direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Arkerpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0050-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Nijkerk heeft voor het gebied aan de zuidwestzijde van de kern Nijkerk, gelegen in de driehoek Verbindingsweg-Arkemheenweg-A28, sinds 2004 plannen om het bedrijventerrein Arkerpoort te realiseren. In het kader van de realisatie van de hoofdwegenstructuur van Nijkerk en de ontwikkelingsplannen voor de Arkerpoort, is in 2004 het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase opgesteld. Ondanks dat het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase een goede basis vormt voor de ontwikkeling van de Arkerpoort is het bedrijventerrein tot op heden nog niet ontwikkeld.

De gemeente staat nog steeds positief tegenover de ontwikkeling van het bedrijventerrein Arkerpoort. Als gevolg van een verandering van de planologische inzichten op een aantal punten en het feit dat voor het bedrijventerrein een nieuw beeldkwaliteitplan "Werkgebied Arkerpoort" is geschreven, dient voor het bedrijventerrein Arkerpoort echter een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
Het bestemmingsplan heeft niet alleen betrekking op het bedrijventerrein Arkerpoort maar voorziet ook een deel van de rijksweg A28 van een nieuwe actuele planologische regeling. In het bestemmingsplan wordt voor wat betreft bedrijventerrein Arkerpoort ingespeeld op de veranderde inzichten en de uitgangspunten van het nieuwe beeldkwaliteitplan. Het bestemmingsplan kan voor de gronden van de rijksweg A28 gezien worden als actualisatieplan.

In verband met het streven naar uniformiteit van bestemmingsplannen in de gemeente Nijkerk wordt met dit bestemmingsplan aangesloten bij het in procedure zijnde bestemmingsplan voor het nieuwe bedrijventerrein De Flier. Het bestemmingsplan is opgesteld op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en wordt conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening in het vooroverleg gebracht. Na het vooroverleg wordt het ontwerpbestemmingsplan conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Arkerpoort" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0267.BP0050-0002);
  • planregels;
  • toelichting.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied heeft enerzijds betrekking op de A28 met bijbehorende taluds en op- en afritten. Het andere deel van het plangebied wordt gevormd door het driehoekige gebied tussen de rijksweg A28, de Verbindingsweg en de Arkemheenweg. Dit gebied is bestemd voor het bedrijventerrein Arkerpoort. De gronden behorende bij het bedrijventerrein Arkerpoort hebben een oppervlakte van 8 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0001.png"  

afbeelding - ligging plangebied (Google Earth)

1.4 Geldend bestemmingsplan

De juridische regeling voor het plangebied is momenteel vastgelegd in het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase. Dit bestemmingsplan is op 27 mei 2004 vastgesteld door de gemeenteraad van Nijkerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0002.png"  

afbeelding - uitsnede bestemmingsplan Structuurweg 2e fase

In dit bestemmingsplan heeft de A28 een verkeersbestemming gekregen. Het gebied van Arkerpoort heeft grotendeels een bedrijvenbestemming gekregen. De randen van het gebied zijn bestemd voor groenvoorzieningen. In de hoeken langs de A28 zijn hoogteaccenten toegestaan. Bovendien is in de oostelijke hoek een verkooppunt voor motorbrandstoffen mogelijk gemaakt. De ontsluiting van het de Arkerpoort is zowel mogelijk via de Arkemheenweg als via de Verbindingsweg.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • hoofdstuk 3 staat stil bij de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied. Daarnaast wordt de toekomstige situatie van het bedrijventerrein beschreven. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven;
  • in hoofdstuk 5 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 6 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan, tevens komt in dit hoofdstuk de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord.

In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op Rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze zijn doorwerking heeft gekregen in dit bestemmingsplan.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de
rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen
    Een efficiënte benutting is nodig voor een goede doorstroming op de weg, het spoor en het water. Het rijk lanceert een programma Beter benutten, waarin tal van maatregelen zijn opgenomen. De te nemen maatregelen worden door rijk, decentrale overheden en bedrijfsleven gezamenlijk per regio geïnventariseerd en gebundeld in gebiedspakketten. Uitgangspunt is om innovatief om te gaan met het benutten van de infrastructuur;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s
    Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
    Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Met voorliggend bestemmingsplan worden de bestaande rechten voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Arkerpoort voortgezet. Ondanks de verandering van een aantal planologische inzichten en een nieuw opgesteld beeldkwaliteitplan blijft de opzet van Arkerpoort in hoofdzaak hetzelfde. Hoewel voorliggend bestemmingsplan dus een actualisatie betreft van een bestaand plan is het bestemmingsplan in zekere zin wel ontwikkelingsgericht.
Om met de geplande ontwikkeling aan te sluiten bij de nationale structuurvisie is/wordt voor verschillende aspecten onderzoek uitgevoerd. Daarnaast wordt bij de planvorming rekening gehouden met (eventuele) archeologische waarden en cultuurhistorische waarden zoals het voormalige kanaal de Oude Rijn. Bovendien wordt het bestemmingsplan dusdanig flexibel dat de invulling van het terrein op een efficiënte manier kan gebeuren. 

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

In 2012 is het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

2.2.3 Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.2. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan. Daarnaast zijn de uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem in de waterparagraaf meegenomen.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het provinciale planologische beleidskader is neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 dat op 29 juni 2005 is vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het Streekplan per 1 juli 2009 beleidsneutraal omgezet naar een provinciale structuurvisie.

Leidend principe in de Structuurvisie is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. De Structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de “ruimtelijke hoofdstructuur”. Deze “ruimtelijke hoofdstructuur” bestaat uit twee raamwerken.

  • het groenblauwe raamwerk: in dit raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen;
  • het rode raamwerk: in dit raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten.


Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden te onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale hoofdstructuur. Voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt en voorziet de provincie geen expliciete sturing. Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. In het multifunctionele gebied is ruimte voor zowel agrarische als stedelijke functies.

Het hoofddoel van het algemene streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. In het streekplan voorziet de provincie in generiek beleid voor de verschillende functies en ontwikkelingen binnen de provincie. Daarnaast kent het streekplan ook regiospecifiek beleid. Dit beleid is gebaseerd op de regionale structuurvisies van de verschillende regio's en het generieke beleid.

Voor de gemeente Nijkerk is een regionale functie weggelegd ten aanzien van werken en wonen. Van belang is dat de gemeente voorziet in het accommoderen van regionale bedrijventerreinen nabij infrastructurele knooppunten. De aanleg van een nieuw bedrijventerrein zorgt daarnaast voor nieuwe economische dragers wat als belangrijk uitgangspunt in de Structuurvisie wordt beschreven. De ontwikkeling van Arkerpoort past derhalve binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie. Overigens heeft de provincie voor haar bedrijventerreinbeleid een aparte structuurvisie opgesteld, hier wordt in paragraaf 2.3.2  apart op ingegaan.

Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciale niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro.

2.3.2 Structuurvisie bedrijventerrein en werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp;
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Voor de planning en programmering van nieuwe bedrijventerreinen maken de gemeenten uit de regio Food Valley in het kader van de Regionale Programma Bedrijventerrein (RPB) afspraken met de provincie. De plannen voor ontwikkeling van het bedrijventerrein Arkerpoort stammen uit 2004.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een voortzetting van de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijventerrein en betreft geen nieuwe toevoeging van bedrijventerrein. Het bestemmingsplan sluit dan ook aan bij het optimaal gebruik maken van 'bestaande' bedrijventerreinen.

2.3.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Provinciale Staten van provincie Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening is op 22 januari 2011 inwerking getreden. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0003.png"  

afbeelding - uitsnede provinciale ruimtelijke verordening

In deze verordening is in artikel 2 bepaald dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen, onder andere, het bestaand bebouwd gebied of de zoekzones wonen en werken. Hoewel het bedrijventerrein Arkerpoort nog gerealiseerd moet worden zijn de gronden voor het bedrijventerrein in de provinciale verordening aangewezen als bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van de Arkerpoort sluit dan ook aan bij de uitgangspunten uit de provinciale verordening.

2.3.4 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.2. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

2.3.5 Gelders Milieu Plan-3 (GMP-3)

Het derde Gelders Milieuplan gaat net als de voorgaande milieuplannen in op de milieuproblematiek binnen de provincie. Daarbij wordt in dit plan behoud of herstel van de kwaliteit van de leefomgeving centraal gesteld. Om dit te bereiken kiest de provincie voor "basiskwaliteit", deze basiskwaliteit is in wet- en regelgeving vastgesteld met grenswaarden voor stoffen en effecten.

De maatregelen in dit plan voorzien in het bereiken van deze kwaliteit in 2010. De na te streven basiskwaliteit is afhankelijk van de functie van een gebied. Voor natuurgebieden gelden andere waarden als voor stedelijk gebied. In de stad betekent dat vooral gezond en veilig wonen. Om basiskwaliteit te bereiken zullen per gebied in samenhang milieuknelpunten met andere problemen, zoals bijvoorbeeld verkeersproblemen, aangepakt moeten worden. Dit beleid dient tevens als kader voor andere provinciale plannen zoals het Verkeers- en vervoersplan en het Waterplan.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende relevante milieu-aspecten van dit plan. Uitgangspunt is dat de toegestane bedrijfsfuncties op Arkerpoort geen ernstige negatieve effecten hebben op de omgeving en dat de verschillende milieu- en planologische aspecten het realiseren van een bedrijventerrein mogelijk maken.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Nijkerk-Hoevelaken 2030

De Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 van de gemeente Nijkerk is op 30 juni 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Het is een grove schets die in de komende jaren nader wordt ingevuld. In de structuurvisie is op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.

In 2030 profileert gemeente Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:

  • 1. stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
  • 2. dorpse identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
  • 3. landelijke identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.

In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:

  • 1. drie kernen met eigen cultuur en samenleving;
  • 2. landbouw en Landschap gaan samen;
  • 3. tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen;
  • 4. ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en Arkerpoort wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.
afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0004.png"  

afbeelding - uitsnede Integrale toekomstvisiekaart Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030

Voor dit bestemmingsplan is met name het onderwerp 'Economie' relevant. De gemeente Nijkerk heeft zich in de afgelopen jaren economisch sterk ontwikkeld. Van oudsher heeft de gemeente een sterke landbouwsector gehad maar mede vanwege de ligging nabij de A1 en A28 is de gemeente ook een zeer geschikte plek voor andere bedrijvigheid. Om in de toekomst op de juiste manier in te kunnen spelen op de behoefte is in het kader van de Structuurvisie een onderzoek uitgevoerd naar het economische profiel van Nijkerk. Uit het onderzoek blijkt dat de gemeente Nijkerk een positieve woon-werk balans heeft. Daarnaast is in de toekomst behoefte aan 50 hectare bedrijventerrein tot 2025. De behoefte van 50 hectare aan nieuwe bedrijventerrein wordt in nauwe samenwerking met de gemeente Amersfoort en de regio Food Valley nader ingevuld. Bij deze nadere invulling geldt als uitgangspunt dat het transformeren van bestaande verouderde bedrijventerrein de voorkeur heeft boven uitbreiding.

In de Structuurvisie wordt ook ingezet op vitale bedrijventerreinen. De uitstraling van de bedrijventerreinen bepaalt in belangrijke mate of een terrein als ‘vitaal ervaren wordt door de gebruiker of bezoeker. Het is daarom belangrijk dat de openbare ruimte en de kwaliteit van de gebouwde omgeving een juiste uitstraling hebben. Aan de buitenkant kan je zien wat de binnenkant beoogt te zijn. Het is daarnaast van belang dat een gedifferentieerd pakket aan werkmilieus wordt aangeboden zodat kwalitatief hoogwaardige bedrijven zich willen vestigen binnen de gemeentegrenzen en de succesvolle en sterke bedrijven behouden worden voor de gemeentelijke economie.

