direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ammerzoden herziening 2023, Onderwaard
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1262-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Maasdriel wil op de locatie 'Onderwaard' aan de westzijde van Ammerzoden een woonwijk met 100 woningen realiseren. Hiermee wordt invulling gegeven aan de grote behoefte aan woningen in de gemeente Maasdriel. Deze blijkt onder andere uit de 'Woonvisie Bommelerwaard 2021-2025'.

In de woningbouwontwikkeling wordt het perceel Onderwaard 17 meegenomen met een omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning met de toevoeging van 3 extra woningen.

De ontwikkeling op de planlocatie is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Hierin heeft het plangebied een agrarische bestemming. Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming van de gronden gewijzigd, waarmee de ontwikkeling van de planlocatie planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied heeft betrekking op de locatie 'Onderwaard'. Dit gebied ligt aan de westzijde van Ammerzoden. Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan de rivierdijk van de Bergsche Maas. Aan de oostzijde vormt het Vinkenpad de grens van het plangebied. Aan deze zijde grenst het plangebied aan een bestaande woonwijk van Ammerzoden. Ten noorden loopt de Bernseweg en ten slotte wordt de oostelijke grens bepaald door de Onderwaard. Het in het zuidwesten gelegen perceel Onderwaard 17 maakt ook onderdeel uit van het plangebied. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied met het plangebied rood omlijnd (bron: Luchtfoto, 2022)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van de ontwikkeling van de beoogde woningbouwlocatie geldt het bestemmingsplan 'Ammerzoden'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 mei 2012 (figuur 1.2). De gronden ter plaatse hebben voornamelijk de bestemming 'Agrarisch met 'Waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden'. De bosstrook om het perceel is bestemd als 'Groen'. Binnen de bestemming 'Agrarisch met 'Waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden' is de realisatie van de woningbouw niet mogelijk.

In oost-westelijke richting loopt een dubbelbestemming 'Leiding'. In het zuidelijk deel van het plangebied is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen ter bescherming van de waterkering. Voor het hele plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'wro-zone - bebouwd gebied'.

In dit gebied is uitbreiding van de bebouwing toegestaan volgens de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005. Met het vaststellen van de omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld 19 december 2018) is de omgevingsvisie van toepassing geworden. Hierin wordt niet gesproken over bebouwing. Het gebied is hier aangewezen als gebied waar grote zonneparken mogelijk zijn en als aandachtsgebied windenergie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede van het bestemmingplan 'Ammerzoden' met een deel van het plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Voor het perceel Onderwaard 17 geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan'. Dit plan is vastgesteld op 13 oktober 2022. Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Ter plaatse van deze bestemming is een bouwvlak van toepassing. Verder geldt de functieaanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij'. De vrijwaringszone van de dijk ligt ook over dit gebied. Een klein hoekje aansluitend aan de bosstrook heeft de bestemming 'Natuur'. Voor het hele perceel geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede van het bestemmingplan 'Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan' met een deel van het plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Naast bovengenoemde plannen gelden voor het plangebied drie paraplubestemmingsplannen:

  • Het 'Paraplubestemmingsplan parkeren 2018' is vastgesteld op 6 juni 2018. Met dit bestemmingsplan wordt geregeld dat bij een ontwikkeling voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Daarbij geldt de Nota parkeernormen 2020 als uitgangspunt. De Nota parkeernormen 2020 is in dit bestemmingsplan toegepast.

  • Verder geldt de 'Parapluherziening verkamering woningen 2020', vastgesteld op 8 oktober 2020. Met dit bestemmingsplan worden regels gesteld over het gebruik van woningen. Hiermee wordt voorkomen dat woningen gebruikt worden voor kamerbewoning. De definities uit dit bestemmingsplan zijn opgenomen in dit plan.

  • Het 'Parapluherziening parkeren 2022' is als ontwerp gepubliceerd op 11 november 2022. Dit plan herstelt de omissie uit het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren 2018'. Op nieuwe bestemmingsplannen worden de Nota parkeernomen 2020 toegepast. De 'Parapluherziening parkeren 2022' is daarmee niet relevant voor dit bestemmingsplan.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter. Het bestemmingsplan biedt de juridische grondslag, op basis waarvan het nieuwe woongebied gerealiseerd kan worden. Het bestemmingsplan voorziet daarvoor in eindbestemmingen, waarmee er sprake is van een directe bouwtitel. In de toelichting van het bestemmingsplan zal de planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling worden onderbouwd. In Hoofdstuk 5 zal nader worden in gegaan op de planvorm.

