal in kaart gebracht in een regionale klimaateffectatlas, de storymap. Deze regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.

Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Deze RAS is een interactief proces met overheden - gemeenten, waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland - in de regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal, en met regionale stakeholders. De gemeente Nijmegen gaat de RAS vertalen naar een Lokale Adaptatie Strategie met lokale ambities en opgaven.

In het GRP 2017-2023 ligt accent op klimaatadaptatie en op de visie om als stad klimaatbestendig te zijn in 2050. Daarom zal extra aandacht aan duurzame stedelijke ontwikkeling worden gegeven, die rekening houdt met meer groen in de stad om hittestress tegen te gaan en minder verharding om beter met hevige regenval om te kunnen gaan. In de onderstaande paragrafen worden dieper ingegaan op de maatregelen die genomen worden.

4.16.2 Natuurinclusief bouwen

Natuurinclusief bouwen zet Nijmegen in om natuur te integreren bij zowel de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen als de directe omgeving. Dit zijn maatregelen die helpen om de negatieve effecten van de klimaatverandering te verminderen zoals hittestress, wateroverlast en droogte en om de biodiversiteit te vergroten. Kijk in de paragraaf Natuur voor een nadere uitwerking van natuurinclusief bouwen.

4.16.3 Klimaatadaptieve maatregelen

Naast natuurinclusief bouwen kunnen nog meer maatregelen genomen worden om ons aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden door de klimaatverandering.

Denk bijvoorbeeld aan:

  • Een zoveel mogelijk groen ingerichte omgeving met niet meer dan noodzakelijke verharding van wegen, fiets-/voetpaden en terrassen. Met het vele groen ontstaat een natuurlijke piekberging voor neerslag en het zorgt voor minder hittestress en droogte.
  • Het verwerken van hemelwater op de plek waar het valt omdat dan verderop in het afvoertraject geen overlast kan veroorzaken. Groen en water dragen bij aan het ter plekke vasthouden en verwerken van regenwater zowel in de openbare ruimte als op particulier grondgebied.
  • Vermijd grote gesloten verharde parkeervlakken of voorzie ze van voorzieningen zoals pergola's om lokale oververhitting te beperken. Half open parkeerterreinen/waterdoorlatende tegels zijn ook goede opties.
  • Gevelgroen en groendaken dragen bij aan een betere waterberging en terugdringen van hittestress.
  • Overstekken en geïntegreerde zonneweringen in gebouwen voorkomen hittestress.

Zie de paragraaf Water en Natuur voor nadere uitwerking.

4.16.4 Beeldkwaliteitsplan

Het beeldkwaliteitsplan (BKP) is een toetsingskader voor de inrichting van het gebied. Het BKP gaat ook in op vorm en uiterlijk van gebouwen en kan ook opmerkingen bevatten over voorkomen van hinder (geluid, schaduw, lichthinder, bezonning) en het integreren van duurzame energie (zonnepanelen), materiaalgebruik (bv gebruik van hout) en ruimtegebruik (inrichting terreinen).

In de beschrijving van de planfilosofie van BKP De Stelt-Oost is aangegeven dat dit onderdeel van De Stelt zich onderscheidt van De Stelt-Noord en –Zuid door nog meer klimaatbestendig te bouwen. Dit geldt voor de bebouwing als wel voor de openbare ruimte. Naast het natuurinclusief bouwen wordt ook gedacht aan bouwen met houtbouw in combinatie met groene daken en gevels. Door het warmtenet van de Waalsprong te combineren met zonne-energie zijn op relatief eenvoudige wijze energieneutrale woningen te realiseren. Het dijklandschap benadrukt de landschappelijke setting waarin ruimte is voor waterberging maar ook hittestress voorkomen wordt.

4.16.5 Energie

Nijmegen heeft de ambitie om in 2045 energieneutraal te zijn. Dit is uitgewerkt in de nota Duurzaamheid in Uitvoering. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het energieverbruik en kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de doelstelling. De kansen zitten in het beperken van de energiebehoefte, het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Gemeente Nijmegen stelt dit instrument kosteloos ter beschikking aan planontwikkelaars binnen de gemeentegrenzen.

4.16.5.1 Energiebehoefte beperken

De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.

De huidige regelgeving stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuwe woningen. Vanaf 1 juli 2020 is bijna energie neutrale bouw (BENG) de norm. Woning dienen op basis van deze norm ontworpen te worden. Vervolgens kan er getoetst worden om indien het budget te krap is voor volledig energieneutrale woningen, die elementen achterwege te laten (zoals zonnepanelen) die bij een verdere verduurzamingsslag alsnog toegevoegd kunnen worden, terwijl er wel een optimale gebouwschil en daarop afgestemde installatie ontworpen worden.

4.16.5.2 Hernieuwbare energie opwekken

De resterende energiebehoefte kan (deels) worden opgewekt met zonne-energie. Nijmegen heeft de ambitie dat alle geschikte daken vol liggen met zonnepanelen. Naast de standaard zonnepanelen komen er ook steeds meer andere opties op de markt, denk bijvoorbeeld aan geïntegreerde zonnedaken en -gevels en zonnedakpannen.

4.16.5.3 Aardgasvrij

Per 1 juli 2018 moeten nieuwbouwwoningen aardgasvrij zijn. Het gaat om alle nieuwbouwwoningen die op of na 1 juli 2018 worden ingediend voor een omgevingsvergunning. Alternatieven voor verwarmen met aardgas zijn aansluiten op het warmtenet of verwarmen met een warmtepomp. Voor het plangebied geldt een aansluitplicht op het warmtenet.

Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor een Warmte-Koude opslagsysteem. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele nabijgelegen andere gebruikers van bodemwarmte en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem in ogenschouw genomen moeten worden.

4.16.6 Duurzame mobiliteit

Het autobezit in Nederland neemt nog altijd toe. Dit leidt tot opstopping van de wegen en uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuilende stoffen. Om alternatief vervoer aantrekkelijk te maken, kan in de ontwikkeling rekening worden gehouden met:

  • Goede voorzieningen voor fietser en voetganger
  • Toegankelijkheid van openbaar vervoer
  • Voorzieningen voor (elektrische) deelmobiliteit, zoals (bak)fiets, scooter en auto

Daarnaast komen er naar verwachting steeds meer elektrische auto's in het straatbeeld. We adviseren om hierop in te spelen door te zorgen voor voldoende capaciteit van het elektriciteitsnet en laadvoorzieningen. Voor meer details zie paragraaf Verkeer en parkeren.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels) zijn voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Planmethodiek

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

5.2 Systematiek van de planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

5.3 Beschrijving per bestemming

Enkelvoudige bestemmingen 

De bestemmingen Groen, Natuur-1, Tuin, Verkeer en Wonen zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.

Binnen de bestemming Wonen zijn de volgende maximale goot- en nokhoogten voor de daar aanwezige bestaande woningen opgenomen:

  • goot 4 m, nok 7 m
  • goot 5 m, nok 8 m

Combinatiebestemmingen 

De bestemming Woongebied is een combinatiebestemming. Deze bestemming is opgenomen om meerdere hoofdfuncties toe te staan. Het gaat in dit geval om de functies wonen, verblijfsgebied en ontsluitingswegen. Het gaat daarbij om vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde, aaneengebouwde en gestapelde woningen. Verder is bepaald dat de woningen in verschillende deelgebieden daar bepaalde maximale goot- en nokhoogten mogen hebben, te weten:

  • goot 9 m, nok 11 m
  • goot 10 m, nok 12 m
  • goot 10 m, nok 14 m
  • goot 17 m en nok 19 m

De hoofdverkeersontsluiting van de woongebieden dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting' dan wel binnen een afstand van 10 meter aan weerszijden van deze aanduiding. Omdat in dit gebied nog niet vaststaat hoe de (openbare) ruimte tussen de wegen en de bebouwing wordt ingericht, zijn binnen de bestemming ook verkeersfuncties (zoals wegen, trottoirs en fietspaden), verblijfsgebieden (zoals pleinen, parken en plantsoenen), en ontsluitingswegen mogelijk. Daarnaast zijn de bij de diverse functies behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, parkeren, verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen mogelijk.

Dubbelbestemmingen 

De bestemmingen Waarde Archeologie - 3 en Waterstaat - Waterkering zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen samen met enkelvoudige bestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.

Algemene gebruiksregels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven).

Algemene aanduidingsregels

Er is in het bestemmingsplan sprake van drie zogenoemde 'algemene aanduidingsregels': overige zone - ontsluiting, vrijwaringszone - dijk en wetgevingszone - waarde archeologie 1. Algemene aanduidingsregels hebben betrekking op een bepaald gebied dat betrekking heeft op gronden met verschillende bestemmingen.

De gebiedsaanduiding 'overige zone - ontsluiting' regelt dat ter plaatse van deze gebiedsaanduiding en binnen 10 meter aan weerszijden daarvan hoofdontsluitingswegen ten behoeve van de woongebieden mogen worden aangelegd.

De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' heeft betrekking op de beschermingszone van de dijk. In het plan is geregeld dat deze gronden mede bestemd zijn voor de bescherming, het onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Specifieke aanduidingsregel

In dit bestemmingsplan is er sprake van één specifieke aanduiding. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van Woongebied - archeologie NAP 7,80 m" worden de aanwezige archeologische waarden beschermd.

Overige regels 

De overige regels hebben betrekking op de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening, de berging van hemelwater, en de voorrangsregeling bestemmingen.

Overgangs- en slotregels 

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

Het plangebied is in eigendom bij de gemeente Nijmegen. Via gronduitgifte kunnen kosten verhaald worden. Een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk. De financiële haalbaarheid is daarmee gegarandeerd.

6.2 Financiële haalbaarheid

De grondexploitatie van de Stelt geschiedt voor rekening en risico van de gemeente Nijmegen conform de GREX Waalsprong. Uitgangspunt is een in financieel-economisch opzicht haalbaar bestemmingsplan. Op basis van het beoogde woningbouwprogramma is dit veiliggesteld. Indien alle gronden gemeentelijk eigendom zijn, is een exploitatieplan niet nodig. Via de gronduitgifte kan immers kostenverhaal plaatsvinden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor de procedure van dit ontwerpbestemmingsplan zal een vooraankondiging worden gepubliceerd. De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage liggen. Voorafgaand aan de zienswijzenprocedure zal een (digitale) inloopbijeenkomst plaatsvinden.

7.2 Overleg

Het plan zal aan diverse overlegpartners worden aangeboden, waaronder het Waterschap Rivierenland en Provincie Gelderland.

Met het Waterschap Rivierenland is intensief overleg gepleegd tijdens het planproces en zij zijn/worden nauw betrokken bij de inrichting van het plangebied. Voor de uitvoering van de plannen is een Realisatie Overeenkomst (ROK) gesloten tussen het Waterschap Rivierenland en gemeente Nijmegen.

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Overzicht onderzoeksrapporten

Bijlage 2 en 3: bodemonderzoeken

Bijlage 4: grondwateronderzoek

Bijlage 5: stikstofrapport

Bijlage 6: natuuronderzoek

Bijlage 7: cultuurhistorische analyse