In de structuurvisie is het gebied van Arkerpoort aangeduid als kern waarbinnen bedrijvigheid is toegestaan. De bouwkavels op Arkerpoort zijn geschikt voor bedrijven gericht op handel, productie, transport en industrie. De randen van het bedrijventerrein worden groen vormgegeven, hiermee wordt de aantrekkingskracht van Arkerpoort vergroot.

In het beeldkwaliteitplan voor Arkerpoort is het te bebouwen terrein opgedeeld in drie zones. Per zone gelden bepaalde uitgangspunten die ervoor moeten zorgen dat het gebied een representatieve uitstraling krijgt. Met name aan de randen van het terrein wordt ingezet op hoogwaardige architectuur. Door het creëren van een bepaald kwaliteitsniveau wordt het aantrekkelijker voor bedrijven om zich op het terrein te vestigen. Daarnaast is ook de ligging nabij de A28 in het kader van de bereikbaarheid een pluspunt.

2.4.2 Economische perspectieven voor Nijkerk

In het kader van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Nijkerk is in september 2010 een onderzoek uitgevoerd gericht op de werkgelegenheid in de toekomst en de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Arkerpoort is met name de behoefte aan nieuw bedrijventerrein van belang.

Uit het onderzoek blijkt dat de economie in Nijkerk beter presteert in vergelijking met de gemiddelde situatie in Nederland. Verder blijkt uit het onderzoek dat voor de gemeente Nijkerk zelf behoefte is aan 27 hectare nieuw bedrijventerrein voor uitbreiding, verplaatsing en vervanging. Daarnaast is op regionaal niveau nog eens 23 hectare nodig voor ontwikkeling van de Food Valley en regio Amersfoort. Op basis van het onderzoek kan gesteld worden dat de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen in de gemeente Nijkerk voor de periode van 2010-2025 naar verwachting meer bedraagt dan 50 hectare.

Op bedrijventerrein Arkerpoort is nog circa 4 hectare uitgeef baar bedrijventerrein aanwezig. Op het terrein worden geen afzonderlijke kantoorruimten mogelijk gemaakt, wel zijn ondergeschikte kantoren bij bedrijven toegestaan. Het bedrijventerrein Arkerpoort speelt in op de behoefte aan bedrijventerreinen die binnen de gemeente Nijkerk en de regio Food Valley aanwezig is en sluit derhalve aan op de uitkomsten uit het onderzoek.

2.4.3 Beeldkwaliteitplan werkgebied Arkerpoort

De gemeente Nijkerk heeft ten behoeve van de ontwikkeling van Arkerpoort in januari 2012 een beeldkwaliteitplan (BKR) opgesteld.
Het beeldkwaliteitplan vormt een belangrijke informatiebron voor dit bestemmingsplan. In het beeldkwaliteitplan wordt uitgebreid stilgestaan bij het doel van de ontwikkeling van Arkerpoort. Daarnaast is in het beeldkwaliteitplan per zone een beschrijving opgenomen over de gewenste invulling. Hierbij worden de volgende zones gehanteerd:

  • 1. zone 1; betreft de buitenrand van de aaneengesloten op kavels op het terrein
  • 2. zone 2; het binnengebied van Arkerpoort;
  • 3. zone 3; hoek kavels.

Naast deze zones wordt in het beeldkwaliteitplan ook uitvoerig ingegaan op de inrichting van het openbaar gebied. Met name voor de randen van het bedrijventerrein zijn bepaalde eisen van toepassing. Daarnaast wordt ingegaan op het te gebruiken materiaal voor verharding en de wijze van parkeren in openbaar gebied.

Het beeldkwaliteitplan is een belangrijk instrument om de beoogde ambities te realiseren en is gericht op ontwikkeling waarbij het wordt gehanteerd als sturend instrument om het ruimtelijke beeld actief te beïnvloeden. Het beeldkwaliteitplan moet voldoende houvast bieden als toetsingskader voor concrete bouwaanvragen. Daarnaast zal het beeldkwaliteitplan ook moeten doorwerken op andere beleidsterreinen zoals de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en het gemeentelijke groenbeleid. Het beeldkwaliteitplan is voor de overige onderdelen een handreiking voor welstandadvies. Het beeldkwaliteitplan wordt via besluitvorming in het college van burgemeester en wethouders en de raad onderdeel van de welstandsnota. De afstemming tussen het beeldkwaliteitplan en het inrichtingsplan voor de openbare ruimte is gedaan.

In dit bestemmingsplan worden voorzover het mogelijk is de stedenbouwkundige opzet en de beeld kwaliteitseisen opgenomen. Dit heeft zich onder meer vertaald in het opnemen van passende bestemmingen voor het bedrijventerrein, de groene randen en de infrastructuur. Daarnaast zijn de gegeven bouwhoogten en gebruiksmogelijkheden in het bestemmingsplan door vertaald.

2.4.4 Waterplan (2006)

Het waterplan Nijkerk is gezamenlijk opgesteld door de gemeente Nijkerk, het Waterschap Vallei & Eem en het Waterschap Veluwe. In het waterplan geven de gemeente en de waterschappen hun gezamenlijke visie op de toekomst van het water in Nijkerk. De visie geeft aan de hand van een zestal thema's aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn:

  • samenwerken aan water en ruimte
    De samenwerking tussen gemeente en waterschap zal op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen worden verbeterd. Zo zal er genoeg ruimte voor water gerealiseerd moeten worden in de uitbreidingsgebieden en worden er afspraken gemaakt over de uitvoering van de watertoets;
  • voort met afkoppelen
    Afkoppelen van hemelwater geldt voor gebouwen en verhard oppervlak, waardoor het riool niet onnodig wordt belast met regenwater. Nijkerk heeft al vrij veel ervaring met afkoppelen in bestaand stedelijk gebied. De gemeente en waterschap gaan aangeven wanneer en onder welke randvoorwaarden er dient te worden afgekoppeld. Ook worden particulieren en bedrijven beter betrokken bij afkoppelen;
  • aanpak grondwaterproblematiek
    De gemeente zal de komende jaren onder andere een actievere rol gaan spelen bij het oplossen van grondwateroverlast in stedelijk gebied;
  • verbeteren waterkwaliteit en ecologie
    De gemeente en de waterbeheerders willen extra aandacht besteden aan het verbeteren van de lokale waterkwaliteit. Het streven is bijvoorbeeld om circa 50% van de oevers van nieuwbouwwijk natuurvriendelijk in te richten;
  • bevorderen gebruik en beleving van water
    Water dat goed wordt ingericht, is aantrekkelijk om naar te kijken, langs te wandelen en te fietsen, of in te spelen. Het kan een kwaliteit toevoegen aan de woon- of werkomgeving. Het beheer en onderhoud van watergangen wordt geïntensiveerd, daarbij is de intentie om daar waar mogelijk samen te werken met scholen.
    De mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie op en langs het water (zoals kanoën, wandelen, fietsen) worden waar mogelijk uitgebreid;
  • water en vuur
    De brandweer heeft actief meegewerkt aan het waterplan Nijkerk zodat de blus watervoorziening optimaal gemaakt kan worden.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.2. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

2.4.5 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

Het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) is vastgesteld op 26 mei 2011. De ambitie van de gemeente luidt als volgt: "Nijkerk heeft de ambitie om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving, waarbij de drie kernen ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven".

Om deze ambitie te kunnen realiseren zijn voor de verschillende onderwerpen specifieke doelstellingen en ambities geformuleerd. Deze ambities zijn vervolgens vertaald naar opgaven en maatregelen. Deze doelstellingen zijn:

  • de doorstroming op het lokale hoofdwegennet moet worden verbeterd en het sluipverkeer moet worden voorkomen. Voor de kernen geldt dat ze ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven en nieuwe ontwikkelingen moeten goed en duurzaam op het (lokale) hoofdwegennet worden ontsloten;
  • daarbij wil Nijkerk zich wel blijven profileren als verkeersveilige gemeente;
  • de reeds aanwezige bedrijventerreinen en de nog te ontwikkelen locaties worden zowel via de weg als het water goed en direct ontsloten;
  • het fietsgebruik op met name de korte en middellange afstand (tot 15 kilometer) wordt gestimuleerd door het vormgeven van een samenhangend, aantrekkelijk en (sociaal) veilig fietsnetwerk binnen en tussen de kernen;
  • voor wat betreft het openbaar vervoer wordt ingezet op het stimuleren en optimaliseren van het gebruik van het openbaar vervoer als onderdeel van de ketenmobiliteit;
  • mobiliteit is in de gemeente Nijkerk de belangrijkste veroorzaker van CO2-uitstoot en draagt hiermee bij aan de klimaatverandering. De lokale klimaatdoelen van de gemeente Nijkerk zijn vastgelegd in het milieubeleidsplan.

Opgaven
De geformuleerde doelstellingen resulteren in een aantal concrete opgaven. Voor Arkerpoort zijn de belangrijkste:

  • handhaven huidige aansluitingen op het rijkswegennet;
  • stimuleren van het gebruik van de fiets, zowel utilitair als recreatief (verhogen fietsgebruik op korte ritten);
  • realiseren van een goede fietsontsluiting bij geplande ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bedrijventerrein Arkerpoort heeft een dusdanige grootte dat het niet direct behoefte heeft aan omvangrijke infrastructuur voorzieningen. Op het bedrijventerrein worden toegangswegen mogelijk gemaakt binnen de bedrijventerrein bestemming. De ligging hiervan ligt dan ook nog niet vast. Daarnaast krijgt Arkerpoort zowel een aansluiting op de Arkemheenweg en de Verbindingsweg.

Verder voorziet het bestemmingsplan in een passende bestemming voor de rijksweg A28 met bijbehorende op- en afritten zodat deze verkeersvoerende functie kan worden voortgezet.

2.4.6 Milieubeleidsplan

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Bovendien werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

In het kader van de ontwikkeling van Arkerpoort is in het beeldkwaliteitplan uitgebreid ingegaan op het aspect duurzaamheid. Voor Arkerpoort wordt op vier verschillende manieren aandacht gegeven aan duurzaamheid:

  • 1. terreinniveau en openbare ruimte;
    voorbeelden zijn een duurzaam watersysteem, duurzame inrichting van het terrein, zorgvuldige ruimtelijke inpassing.
  • 2. kavelniveau;
    voorbeelden zijn flexibiliteit in verkaveling en optimalisering grondgebruik.
  • 3. gebouwenniveau;
    voorbeelden zijn beperkt verhard oppervlak, gebruik van uitlogende materialen minimaliseren, toepassen van energieopwekkingstechnieken.
  • 4. milieugebruiksruimte.
    voorbeelden zijn inwaartse milieuzonering, gezamenlijke afvalverzameling en clustering vervuilers.

Kijkend naar de voorgenomen maatregelen zoals beschreven in het beeldkwaliteitplan kan gesteld worden dat bij de ontwikkeling van Arkerpoort aangesloten wordt bij de vier speerpunten uit het milieubeleidsplan, te weten klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid.

2.4.7 Reclamebeleid 2009

De gemeente Nijkerk is bezig met het opstellen van reclamebeleid. Het reclamebeleid wordt een aanvulling op de Welstandsnota. In het reclamebeleid komen kaders waar bij het plaatsen van reclame-uitingen aan voldaan moet worden. Het reclamebeleid voor de gemeente wordt onderverdeeld in verschillende soorten stedelijke- en landelijke gebieden. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het reeds bestemde maar nog te ontwikkelen bedrijventerrein Arkerpoort. het toekomstige reclamebeleid wordt voor Arkerpoort dus relevant.

