Plan: | Bestemmingsplan Spoorstraat 37, Nijkerk |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0058-0004 |
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie | richtafstand rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met een stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Ten aanzien van de milieuzonering zijn de omliggende bedrijven in beeld gebracht. Spoorstraat 29a betreft een installatiebedrijf, waarbij op locatie gasketels en dergelijke worden geïnstalleerd. Dit bedrijf valt onder de 'bouwnijverheid' SBI-1993 45 en SBI-2008 41,42,423.1 aannemersbedrijf met werkplaats en heeft een milieucategorie 2. Afstand in meters, Geur 0, Stof 10, Geluid 30, Gevaar 10, grootste afstand 30. De huidige afstand tussen deze kavels bedraagt circa 23 meter, terwijl 30 meter vereist is. Bij de daadwerkelijke realisatie van het plan zal door de gemeente nader beoordeeld worden of hier wel of geen nader (geluids)onderzoek nodig is in het kader van de vergunningverlening.
Tegenover het perceel Spoorstraat 37 zit een hotel, waarvoor een afstand van max. 10 meter geldt. Hieraan wordt voldaan.
Conform de Wet geluidhinder is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg of spoor worden gesitueerd.
Uit het onderzoek (zie bijlage 1) blijkt dat de geluidbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van:
Gezien de situatie en de berekende waarden zijn er geen reële maatregelen mogelijk om de geluidbelasting bij de nieuwe woningen te reduceren tot maximaal de voorkeurswaarde. Wel wordt voor een groot deel voldaan aan het gemeentelijke geluidbeleid. Zo hebben de nieuwe woningen een geluidluwe gevel, zoals deze in het gemeentelijke geluidbeleid is gedefinieerd voor centrumgebieden. Tevens zijn de buitenruimten aan deze gevel gelegen. Alleen aan de "eis" dat "ten minste één slaapkamer aan de geluidluwe zijde moet liggen", kan bij de twee woningen op de verdieping niet voldaan worden. De reden hiervoor is het bevorderen van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen. De achterzijde van de woningen is op het zuiden gesitueerd. Aan deze achterzijde zijn dus ook buitendeuren en terrassen (op begane grond) en balkons (op verdieping) gemaakt. In de praktijk zullen bewoners zich dikwijls aan de zuidzijde en op het balkon begeven vanwege de bezonning. De leefruimtes keuken/woonkamer zijn, waar mogelijk, om die reden aan de zuidzijde ingedeeld.
Om de nieuwe woningen te kunnen realiseren moet de gemeente Nijkerk hogere waarden tot maximaal 62 dB, ten gevolge van het railverkeerslawaai vaststellen en vastleggen in het kadaster. Om de woningen te kunnen realiseren, met de gewenste indeling op de verdieping, moeten B&W gebruikmaken van artikel 11 van het gemeentelijke geluidbeleid. Dit artikel maakt het mogelijk dat B&W kan besluiten om geen uitvoering te geven aan onderdelen van het geluidbeleid, zoals de woningindelingseis.
Wanneer wordt voldaan aan voorgenoemde verlening hogere grenswaarde, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
Kijkend naar de huidige bestemming van het perceel (in bestemmingsplan Oranjewijk onder andere Eengezinshuizen en in Nijkerk 1 een woonbestemming) wordt een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Voor de volledigheid wordt vermeld dat de locatie ligt in een gebied wat verdacht is van "Niet Gesprongen Explosieven". Bij aanzienlijk grondverzet wordt geadviseerd om voorafgaande hieraan met de gemeente contact op te nemen, zodat kan worden geadviseerd welke acties noodzakelijk zijn. Vooralsnog zal bij de aanleg echter geen grootschalig grondverzet plaatsvinden. Tevens kan eventuele vervuilde grond daardoor niet elders terecht kan komen. Het aspect bodem vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten (o.a. woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven) en beperkt kwetsbare objecten (o.a. kantoren, winkels en parkeerterreinen).
Voor externe veiligheid zijn de volgende 4 risicobronnen beoordeeld:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Vanuit luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen en is deze ontwikkeling als NIBM te betitelen (niet in betekende mate).