Plan: | Binnenstad, Singel 24 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0023-0005 |
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen, dit kan worden gerealiseerd door een goede scheiding van functies (milieuzonering). De uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (VNG 2009) wordt daarbij als handreiking gebruikt. Hierin worden richtafstanden voor bedrijfsactiviteiten gegeven. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden voor de geplande winkel gegeven conform bijlage 1 van de uitgave “Bedrijven en milieuzonering”.
SBI- 2008 |
Omschrijving | Afstand in meters | Grootste afstand |
Categorie | |||||||||
geur | stof | geluid | gevaar | ||||||||||
47 | detailhandel | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
De omgeving van de planlocatie behoort tot een gemengd gebied. Dit is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. De richtafstanden uit bijlage 1 kunnen met een afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Hierdoor wordt de grootste afstand gereduceerd van 10 naar 0 m. De woningen kunnen dus boven de winkel gerealiseerd worden. De geluidsituatie wordt daarbij verder gewaarborgd door de Wet milieubeheer, in dit geval meer specifiek het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim). Bij de verdere uitwerking van het bouwplan moet aandacht worden besteed aan de geluidsituatie.
Conclusie
De aanwezigheid van de winkel staat een goed woon- en leefklimaat in de omgeving niet in de weg.
Door Schoonderbeek en Partners Advies BV is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (onderzoeksrapport 10051R01, d.d. 16 maart 2010, zie bijlage 2 bij deze toelichting). In dit onderzoek is de geluidbelasting binnen het plangebied bepaald voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante wegverkeer.
Voor alle wegen nabij het plangebied geldt een maximale rijsnelheid van 30 km/uur, waarbij de Singel een voetgangersgebied is. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting maximaal als volgt is:
Hierbij is rekening gehouden met een aftrek van 5 dB overeenkomstig artikel 110g Wgh. De geluidbelastingen ten gevolge van de 30 km/uur wegen zijn ruim lager dan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder, zoals deze geldt voor gezoneerde wegen. Op basis hiervan wordt gesteld dat de geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uurwegen aanvaardbaar is en niet tot hinder zal leiden.
In verband met een goede ruimtelijke ordening en een goed woonklimaat is het aan te bevelen om bij de bepaling van de geluidwering van de gevels rekening te houden met de bijdrage van deze 30 km/uur wegen.
De totale geluidbelasting bedraagt maximaal 48 dB. Dit betekent dat de karakteristieke geluidwering van de gevels van de verblijfsgebieden moet voldoen aan de minimale geluidwering van 20 dB die geldt op basis van het Bouwbesluit. Normaliter wordt met moderne standaard bouwmaterialen (dubbele beglazing, geïsoleerd dak, normale ventilatie voorzieningen) voldaan aan de minimale geluidwering van de gevels.
Conclusie
Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn er als gevolg van verkeersgeluid geen gevolgen voor die de uitvoerbaarheid van het plan schaden. Bij de beoordeling van het bouwplan kan worden bepaald dat aanvullend bouwakoestisch onderzoek noodzakelijk is.
Voor het plangebied is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd door Grondvitaal BV (projectnummer 916180, d.d. 4 maart 2010, zie bijlage 3 bij deze toelichting). Op basis van het historisch onderzoek werd uitgegaan van een “verdachte locatie diffuse bodembelasting, homogeen verdeelde verontreiniging, op schaal van monsterneming”.
Uit de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters blijkt dat deze hypothese grotendeels wordt bevestigd. Op één mengmonster na is in alle mengmonsters verontreiniging aangetroffen, waarbij in twee mengmonsters overschrijding van de interventiewaarde voor zink is geconstateerd. In één van deze mengmonsters is tevens een tussenwaarde overschrijding van het loodgehalte geconstateerd. De overige aangetroffen parameters geven achtergrondwaarde-overschrijdingen te zien. In het grondwater zijn licht overschrijdingen van de streefwaarde aangetroffen met vluchtige aromaten.