Nu het reclamebeleid nog in ontwikkeling is, is het reclamebeleid dat is opgenomen in het beeldkwaliteitplan voor Arkerpoort van toepassing. Het reclamebeleid dat in het beeldkwaliteitplan staat beschreven is nauw verbonden met de architectuur van een bedrijfsgebouw. Indien het bedrijfsgebouw een representatief karakter heeft kan hier bij het opnemen van een bedrijfsnaam en/of logo op worden aangesloten en kan de herkenbaarheid van het gebouw worden vergroot. Aansluiting van reclame-aanduidingen op de architectuur van een bedrijfsgebouw is dus van wezenlijk belang voor het aanbrengen van reclame-aanduidingen.

Voor Arkerpoort is apart reclamebeleid van toepassing. Het reclamebeleid staat uiteraard het opnemen van een bedrijfsnaam met logo aan de buitenzijde van het gebouw toe. Om dit goed op elkaar af te stemmen zijn hiervoor wel aparte voorwaarden opgenomen. Voorzover deze voorwaarden ruimtelijke relevant zijn en doorwerking behoeven in dit bestemmingsplan is in de regels hiervoor een aparte bepaling opgenomen.

2.4.8 Beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen

Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de Gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locatie vrijwel nooit toe. Omdat het te voorbarig is dat per definitie niet meegewerkt kan worden aan detailhandel op bedrijventerreinen heeft de gemeente Nijkerk de beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen opgesteld. De beleidsregels geldt voor diverse bedrijventerreinen, waaronder Arkerpoort.

De gemeentelijke beleidsregel voor detailhandel op bedrijventerreinen is gebaseerd op het provinciaal en reeds vigerend gemeentelijk beleid en heeft tot doel de detailhandel op bedrijventerreinen in de gemeente Nijkerk te reguleren. In de beleidsregel zijn uitgangspunten opgenomen waarbij de vestiging van detailhandel op bedrijventerreinen rekening mee gehouden moet worden. Het betreft hier enkele algemene uitgangspunten maar ook specifieke uitgangspunten voor:

  • detailhandel in volumineuze goederen;
  • grootschalige detailhandel;
  • internetdetailhandel;
  • ondergeschikte detailhandel.

Het uitoefenen van detailhandel op een bedrijventerrein is slechts mogelijk wanneer wordt voldaan aan de volgende algemene uitgangspunten:

  • de voorziene vorm van detailhandel past qua aard of vorm niet in de bestaande winkelstructuur;
  • thematische ontwikkelingen kunnen worden toegestaan, als daarvoor binnen de bestaande winkelstructuur geen geschikte locatie voorhanden of te realiseren is;
  • bestaande functies en mogelijkheden in een gebied en de voorziene vorm van detailhandel in dat gebied mogen niet tot strijdigheid in het kader van milieukundige randvoorwaarden leiden;
  • de voorziene vorm van detailhandel mag niet in strijd zijn met de Nota Parkeernormen van de Gemeente Nijkerk;
  • detailhandel in voedingsmiddelen, levensmiddelen, genotmiddelen en huishoudelijke producten (bijvoorbeeld een supermarkt) mag zich niet vestigen op bedrijventerreinen.

Voorzover de uitgangspunten een ruimtelijke relevantie hebben zijn deze verwerkt in dit bestemmingsplan. Binnen de bedrijventerreinbestemming is, met inachtneming van bepaalde voorwaarden, de vestiging specifieke vormen van detailhandel mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft zowel de huidige situatie als de toekomstige gewenste invulling van het bedrijventerrein Arkerpoort. Ten behoeve van de beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie in het bestemmingsplan zijn de bruikbare delen uit het beeldkwaliteitplan in de onderstaande paragrafen opgenomen.

3.2 Bestaande situatie plangebied en omgeving

Het bedrijventerrein Arkerpoort ligt op een uitstekend bereikbare plek langs de rijksweg A28. Het gebied grenst met de noordoostzijde aan de in ontwikkeling zijnde woonwijk Groot Corlaer en vormt het randgebied van de kern Nijkerk langs de A28. Samen met het nog ten zuiden te ontwikkelen bedrijventerrein De Flier en de bedrijventerreinen Watergoor en Arkervaart vormt Arkerpoort de stedelijke buffer langs de rijksweg A28.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0005.png"  

afbeelding - globale begrenzing plangebied

Het gebied maakte, voordat de nieuwe op-/afrit naar Nijkerk en Vathorst waren aangelegd, deel uit van een kleinschalig landschap met watergangen en smalle langgerekte percelen. Hoewel het gebied een driehoekige vorm heeft zijn de oorspronkelijke kavelvormen nog steeds te herkennen in het landschap. Het gebied bestond uit enkele ongebruikte weidegronden. Op de kavelgrenzen bevonden zich verspreid in het gebied stroken met beplanting, bestaande uit voornamelijk uit struiken en bomen. Op de strook aan de zijde van de A28 is deels een geluidwal aangelegd. De randen langs de Arkemheenweg en de Verbindingsweg zijn voorzien van een watergang met jonge beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0006.jpg"  

afbeelding - Arkerpoort in uitgifte

Inmiddels is het terrein grotendeels bouwrijp en worden kavels te koop aangeboden. Recent zijn de eerste kavels verkocht aan ondernemers (bron: www.nijkerkA28.nl).

Landschap
Het bedrijventerrein Arkerpoort ligt in een veenontginningslandschap. Kenmerken van het veenontginningslandschap zijn:

  • Langgerekte smalle kavels;
  • Aanvankelijk agrarische bebouwing op de kop, later ook diverse boerderijen in het veld (kleinschalig en in de lengterichting van de verkaveling);
  • Sloten als perceelsscheiding;
  • Ter weerszijden van de afwateringsloten knotbomen.

Van deze oorspronkelijke kenmerken zijn de sloten, verkavelingrichting en restanten van beplanting nog zichtbaar in het landschap.

Cultuurhistorie
Een belangrijk historisch element in het gebied is het voormalig kanaal de Oude Rijn. Tussen 1500 en 1535 werd er op initiatief van Hertog Karel van Gelre een kanaal gegraven tussen Nijkerk en Wageningen. De graafwerkzaamheden ontwikkelden zich vanaf de dijk bij Nijkerk (ter plaatse van de huidige monding van de Rassenbeek).
Even voorbij de Fliersteeg is om onduidelijke redenen gestopt met de aanleg van het kanaal. Later is het kanaal weer gedempt, maar juist ter weerszijden van de Fliersteeg verwijst een kleine watergang, beplanting en de verkavelingrichting nog het meest aan de voormalige loop van het kanaal. De Arkemheenweg ligt evenwijdig aan het vroegere kanaal.

Rijksweg A28
Naast het gebied van bedrijventerrein Arkerpoort bestaat het plangebied ook uit een deel van de rijksweg A28. Het gebied bestaat echter niet alleen uit de vier rijstroken van de rijksweg maar ook uit de taluds en op- en afritten behorende bij de aansluiting Amersfoort-Vathorst/Nijkerk-Zuid.

3.3 Voorgeschiedenis Arkerpoort, Toekomst Arkerpoort

3.3.1 Nut en noodzaak

In het kader van het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase is uitgebreid stilgestaan bij de nut en noodzaak om Arkerpoort te ontwikkelen. Door de aanleg van de Arkemheenweg en de Verbindingsweg ontstond een driehoekig restgebied. Om dit gebied optimaal te benutten zijn verschillende opties bekeken. De benutting is ingegeven door de principes zuinig gebruik van de ruimte door het opvullen van restruimtes en compact bouwen. Kijkend naar de ligging langs de rijksweg A28 en de behoefte aan uitgeefbare bedrijfspercelen omstreeks 2004, is besloten het gebied te gebruiken voor bedrijvigheid. Bij het bepalen van de juiste functie is niet alleen naar bedrijvigheid gekeken, maar zijn ook andere functies onderzocht. In verband met de kwaliteit van de lucht en de akoestische belasting als gevolg van de A28 en de structuurweg zijn echter geen geluid- en geurgevoelige functies mogelijk zodat de functie bedrijven de beste optie is.

Naast de onderbouwing om het gebied van Arkerpoort te ontwikkelen ten behoeve van bedrijvigheid is in het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase ook een beschrijving van het toekomstbeeld opgenomen. Hierbij is ingegaan op de invulling van het gebied en de gewenste beeldkwaliteit.

3.3.2 Nieuw beeldkwaliteitplan

In aansluiting op de beeld kwaliteitseisen uit het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase heeft de gemeente in januari 2012 een nieuw beeldkwaliteitplan opgesteld. Het nieuwe beeldkwaliteitplan geeft een meer gedetailleerde uitwerking van het bedrijventerrein. Het beeldkwaliteitplan heeft tot doel de gewenste kwaliteit van het beeld op Arkerpoort te waarborgen. Het beeldkwaliteitplan vormt de basis voor een uitvoeringsplan. Daarnaast regelt het beeldkwaliteitplan de aspecten van ruimtelijke kwaliteit die niet in het bestemmingsplan (kunnen) worden geregeld en is in die zin het complement van het bestemmingsplan.

Door het beeldkwaliteitplan vast te laten stellen door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad krijgt het een formele status en dient het evenals het bestemmingsplan als toetsingskader bij bouwaanvragen.

3.3.3 Hoofdopzet Arkerpoort

De hoofdopzet van Arkerpoort is gebaseerd op een nieuwe rondweg om het terrein met twee ontsluitingen op de Verbindingsweg en de Arkemheenweg. Aan deze ontsluitingslus liggen de representatieve gevels en de entrees van de ondergeschikte kantoren. Omdat de rooilijn soms circa 5 meter achter de uitgiftegrens ligt en soms meer dan 5 meter, wordt deze zone als een mooie tuin, zonder parkeren, voor het kantoorgedeelte aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0007.png"  

afbeelding - stedenbouwkundig concept op hoofdlijnen (bron: Beeldkwaliteitplan Arkerpoort)

De buitenrand krijgt een groene, prettige en duurzame aanblik. Het extra parkeren voor bezoekers van de kantoorgedeelten aan de noordelijke buitenrand, wordt naadloos ingepast in de licht glooiende groenstructuren aan de buitenzijde van de randweg, waardoor auto’s vanaf de A28 niet meer zichtbaar zijn.
In het verlengde van de twee entrees is een interne weg de kortste verbinding tussen de beide entrees. Deze interne weg vormt de logistieke ruggengraat van het plan. Het vrachtverkeer voor de bedrijven kan hier laden en lossen. De minder representatieve architectuur van eventuele docks en loodsen is hierdoor veel minder zichtbaar voor het doorgaande en het bezoekende verkeer.
Op de drie hoeken van het terrein wordt bijzondere architectuur verwacht; op de hoeken bij de A 28 is een landmark mogelijk ( hoogte max. 28 meter) en bij de rotonde in het zuidoostelijke deel een tankstation die afwijkt van de gebruikelijke architectuur voor tankstations.

Het bedrijventerrein Arkerpoort wordt gezoneerd en staat als hoogste bedrijfscategorie categorie 3.2 toe. Naast de bedrijvigheid biedt het bestemmingsplan ook de mogelijkheid voor de vestiging van een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

3.4 Functies en structuren

3.4.1 Verkavelingsopzet

De meeste kavels hebben een representatieve voorzijde, het kantoorgedeelte van het bedrijf. De achterzijde wordt het meer logistieke deel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0008.png"  

afbeelding - impressie van mogelijke inrichting Arkerpoort (bron: Beeldkwaliteitplan Arkerpoort)

De kavels in het gebied Arkerpoort kunnen flexibel worden uitgegeven, maar de breedte van de uit te geven kavels langs de A28 zal niet meer bedragen dan 100 meter. Enerzijds om te voorkomen dat hier zich te grote bedrijven vestigen en te lange bouwvolumes gaan overheersen, anderzijds om de ritmiek van de bouwvolumes van de kantoren bij de bedrijven in deze zone te kunnen waarborgen.

