direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woudweg 18a en 't Woud 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0071-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer woont aan de Woudweg 18a te Nijkerk. De huidige bewoning vindt plaats in een verbouwde schuur met een oppervlakte van 112 m² waarvan de bewoning wordt gedoogd. De initiatiefnemer wil graag door middel van een herstructurering een nieuw woonhuis bouwen op zijn perceel. De gemeente heeft in het verleden geen medewerking verleend aan het toekennen van een woonbestemming op het perceel Woudweg 18a. Het standpunt van de gemeente om zondermeer een woonbestemming toe te kennen aan het perceel is nog steeds valide.

In 2011 heeft het college, mede naar aanleiding van de handhaving van de illegaal opgerichte bebouwing, de verzoeken van de familie Van den Ham nogmaals beoordeeld en heeft toen geconstateerd, dat de gedoogbesluiten van de familie Van den Ham en het laten bewonen van de schuur op zich een werkbare maar op den duur een ongewenste oplossing is voor partijen.

Het kunnen realiseren van de nieuwe woning betreft een maatwerkoplossing die beleidsmatig past binnen het functieveranderingsbeleid. Hiervoor zijn onder andere sloopmeters nodig van voormalige agrarische opstallen. Voor het kunnen realiseren van de woning op het perceel Woudweg 18a is 800 m² aan sloopmeters voldoende, omdat deze locatie met (voormalige) agrarische opstallen ligt in het extensiveringsgebied overeenkomstig het reconstructieplan.

Op het perceel Woudweg 18a staat een voormalige agrarische schuur met een oppervlakte van 112 m². Deze schuur zal worden gesloopt. In het functieveranderingsbeleid is de mogelijkheid opgenomen om sloopmeters van andere locaties toe te voegen. Om in aanmerking te komen voor het aantal vierkante meters van 800 moeten de overige sloopmeters ook uit extensiveringsgebieden komen.

In de bestemmingsplanherziening is ook het perceel 't Woud 4 meegenomen. Het agrarisch bedrijf op deze locatie, liggende in het extensiveringsgebied, zal worden beëindigd en de 415 m² te slopen agrarische bebouwing zal worden gekocht door initiatiefnemer en ingezet voor het kunnen realiseren van de woning op het perceel Woudweg 18a. De bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning met de resterende bijgebouwen en de woonbestemming wordt verkleind ten opzichte van het voormalige agrarische bouwperceel overeenkomstig het functieveranderingsbeleid.

Bovengenoemde 527 m² worden aangevuld met de aankoop door initiatiefnemer van de al wegbestemde geregistreerde sloopmeters op het perceel Kamersteeg 2 met een oppervlakte van 438 m². In het verleden was hier een agrarisch bedrijf gevestigd en deze vierkante meters bestaan uit voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Ook deze locatie ligt in het extensiveringsgebied. De totale oppervlakte aan meters is hiermee 965 en voldoende om een woning te kunnen realiseren.

Deze ruimtelijke ingreep op verschillende locaties in het extensiveringsgebied van het buitengebied van Nijkerk draagt per saldo bij aan een afname van de verstening van het buitengebied. Bovendien kan door deze maatwerkoplossing een einde komen aan de gedoogde bewoning van een voormalige agrarische schuur op het perceel Woudweg 18a en wordt het gestopte agrarische bedrijf op het perceel 't Woud 4 een passende bestemming gegeven.

Het benodigde aantal te slopen vierkante meters is uiteraard niet het enige aspect dat van belang is om de woning op het perceel Woudweg 18a mogelijk te maken. Het perceel wordt ingericht volgens het door aanvrager opgestelde landschappelijke inpassingsplan, zodat aan te leggen beplanting passend is bij het omliggende landschap.

Om de ontwikkelingen mogelijk te maken, dient er een bestemmingsplan procedure doorlopen te worden. Hierbij speelt ook de landschappelijke inpassing van de nieuwe woning en beplanting een belangrijke rol.

1.2 Ligging plangebied

Woudweg 18a

Het perceel Woudweg 18a ligt in het oostelijke deel van het buitengebied van Nijkerk, tegen de grens met de gemeente Putten aan. Op onderstaande afbeelding is het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0001.png"

Afbeelding - Ligging plangebied Woudweg 18a (bron: Bing Maps)

't Woud 4

Het perceel 't Woud 4 ligt ten westen van het perceel Woudweg 18a, eveneens in het buitengebied van Nijkerk. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0002.png"

Afbeelding - Ligging plangebied 't Woud 4 (bron: Bing Maps)

Totale plangebied

Onderstaande afbeelding bevat een totaalbeeld van beide plangebieden en de ligging daarvan ten opzichte van de kern Nijkerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0003.png"

Afbeelding - Ligging plangebieden ten opzichte van de kern Nijkerk (bron: Bing Maps)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het geldende bestemmingsplan voor het perceel Woudweg 18a is het bestemmingsplan Buitengebied 1975. Het perceel was opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009, echter delen van dat plan zijn niet in werking getreden vanwege het onthouden van goedkeuring door de provincie. Dit geldt ook voor het perceel Woudweg 18a en grote delen van de directe omgeving. Daarom wordt voor onderhavig perceel teruggevallen op het bestemmingsplan Buitengebied 1975. In dat bestemmingsplan geldt voor dit perceel de bestemming "Agrarisch met landschappelijke waarde met bouwperceel".

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0004.png"

Afbeelding - Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 1975 (de donkergroene aanduiding markeert het bouwperceel waar bebouwing mag worden opgericht)


Het geldende bestemmingsplan voor het perceel 't Woud 4 is het bestemmingsplan Buitengebied Nijkerk 2009, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Nijkerk op 26 maart 2009 en grotendeels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 10 december 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0006.png"

Afbeelding - Uitsnede geldend bestemmingsplan voor 't Woud 4 en voor de volledigheid het niet geldende bestemmingsplangedeelte voor Woudweg 18a

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader van rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 gaat nader in op de gewenste ontwikkeling. Hoofdstuk 4 beschrijft de milieutechnische en andere randvoorwaarden die aan de orde zijn bij dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de planregels. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
    Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
    De natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.


In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met de voorgenoemde nationale belangen is omgegaan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende belangen:

  • Rijksvaarwegen.
  • Project Mainportontwikkeling Roterdam.
  • Kustfundament.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en waddengebied.
  • Defensie.
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • Elektriciteitsvoorziening.
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Ecologische hoofdstructuur.
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Enkel de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is van toepassing op het perceel Woudweg 18a. De eisen vanuit het Barro ten aanzien van de EHS zijn echter van toepassing op de provinciale verordeningen en niet rechtstreeks op bestemmingsplannen. In onderhavig geval is het beleid voor de EHS doorvertaald in de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Watertoets (2001, wettelijk verplicht sinds 2003)

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor het plangebied. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Veluwe zijn in de watertoets meegenomen.

