direct naar inhoud van 3.6 Groen
Plan: Buitengebied Dorp Lent - 29 (Fietsbrug en aanpassing Snelbinder Lent)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01

3.6 Groen

Europees beleid

Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn

De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn maken deel uit van de Europese regelgeving en zijn van kracht in alle Europese lidstaten. Beiden kennen een gebiedsbeschermings- en een soortenbeschermingscomponent. Het aspect soortenbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is in de Nederlandse Flora- en Faunawet opgenomen. De uiterwaarden van de Waal zijn aangemeld als Speciale Beschermingszone voor de Vogelrichtlijn en het gebied van de Gelderse Poort is tevens aangemeld als Speciale Beschermingszone voor de Habitatrichtlijn. Vanuit de Europese regelgeving dienen ingrepen in of nabij deze gebieden getoetst te worden op hun effecten ten aanzien van de beschermde status.

Nationaal beleid

Binnen de Nederlandse natuurwetgeving hebben twee wetten specifiek betrekking op de bescherming van de natuur. Het gaat hierbij om de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet. De Flora- en Faunawet richt zich specifiek op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet zich beperkt tot de bescherming van specifiek aangemerkte gebieden.

Flora- en Faunawet

De bescherming van plant- en diersoorten is geregeld in de Flora- en Faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.

Het plangebied dient door middel van een quick scan onderzocht te worden op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten.

Flora- en faunaonderzoek

Door Bureau Waardenburg is in 2010 onderzoek gedaan naar het voorkomen van soorten die beschermd zijn ingevolge de Flora- en faunawet. Daarbij is getoetst of er ten aanzien van eventueel aanwezige beschermde soorten negatieve effecten optreden als gevolg van de realisatie van knoop Lent. Tevens is getoetst of er ten aanzien van Natura 2000-gebieden en/of de EHS negatieve effecten zijn te verwachten.

Hoofdconclusie is dat op voorhand de Flora- en faunawet het bestemmingsplan niet in de weg lijkt te staan. Om er zeker van te zijn dat negatieve effecten op beschermde soorten tijdens de realisatie wordt voorkomen wordt nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek zal begin 2011 starten en uiterlijk eind september 2011 zijn afgerond. In dit onderzoek wordt bijzondere aandacht besteed aan het voorkomen van vleermuizen. Mocht uit dit onderzoek naar voren komen dat er inderdaad negatieve effecten zijn te verwachten dan worden in of nabij het plangebied compenserende en/of mitigerende maatregelen getroffen. Hiervoor zijn voldoende mitigatiemogelijkheden in de directe omgeving beschikbaar.

Als voorkomen wordt dat de nabijgelegen beschermde gebieden door de ingreep worden verstoord door bijvoorbeeld licht en geluid, is er tevens geen sprake van negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal en de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Aangezien de voorgenomen realisatie niet leidt tot toename van licht en geluid zijn negatieve effecten derhalve niet te verwachten.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. In de vigerende wet zijn twee categorieën beschermde gebieden: beschermde natuurmonumenten (particulier eigendom) en staatsnatuurmonumenten (staatseigendom). Handelingen binnen beschermde gebieden die de wezenlijke kenmerken van het gebied aantasten zijn in principe verboden, en worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgsbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen (de natuurwaarden die in het gebied worden nagestreefd) in gevaar kunnen brengen, moeten worden onderzocht.

De bescherming van Speciale Beschermingszones in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is verankerd in de Natuurbeschermingswet.

In (de directe omgeving van) de Waalsprong liggen de volgende beschermde gebieden:

- de Waal inclusief uiterwaarden (Vogelrichtlijn);

- de Gelderse Poort (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0006.png"

Begrenzing Nationaal Landschap Gelderse Poort

Gezien de afstand van dit bestemmingsplan tot de Nb-wet gebieden zijn er geen effecten te verwachten.

Provinciaal beleid

Streekplan Gelderland 2005-2015

In het Streekplan Gelderland 2005-2015 wordt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van nationaal niveau vertaald naar het provinciale niveau. De EHS is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. In (de directe omgeving van) de Waalsprong vallen de volgende gebieden binnen de EHS:

- Uiterwaarden van de Waal;

- Landgoed Oosterhout;

- Fort Benedenwaal;

- Park de Woerdt (ten oosten van de Waalsprong).

Bij aantasting van de EHS is het compensatiebeginsel van toepassing. Dat betekent dat wanneer natuur- en landschapswaarden en recreatieve waarden verloren gaan, deze elders moeten worden gecompenseerd zodat per saldo geen kwaliteitsverlies optreedt en een duurzame situatie blijft bestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0007.png"

Het Regionaal plan 2005-2020 geeft de gemeenschappelijke beleidsambities weer voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Aangezien het Regionaal Plan wordt beschouwd als uitwerking van het Streekplan fungeert het tevens als toetsingskader voor lokale plannen. Voor natuur is dit vastgelegd in de 'Richtlijn compensatie natuur en bos'. Als er voor een bepaalde ontwikkeling bos of een deel van een natuurgebied moet verdwijnen, dan is het beleid van de provincie heel helder. Het provinciale Streekplan (2005) zegt daarover: het totale oppervlak aan natuur en bos in de provincie mag niet verminderen. Waar iets verdwijnt, zal dat op een andere plaats vervangen moeten worden.

Gezien de afstand van dit bestemmingsplan tot de EHS zijn er geen effecten te verwachten.