Hoekaccenten
Op de drie hoekpunten van het bedrijventerrein is het de bedoeling om accenten te creëren. De hoek kavels fungeren als landmarks binnen het bedrijventerrein en bepalen het beeld van het terrein aan de buitenzijde vanaf belangrijke routes. Aan de gebouwen en de inrichting van de kavels worden dan ook speciale eisen gesteld.

De twee hoek kavels aan de zijde van de A28 kunnen door middel van een hoogteaccent (maximaal 28 meter) een herkenbare invulling krijgen. De hoekkavel ter hoogte van de rotonde bij de Arkemheenweg en de Verbindingsweg dient door de vestiging van een tankstation een bijzondere entree te vormen. Het is hierbij van essentieel belang dat het tankstation een moderne en beeldbepalende architectonische vorm krijgen.

3.4.2 Groen- en waterstructuur

Het terrein wordt omgeven door een ruime groenzone. Langs de rijksweg A28 is rekening gehouden met een toekomstige verbreding van deze weg naar 2x3 rijstroken. Er blijft dan nog steeds een riante groenzone over van ongeveer 55 meter. Langs deze zone presenteren de bedrijven zich naar de snelweg. Bij de inrichting van het terrein wordt dan ook een open beplantingsstructuur aangehouden met solitaire bomen en kleine walletjes rondom de verdiepte parkeerplaatsen voor bezoekers van de kantoren langs deze zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0009.png"  

afbeelding - groen en waterstructuur (bron: Beeldkwaliteitplan Arkerpoort)

Tevens kan een groot gedeelte van de waterberging in dit groengebied worden ondergebracht. Langs de Arkemheenweg ligt nog een archeologisch relict. De Oude Rijn, als waterweg tussen de Rijn en de Zuiderzee uit de tijd van de hertog van Gelre (1502- 1545). Van het kanaal is slechts een sloot, met hierlangs wilgen, overgebleven. In de waterstructuur van de Arkerpoort en de Flier zal dit relict opgenomen worden in een groenzone langs de Arkemheenweg en daar waar mogelijk versterkt als historische lijn.

Langs de Verbindingsweg ligt een watergang met bomen die in de groenstructuur worden opgenomen. De uit te geven kavels langs de A28 krijgen aan de voorzijde een kantoortuin van ongeveer 5 meter diep. Hierin mogen geen parkeerplaatsen worden aangelegd. Tussen de (toekomstig te verbreden) A28 en het nieuwe bedrijventerrein komt een groene zone te liggen, met waterpartijen en een licht glooiend talud. Deze zone wordt open ingericht met af een toe een aantal bomen. Achter de glooiing is ruimte om een informele extra parkeerruimte te maken voor bezoekers van de kantoren van de bedrijven.

3.4.3 Verkeersstructuur en parkeren

Het terrein wordt ontsloten vanaf de bestaande hoofdontsluitingswegen, de Arkemheenweg en de Verbindingsweg. Vanaf de Arkemheenweg is het bedrijventerrein via een rotonde bereikbaar voor personenauto’s en vrachtverkeer. Vanaf de Verbindingsweg is het terrein alleen bereikbaar via een bajonetaansluiting op de noordelijke rijbaan. De middenberm heeft geen doorsteek voor verkeer vanaf de snelweg. Hierdoor dient het verkeer dat het tankstation wil aandoen eerst de Arkemheenweg te volgen en dan op de nieuwe rotonde het gebied in te gaan. Op het nieuwe bedrijventerrein wordt deels het vrachtverkeer en personenvervoer gescheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0010.png"  

afbeelding - verkeersstructuur en parkeren (bron: Beeldkwaliteitplan Arkerpoort)

Een deel van de externe ring op het terrein is alleen bedoeld om de bereikbaarheid van de kantoren voor bezoekers te accommoderen. Deze smallere weg heeft tweerichtingsverkeer. Kleine parkeermogelijkheden liggen aan deze weg in het groen verscholen. Voor vrachtverkeer is deze weg verboden.

Het vrachtverkeer maakt gebruik van de interne weg. Van hieruit kunnen de bedrijven worden bevoorraad en is er parkeer- en manouvreerruimte aanwezig. Op eigen terrein dient het parkeren voor werknemers en bezoekers ( voor langer parkeren) te worden aangelegd conform de Nota Parkeernormen van de gemeente Nijkerk.

Deze logistieke weg kan aan het begin eventueel worden afgesloten en beheerd worden middels een parkmanagementsysteem. Parkeerruimte voor de twee accenten kan onder de gebouwen ondergebracht worden.

3.5 Beeldkwaliteitseisen

In het Beeldkwaliteitplan voor Arkerpoort wordt de na te streven beeldkwaliteit van de openbare ruimte, de uit te geven percelen en de gebouwen beschreven. De ontwikkeling van samenhang tussen architectuur en openbare ruimte is daarbij essentieel. Aandacht wordt besteed aan onder andere inrichting van de openbare ruimte, rooilijnen en oriëntatie, bebouwingsaccenten, bouwmassa, vormgeving van de bebouwing, materiaal- en kleurgebruik. Het gebied van Arkerpoort is ten behoeve van de beeldkwaliteit opgedeeld in twee zones en drie hoek kavels:

  • zone 1; betreft de buitenrand van de aaneengesloten op kavels op het terrein
  • zone 2; het binnengebied van Arkerpoort;
  • drie hoek kavels.
afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0011.png"  

afbeelding - begrenzing zone 1 en 2 en hoek kavels op Arkerpoort

Per zone zijn verschillende beeld kwaliteitseisen van toepassing. Omdat lang niet alle beeld kwaliteitseisen ruimtelijke relevant zijn en een doorwerking in het bestemmingsplan kunnen krijgen behoudt het beeldkwaliteitplan een eigen functie naast het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan zijn onder meer beeld kwaliteitseisen opgenomen die betrekking hebben op de bouwhoogte, bouwmassa, situering van bebouwing en toestaan van buitenopslag en dergelijke.
Voor de aspecten als materiaalgebruik, verlichting, gevelvormen en dergelijke geldt het beeldkwaliteitplan nog als uitgangspunt.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per aspect is de situatie beschreven en zijn de onderzoeksresultaten vermeld.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling
In het kader van dit nieuwe bestemmingsplan voor Arkerpoort heeft de gemeente geïnventariseerd of sprake is van een mer-plicht (een vormvrije mer-voortoets). Voor het gebied is al het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase van kracht. Arkerpoort heeft in dit bestemmingsplan al grotendeels een bedrijvenbestemming.
Het voorliggend bestemmingsplan Arkerpoort betreft een actualisatie van het geldende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe activiteiten mogelijk gemaakt die vallen binnen de C- en D-lijst uit de bijlagen bij het Besluit mer. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt dus niet nodig geacht.

4.2 Waterhuishouding

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Veluwe. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan. De watertoets wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een waterparagraaf.

Het bestemmingsplan zal in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg nog voorgelegd te worden aan Waterschap Vallei & Veluwe. Wijzigingen en aanvullingen naar aanleiding van de reactie van het waterschap zullen in deze paragraaf worden verwerkt.

Rioolstelsel
Om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen dient op het bedrijventerrein een verbeterd gescheiden riolering aangelegd te worden. Het gescheiden rioolstelsel bestaat uit een vuilwaterriool ten behoeve van het afvalwater naar de zuivering en een tweede stelsel voor de opvang van het hemelwater. Infiltratie van het hemelwater in het plangebied is mogelijk middels zogenaamde infiltratieriolen.

Oppervlaktes die op voorhand als vervuilend aangeduid kunnen worden, zoals laadloskuilen, kunnen het beste op het afvalwaterriool.

Grondwater en waterberging
Voorzover bekend is de grondwaterstand in het plangebied relatief hoog en de grond vrij dicht. In natte perioden kan dit leiden tot enige wateroverlast. Om in de toekomstige situatie wateroverlast te voorkomen dienen onder andere bermsloten langs de wegen aangelegd te worden. Daarnaast is ruimte gereserveerd voor retentie- en infiltratievoorzieningen aan de westzijde en de noordzijde van het bedrijventerrein. Uitgangspunt is dat het plangebied zelfvoorzienend is voor wat betreft de opvang van het gebiedseigen water.

4.3 Milieuaspecten

4.3.1 Milieuhinder bedrijvigheid
4.3.1.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

4.3.1.2 Milieucategorie

De milieubelasting van bedrijven kan verschillen als gevolg van de omvang van het bedrijf en de soort bedrijvigheid. Om inzichtelijke te maken wat de milieubelasting is van bepaalde bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeente de handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) uitgegeven. In deze handreiking is aan de verschillende bedrijven een milieucategorie gekoppeld. De milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie   richtafstand  
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  

4.3.1.3 Milieuzones Arkerpoort

Op het bedrijventerrein Arkerpoort wenst de gemeente maximaal milieucategorie 3.2 toe te staan. De richtafstand behorende bij categorie 3.2 bedrijven bedraagt 100 meter. De afstand tot de dichtstbij gelegen woning in het buitengebied en/of Groot Corlaer bedraagt meer dan 200 meter. Vooralsnog kan gesteld worden dat de nieuw te vestigen bedrijven op Arkerpoort niet leiden tot verslechtering van het woon-/leefklimaat voor de bestaande woningen in de omgeving van Arkerpoort.

Daarnaast biedt een dergelijke zonering aan de toekomstige gebruikers van het bedrijventerrein duidelijkheid over welke activiteiten uitgevoerd kunnen worden.

4.3.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Anderzijds is ook onderzoek noodzakelijk wanneer sprake is van de aanleg van nieuwe wegen met geluidzones en voorzieningen met een verkeersaantrekkende werking.

Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen
Op het bedrijventerrein worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (bedrijfswoningen) mogelijk gemaakt. Hiervoor is dan ook geen onderzoek uitgevoerd.

Verkeersaantrekkende werking
Aangezien bij de ontwikkeling van Arkerpoort en De Flier sprake zal zijn van een verkeersaantrekkende werking (komst bedrijven) is in het kader van het bestemmingsplan De Flier al akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit akoestisch onderzoek is, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, aandacht besteed aan de toename van de geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van beide bedrijventerreinen De Flier en Arkerpoort.

Uit het akoestisch onderzoek 'Bedrijventerrein De Flier te Nijkerk, akoestisch onderzoek' (DHV, d.d. september 2011) blijkt dat de toename van het verkeer beperkt is en niet tot onaanvaardbare toename van de geluidbelasting in de omgeving zal leiden. Ook blijkt dat het merendeel van de toename van het geluid grotendeels veroorzaakt wordt door de autonome groei van het verkeer. Gesteld wordt dat de verkeersaantrekkende werking van beide bedrijventerreinen geen belemmering is voor het plan.

Verplaatsing tijdelijke grondwal / geluidwal
De geluidwal langs de A28 als geluidwerende voorziening maakt ook deel uit van het bedrijfsterrein Arkerpoort. Op de plankaart van het bestemmingsplan Structuurweg 2e fase is deze geluidwal als zodanig nader aangegeven. De geluidwal heeft thans nog de functie van geluidwerende voorziening voor onder meer plan Corlaer en omgeving. Bij de ontwikkeling van plan Corlaer uiteindelijk gekozen voor een geluidwal (talud 1: 1,5, hoogte 4 meter) met daarop een geluidscherm van 1.3 meter hoogte. Bij deze geluidwerende voorziening is de voorkeursgrenswaarde gehaald.