1.5 Planproces en planopzet

In 2012 is in een interactief proces een stedenbouwkundig plan gemaakt voor Onderwaard. In drie werksessies met de omwonenden is een woonwijk ontworpen. Uitgangspunt destijds was een wijk met 80 woningen. Er is destijds voor gekozen om niet verder te gaan met de uitvoering van dit plan en een andere woningbouwontwikkeling (Ammerzoden-Noord) prioriteit te geven.

In 2021 heeft de gemeente besloten om, vanwege de grote behoefte aan woningen, de haalbaarheid van een woningbouwontwikkeling op deze locatie te onderzoeken. Omdat hieruit bleek dat sprake is van een haalbaar plan, is besloten om een nieuw planproces voor Onderwaard op te starten.

In de afgelopen jaren zijn de ideeën over woongebieden uiteraard veranderd. Ook de gemeente Maasdriel heeft inmiddels andere uitgangspunten voor woongebieden. Uitgangspunt is een ruim opgezette wijk, waarin voor alle doelgroepen kansen worden geboden. Op basis van de nieuwe ambities is daarom een nieuw stedenbouwkundig plan gemaakt. In dat kader is wederom een participatietraject doorlopen worden en zijn diverse stakeholders betrokken.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan bevat het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een ruimtelijke beschrijving van het plangebied. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van relevant onderzoek naar de diverse sectorale- en milieuaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 2.2 besteedt aandacht aan het rijksbeleid. Het provinciaal beleid wordt weergegeven in paragraaf 2.3 en het gemeentelijk beleid in paragraaf 2.4.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?

Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding. De NOVI is hiermee niet direct van toepassing. Wel wordt er een bijdrage geleverd aan nationale belangen door het toevoegen van woningbouw binnen het bebouwd gebied waarbij veel aandacht is voor vergroening en duurzaamheid. Er zal daarnaast zorg worden gedragen voor een zorgvuldige afweging en een transparante besluitvorming.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in de NOVI. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainport ontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.

Toetsing

Vanwege de schaal van de beoogde ontwikkeling is deze niet in strijd met het Barro. Het Barro kent geen directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op voorliggend plangebied van toepassing zijn, zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0004.png"

Figuur 2.1: Uitsnede van Barro met plangebied rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6 Bro)

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Toetsing

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. Gelet op het aantal woningen is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er is ook sprake van een nieuwe 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling omdat het geldende bestemmingsplan geen woningen mogelijk maakt.

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.

De beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, hangt volgens de Nota van toelichting (2017) af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het begrip is in de jurisprudentie nader ingevuld. Gronden waarop een agrarische bestemming rust, en die overeenkomstig die bestemming worden gebruikt, vormen geen onderdeel van bestaand stedelijk gebied.

De locatie heeft een agrarische bestemming en wordt als zodanig gebruikt. De locatie ligt niet binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is hierna de behoefte beschreven en de locatiekeuze gemotiveerd.

Relevante regio

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen is dat de gemeente Maasdriel binnen de woonregio Rivierenland.

Beschrijving woningbehoefte

Voor het programma in de woonwijk met maximaal 100 woningen en de 3 woningen op het perceel Onderwaard 17 gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Woningdifferentiatie:
    • a. 33% sociale huur (< € 808,06).
    • b. 12% betaalbare koop (< € 285.000).
    • c. 25% middelduur laag:
      • koop (€ 285.000 - € 355.000).
      • huur (€ 808,06 - € 1.000).
    • d. 20% middelduur hoog:
      • koop (€ 355.000 - € 570.000).
      • huur (> € 1.000).
    • e. 10% dure koop (> € 570.000).
  • 2. Woningen moeten mede gericht zijn op de huisvesting van senioren.
  • 3. Ruimte geven aan nieuwe woonvormen.
  • 4. Stimuleren van ontmoeting van bewoners in het plangebied en/of in de omgeving.

In aanvulling hierop wordt de agrarische bedrijfswoning op het perceel Onderwaard 17 omgezet naar een burgerwoning.