Gemeentelijk beleid

Groenstructuurplan Nijmegen Rijk aan Groen (1997)

Met behulp van het groenstructuurplan 'Nijmegen Rijk aan Groen' geeft de gemeente richting aan haar groenbeleid en bepaalt ze de kaders en richtlijnen voor toekomstige ontwikkelingen. Het groenstructuurplan vervult hierbij de rol van een sturingsinstrument voor zowel de korte als de lange termijn en geeft een samenhangend toekomstbeeld voor de onbebouwde, openbare ruimte gericht op een kwalitatief aantrekkelijke stad. Met als centrale doelstelling het realiseren van een leefbare, groene stad om in te wonen, te werken en te recreëren.

Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • 1. inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • 2. een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • 3. vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • 4. de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

Voor de Waalsprong ligt de uitdaging in het integreren van het karakter van het oude land in het nieuwe (stedelijke) landschap. Bestaande groene lijnen kunnen zo een rol krijgen in de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt nieuwbouw bij uitstek de kans om wijken integraal op te zetten en rood en groen in balans vorm te geven. Vanuit ecologisch en recreatief oogpunt is het van belang om goede verbindingen met het omliggende landschap te realiseren.

Handboek Stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing.

De hoofdpunten van het beleid zijn als volgt:

1. Niet alle bomen in Nijmegen zijn gelijk; we maken onderscheid tussen de hoofdboomstructuur en de zogenaamde buurtbomen. Binnen de hoofdboomstructuur staan alle bomen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit/kwaliteit van Nijmegen. In de hoofdboomstructuur wordt gestreefd naar compleetheid en gaafheid. Bomen moeten hier tot volle wasdom kunnen komen. Om die reden geldt een stringent afwegingskader. De bomen die geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur, noemen we de “buurtbomen”. Dit zijn bijvoorbeeld bomen op woonerven, speelveldjes en langs sportvelden. Voor buurtbomen geldt een minder stringent kader.

2. Duidelijke kaders en uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen; bij aanleg of herstructureringen in de openbare ruimte dient zowel boven- als ondergronds voldoende ruimte te worden gecreëerd om een duurzame en vitale ontwikkeling van bomen te waarborgen.

3. Duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van het boombeheer; met name in de naoorlogse periode en de grootschalige stadsuitbreidingen in de jaren '80 en '90 is niet altijd voldoende geïnvesteerd in goede groeiomstandigheden. Vanwege erfenissen uit het verleden hebben we te maken met toenemende kosten voor het boombeheer (gevoeligheid voor ziekten, wortelopdruk, veiligheidsrisico's en overlast). Het Handboek Stadsbomen geeft aan welke beheerskeuzen moeten worden gemaakt om de kwaliteit van ons bomenbestand duurzaam te waarborgen tegen aanvaardbare kosten. Centrale gedachte daarin is dat een verschuiving plaatsvindt van sturing op kwantiteit (aantallen bomen) naar sturing op kwaliteit (gezondere bomen, mooiere bomen).

4. Kapvergunningen objectiever, transparanter en beter reproduceerbaar: met de vaststelling van het Handboek is een puntensysteem voor kapvergunningen geïntroduceerd. Uitgangspunt en doelstelling hiervan is dat een meer integrale en evenwichtige afweging van belangen plaatsvindt.

5. Gezien de leeftijdopbouw van het bomenbestand zal de komende jaren een deel van de Nijmeegse bomen het einde van hun levensduur bereikt. Bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Om die reden wordt een vervangings- en verjongingsplan opgesteld.

Binnen dit bestemmingsplan behoort de Graaf Alardsingel tot de hoofdbomenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0008.jpg"

Uitsnede hoofdbomenstructuur (2009)

Richtlijn Natuur Nijmegen (2004)

De wijze waarop in Nijmegen omgegaan wordt met de natuurwetgeving is nader uitgewerkt in de Richtlijn Natuur. Bij de Richtlijn Natuur horen ook de Natuurwaardenkaart en de Natuurkalender. De Natuurwaardenkaart laat in één oogopslag zien waar in Nijmegen welke beschermde soorten zich bevinden. De Natuurkalender geeft aan wanneer welke werkzaamheden wel of niet mogen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij zowel om reguliere beheer- en onderhoudswerkzaamheden als om bouw-, cultuur- en civieltechnische werkzaamheden.

Waardevolle en monumentale bomen

Dit zijn individuele exemplaren die dusdanig waardevol zijn, dat specifieke bescherming gewenst is. In 2010 is een inventarisatie gedaan en zijn de waardevolle en monumentale gemeentelijke bomen in kaart gebracht. Om de status te bepalen zijn meerdere criteria gehanteerd:

  • Leeftijd (minimaal 50 jaar), conditie (levensverwachting minimaal 10 jaar) en habitus;
  • ruimtelijke betekenis voor de omgeving (sfeerbepalend, structuurbepalend, herkenningspunt);
  • cultuurhistorische betekenis;
  • ecologische betekenis, genetische waarde;
  • uitzonderlijk formaat, snoeiwijze e.d..

De groeicondities van deze monumentale bomen en boomgroepen worden in het bestemmingsplan veiliggesteld.

In dit bestemmingsplan komen geen bomen voor van de lijst monumentale en waardevolle gemeentelijke bomen.

Groenstructuur

Binnen het plangebied zijn met name de lindenbomen uit 1950 langs de Griftdijk Noord kenmerkend. Indien deze door de uitvoering van het plan niet behouden kunnen worden, dan wordt aanbevolen om deze bomen in de directe omgeving te compenseren. Enerzijds om het talud van de fietsbrug landschappelijk in te passen en te verfraaien naar de omgeving toe en anderzijds om een groene ecologische structuur te creëren in combinatie met beplanting van het talud.