De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
In opdracht van BJZ.nu is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren, evenals nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de voorgenomen activiteit in strijd is met de natuurbeschermingswet. Het plangebied is eenmaal onderzocht op 24 april 2012 om vast te stellen of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn op het erf en of er beschermde nesten, holen of vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn.
Tijdens het onderzoek op locatie zijn bezette vogelnesten aangetroffen. Vanwege de aanwezigheid van bezette vogelnesten in de klimop aan de muren van de bebouwing en in het groen rondom de gebouwen, dienen de gebouwen en het groen buiten de broedtijd gesloopt te worden.
Mogelijk broeden er ook vogels op de platte daken van de gebouwen. Nestplaatsen van soorten die op daken broeden zijn niet jaarrond beschermd.
De aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen bebouwing kan niet uitgesloten worden op basis van de gehanteerde onderzoeksmethode. Gericht onderzoek naar het gebruik van het gebouw door vleermuizen conform het vleermuisprotocol kan antwoord geven op de vraag of er vaste verblijfplaatsen in het gebouw aanwezig zijn, om welke soorten, aantallen en type verblijfplaats het gaat.
Een deel van het gebouwencomplex wordt niet gesloopt. Dit bestaande gebouw lijkt geschikt om eventuele vleermuiskasten, ter compensatie van verblijfplaatsen die mogelijk verloren dreigen te gaan, aan te bevestigen. Duidelijkheid over de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen en het aanbrengen van vervangende verblijfplaatsen is pas aan de orde bij de sloop van het gebouw. De ruimtelijke procedure voor wijziging van het bestemmingsplan en het uitvoeren van vervolgonderzoek zullen parallel lopen. De uitkomsten en eventuele vervolgstappen zijn pas van belang bij het aanvragen van de omgevingsvergunning, onderdeel sloop en staan niet in de weg aan een voortijdige vaststelling van het bestemmingsplan.
Er zijn verder geen beschermde soorten uit tabel 2&3 van de Ff-wet in het plangebied aangetroffen. Gelet op de voorgenomen activiteit wordt verondersteld dat de voorgenomen activiteit geen aantoonbaar significant negatief effect op nabijgelegen beschermde natuurgebieden heeft.