direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: De Flier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0267.BP0042-0003

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het provinciale planologische beleidskader is neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 dat op 29 juni 2005 is vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het Streekplan per 1 juli 2009 beleidsneutraal omgezet naar een provinciale structuurvisie.

Leidend principe in de Structuurvisie is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. De Structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de “ruimtelijke hoofdstructuur”. Deze “ruimtelijke hoofdstructuur” bestaat uit twee raamwerken.

  • het groenblauwe raamwerk: in dit raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen;
  • het rode raamwerk: in dit raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten.

Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden te onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale hoofdstructuur. Voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt en voorziet de provincie geen expliciete sturing. Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. In het multifunctionele gebied is ruimte voor zowel agrarische als stedelijke functies.

Het hoofddoel van het algemene streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. In het streekplan voorziet de provincie in generiek beleid voor de verschillende functies en ontwikkelingen binnen de provincie. Daarnaast kent het streekplan ook regiospecifiek beleid. Dit beleid is gebaseerd op de regionale structuurvisies van de verschillende regio's en het generieke beleid.

Voor de gemeente Nijkerk is een regionale functie weggelegd ten aanzien van werken en wonen. Van belang is dat de gemeente voorziet in het accommoderen van regionale bedrijventerreinen nabij infrastructurele knooppunten. De aanleg van een nieuw bedrijventerrein zorgt daarnaast voor nieuwe economische dragers wat als belangrijk uitgangspunt in de Structuurvisie wordt beschreven. De ontwikkeling van De Flier past derhalve binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie. Overigens heeft de provincie voor haar bedrijventerreinbeleid een aparte structuurvisie opgesteld, hier wordt in paragraaf 2.3.2  apart op ingegaan.

Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciale niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro.

2.3.2 Structuurvisie bedrijventerrein en werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp.
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.


Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting. In dit kader wordt in de visie de SER-ladder gehanteerd.

SER-ladder

De SER-ladder dient als ondersteuning van een zorgvuldige afweging van het ruimtegebruik. Uitgangspunt is om door middel van herstructurering ruimte te creëren op bestaande bedrijventerreinen. De SER-ladder is een denkmodel van de Sociaal Economische Raad waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend. Deze volgorde is als volgt samen te vatten:

  • 1. gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is voor een bepaalde functie;
  • 2. maak optimaal gebruik van de mogelijkheden door meervoudig ruimtegebruik of verhoging van de ruimteproductiviteit;
  • 3. indien uitbreiding ondanks de bovenstaande adviezen toch noodzakelijk is dienen hierbij vele belang goed afgewogen te worden.


Om zo goed mogelijk invulling te geven aan het denkmodel zet de provincie Gelderland bij het inventariseren van behoefte aan bedrijventerreinen in op een intergemeentelijke afstemming en samenwerking. In verband met deze regionale afstemming en samenwerking is het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) Regio Food Valley opgesteld (zie ook de volgende paragraaf). Op basis van dit RPB bestaat voldoende behoefte aan bedrijventerreinen. Met de aanleg van De Flier wordt op deze behoefte ingespeeld. Daarbij is ook de SER-ladder een uitgangspunt. Daarbij is overwogen dat (zoals ook blijkt uit praktijkvoorbeelden in de regio) pas door de aanwezigheid van uitbreidingsplannen de benodigde schuifruimte ontstaat om een kwaliteitsslag te maken. In het RPB is De Flier als een terrein benoemd dat ruimte biedt voor de plaatsing van bedrijven uit het buitengebied en in het kader van de SER-ladder noodzakelijk is om schuifruimte te bieden voor herstructurering.

Ook in de uitvoering van het plan wordt met de uitgangspunten van de SER-ladder rekening gehouden. Voor de verkoop van kavels op zowel de Arkerpoort als in de toekomst op de Flier, is een uitgifteteam georganiseerd. Dit team is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige uitgifte van bedrijfskavels. Geïnteresseerde bedrijven worden begeleid in de aankoop van hun kavels, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een analyse op het terrein van duurzaamheid of het tijdig betrekken van de stedenbouwkundige in het traject.
In het uitgifteteam wordt ieder bedrijf gemonitord. Het gaat hierbij niet alleen om de toekomstige ruimte, maar ook om het perceel dat wordt achtergelaten (is er voor dit terrein al een geschikte kandidaat voor, is een oplossing op het eigen perceel of daaraan geschakelde percelen mogelijk e.d.).

Regionaal Programma Bedrijventerreinen
In de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland, welke op 27 juni 2012 is vastgesteld voor Provinciale Staten, wordt de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties meegenomen. Hierin wordt onder andere geregeld dat het bestemmingsplan De Flier moet passen binnen het Regionaal Programma Bedrijventerreinen Regio Food Valley. Op 15 maart 2012 heeft de Regio Food Valley het Regionaal Programma Bedrijventerreinen vastgesteld en ondertekend. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 10 juli 2012 ingestemd met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen Regio Food Valley.