2.2 Provinciaal beleid

Streekplan Gelderland (2005)

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Voor onderhavig plangebied zijn vooral de thema's "Functieverandering van gebouwen in het buitengebied" en "Ecologische Hoofdstructuur" (bij Woudweg 18a) van belang.

Functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen door middel van bestemmingswijziging van het perceel naar een kleiner perceel ‘wonen’ zal door toepassing van verevening per saldo een positieve bijdrage aan de omgevingskwaliteit leveren. De wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving worden met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet aangetast. Derhalve is functieverandering naar wonen ook toepasbaar in het groenblauwe raamwerk.

Saldering is ook mogelijk voor kleinere functieveranderingen die in hun samenhang bezien worden. In die zin dat vervangende nieuwbouw op andere locaties dan het vrijgekomen bouwperceel waar de sloop plaatsvindt mogelijk is, mits de gemeente vanuit een visie op haar buitengebied meerdere initiatieven voor functieverandering in samenhang beoordeelt. Voorwaarden zijn dat het schuiven van bouwlocaties een meerwaarde voor de gebiedskwaliteiten oplevert en gelijktijdig planologisch geregeld wordt. In onderhavig plan is hiervan sprake.

Binnen de Ecologische Hoofdstructuur geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. In paragraaf 4.4 is een dergelijk onderzoek opgenomen. Hieruit blijkt dat de EHS niet significant wordt aangetast.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

In december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. In 2012 is de RVG gedeeltelijk herzien. Met de RVG stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De voorschriften in de RVG zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn onder andere verstedelijking, wonen, detailhandel, waardevol open gebied en het nationaal landschap.

Van belang is dat bestemmingsplannen waarbij een provinciaal belang in het geding is, dit provinciaal belang niet in strijd is met de voorziene ruimtelijke ontwikkeling.

In het kader van dit bestemmingsplan valt op te merken dat de ontwikkeling waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft niet in strijd is met een provinciaal belang, waardoor ook de RVG niet in het geding is.

Reconstructieplan Gelderse Vallei (2005)

Het reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost is een plan om de ruimtelijke en milieuproblematiek in het gebied, grofweg begrensd door de Veluwe, de Randmeren, de A27, de Kromme Rijn en de Nederrijn, in de komende 12 jaar aan te pakken.

Het reconstructieplan moet de problemen die zich voordoen in het landelijk gebied (de 'gestapelde' problematiek) in de concentratiegebieden integraal aanpakken en moet een goede ruimtelijke structuur bevorderen, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur. Daarnaast moet de reconstructie het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur verbeteren. De problematiek binnen de bebouwde kom van dorpen en steden in het gebied is geen onderdeel van dit plan.

De reconstructiegebieden zijn in drie zones onderverdeeld, namelijk landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Het plangebied (beide locaties) vallen geheel binnen het extensiveringsgebied. De extensiveringsgebieden zijn zo gepositioneerd dat zij een goede bijdrage leveren aan het ontstaan van een netwerk van duurzame ecosystemen. Robuustheid en interne buffering zijn de filosofie voor de keuze van de gebieden. De gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van, en de potentie tot ontwikkeling van bijzondere natuurwaarden, de milieu- en wateropgaven en de kansen voor het realiseren van een netwerk van duurzame ecosystemen. Ook het veiligstellen van de waarden door een goede interne buffering (door de omvang van de gebieden), heeft daarbij voorop gestaan.

In het reconstructieplan is het beleid voor functieverandering primair gericht op ruimtelijke kwaliteitswinst door ontstening van het landelijk gebied.Om dit budgetneutraal te laten plaatsvinden, wordt sloop van voormalige bedrijfsbebouwing financieel gecompenseerd door het ter plaatse toestaan van een extra woonfunctie, dan wel een niet-agrarische bedrijfsfunctie.

Wonen is een milieuvriendelijke en duurzame gebruiksvorm met weinig groeipotentie en een geringe verkeersaantrekkende werking.Als vervolgfunctie heeft wonen over het algemeen de voorkeur boven werken. Met name in kwetsbare gebieden worden de negatieve effecten van wonen geringer geacht ten opzichte van een nieuwe bedrijfsfunctie.

Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten (2008)

Regio De Vallei heeft in 2008 een beleidsnotitie opgesteld, getiteld 'Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten. In deze notitie zijn voorwaarden opgenomen waaronder niet-agrarische bedrijven kunnen uitbreiden. Regio De Vallei heeft in 2012 een nadere invulling van het beleidsstuk vervaardigd. Deze nadere invulling is inmiddels door de provincie Gelderland geaccordeerd. De gemeenten die onderdeel uitmaken van Regio De Vallei zullen elk voor zich besluiten over de notitie met de nadere invulling. Ook aan de gemeenteraad van Nijkerk wordt de 'nadere invulling' ter besluitvorming voorgelegd.

In het beleid voor functieverandering naar Wonen staat voor Regio De Vallei voorop, dat er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dat kader wordt het Wonen gezien als een aantrekkelijke vervangende functie in geval van stoppende of gestopte agrarische bedrijven. Het Streekplan zet daarbij in op het hergebruik van vrijkomende voormalige agrarische gebouwen.

De regio opteert, evenals de provincie, voor hergebruik van de vrijkomende bebouwing, maar is van mening dat de bebouwingskarakteristiek van vrijgekomen bedrijfsgebouwen in deze regio in veel gevallen zodanig is, dat hergebruik vanuit bouwkundig en ruimtelijk oogpunt niet wenselijk is. De lage en kwalitatief slechte bebouwing van (voormalige) kalver-, varkens- of pluimveestallen is vaak ongeschikt om er nieuwe wooneenheden van te maken. In veel gevallen is slopen van deze opstallen en de nieuwbouw van een of meerdere wooneenheden de enige optie om een, qua beeldkwaliteit, welstand en bouweisen, geschikte woning te maken. Waar het sloop betreft, wil de Regio het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht Oost als vertrekpunt nemen.

Het realiseren van extra wooneenheden na sloop van gebouwen, verloopt via een stappenplan, waarbij in de eerste plaats hergebruik van bestaande bebouwing aan de orde is. Als dit niet mogelijk is, worden de mogelijkheden voor vervangende nieuwbouw van een woongebouw met soms meerdere wooneenheden verkend. Dit kan ter plaatse van de vrijgekomen bebouwing, behalve in het landbouwontwikkelingsgebied maar wel in het verwevingsgebied indien dit voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk is. In de volgende tekst wordt de werkwijze beschreven.