Naar aanleiding van deze resultaten is een aanvullend onderzoek uitgevoerd, waarbij boven en ondergrondmengmonsters separaat geanalyseerd zijn. Hieruit blijkt dat de concentratie zink in het deelmonster ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouw niet boven de plaatselijke achtergrondwaarde uit komt. Ter plaatse van de andere boring is de aangetroffen concentratie zink mogelijk een ernstig geval van bodemverontreiniging.
De vastgestelde achtergrondwaarde in dit gebied ligt op 384 mg/kg ds. voor zink, de gemeten gehalten zijn 1800 en 440 mg/kg ds.
Conclusie
De concentratie zink ter plaatse van boring 5 geeft mogelijk een ernstig geval van bodemverontreiniging. Uit de resultaten is niet af te leiden of hier werkelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging, dit kan door aanvullende bemonstering en analyse worden vastgesteld. Op het terreingedeelte ter plaatse van boring 5 worden parkeerplaatsen aangelegd. Op grond van dit gebruik is het humane risico vrijwel nihil.
Het toepassen van duurzame en milieuvriendelijke materialen en het beperken van het energiegebruik vormen onderdelen van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. Op uitvoeringsniveau zal hieraan aandacht worden besteed. In het gebouwontwerp wordt verder aandacht besteedt aan het verminderen van het energieverbruik.
Door Econsultancy is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnummer 10015115,
d.d. 13 april 2010, zie bijlage 4) met als doel in te schatten of er op de projectlocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Uit het onderzoek blijkt dat de beplanting op de projectlocatie mogelijk onderkomen biedt aan algemene soorten broedvogels. Binnen de historische kern van Nijkerk is de gierzwaluw te verwachten. Langs de huidige dakkapel is een opening aanwezig, waardoor er potentieel nestgelegenheid is voor gierzwaluw. Door de ligging van de opening is het voor de gierzwaluw echter zeer moeilijk om hier in te vliegen. Het is op basis van de uitgevoerde quickscan niet geheel uit te sluiten dat gierzwaluw van de projectlocatie gebruik maakt om te broeden, echter nader onderzoek naar deze soort zal een onevenredige onderzoekspanning vergen, aangezien het om maximaal 1 nestlocatie kan gaan. Overige jaarrond beschermde soorten zijn op basis van het habitat op de onderzoekslocatie redelijkerwijs uit te sluiten.
Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen van de gierzwaluw uit te voeren. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens aanwezig om het gebruik door de gierzwaluw uit te sluiten, doordat het veldbezoek buiten het broedseizoen heeft plaatsgevonden. Echter gelet op de geringe broedgelegenheid is het volgens Econsultancy voldoende om er voor te zorgen dat er in de nieuwe situatie broedgelegenheid voor de soort is. Dit kan eenvoudig worden gerealiseerd door het plaatsen van een gierzwaluwnestkast. Een dergelijke voorziening zal echter ook in de directe omgeving getroffen moeten worden om de periode tussen sloop en nieuwbouw te overbruggen.
Conclusie
Nader onderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen wordt niet noodzakelijk geacht, indien een gierzwaluwnestkast in de nieuwe situatie, en - wanneer sloop en nieuwbouw langer duren dan 1 seizoen - een gierzwaluwnestkast in de directe omgeving mogelijk zijn.
De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.
Een ontheffingsaanvraag inzake Flora- en faunawet artikel 75 c is niet noodzakelijk indien uit een omgevingscheck blijkt dat er geen nesten zijn aangetroffen die door de ingreep zullen verdwijnen, er voldoende gelegenheid is voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving, of alternatieve nestlocaties kunnen worden aangeboden. Door het plaatsen van een gierzwaluwnestkast wordt aan de laatst genoemde vereiste voldaan en is overtreding van de Flora- en faunawet niet aan de orde.