Voor het bepalen van de woningbehoefte zijn provinciaal, regionaal en gemeentelijk woonbeleid, de provinciale prognose en regionale afspraken leidend. Deze worden hierna behandeld.

Huishoudensprognose 2019 Rivierenland (Provincie Gelderland, december 2019)

Uit de actuele Bevolkings- en huishoudensprognose Gelderland 2019 blijkt dat de kwantitatieve woningbehoefte in de regio Rivierenland voor de periode 2019-2030 uitkomt op 6.970 tot 8.170 woningen. In de periode 2030-2040 is behoefte aan 3.200 tot 3.350 woningen.

In Rivierenland concentreert de kwalitatieve behoefte zich op grondgebonden koopwoningen in alle prijssegmenten. Er doen zich in deze regio geen potentiële overschotten voor. In Rivierenland is ook vraag naar grondgebonden sociale huurwoningen en naar appartementen, vooral naar sociale huurappartementen en duurdere koopappartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0005.png"

Figuur 2.2:. Fricties vraag en aanbod 2019 - 2025 en 2025 - 2030

Actieplan wonen 2020-2025, sneller, betaalbaar, flexibel (Provincie Gelderland, mei 2020)

In het Coalitieakkoord 2019-2023, Samen voor Gelderland streeft de provincie naar een Gelderland waarin het prettig wonen is, met een passende woningvoorraad. Dat betekent voldoende woningen in alle segmenten, die uiteindelijk klimaat- en energieneutraal zijn. Veilig en gezond wonen, in een groene, klimaat adaptieve omgeving in een fijne, inclusieve woonomgeving met voorzieningen. Opgave is om veel extra passende woningen te realiseren met oog voor kwaliteit. De samenstelling van huishoudens verandert. Dat betekent ook een verandering van het totaal aan woonbehoeften. De provincie stimuleert flexibiliteit en innovatie. In 2020 heeft de provincie een Actieplan Wonen opgesteld. Met het Actieplan wil de provincie Gelderland voldoende woongelegenheid bevorderen en het grote woningtekort van vooral betaalbare woningen terugdringen. In het actieplan staan drie doelen centraal:

  • 1. sneller: versnelling van de woningbouw;
  • 2. betaalbaar: meer betaalbare woningen, en;
  • 3. flexibel: meer flexibele woonvormen.

Regionale Woonagenda Rivierenland 2020 – 2030 (november 2020)

De woningbouwopgave in Gelderland is fors, ook in de regio Rivierenland. De acht samenwerkende gemeenten (Culemborg, Buren, Maasdriel, Tiel, Neder-Betuwe, West Betuwe, West Maas en Waal, Zaltbommel) hebben daarom de nieuwe 'Regionale Woonagenda Rivierenland 2020 – 2030' opgesteld. Gedeputeerde Staten hebben deze regionale Woonagenda in november 2020 vastgesteld.

De gemeenten in Rivierenland en de provincie Gelderland hebben afspraken gemaakt voor de periode 2020 - 2030. Afstemming is nodig omdat er veel onderlinge relaties zijn tussen de woningmarkten in de regio. Wat de ene gemeente doet, heeft effect op de andere gemeente. Dat is dan ook de reden dat de gemeenten iedere vijf jaar bespreken waar ze op hoofdlijnen regionaal mee aan de slag gaan. De regio zet hierbij in op de volgende prioritaire thema's:

  • Continuïteit in de productie
  • Betaalbaarheid van het wonen
  • Flexibiliteit op de woningmarkt
  • Wonen met zorg
  • Duurzame woningvoorraad

Daarnaast is een belangrijk onderdeel van de regionale woonagenda het regionale woningbouwprogramma. In haar Omgevingsverordening stelt de provincie Gelderland dat bestemmingsplannen alleen nieuwe woningen mogelijk kunnen maken als de ontwikkeling past binnen de regionale woonagenda. In dit programma is afgesproken hoeveel woningen de gemeenten in de periode 2020 – 2030 gaan bouwen, passend bij de behoefte. Voor de gemeente Maasdriel zijn 1.250 woningen opgenomen voor de periode 2020 – 2030.