Hergebruik van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning is zonder meer mogelijk. als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor ombouw naar wooneenheden, dan is nieuwbouw van één of twee (geschakelde) woongebouwen met één of meerdere wooneenheden mogelijk. Daarbij geldt dat wanneer er meer wordt gesloopt dan 1.000 m², of 800 m² als de sloopmeters uit het extensiveringsgebied komen, één woning met een maximale inhoud van 600 m³ kan worden gerealiseerd. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • De maximale inhoud per wooneenheid is 600 m³.
  • Bij de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt een bijgebouw toegestaan van maximaal 150 m².
  • Bij het nieuw te bouwen woongebouw mag maximaal 70 m² bijgebouw per wooneenheid worden gebouwd.
  • Het woonperceel bedraagt maximaal 1.500 m².
  • Bij de beoordeling worden de voorwaarden gehanteerd zoals ze zijn benoemd in hoofdstuk 4 van de regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten. Zo moet de functieverandering landschappelijk worden ingepast, mag deze niet leiden tot milieuhinder voor de omgeving en geldt de gemeentelijke Welstandsnota als toetsingskader in geval van vervangende nieuwbouw.

Onderhavig plan is ten aanzien van het perceel Woudweg 18a een maatwerkoplossing die past binnen het regionale beleid voor functieverandering.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030

De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 30 juni 2011 de Structuurvisie Nijkerk Hoevelaken 2030 vastgesteld. In deze Structuurvisie geeft de gemeente haar ambities voor de toekomst weer. Deze visie gaat uit van de bestaande kracht van de kernen Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken onder de noemer 'Ontwikkelen, koesteren, verwelkomen'.

Relevant beleid voor onderhavig plan is het volgende. Ten aanzien van wonen stelt de Structuurvisie dat moet worden ingezet op een realistisch bouwprogramma met onderscheidende kwaliteit. In dit kader moet worden ingespeeld op de kwalitatieve wensen van de eigen inwoners en vestigers. Inbreiding gaat daarnaast voor uitbreiding waarbij transformatie kansen biedt voor wonen in combinatie met andere functies als voorzieningen, detailhandel en cultuurhistorie.

In de Structuurvisie is tevens een globale indeling in landschapstypologieën opgenomen. De landschapstypologie voor Woudweg 18a is heideontginningslandschap. Voor 't Woud 4 is dit het kampenlandschap.

Het heideontginningslandschap was vroeger heide, maar is nu grasland en bouwland. Het heeft een rechthoekige verkaveling en doordat veel beplanting is verdwenen is het gebied relatief open en lopen veel onverharde paden door het gebied. Het beleid is gericht op de aanleg van de oorspronkelijke houtwallen, singels en poelen en herstel van de verkaveling.

Het kampenlandschap bestaat uit onregelmatige blokvormig verkavelde percelen met houtwallen en heggen als afscheidingen. Het wordt veelal gebruikt als grasland. Het gemeentelijk beleid is gericht op het herstel van houtsingels en wallen, watergangen en bosjes en het behoud van de verkaveling.

Naast bedrijfswoningen bij de (niet-)agrarische bedrijven tref je in eht buitengebied een groot aantal burgerwoningen aan. Verspreid over het buitengebied, maar toch vooral geconcentreerd langs de uitvals- en hoofdverbindingswegen. Een deel daarvan is als burgerwoning gebouwd en een deel is ontstaan uit een voormalig agrarisch bedrijf. woningen op voormalige agrarische bedrijven houden vaak nog wat vee als hobby. De verwachting is dat de vraag naar woningen in de toekomst toeneemt, zowel van binnenuit (eigen streek), als van buitenaf.

Wonen in eht buitengebied is een kwaliteit (wonen in het groen) die hoort bij het woningaanbod in Nijkerk. Er worden geen nieuwe woningen gerealiseer din het buitengebied, tenzij dit structureel bijdraagt aan de instandhouding, kwaliteitsverbetering en een duurzaam beheer van het buitengebied. Dit kan in de vorm van functieverandering (ontstening en tegengaan van verrommeling) of in de vorm van landgoederen aan de oostkant van rijksweg A28. Wonen is vooral richten op het behoud van bestaande landschappelijke kwaliteit en verrommeling van woonerven tegengaan door clusteren en compacte situering van hoofd- en bijgebouwen.

Onderhavig plan speelt in op de visie van de gemeente, zoals opgenomen in de structuurvisie en is dan ook niet in strijd daarmee.

Welstandsnota (2012)

In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze welstandsnota bestaat uit een ruimtelijke atlas en een welstandskaart. De atlas fungeert als een soort raamwerk voor het ruimtelijk beleid en de welstandskaart als een overzichtelijke toetsinstrument.

Op de welstandskaart is te zien dat het perceel Woudweg 18a onder het reguliere welstandsregime valt en het perceel 't Woud 4 onder een beperkt welstandsregime.

Voor het beperkte welstandregime doet het bestemmingsplan in de regel uitspraken over oppervlakte en hoogte van de bebouwing, zonder in te gaan op de ruimtelijke vormgeving. Een beperkt welstandsregime beperkt zich tot de volgende aspecten:

  • het aansluiten bij de ruimtelijke structuur van de omgeving: open, half open of gesloten verkaveling;
  • het reageren op de bebouwing aan laan, straat of plein of in bouwblok: vrijstaand, twee aaneen gebouwd, in rijen, grondgebonden of gestapeld;
  • het handhaven of versterken van de specifieke kenmerken van het gebied: stedelijk, suburbaan, dorpsachtig of landelijk;
  • de vormgeving van de overgang tussen openbaar en privé gebied: haag, hek of muur.

Bij een regulier welstandsregime wordt het gebouw niet alleen in haar omgeving, maar ook als zelfstandig object getoetst, de architectonische benadering. Op dit niveau doet ook een beeldkwaliteitplan uitspraken over de uitstraling en verschijningsvorm van de bebouwing, zonder de architectuur geheel vast te leggen. Een regulier welstandsregime neemt ook de volgende aspecten mee:

  • de geleding van het bouwvolume: verschillende bouwhoogten, accenten zoals torens of grote openingen
  • de vormgeving van de gevel: verticale, horizontale, neutrale of onregelmatige geleding
  • de keuze van de dakvorm: plat, hellend vlak of kap, zoals lessenaars-, zadel-, schilddak of mansardekap
  • het gebruik van compositorische middelen: erkers, luifels, balkons, loggia’s
  • het gebruik van decoratieve middelen: (uitkragende) daklijsten, raamlijsten, gevelbanden.

Bij de erfinrichting dient rekening gehouden te worden met deze welstandscriteria. Dit geldt vooral voor het perceel Woudweg 18a, waar het reguliere welstandsregime van toepassing is en waar daadwerkelijk nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal hier nadere aandacht aan worden besteed.