Met de aanleg van het bedrijventerrein Arkerpoort is de behoefte ontstaan voor het creëren van een zichtlocatie. De geluidswal is ter hoogte van bedrijventerrein Arkerpoort gedeeltelijk afgegraven om het zicht vanuit de A28 op de bedrijven mogelijk te maken. Hiermee wordt de verkoop van kavels maximaal gefaciliteerd. Om de geluidbelasting niet onaanvaardbaar te laten toenemen is een nieuwe (tijdelijke) geluidwal langs de noordrand van het plangebied gerealiseerd.

De gerealiseerde wal wijkt af van de in 2012 geplande wal. Daarom heeft de gemeente laten onderzoeken of voldaan wordt aan de eis van 50 dB bij de nabijgelegen woningen van De Terassen. Door het onderzoeksbureau SPA ingenieurs is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport 'Tijdelijke wal Arkerpoort in Nijkerk, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai rijksweg A28' is als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat, ondanks dat de gerealiseerde grondwal anders is uitgevoerd, de geluidsbelastingen gelijk en bij enkele woningen zelfs iets lager zijn dan eerder was berekend. Dit komt mede doordat de bestaande wal iets minder is ingekort dan waar eerder in 2012 van was uitgegaan.

Opgemerkt wordt dat deze situatie tijdelijk is omdat de nog te realiseren bedrijfsgebouwen een geluidafschermende werking zullen hebben. Zodra het gebied verder ontwikkeld is zal middels een nieuw akoestisch onderzoek worden onderzocht of dit voldoende is om de nieuwe geluidswal te verlagen en/of in te korten.

4.3.3 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit, zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.

De volgende onderdelen zijn betrokken bij de onderbouwing van de bodemkwaliteit:

Bodemkwaliteitskaart
De gemeente heeft een regionale Bodemkwaliteitskaart (BKK) en Bodembeheerplan (BBP). Het plangebied ligt in een zone waar het gehalte aan PAK en enkele zware metalen licht zijn verhoogd. De Bodemkwaliteitskaart geeft in basis voldoende informatie voor het wijzigen van een bestemming. Zeker als het om een toekomstig industrieterrein gaat.

Grootschalig historisch onderzoek
In het kader van Landsdekkendbeeld 2005 is voor de gehele gemeente een archiefonderzoek
uitgevoerd naar bodem belastende activiteiten (historisch-onderzoek). Uit dit onderzoek zijn geen nieuwe verdachte delen naar voren gekomen.

Uitgevoerde bodemonderzoeken
De gemeente heeft in 2011 een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest laten uitvoeren door het milieutechnisch adviesbureau Vink. De resultaten van dit onderzoek 'Verkennend bodemonderzoek en verkennen onderzoek asbest (NEN 5897) aan de Arkemheenweg (Arkerpoort) te Nijkerk' zijn als bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Uit dit onderzoek blijkt dat de weg met halfverharding niet of nauwelijks verontreinigd is. De aangetoonde verhogingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek. Er zijn geen asbestverdachte materialen op het maaiveld en in het opgegraven halfverhardingsmateriaal aangetroffen .Vanwege de aangetroffen gehalte aan minerale olie (boven de streefwaarde) kan de fijne fractie van de halfverharding zonder reiniging niet buiten de locatie worden hergebruikt.
Voor de uit te geven gronden wordt geconstateerd dat op sommige meetpunten/boringen binnen het plangebied in de bovengrond gehalten lood, PAK (10 VROM) en/of minerale olie worden aangetroffen hoger dan de achtergrondwaarde. In de ondergrond is geen van de geanalyseerde parameters is aangetroffen in een gehalte boven de achtergrondwaarde.
In alle grondwatermonsters is barium in een gehalte boven de streefwaarde aangetoond. Ter plaatse van de twee peilbuizen zijn respectievelijk dichloormethaan en benzeen boven de streefwaarde aangetoond. Ter plaatse van een enkele peilbuis zijn naast barium nog koper boven de streefwaarde en nikkel boven de interventiewaarde aangetoond. Geen van de overige geanalyseerde parameters is aangetroffen in een gehalte boven de streefwaarde.
Er zijn tot slot geen aanwijzingen voor aanwezigheid van asbest in gewogen gehalten boven de interventiewaarde, noch ter plaatse van het genoemde puin noch op het overige deel van de onderzochte locatie.

Er zijn tijdens het grondverzet meerdere partijkeuringen uitgevoerd, voordat de partijen zijn toegepast of afgevoerd.

Grondwerkzaamheden
Een puinweg is gezeefd en ontdaan van puin en asbest. Het zeefmateriaal is na bemonstering toegepast binnen het plangebied in de openbare gemeentelijke delen.

Conclusie
In de vaste bodem is het gehalte PAK en minerale-olie licht verhoogd. De bodem is door zeven en saneren geschikt gemaakt voor de nieuwe bestemming. De licht verhoogde stoffen vormen geen belemmering voor de nieuwe bestemming van het gebied.

4.3.4 Externe veiligheid
4.3.4.1 Algemeen

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
In de wet- en regelgeving aangaande externe veiligheid zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen.

Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (A28 en spoor Zwolle-Amersfoort).
  • 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (hoofdaardgastransportleidingen).

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS) als opstap voor het Besluit transport externe veiligheid (Btev).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
4.3.4.2 Onderzoek

In verband met de ligging van Arkerpoort nabij de rijksweg A28 en het mogelijk maken van een LPG-tankstation op Arkerpoort wordt onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke risico's voor het plangebied zelf en de omgeving. Bij het opstellen van het bestemmingsplan van het naastliggende bedrijventerrein de Flier is door het ingenieursbureau DHV een Kwantitatieve RisicoAnalyse (QRA) uitgevoerd, die ook voor bedrijventerrein Arkerpoort van toepassing is. De risicoanalyse is als bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.
In deze kwantitatieve risicoanalyse is al rekening gehouden met de komst van het LPG-tankstation op bedrijventerrein Arkerpoort. De conclusies uit dit rapport en de verantwoording groepsrisico worden hierna beschreven.

Het is niet nodig in het kader van een goede ruimtelijke ordening om voor dit bestemmingsplan Arkerpoort opnieuw een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren, aangezien de bouw van dit LPG-tankstation voorlopig nog niet aan de orde is. Er zijn dus ook niet meer concrete gegevens beschikbaar, dan ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan de Flier.
Voor het opstellen van een zinvolle risicoanalyse is het namelijk nodig de precieze locatie van vulpunt en LPG-tank te kennen en deze zijn nog niet bekend. Te zijner tijd zal bij het afgeven van de omgevingsvergunning voor dit tankstation op kosten van de initiatiefnemer het benodigde externe veiligheidsonderzoek (qra) worden uitgevoerd, waarmee de (externe) veiligheid goed is geborgd.

Conclusies ten aanzien van de risicobronnen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0012.png"  

afbeelding - schematisch overzicht van het zoekgebied voor het LPG-vulpunt

  • De LPG tankinstallatie/ inrichting (geprojecteerd)
    Ten aanzien van de plaatsing van het LPG-vulpunt is in voorgaande afbeelding het zoekgebied hiervoor schematisch aangegeven. Hierbij geldt als voorwaarde dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van 45 meter niet mag overlappen met overige bouwpercelen. Deze PR-contour mag wel over het eigen bouwblok en over wegen en/of rotondes lopen. De maximale LPG doorzet is hier begrensd op maximaal 1000 m3 LPG per jaar. Wanneer de doorzet meer wordt, wordt de PR-contour groter tot 110 meter en dat is zeker niet haalbaar.
    Verder gelden ook de volgende veiligheidsafstanden ten aanzien van:
    • 1. het ondergronds (mag dus niet bovengronds) LPG-reservoir: 25 meter contour verplicht (mag ook niet over andere bouwpercelen lopen);
    • 2. de afleverzuilen met PR-contour van 15 meter verplicht.
  • De snelweg A28
    Verder is er in het kader van een goede ruimtelijke ordening alvast rekening gehouden met een mogelijke verbreding van de A28 ter hoogte van bedrijventerrein Arkerpoort. In het addendum van het externe veiligheidsonderzoek (zoals opgenomen in bijlage 4 van de toelichting) is dit voor de ontwikkeling van bedrijventerrein de Flier opgesteld. De conclusie zijn ook geldig voor het naastliggende bedrijventerrein Arkerpoort.
    Bij een verbreding van 2 keer 2 naar 2 keer 3 rijstroken blijkt de oriëntatiewaarde (=groepsrisico) in de toekomst nog ruim onder de grens van 1,0 te blijven, namelijk 0,577. Dit is zelfs nog lager dan wanneer er geen verbreding zou plaatsvinden (GR = 0,584).
  • Het spoor
    Het spoor Amersfoort-Zwolle bevindt zich op een afstand van meer dan 1 kilometer ten opzichte van het plangebied. Het spoor heeft daarmee qua externe veiligheid geen invloed op het plangebied.
  • De gasleidingen
    Er liggen geen gasleidingen in of vlak bij het plangebied Arkerpoort. Dit is wel vermeld in de risicoanalyse voor de Flier, maar dit is voor bedrijventerrein Arkerpoort niet van toepassing.
4.3.4.3 Verantwoording groepsrisico (VGR)

Opmerking vooraf
Het aanleveren van een specifieke verantwoording groepsrisico kan pas als er een aparte kwantitatieve risicoanalyse (QRA) is opgesteld door de initiatiefnemer van het LPG-tankstation (Schalekamp). In het kader van een goede ruimtelijke ordening is er ten aanzien van de verantwoording groepsrisico al een voorschot genomen in de toelichting van het naastgelegen bestemmingsplan De Flier. Uit paragraaf 7.3 van de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) bij het bestemmingsplan De Flier (zoals opgenomen in bijlage 3 op pagina's 27 en 31) blijkt dat het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde (OW) van 1 ligt.
De oriëntatiewaarde bedraagt 0,30, zowel voor als na het plaatsen van het tankstation. Dit voldoet dus aan de normen. Daarbij wordt aangenomen dat er sprake is van een hittewerende coating op de tankvrachtwagen en dat is in Nederland het geval.

Verder blijkt dat op pagina 7 van bijlage 1 van de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) dat qua bevolkingsgegevens/personendichtheid al uit is gegaan van het aangegeven invloedsgebied van 150 meter. Daarbij is al uitgegaan van de situatie dat het bedrijventerrein Arkerpoort geheel bebouwd is. Deze toekomstige situatie geeft daarmee ook voor het voorliggende bestemmingsplan een goed inzicht in de externe veiligheidsrisico's.

Voor het berekenen van het specifieke plaatsgebonden risico moet eerst duidelijk zijn waar LPG-tank, -vulpunt en -afleverzuilen precies komen en dat is nu nog niet bekend.

Verantwoording groepsrisico per onderdeel
Door toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied van de bovengenoemde risicobronnen neemt het groepsrisico toe. Bij het bevoegd gezag ligt de taak om dit groepsrisico te verantwoorden.
Er is een uitgebreide verantwoording van de groepsrisico toegepast op de relevante risicobronnen, te weten de snelweg A28 en het LPG tankstation.
De gasleiding en het spoor zijn beiden te ver van het plangebied Arkerpoort verwijderd om hierop wat betreft de externe veiligheid invloed te hebben en worden daarom hier niet verder behandeld.

A. Aanwezige dichtheid van personen
In bijlage 1 op pagina 37 van de risicoanalyse is uitgebreide informatie te vinden over de aannames van de bevolkingsdichtheid rond het toekomstige LPG-station. Voor de berekening van het groepsrisico is het (plan)gebied verdeeld in bevolkingsvlakken. Hierbij is uitgegaan van 1 persoon per 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo); voor Arkerpoort is dat ook realistisch.
In de bijbehorende tabellen is af te lezen om hoeveel personen dit per bevolkingsvlak gaat, zowel overdag als 's nachts.

