direct naar inhoud van 3.6 Natuur & Landschap
Plan: Nijmegen Midden - 11 (Jan Luykenstraat-Ruusbroecstraat e.o.)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP2011-OH01

3.6 Natuur & Landschap

Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998

De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt “cumulatieve effecten” genoemd.

De ontwikkeling heeft geen invloed op de Natuurbeschermingswet.

Flora en Fauna

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

Zorgplicht en Verbodsbepalingen

In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit is gedaan aan de hand van Flora- en faunawet quick scan plangebied Ruusbroeckstraat en omgeving (14 juli 2011). Uit het onderzoek komt naar voren dat de sloop van de woningen tot gevolg heeft dat een onbekend aantal vaste rust- en verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw, steenmarter en kraamverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis verloren gaan.

Ten behoeve van de Gewone Dwergvleermuis is een najaarsonderzoek uitgevoerd (Najaarsonderzoek vleermuizen Ruusbroeckstraat en omgeving, 12 oktober 2011). Er zijn in het plangebied weinig gewone dwergvleermuizen waargenomen. Zwermactiviteit is niet waargenomen en er is in het plangebied slechts een paarverblijf gevonden. Op basis van deze resultaten wordt aangenomen dat geen van de te slopen panden betekenis heeft als winterverblijf voor groepen vleermuizen. Een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet is niet nodig voor de ingreep. Wel heeft een mannetje een paarverblijf in een van de te slopen woningen aan de Jan Luykenstraat. Hiervoor moeten mitigatiemaatregelen worden getroffen.

Het mitigatieplan (Mitigerende maatregelen beschermde soorten Ruusbroeckstraat, 16 september 2011) geeft een maatregelen pakket van tijdelijke en permanente voorzieningen die noodzakelijk zijn om overtreding op de flora en faunawet te voorkomen.

Tijdelijke voorzieningen

De sloop van nestplaatsen van huismus en gierzwaluw en paarverblijven en kraamverblijven van gewone dwergvleermuizen kan nadelige effecten op de lokale populatie hebben. Om nadelige effecten te voorkomen worden in de periode van de sloop tot realisatie van de nieuwbouw mitigerende maatregelen getroffen gericht op het in stand houden van het huidig aanbod aan nest- en verblijfplaatsen. Indien deze maatregelen in acht worden genomen blijft de potentiële functionaliteit van het plangebied voor de huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis in stand en worden met betrekking tot de functie “verblijfplaats” geen verbodsbepalingen overtreden. Voor de huismus en gierzwaluw wordt aangenomen dat er maximaal 30 geschikte nestplaatsen in de te slopen bebouwing aanwezig zijn. Voor de gewone dwergvleermuizen bieden de potentiële verblijfplaatsen samen ruimte voor een kolonie van maximaal 100 dieren.

Permanente voorzieningen

In de nieuwbouw dienen voorzieningen te worden getroffen om gebruik van de nieuwbouw als kraamverblijf, paarverblijf en eventueel winterverblijf door de gewone dwergvleermuis mogelijk te maken. Nieuw te plaatsen verlichting bij de nieuwbouw kan de functionaliteit van potentiële verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis beperken. Door gebruik te maken van een neerwaartse lichtstraal waarbij de verlichting volgens een lineaire opstelling en juiste inclinatie geplaatst wordt kan het aandeel strooilicht in de omgeving aanzienlijk terugbrengen.

Voor de huismus is in samenwerking met Vogelbescherming de vogelvide ontworpen. De vogelvide biedt geschikte nestplaatsen voor de huismus en sluit tegelijkertijd aan op het bouwbesluit. Door het plaatsen van vogelvides in overgang dak/dakgoot worden voldoende nestplaatsen gecreëerd voor huismussen.

Voor de gierzwaluw worden in de nieuwbouw 30 kasten aangebracht zodat er voldoende nestplaatsen worden gecreeerd

Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Aanbevelingen en mitigerende maatregelen uit de quick-scan moeten worden nagestreefd om overtreden van de flora en fauna wetgeving te voorkomen.

Groenhoofdstructuur

Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig.

Niet Gesprongen Explosieven:

Het gebied valt niet binnen het risicogebied voor niet gesprongen explosieven. Er zijn daarmee geen extra maatregelen. Mocht er een toevalstreffer worden gevonden dan geldt het protocol 'Toevalstreffer CE uit de 2e WO'.