Woon visie 2012+, Keuze voor kwaliteit

In de Woonvisie legt Nijkerk haar lange termijn ambitie op het gebied van woningbouw vast. In september 2012 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Woonvisie 2012+ vastgesteld. De kern van de ambitie van Nijkerk is het tegemoetkomen aan de woonwensen van de huidige en toekomstige inwoners van Nijkerk. Concreet heeft Nijkerk vier beleidsambities:

1. Bouwen voor de lokale en regionale behoefte
Het is de Nijkerkse ambitie om in de periode tot en met 2030 3.400 woningen realiseren. Hiermee willen wij voorzien in de lokale en regionale woningbehoefte. We maken hierbij onderscheid tussen de lange termijn ambitie die gebaseerd is op de behoefte die voortvloeit uit de demografische ontwikkelingen en de korte termijn behoefte die beïnvloed wordt door de ontwikkelingen op de woningmarkt. Deze laatste zijn aanleiding om voor de komende jaren uit te gaan van een nieuwbouwprogramma van ongeveer 100 woningen per jaar.
De gemeente wil woningen bouwen voor de lokale en regionale behoefte. Dat betekent dat er extra aandacht zal worden besteed aan de mogelijkheden van de lage en middeninkomensgroepen, de positie van starters en gezinnen op de woningmarkt, de bijzondere doelgroepen (verblijfsgerechtigden en arbeidsmigranten) en voldoende aanbod van specifieke vormen van wonen met zorg voor senioren en mensen met een beperking.

2. Kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving

Niet alleen de kwaliteit van de nieuwbouw, maar ook die van de bestaande voorraad is belangrijk. Uit woningmarkt onderzoek blijkt dat een kwart van de inwoners van onze gemeente een achteruitgang in de kwaliteit van de woning en de woonomgeving ervaart. De komende jaren richten we ons daarom op de verbetering van de woonomgeving van de bestaande wijken de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad.

3. Keuzevrijheid en zelfredzaamheid
Keuzevrijheid betekent dat de huidige en toekomstige inwoners van Nijkerk zelf kunnen kiezen waar en hoe zij willen wonen. Daarom is het van belang dat er de komende jaren een stabiele en gedifferentieerde woningbouwproductie gerealiseerd wordt. Dit zorgt ervoor dat er altijd een keuze is op basis van woningtype, prijsklasse en locatie (woonmilieu).

Vanwege de huidige economische situatie wordt daarbij een extra (vierde) beleidsambitie toegevoegd:

4. Woningbouw die doorstroming bevordert en kwaliteit voor de lange termijn

Deze ambitie drukt uit dat de gemeente focust op het in beweging brengen van de verhuisketen. Waar mogelijk probeert de gemeente bestaande woningen bereikbaar te maken voor starters. De woningzoekenden in Nijkerk zijn het meest gebaat bij doorstroming waardoor een hele verhuisketen op gang komt. Iedere verhuizing biedt de woonconsument de mogelijkheid om te verhuizen naar een woning die beter aansluit bij zijn woonwensen. De omvang en samenstelling van de jaarlijkse nieuwbouwproductie is sterk bepalend voor de doorstroming in Nijkerk. Daarom moet de nieuwbouwproductie er op gericht zijn de doorstroming in de verschillende marktsegmenten zoveel mogelijk te stimuleren. Een vuistregel is dat iedere nieuwbouwwoning gemiddeld drie verhuizingen tot gevolg heeft.

Beleidsnota cultuurhistorie

Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.

Archeologie

In 2006 is de Monumentenwet (1988) gewijzigd en in 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat debodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Archeologische beleidskaart

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Bij bodemingrepen dient vooraf vastgesteld te worden of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig zijn. In geval van de aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze door planaanpassing in de bodem behouden te worden of door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd. De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn. In paragraaf 4.6 is aangegeven welke verwachtingswaarden voorkomen in het plangebied.

De verschillende verwachtingswaarden brengen aanvullende regels met zich mee die in de legenda van de archeologische beleidskaart staan beschreven. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de juridische kant van de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden. Omdat het nooit met zekerheid is uit te sluiten dat toch enkele archeologische waarden aanwezig zijn, zal de gemeente Nijkerk bij het verlenen van omgevingsvergunningen de vergunninghouder wijzen op haar plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Nijkerk.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".

Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  • 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  • 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  • 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  • 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Het kampenlandschap wordt gekenmerkt door grote afwisseling en beslotenheid. Bijzonder is het reliëf door essen (enken) en kleine steilranden. De kampen (velden) en essen worden veelal omzoomd door houtwallen en bosjes. Zowel voor behoud van de identiteit van dit landschapstype als voor versterking van natuurwaarden, is het van belang deze houtwallen en bosjes te handhaven en te herstellen. Dit type landschap is kleinschalig en besloten door de vele landschapselementen zoals lanen, houtwallen, bomenrijen, solitaire bomen, boscomplexen en kleinere hakhoutbosjes. Op een aantal plekken is zichtbaar dat er gaten vallen in houtwallen en dat de vitaliteit van laanbomen achteruit gaat. Juist deze structuurelementen bepalen voor een groot deel het karakteristieke beeld van het kampenlandschap. Erven worden gekenmerkt door boomgaarden, erfrandbeplantingen, boerentuinen en monumentale bomen.

Binnen de gemeente Nijkerk neemt de heideontginning een bijzondere plaats in. Naast de karakteristieke rechtlijnige structuur zijn er cultuurhistorische en ecologische waarden. De rechtlijnige structuur van het gebied dient behouden te blijven. De laanbeplanting draagt in belangrijke mate bij aan de versterking van deze structuur. Behoud en versterking van deze laanbeplanting wordt bewerkstelligd in een project.

Voor Woudweg 18a is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld, waarbij wordt aangesloten op de karakteristieken van het heideontginningslandschap en deze ook als zodanig worden versterkt. Om te voorkomen dat de karakteristieken van het heideontginningslandschap in de toekomst alsnog verloren kunnen gaan, is het behoud daarvan opgenomen in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Voor 't Woud 4 is geen sprake van nieuwe bebouwing, enkel van de sloop van bestaande bebouwing. Om te voorkomen dat de karakteristieken van het kampenlandschap ter plaatse verloren kunnen gaan, is het behoud daarvan opgenomen in de regels en op verbeelding van dit bestemmingsplan.

Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.

Waterplan (2006)

Het Waterplan bestaat uit twee delen.

  • Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
  • Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.

Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.

De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:

  • Samen werken aan water en ruimte;
  • Voort met afkoppelen;
  • Aanpak grondwaterproblematiek;
  • Verbeteren waterkwaliteit en ecologie;
  • Bevorderen gebruik en beleving van water;
  • Water en vuur;

In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de waterhuishouding en watertoets van het onderhavige plan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande situatie

Woudweg 18a

De huidige bewoning vindt plaats in een verbouwd voormalig agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de bewoning wordt gedoogd. Dit voormalige agrarische bedrijfsgebouw is gesitueerd op het agrarische bouwperceel. De ontsluiting van het agrarische bouwperceel vindt plaats via de zuidzijde. Deze sluit aan op de Woudweg.