  • A28:
    In afbeelding 15 op pagina 40 van bijlage 1 van de risicoanalyse is te zien dat de snelweg A28 grenst aan de volgende bevolkingsvlakken: nummer 13 en 14 van De Flier. Uit tabel 20 kan worden herleid dat het in deze vlakken om een relatief lage bevolkingsdichtheden gaat. Er zijn hier dus vrij weinig mensen aanwezig, terwijl de afstand tot de A28 varieert van circa 10 tot wel 50 meter. Hiertussen bevindt zich een waterpartij.
    Voor Arkerpoort is deze situatie, zoals we nu kunnen inschatten, vergelijkbaar.
  • LPG:
    In bevolkingsvlakken 5 en 6 van De Flier bevinden zich relatief gezien de meeste mensen en deze vlakken zijn ook relatief dichtbij het LPG-tankstation gelegen. De bebouwingsdichtheid op Arkerpoort zal toenemen, maar is nu nog niet exact bekend. Hiervoor zijn echter adequate maatregelen genomen, die verderop in deze verantwoording worden genoemd.

B. Hoogte van het groepsrisico

  • A28:
    De hoogte van het groepsrisico bedraagt zonder De Flier bijna 0,3. Met De Flier bedraagt het groepsrisico bijna 0,6 (zie paragraaf 4.2.2. in Bijlage 6). Gezien deze toename vindt er wel een verantwoording groepsrisico plaats. Echter de norm van de oriëntatiewaarde van 1 wordt niet overschreden.
    Dit geldt bij benadering ook voor de Arkerpoort.
  • LPG:
    Bij uitvoering van de ruimtelijke plannen voor De Flier en voor de Arkerpoort zal het groepsrisico zonder aanvullende maatregelen 4,14 bedragen. Dit is een ruime overschrijding van de norm van de oriëntatiewaarde van 1. Zonder ruimtelijke plannen zou het groepsrisico een geringe overschrijding te zien geven en 1,04 bedragen.
    Echter, door het uitvoeren van een aantal effectieve maatregelen is het groepsrisico effectief te verlagen tot ruim onder de norm:
    • 1. door het gebruik van een hittewerende coating op de tankwagen, wordt het groepsrisico teruggebracht tot 0,30. Deze maatregel is inmiddels een wettelijke verplichting geworden en er mag dan ook vanuit worden gegaan dat alle LPG tankauto's hieraan voldoen;
    • 2. een andere effectieve maatregel is om de jaardoorzet aan LPG terug te brengen van de huidig toegezegde 1000 m3 tot 500 m3 per jaar . Alle overige bestaande LPG tankstations in de gemeente zijn inmiddels via hun milieuvergunning begrensd tot deze grens van 500 m3 LPG per jaar;
    • 3. ook het maken van afspraken ten aanzien van venstertijden voor het vullen van de LPG tanks, leidt tot het verlagen van het groepsrisico; de voorkeur is om dit buiten kantooruren te laten plaatsvinden en in de weekeinden. Er bevinden zich dan veel minder mensen op het bedrijventerrein.

C. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico door inrichtingshouder

  • A28:
    Aangezien Rijkswaterstaat de beheerder is van alle rijkswegen, waaronder de A28, is zij ook als inrichtingshouder aan te merken. De groepsrisico in de zone rond de snelwegen wordt verantwoord via 'Basisnet weg'.
    Het is niet te verwachten dat de hoeveelheid aan vervoer van gevaarlijke stoffen via de A28 bewust zal worden beperkt door de overheid. Echter via 'Basisnet weg' is wel het maximale aantal vervoersbewegingen berekend (het risicoplafond), waarbinnen het nog verantwoord is voor de aanwezige ruimtelijke ontwikkelingen rond de A28.
  • LPG:
    Zie hiervoor bovengenoemde maatregelen onder ad B LPG, zoals het kiezen van een leverancier die gebruik maakt van tankwagens met een beschermende coating en het afspreken van venstertijden voor de levering van het LPG.
    Verder zal de inrichtinghouder zijn personeel goed moeten instrueren met betrekking tot veiligheidsinstructies en mogelijke ontruimingsprocedures, zodat zij ook de aanwezige klanten in veiligheid kunnen brengen.

D. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico in besluit/milieuvergunning

  • A28:
    Rijkswaterstaat zal onder meer via 'Basisnet weg' het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg reguleren en hiervoor noodzakelijke voorzorgsmaatregelen treffen.
  • LPG:
    De overheid heeft in haar wetgeving verplicht dat er met gecoate tankwagens voor LPG wordt gewerkt. Ook de veiligheidsnormering van de LPG installatie zelf draagt bij aan een beperking van het groepsrisico.


E. Voorschriften ter beperking groepsrisico door bevoegd gezag

  • A28:
    De voorschriften die door de rijksoverheid worden gesteld, vloeien voort uit de uitwerking van 'Basisnet weg'. De zogenaamde PlasbrandAandachtsGebieden (PAG-zones) lopen ook over de waterpartijen, die tussen A28 en De Flier aanwezig zijn.
    Mocht er sprake zijn van vloeibare brandstoffen die weglekken bij een ongeval en mogelijk in brand vliegen, dan moeten de hulpdiensten erop alert zijn dat deze brandstoffen in dit water komen en blijven drijven. De brandstoffen blijven aan het oppervlak doorbranden en kunnen mogelijk de overzijde bereiken, waar de gebouwen van De Flier en Arkerpoort zich bevinden. Echter verder dan de wal zal de brand niet komen, waardoor de wal als een natuurlijke barrière kan worden gezien.
  • LPG:
    De (rijks-)overheid moet ervoor zorg dragen dat de afspraken uit het convenant LPG worden nageleefd. Verder moet er via het bestemmingsplan worden vastgelegd dat zich niet te veel mensen in de nabijheid van dit LPG station kunnen vestigen en verblijven.

F. Voor- en nadelen andere mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen met lager groepsrisico
Voor alle bronnen geldt dat er geen andere ruimtelijke alternatieven zijn onderzocht, waarbij sprake is van een lager groepsrisico. Bedrijventerrein Arkerpoort (net als De Flier) is namelijk strategisch aan de A28 gelegen en biedt hier voor geïnteresseerde ondernemers diverse aantrekkelijke zichtlocaties. Dit is op andere locaties in de gemeente niet mogelijk, of het zou bij Hoevelaken aan de A1 moeten zijn. Hierin wordt echter al voorzien door de verdere ontwikkeling van plangebied Bedrijventerrein 2 van de gemeente Nijkerk.
Wel is er bij het opstellen van het beeldkwaliteitplan en het bestemmingsplan van zowel Arkerpoort als De Flier rekening mee gehouden dat de personendichtheid, met name rond het toekomstige LPG station, niet te hoog wordt. De bouwhoogte van de gebouwen is daarom hier beperkt.

G. Mogelijkheden en maatregelen ter beperking groepsrisico in nabije toekomst
Voor alle relevante risicobronnen geldt dat een adequate voorlichting van de aanwezige werknemers en aanwezigen op het bedrijventerrein Arkerpoort van het grootste belang is en blijft. Dit betekent dat op gezette tijden moet worden geoefend in de vorm van ontruimingsoefeningen, bedrijfshulpverlening, brandweeroefeningen en dergelijke.
Verder kunnen er bouwkundige maatregelen worden genomen, maar dit moet al bij de bouw plaatsvinden, zoals versterkte gevels en veiligheidsglas toepassen.

H. Bestrijdbaarheid
Naast het aanbrengen van voldoende bluswatervoorzieningen via blusleidingen en/of- vijvers is het van belang voor een goede bestrijdbaarheid van een mogelijke ramp dat er een goede rampenbestrijdingskaarten (onder andere voor LPG-tankstations) beschikbaar zijn bij de lokale brandweer en dat zij hiermee uit de voeten kunnen (bijvoorbeeld door oefensessies).
Ook moet er bij de aanleg van het bedrijventerrein Arkerpoort aandacht zijn voor een goede infrastructuur. Is de locatie goed bereikbaar bij een mogelijke ramp en zijn er voldoende opstelplaatsen voor de hulpverleners aanwezig?

Via het opstellen van een inzetplan kan een goed overzicht worden gemaakt van deze infrastructuur: aanrijd- en evacuatieroutes, blus watervoorziening en bereikbaarheid daarvan. Ook aandachtspunten en risico's moeten hierbij worden benoemd. Wat betreft de bluswatervoorzieningen zal gebruik worden gemaakt van ondergrondse brandkranen op het waterleidingnet en ook van voorbereide watertappunten voor het gebruik van het aanwezige open water op het bedrijventerrein als bluswater.

Wat betreft de bereikbaarheid/infrastructuur is het van belang dat er een tweede ontsluiting van het gebied wordt gerealiseerd. Dit hoeft geen permanente mogelijkheid te zijn. Een toegang via 'verhard' openbaar groen, bijvoorbeeld met zogenaamde graskeien, is daarvoor een goede optie. Hiermee wordt voorkomen dat de hulpdiensten zich vastrijden in 'vluchtend' verkeer. Door een tweede (nood)ontsluiting ontstaat er een mogelijkheid tegengestelde verkeersstromen te scheiden. Deze voorzieningen worden dan ook verwerkt in het eerder genoemde inzetplan.

I. Zelfredzaamheid
Het gaat hierbij om de mate waarin de rond de risicobron aanwezige personen zich bij een eventuele ramp zelfstandig in veiligheid kunnen brengen. Hierbij is het raadzaam om voor beide bedrijventerreinen (De Flier en Arkerpoort) als geheel diverse (gezamenlijke) bijeenkomsten te organiseren, waarbij aandacht wordt besteed aan vluchtroutes, bedrijfshulpverlening en dergelijke.
Ook het aanbrengen van alarmering is van belang net als bij de bouw rekening houden met vluchtroutes van de bron af. Aangezien over het algemeen de werknemers op een bedrijventerreinen voldoende mobiel en zelfstandig zijn, wordt er vanuit gegaan dat zij zichzelf in principe voldoende in veiligheid kunnen brengen, als dat nodig mocht zijn.

  • A28:
    De gebouwen van De Flier en Arkerpoort die zich aan de waterzijde langs de A28 bevinden, moeten te allen tijde over een vluchtroute beschikken, die zich aan de achterzijde van het pand bevindt. Men moet immers veilig kunnen vluchten van de bron (A28) af.
  • LPG:
    Voor het LPG station is het mogelijk om aangrenzende gebouwen te voorzien van verzwaarde gevels met eventueel veiligheidsglas aan de zijde van het LPG tankstation. In de te verlenen omgevingsvergunningen dient hiervoor aandacht te zijn.
4.3.5 Luchtkwaliteit
4.3.5.1 Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtstbij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland uitstel verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

4.3.5.2 Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan heeft Royal HaskoningDHV een toetsing van de luchtkwaliteit uitgevoerd. De rapportage is als bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.

In de rapportage wordt geconstateerd dat de realisatie van het bedrijventerrein Arkerpoort in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is opgenomen onder IB-nummer 223. De omschrijving en kenmerken van het project zoals opgenomen in het NSL, wijken af van waar in het bestemmingsplan vanuit gegaan wordt.
Berekeningen op basis van de actuele inzichten en uitgangspunten met de NSL-Rekentool tonen echter aan dat er met het project wordt voldaan aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Daarmee is het project niet in strijd met het NSL en kan het op grond van art. 5.16, eerste lid, sub d Wm doorgang vinden.

Toetsing en monitoring van projecten die in het NSL zijn opgenomen, vindt plaats binnen het NSL. Daartoe wordt jaarlijks gemonitoord of aan de grenswaarden wordt voldaan. Omdat de kenmerken van het project gewijzigd zijn, dient de gemeente in het kader van de monitoring de gewijzigde kenmerken aan Bureau Monitoring NSL te melden middels het voortgangsformulier projecten en maatregelen. De gewijzigde verkeersgegevens dienen in de Monitoringstool opgenomen te worden.