De verhuisstromen die het gevolg zijn van de centrale ligging en aantrekkingskracht van de regio zijn van groot belang om de regionale dynamiek van onze woningmarkt te begrijpen. De regio Rivierenland ligt in de invloedsfeer van vier verschillende (groot)stedelijke woningmarkten. Maasdriel heeft een sterke verhuisrelatie met Den Bosch.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0006.png"

Figuur 2.3: Invloedsferen op de woningmarkt van de Regio Rivierenland

Centraal in de woonvisie van Maasdriel staat de ambitie voor het behoud en versterken van een aantrekkelijk woonklimaat in de Bommelerwaard. Deze ambitie is vertaald in een aantal woonthema's: kwaliteit van bestaande woningen; passende woningvoorraad; voldoende betaalbare woningen; wonen, zorg en welzijn; en kwaliteit van woon- en leefomgeving.

De gemeente Maasdriel zet zich in voor passend aanbod in elke kern naar de behoefte van de bewoners. Daarbij is specifieke aandacht voor voldoende aanbod in het betaalbare huur- en koopsegment. En voor bijzondere doelgroepen. De gemeente wil daarom met de nieuwbouw van woningen in de eerste plaats aansluiten op de lokale behoefte van diverse doelgroepen en met name senioren (50plus). Om de lokale woningbehoefte te faciliteren zet de gemeente ondersteunende instrumenten in, zoals een zelfbewoningsplicht, de starterslening en een woningtoewijzingsbeleid.

De voorbereiding en realisatie van woningbouwplannen in Maasdriel is de afgelopen jaren goed op gang gekomen. Vanwege de druk op de woningmarkt wil Maasdriel de woningbouwproductie verder versnellen, waarbij nadrukkelijk aandacht blijft voor de kwalitatieve aspecten. Dit betekent dat wordt gestreefd om tussen 2020 en 2025 meer dan 50% van de woningbouwopgave tot 2030 kan worden gerealiseerd.

Regionale woondeal Rivierenland 2022-2030 Regio Rivierenland (2023)

Om het huidige woningtekort aan te pakken, is het noodzakelijk de komende jaren versneld meer woningen te bouwen. Met het programma Woningbouw zet de minister voor VRO nationaal in op de bouw van in totaal 900.000 woningen tot en met 2030. Het streven is dat ten minste tweederde van deze nieuwbouwwoningen betaalbaar zijn.

Met de provincie Gelderland zijn op basis van het provinciaal bod van 29 september 2022 afspraken gemaakt over het Gelderse aandeel in de nationale opgaven. Deze afspraken zijn ondertekend op 13 oktober 2022. Het gaat daarbij om de realisatie van totaal 100.000 woningen in de periode tot en met 2030, waarvan minimaal 60% betaalbaar inclusief minimaal 28% sociale huurwoningen. In deze regionale woondeal is een doorvertaling naar gemeenten gemaakt van deze afspraken tussen Rijk en provincie. De gemeenten zetten zich, in samenwerking met corporaties en marktpartijen, in voor de realisatie van de opgave in onderstaande tabel. Het gaat in Regio Rivierenland om de realisatie van in totaal 12.940 woningen in de periode tot en met 2030 als bijdrage aan de provinciale en nationale opgave, waarvan minimaal 61% betaalbaar en inclusief minimaal 28% sociale huurwoningen. De gemeente Maasdriel zet zich in om tot 2030 1.454 woningen toe te voegen aan de voorraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0007.png"

Figuur 2.4: Regionaal aandeel in de provinciale en nationale opgave

In onderstaande tabel is de uitsplitsing per jaar in de gemeente Maasdriel opgenomen. De opgave is 1.454 woningen en er is slechts harde plancapaciteit voor 548 woningen. Dit betekent dat er behoefte is om harde plancapaciteit toe te voegen voor ruim 900 woningen. Met dit plan kan daar deels invulling aan worden gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0008.png"

Figuur 2.5: Woningbouwopgave per gemeente

Rijk, provincie en gemeenten streven waar mogelijk en realistisch naar verbetering van de aantallen richting 30% sociale huur en tweederde betaalbare woningen. Onder het betaalbare segment vallen:

  • sociale huurwoningen tot de sociale huurgrens
  • middenhuur vanaf de sociale huurgrens tot maximaal 1.000 euro per maand
  • betaalbare koopwoningen met een aankoopprijs tot 355.000 euro

Dit plan gaat uit van 70% betaalbare woningen: 33% sociale huur, 12% betaalbare koop en 25% middelduur laag. De categorie middelduur hoog en dure koop betreft 30%. Het plan voldoet daarmee aan de afspraken uit de woondeal.