Onderhavig erf ligt in het Heideontginningslandschap. Het landschap kenmerkt zich door de afwisseling van open velden die worden begrensd door houtwallen en bospercelen. De Woudweg is een ontginningsweg. Vanaf deze weg is de heide ontgonnen. In de ondergrond zijn minimale hoogteverschillen te vinden. Op de hogere dekzandruggen liggen de bospercelen. Soms is de dekzandrug precies herkenbaar, omdat een bosperceel dan precies de dekzandrug volgt.

De Woudweg is grotendeels voorzien van laanbeplanting, de bebouwing is soms van de weg af gelegen en soms direct aan de weg. De kavelgrenzen van de erven zijn veelal voorzien van houtwallen.

't Woud 4

Op dit perceel bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. Er is een (voormalige) bedrijfswoning aanwezig en diverse agrarische opstallen. Er is sprake van een onregelmatige verkaveling in de directe omgeving, waarbij een deel van de kavels omzoomd wordt door houtwallen. Het landschap is dan ook te karakteriseren als een houtwallenlandschap, waarvan de landschappelijke waarde 'half open' is. 't Woud wordt ontsloten via de Woudweg aan de zuidzijde en de Shoenlapperweg aan de oostzijde.

3.2 Ruimtelijke beschrijving van het plan

Woudweg 18a

Voor het plan is door het Gelders Genootschap een erfadvies geschreven. Het volledige erfadvies is opgenomen in bijlage 1. De uitgangspunten en randvoorwaarden voor de nieuwe inrichting zijn hierna weergegeven.

Om de functieverandering en het bouwen van een nieuwe woning op het perceel Woudweg 18a mogelijk te maken, zijn de volgende randvoorwaarden als uitgangspunt gehanteerd:

  • Alle bestaande opstallen aan de Woudweg 18a worden gesloopt, aan de Kamersteeg 2 wordt 495 m² gesloopt en aan 't Woud wordt 415 m² gesloopt (inclusief Woudweg 18a bedraagt het totaal 1.022 m² aan te slopen opstallen).
  • De opstallen aan 't Woud 4 dienen gesloopt te zijn en er moet planologisch geregeld zijn dat hier niets wordt teruggebouwd, alvorens de woning aan de Woudweg 18a gebouwd mag worden. Dit geldt ook voor de bebouwing aan de Kamersteeg 2.
  • Er mag maximaal 70 m² aan bijgebouwen worden gebouwd aan de Woudweg 18a.
  • Voor het volgen van de planologische procedue dienen een aantal onderzoeken te worden aangeleverd. Onder andere een erfadvies inzake de inrichting van het perceel aan de Woudweg 18a.

De nieuwe woning met bijgebouw wordt als nieuw erf op de bestaande kavel aan de Woudweg 18a geplaatst. De bestaande houtwal en bomenrijen op de kavelgrenzen vormen daarbij een reeds bestaand landschappelijk kader.

  • Ten behoeve van de herkenbaarheid van de functie van het perceel wordt de nieuwe woning met het nieuwe bijgebouw meer naar voren op de kavel geplaatst, zodat deze vanaf de weg beleefd worden. De woning wordt vormgegeven als een robuust enkelvoudig hoofdvolume met een zadeldak. Het materiaalgebruik richt zich met name op dat wat er in de directe omgeving voorkomt (baksteen, hout, pannen, glas en donkere kleuren). Het bijgebouw wordt ondergeschikt en passend bij de woning vormgegeven. Het bijgebouw wordt achter de voorgevel van de woning gesitueerd. De voorgevel van de bestaande te slopen schuur is qua materialisering een goed voorbeeld voor het nieuwe te bouwen bijgebouw.
  • De voortuin mag naar wens worden ingericht. Een informele opzet van de voortuin past goed in het buitengebied. De bestaande toegangsweg biedt een goed vertrekpunt voor een informele opzet, mede door de ligging uit het midden van de kavel en door de materialisering van het pad. De initiatiefnemer heeft aangegeven aan te willen sluiten bij een informele opzet en ambieert een natuurlijke voortuin. Mocht toch verharding van de toegangsweg gewenst zijn dan kan deze in halfverharding of klinkerverharding worden uitgevoerd. Ook kan alleen het karrespoor verhard worden waartussen dan een onverharde ‘middenberm’ ligt (zie referentiebeelden in bijlage 1).
  • De achterzijde van het erf ligt op een dekzandrug en is relatief hoog gelegen. Van oudsher komen bospercelen voor op de dekzandruggen. Deze zou achter op het erf hersteld kunnen worden. Dit is optioneel, een andere invulling, met een boomgaard behoort ook tot de mogelijkheden. Belangrijk is dat de kavelgrenzen aan de west- en aan de oostzijde fors worden beplant/aangevuld.
  • Om de nieuwe bebouwing een achtergrond te geven kan gebruik gemaakt worden van de bestaande beuken op het erf. Deze kunnen ook naar een andere plek op het erf verplaatst worden, bij voorkeur ten noorden van de nieuwe bebouwing.
  • De bomen aan de westzijde van het erf wordt aangevuld met elzen zodat deze een doorgaande rij gaat vormen met de reeds aanwezige eiken en berken op de kavelgrens.
  • De houtwal op de kavelgrens aan de oostzijde van het erf blijft behouden en wordt indien er geen bosje aan de noordzijde van het erf wordt aangeplant, doorgezet tot aan de noordelijke kavelgrens.
  • In de zuidwest-hoek van het erf wordt extra begeleidende inheemse beplanting geplant om de oversteek van wild te bevorderen. De dubbele bomenrij van Es en Berk aan de zuidzijde van het perceel blijft behouden. Deze bomenrijen mogen wel opgekroond worden om zicht vanuit de woning onder de bomen door te creëren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0007.png"

Afbeelding - Landschappelijk ontwerp toekomstige situatie (bovenzijde is het westen, bron: B4O)

't Woud 4

Op het perceel 't Woud 4 vinden geen significante wijzigingen in de erfinrichting plaats. Enkele voormalige agrarische opstallen worden gesloopt ten behoeve van de functieverandering op het perceel Woudweg 18. De voormalige bedrijfswoning blijft behouden, maar krijgt een andere functie, namelijk woondoeleinden.

3.3 Functionele beschrijving van het plan

Woudweg 18a

Op dit perceel wordt de agrarische bestemming met bouwperceel (deels) gewijzigd in een woonbestemming.Hoewel de functie al woondoeleinden betrof, worden deze met onderhavig bestemmingsplan gelegaliseerd, hetzij enigszins naar het zuiden op het perceel.