4.3.6 Geur

Algemeen
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Plangebied
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schept het kader voor de onderbouwing van nieuwe plannen voor het aspect geur. Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Verordening geurhinder en veehouderij 2012 vastgesteld. In deze verordening is rekening te houden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Voor Arkerpoort (gebied 3 in de geurverordening) mag de geurbelasting van een veehouderij op een in het gebied gelegen geurgevoelig object ten hoogste 10 odour units per kubieke meter lucht. Daarnaast geldt hier de wettelijke afstandscontour van 100 meter tot aan geurgevoelige objecten in de bebouwde kom.

De in 2008 bepaalde geurnorm was gebaseerd op de geuruitstoot van met name twee agrarische bedrijven die inmiddels voor het nieuwe bedrijventerrein De Flier zijn aangekocht en gesloopt. Met bovengenoemde aangepaste geurnorm is er nu dus voldoende ruimte voor andere omliggende agrarische bedrijven om zich nog te kunnen ontwikkelen. In het plangebied is sprake van een goed leefklimaat, terwijl volgens de normering het leefklimaat matig mag zijn.
Voor wat betreft geurhinder vanwege veehouderijen is er geen belemmering voor dit plan.

4.4 Ecologie

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

Ten behoeve van het voorgenomen plan is door bureau Ecogroen Advies een natuurtoets uitgevoerd. Het rapport 'Quickscan Flora en Fauna Arkerpoort te Nijkerk' is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. In deze natuurtoets is ingegaan op de gebieds- en soortenbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Externe werking op beschermde gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen, zoals het Natura 2000-gebied Arkemheen, zal gelet op de aard van de ingreep naar verwachting niet aan de orde zijn.
Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS. Aangezien het plangebied ook niet grenst aan een gebied of landschapselement dat deel uitmaakt van de EHS, is aantasting niet aan de orde.

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van het plangebied. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.

4.4.2 Soortbescherming

Waarnemingen en te verwachten soorten
Het plangebied (met name de randen) kan deel uitmaken van het foerageergebied van kerkuil. Tijdens het veldbezoek zijn diverse koolmezen en pimpelmezen waargenomen die mogelijk in de knotwilgen kunnen broeden. Volgens de gemeente hebben vorig seizoen in de reeds vergraven grondwal oeverzwaluwen gebroed. In het aanwezige groen kunnen algemene vogels als merel, heggenmus, winterkoning, roodborst, kleine karekiet, bosrietzanger, grasmus en houtduif broeden. Daarnaast kunnen op de kalere delen grondbroeders als kievit, scholekster nestelen. Verder broeden langs de waterkanten soorten als meerkoet en waterhoen.

Het plangebied zal, gelet op het aanwezige habitat, gebruikt kunnen worden door in de omgeving verblijvende vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger om te foerageren. Daarnaast kunnen binnen het plangebied diverse soorten algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën voorkomen. Een streng beschermde soort als rugstreeppad is op basis van het huidige habitat niet te verwachten, echter de aanwezigheid van deze pionierssoort is ten tijde van de werkzaamheden op voorhand niet volledig uit te sluiten. In de watergang zullen verder enkele algemene vissoorten voorkomen. Daarnaast is de aanwezigheid van kleine modderkruiper niet uit te sluiten.

Voor de overige beschermde soorten (Tabel 1 t/m 3 van de Flora- en faunawet) uit de verschillende soortgroepen vormt het plangebied geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.

Overtredingen Flora- en faunawet
Met betrekking tot de voorgenomen plannen kunnen bij werkzaamheden in het broedseizoen overtredingen plaatsvinden ten aanzien van algemene broedvogels.

Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet
Indien de nestmogelijkheden (het aanwezige groen) buiten het broedseizoen worden verwijderd, zullen er geen overtredingen plaatsvinden met betrekking tot broedvogels. Met betrekking tot het te handhaven groen en te realiseren beplanting en water is het van belang dat de aan te leggen verlichting hier niet op wordt gericht. Vleermuizen zijn namelijk zeer verstoringgevoelig ten aanzien van verlichting.
Indien men kolonisatie van het plangebied door rugstreeppad voor alle zekerheid wil voorkomen, wordt geadviseerd in de voortplantingsperiode april - augustus geen open water (ondiepe plassen) te laten bestaan.

Algemene zorgplicht
In het kader van de algemene zorgplicht dienen aanwezige dieren (grondgebonden zoogdieren en amfibieën) de gelegenheid te krijgen om veilig weg te komen. Indien noodzakelijk kunnen dieren zorgvuldig worden verplaatst naar geschikt habitat buiten de werkzaamheden.

De werkzaamheden met betrekking tot het dempen van water dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd buiten de voortplantingsperiode van amfibieën en paaiperiode van vissen. De minst ongunstige periode om deze werkzaamheden uit te voeren is tussen augustus - november. Daarnaast dienen de werkzaamheden dusdanig te worden uitgevoerd, zodat de vissen het te handhaven water kunnen bereiken en niet in het nauw worden gedreven. Verder wordt aanbevolen om voorafgaand aan de demping van de watergangen de aanwezige vissen (en amfibieën) zover redelijkerwijs mogelijk is af te vangen en over te zetten naar het te handhaven water.

Noodzaak tot nader onderzoek
Nader onderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen wordt niet noodzakelijk geacht.

Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c
Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet aan de orde.

4.5 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

4.5.1 Archeologie

In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Malta ondertekend, waarmee ons land zich verplichte tot het beter beschermen van archeologische waarden. Ten behoeve van de implementatie werd in 2006 de Monumentenwet gewijzigd en werd het Verdrag van Malta in 2007 geïmplementeerd waardoor een aantal wetten werden gewijzigd inclusief de Monumentenwet (1988).

De uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • behoud van archeologische waarden er plaatse;
  • het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming;
  • de introductie van het zogenaamde veroorzakersprincipe, waarbij de initiatiefnemer financieel verantwoordelijk is voor de behouds- of onderzoekskosten.

De zorgplicht voor het archeologisch bodemarchief is primair bij de gemeenten gelegd.

De provincie heeft in het Provinciale Streekplan (2005) gesteld: "Wij hebben geconstateerd dat de regio voor de aspecten cultuurhistorie en archeologie geen ruimtelijke afwegingen heeft gemaakt. Dat betekent dat de gemeenten bij uitwerking van plannen binnen zoekzones in alle gevallen deze waarden alsnog zullen moeten onderzoeken en bij hun afwegingen moeten betrekken. Zij moeten er rekening mee houden dat na het van kracht worden van de archeologiewet bestemmingsplannen "Malta-proof" moeten zijn" (5.7.2 Cultuurhistorie en Archeologie). Een en ander is uitgewerkt in de nota Belvoir 3 (2009-2012) waarin de omgeving van Nijkerk is aangeduid als parelgebied.  

Om het archeologiebeleid gestalte te geven heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingenkaart laten maken op basis waarvan een beleidskaart is gemaakt (vastgesteld in 2011). Deze kaart met het bijbehorend rapport vormt de basis voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Uitgangspunt is dat archeologisch waardevolle terreinen worden behouden voor de toekomst. Alleen wanneer dat niet mogelijk is, dient door middel van een opgraving de archeologische informatie te worden veiliggesteld.

Onderstaand is een uitsnede van het plangebied van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0050-0002_0013.png"  

afbeelding - uitsnede Archeologische Beleidskaart Nijkerk

Twee kleine gebieden die in gebruik zijn bij de rijksweg A28 hebben een middelmatige verwachtingswaarde. In dit gebied zijn echter geen ontwikkelingen te verwachten waarbij eventuele archeologische waarden worden aangetast. De gronden van Arkerpoort hebben een lage archeologische verwachtingswaarde.

Archeologisch onderzoek
In het kader van het bestemmingsplan voor het direct aansluitende bedrijventerrein De Flier is in 2010 door RAAP een onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). De belangrijkste conclusies zijn:

  • een groot deel van het gebied is in de eerste helft van de veertiende eeuw vanuit Holk in een periode van enkele decennia tot aan de Laak verkaveld. De huidige percelering van het gebied dateert oorspronkelijk uit deze periode en is deels mogelijk ouder;
  • de boerderijen binnen het plangebied dateren uit de negentiende of twintigste eeuw;
  • het gebied kent grotendeels een lage archeologische verwachting. Alleen langs de oostzijde van het plangebied Arkerpoort bevindt zich een kleine dekzandwelving, met een middelhoge verwachting. Het onderzoek heeft echter uitgewezen dat de bodem in nagenoeg het gehele plangebied grootschalig is verstoord;
  • binnen het gebied heeft een verdedigingswerk uit de Tweede Wereldoorlog gelegen;
  • de resten van het oude Rijnkanaal zijn bewaard gebleven in het gebied.

Gezien de lage verwachting en de verstoringsgraad van het gebied wordt het niet zinvol geacht om verder archeologisch onderzoek uit te voeren. Aangenomen wordt dat deze bevindingen ook voor het onderhavige plangebied gelden. Het uitvoeren van vervolgonderzoek wordt vooralsnog niet zinvol geacht.

Ten aanzien van het Oude Rijnkanaal geldt dat het de voorkeur heeft deze resten te behouden en te visualiseren. Indien behoud niet mogelijk is dan dient archeologisch onderzoek plaats te vinden om informatie te verzamelen over de aanleg en het uiterlijk van dit historische element. Om inzicht te krijgen in de ontginningsgeschiedenis van het gebied is een oostwest ontsluiting archeologisch begeleid om eventuele oudere verkavelingsstructuren in kaart te brengen (zie verder paragraaf 4.5.2).

Ondanks het zorgvuldige archeologiebeleid, waarbij indien nodig archeologisch onderzoek plaatsvindt, kunnen altijd toevalsvondsten worden gedaan. Hiervoor geldt de verplichting om hier direct melding van te maken bij de gemeente Nijkerk.

4.5.2 Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Cultuurhistorie kan gaan om historische bebouwing zoals boerderijen, bruggen, kerken of grenspalen of historisch geografisch erfgoed zoals (het ontstaan van) zichtbare sporen in het landschap.

In het kader het bestemmingsplan De Flier is een onderzoek uitgevoerd om in beeld te krijgen welke cultuurhistorisch waarden in het plangebied aanwezig zijn. Uit deze inventarisatie blijkt dat:

  • 1. Een groot deel van het gebied is in de eerste helft van de veertiende eeuw vanuit Holk in een periode van enkele decennia tot aan de Laak verkaveld. De huidige percelering van het gebied dateert oorspronkelijk uit deze periode en is deels mogelijk ouder;
  • 2. De resten van de "Oude Rijn" zijn bewaard gebleven en liggen deels in het plangebied. Delen van het kanaal zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De omschrijving zoals die voorkomt in de gemeentelijke monumentenlijst luidt als volgt:
"Aan beide zijden van de Fliersteeg vlakbij de boerderij "Koudhoorn" liggen smalle perceeltjes met een wat wilde begroeiing. Dit zijn overblijfselen van de zogenaamde "Oude Rijn", een kanaal dat Karel van Gelre kort na het jaar 1500 heeft laten graven om Wageningen en de Rijn met de Zuiderzee te verbinden. Deze watergang moest bij het voormalig slot Hulckestein in de Zuiderzee uitmonden. Ongetwijfeld hebben militair-strategische overwegingen Karel er toe gebracht dit plan ten uitvoer te brengen. Zo kon hij immers vijandelijke transporten op de Zuiderzee hinderen. Het plan voor de aanleg van het kanaal is nooit geheel uitgevoerd. Alleen het deel in het ambt Nijkerk werd voltooid. Op de topografische kaart is de loop door het grondgebied van de gemeente Nijkerk nog goed waarneembaar. Conclusie: de restanten van het kanaal de "Oude Rijn" zijn de laatste overblijfselen van een groot militair en waterstaatkundig project uit de late middeleeuwen waarbij het vestingstadje Nijkerk was betrokken. Het object is van geschiedkundige waarde en van algemeen belang voor de regionale geschiedenis".  