Met het oog op de vraag of in Nijkerk nog wel behoefte is aan nieuwe bedrijventerreinen zijn diverse studies uitgevoerd. Uit deze studies blijkt dat nu en in de toekomst nog steeds behoefte is aan bedrijventerreinen in Nijkerk. De behoefte wordt veroorzaakt door lokale bedrijven die kunnen groeien, maar ook door vestiging van nieuwe bedrijven in Nijkerk. Door te zorgen van voldoende aanbod kan de lokale economie en werkgelegenheid worden gestimuleerd en blijven de bedrijven voor Nijkerk behouden.
Om de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen in de regio Food Valley te 'sturen' is het Regionaal Programma Bedrijventerrein Regio Food Valley opgesteld. Door met De Flier aan te sluiten bij de uitgangspunten uit het Regionaal Programma Bedrijventerrein Regio Food Valley, kan de ontwikkeling van De Flier als een weloverwogen ontwikkeling worden beschouwd.

2.3.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Provinciale Staten van provincie Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening is op 22 januari 2011 inwerking getreden. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.

In deze verordening is in artikel 2 bepaald dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen, onder andere, het bestaand bebouwd gebied of de zoekszones wonen en werken. Voor het ontwikkelen van het bedrijventerrein De Flier is een zoekzone opgenomen ten zuiden van Nijkerk. In de uitwerking van de plannen voor het bedrijventerrein is echter gebleken dat de meest gewenste situering van het terrein deels buiten deze zone voor wonen en werken valt. Voor de uitvoering van De Flier is het daarom noodzakelijk gebruik te maken van de onfheffingsmogelijkheid die de Ruimtelijke Verordening Gelderland biedt.

Onderbouwing afwijking zoekzones wonen en werken
In artikel 2.5 van de Ruimtelijke Verordening is bepaald dat Gedeputeerde Staten ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde verbod om buiten de zoekzone te bouwen, indien sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de zoekzones en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Onderstaand is onderbouwd waarom de gemeente Nijkerk ervoor kiest dat de locatie van het bedrijventerrein De Flier afwijkt van de zoekzone wonen en werken. De volgende argumenten vormen de onderbouwing van de afwijking op de zoekzone

  • 1. De afwijking ten opzichte van de vastgelegde zoekzone is gering
    Ten opzichte van de vastgestelde zoekzone verschuift het terrein enigszins in westelijke richting. Ondanks deze verschuiving is er nog steeds sprake van de realisatie van een industrieterrein ten zuiden van Nijkerk van vergelijkbare omvang. Op een groter schaalniveau bezien is het verschil tussen het invullen van de zoekzone en het realiseren van een terrein in het voorgestelde gebied miniem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0042-0003_0002.jpg"

afbeelding - het plangebied is rood gearceerd. De rode lijn vormt het studiegebied om te komen tot een goede landschappelijke inpassing

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0042-0003_0003.jpg"

afbeelding - de indicatieve ligging van de zoekzone wordt gevormd door de het roze gearceerde gebied

  • 2. De omvang van het terrein in de huidige planvorm sluit aan bij de markt
    Het geplande bedrijventerrein kant een bruto oppervlakte van ca 40 hectare. Deze omvang is ca. 4 hectare meer dan de omvang van de aanwezige stedelijke zoekzone.

    Een belangrijke taakstelling binnen de Strategische Agenda is het beschikbaar stellen en houden van geschikte locaties voor bedrijvigheid. Om bedrijven voor de regio aan te trekken en te behouden werken alle regio FoodValley gemeenten nauw samen. Een nadere uitwerking van de regionale opgaven op het gebied van bedrijventerreinen heeft plaatsgevonden in het Regionaal Programmeringdocument Bedrijventerreinen (RPB). Bij de bepaling van behoefte aan bedrijventerreinen is rekening gehouden met de ruimtebehoefte van alle de gemeenten binnen de regio Food Valley. Naast een uitbreidingsbehoefte is ook rekening gehouden met ruimte die nodig is voor uit te plaatsen bedrijven uit het buitengebied (die daar niet meer passen). Bedrijventerrein De Flier is in het RPB opgenomen als te ontwikkelen nieuw bedrijventerrein.

    Bedrijventerrein De Flier wordt een gemengd duurzaam regionaal bedrijventerrein van circa 40 ha bruto, van hoogwaardig tot meer traditioneel industrieel, met een aantal specifieke clusters op het gebied van Food en Agrarische nevenbedrijven. Bedrijventerrein De Flier wordt ontwikkeld om tegemoet te komen aan de vraag van bestaande bedrijven, om uitbreiding/verplaatsing van bestaande bedrijven te kunnen accommoderen en om nieuwe bedrijven in de regio, met name ook productiebedrijven, een vestigingsplaats te kunnen bieden. Daarmee geeft dit project concreet invulling aan een van de belangrijke opgaven van de Strategische Agenda, namelijk het faciliteren van bedrijven.