't Woud 4

Onderhavig perceel wordt gewijzigd van een agrarische functie naar een woonfunctie. De voormalige bedrijfswoning wordt daarbij omgezet naar een burgerwoning ten behoeve van woondoeleinden, in plaats van (agrarische) bedrijfsdoeleinden.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Algemeen

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een planologische en milieuhygiënische afweging plaats te vinden. Hoewel het een beperkte planologische aanpassing betreft, geldt dit ook voor de onderhavige situatie. Hierna wordt een afweging gemaakt op de relevante aspecten.

4.2 Waterhuishouding

Beleidskader

De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.


Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)

De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.


Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.


Waterplan provincie Gelderland

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe

In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.


Gemeentelijk Waterplan

Op 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad het "Gemeentelijk Waterplan" vastgesteld. In het waterplan heeft de gemeente samen met Waterschap Vallei & Eem (inmiddels Vallei & Veluwe) het lokale waterbeleid vastgelegd. Verder sluit het waterplan aan bij het waterplan van de provincie Gelderland en het waterbeheerplan van Waterschap Vallei & Eem.

De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:

  • Samen werken aan water en ruimte;
  • Voort met afkoppelen;
  • Aanpak grondwaterproblematiek;
  • Verbeteren waterkwaliteit en ecologie;
  • Bevorderen gebruik en beleving van water;
  • Water en vuur.

Alle nieuwe ontwikkelingen worden, afhankelijk van de ligging, aan een van deze streefbeelden en de daarbij behorende omschrijving, getoetst.

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is op 13 juni 2013 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Opgemerkt wordt dat de plannen separaat zijn doorlopen op de website van de digitale watertoets. Ten aanzien van het waterschapsbelang, moeten beide plannen echter als een geheel worden gezien. Voor het totaal geldt echter eveneens dat er een afname van bebouwing en verharding plaatsvindt. De beoordeling van de plannen volgt hieronder.

Beoordeling

Woudweg 18a

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Opgemerkt wordt dat, hoewel dit niet uit de digitale watertoets niet als probleem naar voren is gekomen, tussen de Woudweg en het betreffende perceel een waterloop voorkomt van het Hoogste Ecologische Niveau (HEN-water). Aangezien het plan niet voorziet in ontwikkelingen ter hoogte van deze watergang, vormt dit geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan. Tevens geldt voor dit deel van het plangebied reeds een vergunningplicht (in verband met de landschappelijke waarde 'reliëf') voor het dempen van watergangen.

't Woud 4

Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelangen wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het Waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het Waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
Het Waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het Waterschap vraagt de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap toe te passen.

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.3 Milieuaspecten

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   richtafstand rustige woonwijk  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  


De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Woudweg 18a

In de omgeving van dit perceel zijn geen niet-agrarische bedrijven aanwezig. Wel is er sprake van een intensieve veehouderij in de nabije omgeving, namelijk te Woudweg 16/16a en een grondgebonden veehouderij te Woudweg 11. In het geval van Woudweg 16/16a is echter sprake van een andere woonbestemming (Woudweg 18) die reeds dichterbij dit bedrijf is gelegen dan het perceel Woudweg 18a. De afstand tussen de intensieve veehouderij en Woudweg 18a bedraagt circa 125 meter.

Ten aanzien van de grondgebonden veehouderij te Woudweg 11 komt de woonbestemming voor onderhavig perceel enigszins dichterbij te liggen. De afstand bedraagt echter nog steeds circa 150 meter, wat ruim voldoende is.

De betreffende agrarische bedrijven worden dan ook niet belemmerd in de bedrijfsvoering.

't Woud 4

In de omgeving van dit perceel zijn geen niet-agrarische bedrijven aanwezig. Wel is er sprake van een tweetal intensieve veehouderijen in de nabije omgeving, namelijk te 't Woud 6b en Schoenlapperweg 13. In beide gevallen is echter sprake van andere woonbestemmingen die reeds dichterbij deze bedrijven liggen dan het perceel 't Woud 4. De betreffende intensieve veehouderijen worden dan ook niet verder belemmerd in de bedrijfsvoering.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.3.2 Geluid

Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Woudweg 18a

Voor onderhavig plan is in maart 2013 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2. De conclusie is hierna weergegeven.

De nieuwe woning ligt buiten de bebouwde kom. Er is in de zin van de Wet geluidhinder sprake van een buitenstedelijk gebied. De nieuwe woning ligt alleen in de geluidzone van de Woudweg.

Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwe woning een geluidbelasting (Lden) zal ondervinden van maximaal 35 dB. Dit is ruim lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB conform de Wet geluidhinder. Deze wet vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de nieuwe woning aan de Woudweg 18a.

Omdat de verkeersintensiteit op de Woudweg is geprognosticeerd (244 motorvoertuigen per etmaal in 2023), is ook bepaald hoeveel motorvoertuigen op de Woudweg moeten rijden, om de geluidbelasting hoger te laten zijn dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Hieruit blijkt dat er meer dan 5.300 mvt/etmaal moeten rijden om de voorkeurswaarde te voerschrijden. Gezien de plaatselijke situatie, kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit op deze weg altijd lager zal zijn dan deze intensiteit.

De geluidbelasting, zonder aftrek art. 110g Wgh, beraagt maximaal 40 dB. Dit betekent dat de karakteristieke geluidwering van de verblijfsgebieden minimaal 20 dB moet bedragen. Normaliter wordt met moderne standaard bouwmaterialen (dubbele beglazing, geïsoleerd dak, normale ventilatievoorzieningen) voldaan aan de minimale geluidwering van de gevels.

't Woud 4

Voor dit perceel wordt de functie van bedrijfswoning gewijzigd in die van een burgerwoning. Aangezien het gebruik reeds wonen was en dat ook in de toekomst blijft, is er functioneel gezien geen wijziging van de huidige situatie. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.3.3 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

Woudweg 18

Bij de voorgenomen ontwikkeling worden nieuwe gevoelige bestemmingen gerealiseerd. Kijkend naar het toekomstig gebruik van de gronden ten behoeve van wonen, moeten humane risico's vanwege bodemverontreiniging onderzocht worden. Hiervoor is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 3. De conclusie is hierna weergegeven.

Zintuiglijk zijn in de vaste bodem geen noemenswaardige bijmengingen aan bodemvreemde materialen waargenomen. Ter plaatse van boring 1, 11 en 23 t/m 27 is een puinlaag aanwezig, van maaiveld tot maximaal 0,5 m-mv. Zintuiglijk zijn geen asbestverdachte materialen in de bodem en/of puinverharding waargenomen.

In de vaste bodem zijn licht verhoogde gehalten aan minerale olie aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarde, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium, koper en zink aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren voor de voorgenomen functiewisseling van de locatie en is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd.

't Woud 4

Het voormalige bedrijf zal op grond van de onderliggende vergunning wellicht een eindsituatie bodemonderzoek moeten uitvoeren. Dit zal worden meegenomen met de sloop van de opstallen die zullen worden aangewend voor de realisatie van de woning op het perceel Woudweg 18a. Verder is er voor bodem geen onderzoek nodig.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.3.4 Externe veiligheid

Algemeen

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.