Als gevolg van de invulling van het bedrijventerrein Arkerpoort verdwijnt de daar aanwezige verkaveling.
Bij het ontwerp voor Arkerpoort is daarentegen wel rekening gehouden met de aanwezigheid van het Oude Rijnkanaal. Deze bevindt zich langs de Arkemheenweg en wordt door middel van een nieuwe water gevisualiseerd.

Archeologische begeleiding
Vanwege de aanleg van riolering ten behoeve van het bedrijventerrein zijn door ADC ArcheoProjecten, in het kader van archeologische begeleiding, opgravingswerkzaamheden uitgevoerd naar het tracé van de Oude Rijnkanaal (het kanaal van hertog Karel van Gelre). Het rapport 'Zoektocht naar het kanaal van hertog Karel van Gelre' is als bijlage 8 aan de toelichting toegevoegd.
Uit het rapport blijkt dat er fossiele restanten van een waterloop zijn aangetroffen. De kans is groot dat de aangetroffen fossiele waterloop het Oude Rijnkanaal betreft. Het kanaal is daarmee aangetroffen en gedocumenteerd, waardoor de vermoedde ligging van dit kanaal bevestigd is. Verder onderzoek op deze locatie naar dit kanaal wordt echter vanwege het verstoorde karakter ervan als niet noodzakelijk beschouwd. Onderzoek naar dit kanaal op andere locaties kan mogelijk wel meer licht werpen op het gebruik en de drooglegging ervan.

Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek wordt geadviseerd om het gebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling.

4.5.3 Monumenten

In het plangebied bevinden zich geen panden die zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument.

4.6 Verkeer en parkeren

4.6.1 Verkeer

Het plangebied bestaat deels uit de rijksweg A28 en de daaraan gekoppelde afrit Vathorst-Nijkerk. De rijksweg A28 zorgt er voor dat het bedrijventerrein Arkerpoort goed bereikbaar is vanuit het noorden en midden van het land. De ontsluiting van het bedrijventerrein krijgt vorm door een volwaardige aansluiting op de Arkemheenweg en een bajonetaansluiting op de Verbindingsweg. Het bedrijventerrein is op deze manier ook uitstekend bereikbaar voor de kern Nijkerk. Daarnaast is de toegang bij calamiteiten op deze wijze ook voldoende.

De ontsluiting van het fietsverkeer vindt plaats via het aansluitende bedrijventerrein De Flier.

4.6.2 Parkeren

Het grootste gedeelte van de parkeervoorzieningen wordt op het binnenterrein opgelost of aan de achterzijde van de bedrijfsgebouwen op eigen terrein. De extra parkeerplaatsen aan de randen zijn uitsluitend bedoeld voor bezoekers van de kantoorfuncties bij de bedrijven. Uitgangspunt is om de parkeervoorzieningen zoveel als mogelijk uit het zicht te houden. Voor wat betreft de aan te houden parkeernormen wordt uit gegaan van de Nota Parkeernormen van de gemeente Nijkerk.

4.7 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied bevinden zich geen leidingen of kabels die een verdere doorwerking behoeven in het bestemmingsplan. Wel bevindt zich in het noorden van het plangebied een straalpad. Straalpaden worden gebruikt ten behoeve van telecommunicatie. Voor een onbelemmerd gebruik mag bebouwing binnen een straalpad een bepaalde hoogte niet overschrijden.

Hoofdstuk 5 Verklaring van de regels

5.1 Algemeen

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het bedrijventerrein Arkerpoort en het aangrenzende deel van de rijksweg A28. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen van omgevingsvergunningen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.

Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. De bestemmingen worden in paragraaf 5.2 behandeld.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke standaard.

Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 5.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

5.2 Specifieke verklaring van dit bestemmingsplan

5.2.1 Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein Arkerpoort heeft de bestemming "Bedrijventerrein" gekregen. Binnen de bedrijventerreinbestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels. Verder zijn binnen deze bestemming diverse vormen van openbaar gebied toegestaan, zoals wegen en groenvoorzieningen.

Voor het hele gebied is een maximale bedrijfscategorie toegestaan tot milieucategorie 4.1. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een "rustige woonwijk" (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie indeling:

grootste afstand   categorie  
10 m   1  
30 m   2  
50 m   3.1  
100 m   3.2  
200 m   4.1  

Op het grondgebied van Arkerpoort kunnen zich zonder belemmeringen bedrijven uit categorie 3.2 vestigen. De afstand tot gevoelige bestemmingen is dusdanig groot dat overlast als gevolg van de bedrijvigheid niet te verwachten is.

"Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen" Wet geluidhinder en Bevi's
De vestiging van "mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen", in de zin van de Wet geluidhinder is in het plangebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven.

Bedrijven vallende onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn in principe toegestaan, mits na een onderzoek (qra) door de aanvrager wordt aangetoond dat het plaatsgebonden risico (Pr 10-6 contour) van dit Bevi-bedrijf binnen de grenzen van hun eigen bedrijfskavel blijft. Ook moet het groepsrisico hierbij verantwoord worden.

Een voorbeeld van een bevi-inrichting is het nog te realiseren verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg in de oostelijke hoek van het bedrijventerrein. De locatie van dit nieuwe tankstation is door middel van een specifieke functieaanduiding aangegeven op de verbeelding. Bij het tankstation is tevens de mogelijk om ondergeschikte detailhandel te ontplooien.

Het vulpunt voor LPG mag worden geplaatst binnen de aanduiding 'overige zone - vulpunt lpg'.
In verband met de externe veiligheid behorende bij een dergelijk vulpunt is geregeld dat binnen een straal van 45 m vanaf het vulpunt geen kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op het bedrijventerrein zijn alleen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoeringen gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen. In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand van het openbaar gebied.

De hoogtematen van de gebouwen zijn zoveel mogelijk gelijkgesteld en op de verbeelding weergegeven. Voor de hoek kavels langs de rijksweg A28 zijn afwijkende hoogtematen gehanteerd. Op deze kavels is het mogelijk een hoogteaccent te realiseren. De verschillende hoogtematen zijn op de verbeelding weergegeven.

Afwijken van de bouwregels
Binnen de bestemming zijn afwijkingsregels opgenomen waarmee onder andere bedrijven uit een hogere categorie dan 3.2 zijn toegestaan mits deze bedrijven qua gevolgen voor de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met bedrijven uit categorie 3.2. Daarnaast zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor onder andere reclame-uitingen, bebouwingspercentages en technische installaties.

Afwijken van de gebruiksregels
Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om de gronden met de bedrijventerreinbestemming te gebruiken voor verscheidene vormen van detailhandel. Om gebruik te maken van deze afwijkingsbevoegdheid moet wel voldaan worden aan enkele ruimtelijke relevante voorwaarden die gebaseerd zijn op de uitgangspunten van de beleidsregels "detailhandel op bedrijventerreinen".
Eén van de voorwaarden bij het afwijken van het toegestane gebruik heeft betrekking op het realiseren van voldoende parkeergelegenheid.

5.2.2 Groen

Om de groene uitstraling van het bedrijventerrein Arkerpoort te waarborgen hebben de randen van het bedrijventerrein de bestemming "Groen" gekregen. Binnen de groenbestemming zijn ook geluidwerende voorzieningen, in- en uitritten, paden en verhardingen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

5.2.3 Verkeer

Het deel van de rijksweg A28 dat valt binnen het plangebied heeft de bestemming "Verkeer" gekregen. Ook de bijbehorende taluds en de op- en afritten zijn bestemd als "Verkeer". Naast de gronden van de rijksweg A28 zijn ook de Verbindingsweg en de Arkemheenweg bestemd als "Verkeer".

Binnen de verkeersbestemming zijn naast wegen, straten en paden ook onder andere parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

5.2.4 Waarde - Archeologie 11

In het plangebied zijn resten van de "Oude Rijn" aanwezig waarvoor de archeologische verwachtingswaarde 'hoog' geldt. Deze resten zijn beschermd door het geven van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 11"

Binnen deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bepaalde werken en werkzaamheden verplicht, voor zover deze bodemingrepen dieper dan 40 cm en over een oppervlakte groter dan 100 m² plaatsvinden. Tevens geldt een rapportageplicht en een verplichting tot het treffen van technische maatregelen.

Binnen de dubbelbestemming is tot slot ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de betreffende dubbelbestemming bij het verkrijgen van nadere informatie geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd.

5.2.5 Vrijwaringszone - straalpad

In het noorden van het plangebied ligt een deel van een straalpad. Voor dit straalpad is een gebiedsaanduiding opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het verboden om gebouwen te realiseren hoger dan de op de verbeelding aangegeven maximale hoogte. Door de bouwhoogte van bebouwing binnen dit gebied in te perken wordt verstoring van het straalpad voorkomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw ruimtelijk plan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Op basis van de beoogde planontwikkeling van bedrijventerrein Arkerpoort is een exploitatieopzet opgesteld. In de exploitatieopzet is rekening gehouden met een reservering voor bovenwijkse voorzieningen. De exploitatieopzet levert een positief resultaat op. De gronden zijn volledig eigendom van de gemeente Nijkerk, wat betekent dat de gemeente Nijkerk de volledige regiefunctie kan uitvoeren bij de uitgifte van het bedrijventerrein.

Met de vastgestelde exploitatieopzet wordt aangetoond dat de beoogde planontwikkeling van bedrijventerrein Arkerpoort financieel uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijk uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Waterschap Vallei & Eem en Rijkswaterstaat.

Overleg met de Provincie Gelderland en Rijkswaterstaat heeft geleid tot het voorstel om een aantal kleine aanpassingen aan te brengen in de regels van het bestemmingsplan.

De aanpassingen die worden voorgesteld door te voeren na het overleg met de Provincie Gelderland hebben als doel het bestemmingsplan Arkerpoort af te stemmen op de inhoud van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Specifiek gaat het dan om de afwijkingsmogelijkheden die het college heeft om vergunning te verlenen voor detailhandsvestigingen op het bedrijventerrein.

De Provincie Gelderland heeft aangegeven de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling op een tweetal onderdelen als niet conform haar verordening te beschouwen. Zo biedt de voorgestelde regeling in het ontwerpbestemmingsplan mogelijkheden om als college middels een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan thematische ontwikkelingen toe te staan. Deze mogelijkheid beschouwt de provincie als niet conform haar verordening. Deze afwijkingsmogelijkheid zal worden geschrapt uit het bestemmingsplan.

Daarnaast stelt de provincie dat het college bij het verlenen van medewerking aan vormen van grootschalige detailhandel regionaal dient af te stemmen over de programmering van de betreffende detailhandelsvestiging. Deze wens van de provincie zal in de regels van het bestemmingsplan worden opgenomen.

Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat zij graag geconsulteerd wordt indien het college middels een afwijkingsmogelijkheid gebruik wil maken om reclamezuilen met een hoogte tussen de 3 en 15 meter die zichtbaar zijn vanaf de Rijksweg A28 op de Arkerpoort toe te staan. In reactie op de wens van Rijkswaterstaat zal in het bestemmingsplan worden opgenomen dat het college Rijkswaterstaat inderdaad zal consulteren als deze situatie zich voordoet.

6.2.2 Resultaten ter visielegging van het ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van donderdag 30 april 2015 tot en met woensdag 10 juni 2015 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de genoemde termijn van zes weken zijn er geen zienswijzen ingediend.