    De ontwikkeling van De Flier geeft ook invulling aan een andere belangrijke opgave van de Strategische Agenda, namelijk het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Door met de ontwikkeling van De Flier ruimte te bieden aan bedrijven de nu gevestigd zijn in het buitengebied, maar daar een knelpunt vormen (veelal ruimtelijk/milieutechnisch), kan de kwaliteit van de leefomgeving van het buitengebied structureel worden verbeterd.

    Regionaal is het plan uitvoerig besproken binnen de Food Valley en het Regionaal Programmeringdocument Bedrijventerreinen.

    Het bedrijventerrein sluit dus aan bij de behoefte én bij de regionale programmering en daarmee wordt de omvang van het terrein onderbouwd.

 

  • 3. De nieuwe situering van het terrein sluit beter aan bij de omgeving
    Ten opzichte van de vastgestelde zoekzone verschuift het terrein dus enigszins in westelijke richting. Er zijn een aantal redenen voor deze verschuiving. Allereerst sluit het terrein op de voorgestelde lokatie beter aan op de nieuw aangelegde ontsluiting op de rijksweg A28. Dit maakt het terrein goed bereikbaar. Het verkeer dat van de snelweg komt kan direct het terrein op rijden, zonder eerst de recent gebouwde wijk Groot Corlaer te hoeven passeren. Het verkeer dat uit de stad komt via Groot Corlaer heeft vervolgens ook een eigen ontsluiting op het terrein.afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0042-0003_0004.jpg"
    afbeelding - ontsluiting (links), ligging nabij Arkerpoort en naast groene buffers (rechts)

    Daarnaast sluit een westelijker gesitueerd terrein beter aan bij zowel de directe gebouwde als onbebouwde omgeving. Direct ten noordoosten van het terrein wordt het bedrijventerrein Arkerpoort in ontwikkeling gebracht. Door het terrein De Flier direct aansluitend bij de Arkerpoort te realiseren ontstaan uiteenlopende aantrekkelijke werkmilieus in elkaars nabijheid. De verschuiving van het terrein heeft ook een milieuhygiënisch voordeel. Er zal een minder groot deel van het bedrijventerrein grenzen aan de woonwijk Groot Corlaer. Een verminderd contactoppervlak tussen woningen en bedrijven betekent een afname van geluidsoverlast en veiligheidsrisico. Daarnaast wordt door de nieuwe situering versnippering van het landschap tegengegaan. Door het terrein en de Arkerpoort naast elkaar te realiseren, aansluitend op de infrastructuur, ontstaat een groenbuffer aan zowel de zuid als oostzijde van de terreinen. Dit komt overeen met de op 30 juni 2011 vastgestelde Structuurvisie Nijkerk / Hoevelaken 2030.

    Onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan wijst overigens uit dat de verschuiving van het terrein resulteert in een uitvoerbaar plan en dat er geen belemmering te verwachten zijn.


Conclusie
Op grond van de Streekplanuitwerking Stedelijke Zoekzones, vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland, is er een bedrijventerrein mogelijk ten zuiden van Nijkerk. Wij concluderen dat een (beperkte) verschuiving van het terrein op een groter schaalniveau niet leidt tot een omvangrijke wijziging in de ruimtelijke ordening. Daarnaast sluit de gewijzigde situering beter aan op het bestaande stedelijke gebied en wordt meer ruimte geboden aan een groene buffer om de stad.

De ontheffing
Op 27 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Nijkerk besloten ontheffing aan te vragen. Op 23 november 2011 is de ontheffing aangevraagd. Op 7 maart 2012 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland de gevraagde ontheffing verleend. Hiermee wordt de zoekzone aangepast in de nieuw op te stellen structuurvisie van de provincie Gelderland. De ontheffing is als Bijlage 1 aan het bestemmingsplan toegevoegd.

2.3.4 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.2. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

2.3.5 Gelders Milieu Plan-3 (GMP-3)

Het derde Gelders Milieuplan gaat net als de voorgaande milieuplannen in op de milieuproblematiek binnen de provincie. Daarbij wordt in dit plan behoud of herstel van de kwaliteit van de leefomgeving centraal gesteld. Om dit te bereiken kiest de provincie voor "basiskwaliteit", deze basiskwaliteit is in wet- en regelgeving vastgesteld met grenswaarden voor stoffen en effecten.

De maatregelen in dit plan voorzien in het bereiken van deze kwaliteit in 2010. De na te streven basiskwaliteit is afhankelijk van de functie van een gebied. Voor natuurgebieden gelden andere waarden als voor stedelijk gebied. In de stad betekent dat vooral gezond en veilig wonen. Om basiskwaliteit te bereiken zullen per gebied in samenhang milieuknelpunten met andere problemen, zoals bijvoorbeeld verkeersproblemen, aangepakt moeten worden. Dit beleid dient tevens als kader voor andere provinciale plannen zoals het Verkeers- en vervoersplan en het Waterplan.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende relevante milieu-aspecten van dit plan. Uitgangspunt is dat de voorkomende bedrijfsfuncties in het plangebied geen ernstige negatieve effecten hebben op de omgeving en dat de verschillende milieu- en planologische aspecten het realiseren van een bedrijventerrein mogelijk maken.