Risico's in en rondom het plangebied

Woudweg 18a

Inrichtingen
Ten zuidoosten van Woudweg 18a, aan de andere zuidkant van de Woudweg, is ter plaatse van Woudweg 11 een agrarisch bedrijf gelegen. Op dit perceel is een propaantank aanwezig met een inhoud van 5.000 liter. Hiervoor geldt een PR-contour van 40 meter. Dit zogenaamde plaatsgebonden risico geeft de zone aan waarbinnen zich geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen bevinden, zoals woningen, kinderdagverblijven etc.. Deze propaantank ligt echter op een afstand van circa 165 meter van het plangebied verwijderd en vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

Transportroutes
In of nabij Woudweg 18a bevinden zich geen transportroutes waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Buisleidingen
In of nabij Woudweg 18a bevinden zich geen buisleidingen waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0009.png"

Afbeelding - Uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

't Woud 4

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0010.png"

Afbeelding - Uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Inrichtingen
In of nabij 't Woud 4 bevinden zich geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen.

Transportroutes
In of nabij 't Woud 4 bevinden zich geen transportroutes waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Buisleidingen
In of nabij 't Woud 4 bevinden zich geen buisleidingen waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.3.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg is alleen toegestaan aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Woudweg 18a

De bouw van een woning te Woudweg 18a voldoet aan de de noemer "niet in betekenende mate". Tevens is de locatie op een afstand van circa 360 m van de N303 Voorhuizerweg gelegen, wat de dichtstbijzijnde provinciale weg is. Er zijn geen rijkswegen in de nabijheid van woudweg 18a.

't Woud 4

Ook deze locatie voldoet aan de noemer "niet in betekenende mate". Tevens is de locatie op een afstand van circa 1.700 m van de N301 Barneveldseweg gelegen, wat de dichtstbijzijnde provinciale weg is. Er zijn geen rijkswegen in de nabijheid van 't Woud 4.

Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plan.

4.4 Ecologie

Algemeen

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.


Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.


Natura 2000

Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".

Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Om te bezien of er beschermde dier- en plantsoorten in het plangebied aanwezig zijn, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Er wordt verwezen naar de desbetreffende alinea, zoals hierna is opgenomen.

Woudweg 18a

Voor Woudweg 18a geldt dat het Natura 2000-gebied "Veluwe" op een afstand van circa 2,1 km is gelegen. Aangezien in de huidige situatie reeds sprake is van een woongebruik en dit gebruik in de toekomst wordt voortgezet, hetzij gelegaliseerd, is er geen sprake van aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Voor deze locatie geldt dat het in zijn geheel is gelegen binnen de EHS. Mede hierdoor is de uitvoering van een ecologisch onderzoek noodzakelijk. Er wordt verwezen naar de desbetreffende alinea, zoals verderop is opgenomen.

't Woud 4

De locatie 't Woud 4 ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied. Ook ligt deze locatie niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur.

Onderzoek

In 2012 een quickscan flora en fauna uitgevoerd naar de locatie Woudweg 18a. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 4. De conclusie is hierna weergegeven.

EHS

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura2000-gebied, maar wel in de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur heeft de functie natuur.

  • Zover te bepalen in het kader van de quickscan zijn er geen significante negatieve gevolgen te verwachten voor de functionaliteit en de kernkwaliteiten van de Ecologische Hoofdstructuur.

Vogels

De te slopen opstallen en groenstructuren binnen het plangebied worden gebruikt als broedlocatie voor algemeen voorkomende vogelsoorten.

  • De rooi- en sloopwerkzaamheden zullen buiten het broedseizoen van de aanwezige soorten moeten plaatsvinden.

De huismus broedt nabij het plangebied.

  • Om deze soort te helpen kunnen (advies) zogenaamde vogelvides worden toegepast bij de nieuwbouw.

Flora- en faunawet

Er zijn geen (streng of strikt) beschermde plant- en diersoorten aangetroffen binnen het daadwerkelijke plangebied.

  • Op basis van deze bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn voor het plangebied.


Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora- en faunawet van toepassing:

  • Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.

Advies

Bij de toekomstige inrichting van het plangebied kan rekening worden gehouden met het stimuleren van natuurwaarden. Bij nieuwe beplanting (heggen, heesters en bomen) is het gebruik van inlandse, bloem- en vruchtdragende soorten aan te bevelen. Gebruik van inlandse soorten is vooral voor insecten en daarmee voor vleermuizen, maar ook voor vogels geschikt. Om de biodiversiteit te bevorderen kunnen zogenaamde kruidenranden rondom het perceel worden aangelegd.
Deze kruiden zorgen voor een toename van insecten en prooidieren die weer uilen, en vleermuizen aantrekken. Om in de toekomstige situatie nestgelegenheid te creeren voor soorten als de huismus, kunnen bij de bouw van de nieuwe woning zogenaamde "vogelvides" worden toegepast.

Voor zover bovenstaande aandachtspunten in acht worden genomen, vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat voor de locatie 't Woud 4 eveneens geldt dat sloop van de opstallen niet mag plaatsvinden binnen het broedseizoen en dat ook hier de zorgplicht onverminderd van toepassing is.

4.5 Verkeer en parkeren

Zowel voor het perceel Woudweg 18a als voor het perceel 't Woud 4 is sprake van woondoeleinden. Beide locaties zijn aangesloten op de openbare weg en kennen een goede ontsluiting in minimaal twee richtingen.

Op basis van de CROW-brochure "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" d.d. oktober 2012 geldt voor vrijstaande koopwoningen in het buitengebied een parkeerbehoefte van minimaal 2,0 en maximaal 2,8 parkeerplaatsen. Voor beide percelen geldt dat deze voldoende ruimte bieden om een dergelijk aantal parkeerplaatsen op eigen erf te kunnen realiseren. Een afwenteling van de parkeerdruk naar het openbare gebied is dan ook niet aan de orde.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.6 Cultuurhistorie

4.6.1 Cultuurhistorie

Algemeen

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Voor beide locaties is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.6.2 Archeologie

Algemeen

Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.


Woudweg 18a

De gemeente Nijkerk beschikt over een archeologische beleidskaart. Op deze kaart is voor het perceel in zijn geheel sprake van een middelmatige verwachtingswaarde. Op de afbeelding hierna is weergegeven hoe deze verwachtingswaarde zich verhoudt tot het plangebied. De groene lijn die het plangebied doorkruist geeft aan dat er in de nabijheid een booronderzoek heeft plaatsgevonden. Archeologisch onderzoek is pas nodig bij bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm. Deze grenzen worden voor dit perceel niet overschreden. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0012.png"

Afbeelding - Uitsnede archeologische beleidskaart  

't Woud 4

Op de archeologische beleidskaart is voor het perceel 't Woud 4 eveneens in zijn geheel sprake van een middelmatige verwachtingswaarde. Op de afbeelding hierna is weergegeven hoe deze verwachtingswaarde zich verhoudt tot het plangebied. Archeologisch onderzoek is pas nodig bij bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm. Voor deze locatie worden deze grenzen niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0071-0003_0013.png"

Afbeelding - Uitsnede archeologische beleidskaart (voor legenda: zie bovenstaande afbeelding)

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.6.3 Monumenten

Behalve een waardevol bodemarchief, zoals beschreven in subparagraaf 4.6.2, kan er ook sprake zijn waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Een vertaling van deze regelgeving in het bestemmingsplan zou dubbelop zijn. Overigens zijn in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.

Het aspect monumenten vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.7 Landschap

Woudweg 18a

De nieuwe woning op dit perceel dient zorgvuldig landschappelijk te worden ingepast. Daarom is voor deze locatie een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Er wordt hiervoor verwezen naar bijlage 5.

Ter hoogte van deze locatie is sprake van een houtwallenlandschap, met als waarde 'halfopenheid'. Tevens is er sprake van reliëf van de bodem. Ook dit is landschappelijk waardevol. Beide waarden dienen behouden te blijven en zijn derhalve opgenomen op de verbeelding en in de regels.

't Woud 4

Op dit perceel wordt enkel bebouwing gesloopt. Dit is een ontstening van het buitengebied ter plaatse. Aangezien er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht, wordt er geen afbreuk aan het houtwallenlandschap en de daarmee gepaard gaande halfopenheid gedaan. De ontstening draagt juist bij aan een betere beleving van het landschap.

Ter hoogte van deze locatie is eveneens sprake van een houtwallenlandschap, met als waarde 'halfopenheid'. Ook hier is sprake van reliëf van de bodem. Beide waarden dienen behouden te blijven en zijn derhalve opgenomen op de verbeelding en in de regels.

Het aspect landschap vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.8 Kabels en leidingen

In of nabij de beide locaties die het plangebied beslaat zijn geen ruimtelijk relevante kabels of leidingen (te denken valt aan bijvoorbeeld aardgastransportleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalverbindingen) aanwezig, die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van het plan.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

5.1 Algemeen

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor onderhavige ontwikkeling. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Onderhavig plan hanteert de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.
Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het plan bestaat uit de bestemmingen en algemene regels die in de paragraaf 5.2 worden behandeld.

Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn voornamelijk gebaseerd op de standaard plansystematiek van de gemeente Nijkerk.

Opbouw regels

De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 'Inleidende regels' geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de Begrippen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "Wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels' zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan (bestemmingsregels) en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
  • in hoofdstuk 3 'Algemene regels' staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de
    bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 'Overgangs- en slotregels' van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

5.2.1 Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden

Deze bestemming is bedoeld voor de agrarische gronden in het plangebied. Het oprichten van gebouwen is hier uitgesloten, omdat er geen sprake is van agrarische bedrijven. De aanwezige landschappelijke waarden zijn aangeduid door middel van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtwallenlandschap' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarde - reliëf'. Voor zover delen van het plangebied hiermee zijn aangeduid is een omgevingsvergunningplicht van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Daarbij valt te denken aan het dempen van sloten of het vellen en rooien van houtopstanden.

Bepaalde werken en werkzaamheden zijn uitgezonderd van deze vergunningplicht, zoals in het kader van het normale beheer en onderhoud.

5.2.2 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor het gebruik voor woondoeleinden, met de daarbij behorende woning, bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven. Omdat de woning op het perceel Woudweg 18a nieuw wordt gebouwd, geldt hiervoor een maximum inhoud van 600 m³ met een bij de woning behorend vrijstaand bijbehorend bouwwerk van maximaal 70 m². De woning op het perceel 't Woud 4 betreft een reeds bestaande woning en mag daarom de bestaande inhoud blijven behouden. Ook is het totaal toegestane oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken op dit perceel maximaal 150 m², omdat er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf.

Het is toegestaan een aan huis gebonden beroep uit te oefenen, mits de voorgeschreven oppervlaktematen niet worden overschreden.

Voor de landschappelijke inrichting op het perceel Woudweg 18a is een zogenaamde voorwaardelijke verplichting (specifieke gebruiksregel) opgenomen. Op basis van deze regel dienen de gronden te zijn ingericht overeenkomstig het inrichingsplan zoals dat is opgenomen in bijlage 1 van de regels binnen 18 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

5.2.3 Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De wijziging van de bestemmingen is geprojecteerd op gronden die in eigendom van de aanvrager zijn. De uitvoerbaarheid van het plan is in dat kader gewaarborgd.

De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Tevens is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst worden gesloten.

Het plan voorziet in de realisatie van extra bouwmogelijkheden op het perceel. De gemeente maakt echter geen kosten die op basis van art. 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op de initiatiefnemer verhaald worden, anders dan de verschuldigde leges conform de legesverordening. Een exploitatieplan behoeft bij dit bestemmingsplan niet te worden vastgesteld.

6.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

Gelet op de aard en omvang van het bestemmingsplan is afgezien van inspraak. Het plan is wel conform afspraak voorgelegd aan de bewoners op het naastgelegen perceel Woudweg 20 te Nijkerk. Zij hebben aangegeven, dat het plan op dit moment geen aanleiding geeft tot het geven van een reactie. Wel is de algemene opmerking gemaakt dat er bezwaren zijn tegen bewoning van het perceel Woudweg 18a. Zij overwegen een zienswijze in te dienen. Hiervan is kennis genomen. De reactie geeft geen aanleiding tot nadere opmerkingen in deze paragraaf en aanpassing van het plan.

Het (voor)ontwerp van het bestemmingsplan is voor vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de provincie Gelderland. De provincie heeft bij brief van 27augustus 2013 een reactie gegeven. Deze reactie is opgenomen als bijlage 6 bij deze plantoelichting. De provincie constateert dat het beleid voor wat betreft de provinciale belangen goed is verwerkt in het plan. De reactie geeft geen aanleiding tot nadere opmerkingen in deze paragraaf en aanpassing van het plan.

Het (voor)ontwerp van het bestemmingsplan is met de digitale Watertoets op 13 juni 2013 beoordeeld. Beide deelplangebieden geven aan dat er geen specifieke eisen worden gesteld ten aanzien van de wateraspecten. Hiervoor wordt verwezen naar de waterparagraaf in hoofdstuk 4.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 19 september 2013 tot en met 30 oktober 2013. Er is één zienswijze ingediend. Naar aanleiding van de zienswijze is een Notitie zienswijzen en planaanpassingen opgesteld. De wijzigingen staan daar in vermeld.