Woonvisie Bommelerwaard 2021-2025

De gemeenten Maasdriel en Zaltbommel stelden in 2021 de Woonvisie Bommelerwaard 2021-2025 vast. In de woonvisie staan vijf thema's centraal: snel voldoende woningen bouwen, meer variatie in woningaanbod, verduurzamen van bestaande woningen, wonen met passende zorg en leefbaarheid in de kernen.

De woningbouwopgave voor de komende 10 jaar bestaat voor Maasdriel uit ca. 1.250 en voor Zaltbommel uit ca. 1.450 woningen. Vanwege de onbalans tussen vraag en aanbod gaan de gemeenten de nieuwbouw voor de komende 5 jaar versnellen. Om de versnelling te realiseren wil de gemeente in Maasdriel in de komende 5 jaar 140 woningen per jaar realiseren.

Voor de verdeling van de kwantitatieve opgave over de verschillende kernen van de Bommelerwaard houden de gemeenten rekening met de specifieke woningbehoefte in deze kernen en de trends en ontwikkelingen die we voor deze kernen verwachten. In het cluster Ammerzoden Well is indicatief ruimte voor 140 woningen. Dit plan geeft daar mede invulling aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0009.png"

Figuur 2.6: Opgave Maasdriel per cluster

Om er voor te zorgen dat alle woningzoekenden voldoende keuze hebben vormt het onderstaand programma het uitgangspunt bij woningbouwontwikkelingen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0010.png"

Figuur 2.7: Kwalitatief programma

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0011.png"

Figuur 2.8: Indicatie kwalitatieve behoefte per kern

In Ammerzoden is behoefte aan alle segmenten, met een accent op sociale huur. Het programma voor Onderwaard is hierop afgestemd.

NVM, woningmarktcijfers Zuidwest Gelderland (2e kwartaal 2023)

De druk op de woningmarkt blijkt uit cijfers van NVM. De krapte-indicator voor bestaande woningen in de regio komt gemiddeld uit op 3,2. De koper kan dus gemiddeld uit 3,2 woningen kiezen. De regio laat een prijsstijging zien van 2,4% t.o.v. een jaar geleden. De gemiddelde transactieprijs is € 543.000.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0014.png"

Figuur 2.9: Marktindicatoren regio Zuidwest Gelderland (NVM, marktoverzicht Q2 2023)

Uit het bovenstaande blijkt dat sprake is van krapte op de woningmarkt en dat de gemiddelde vraagprijs hoog ligt, met name voor starters. Het aanbod is wel toegenomen, maar dan vooral het aantal vrijstaande woningen. Het aanbod aan tussenwoningen, hoekwoningen en appartementen is beperkt.

Conclusie

De druk op de woningmarkt is groot. Er is behoefte aan meer woningen en daar wordt met dit bestemmingsplan in voorzien. Er is een tekort aan harde plancapaciteit voor circa 900 woningen. Met dit bestemmingsplan worden maximaal 103 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waarvan 100 woningen in het woongebied en 3 woningen aan de Onderwaard 17. Er wordt voornamelijk ingezet op de woningtypen waar het grootste tekort aan is waaronder grondgebonden rijwoningen in de koop, maar is er ook ruimte voor andere typologieën en segmenten, zoals sociale huurwoningen en -appartementen. De segmentering past binnen de afspraken uit de woondeal Rivierenland. 70% valt in de categorie betaalbaar en daarvan is 33% sociale huur.

Waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied

Het is niet mogelijk om de gehele woningbehoefte in Maasdriel binnenstedelijk te bouwen, rekening houdend met de kwalitatieve woningbehoefte en het feit dat er binnenstedelijk geen plekken zijn waar (her)ontwikkeling mogelijk is om in de woonbehoefte te voorzien. Er is in de gemeente nog behoefte aan het toevoegen van 900 woningen boven op de huidige harde plancapaciteit. Het is niet realistisch om de behoefte aan grondgebonden woningen binnenstedelijk te bouwen. Daarom is in de omgevingsvisie Bommelerwaard rekening gehouden met uitbreiding bij een aantal kernen. Ook de locatie Onderwaard is aangemerkt als woningbouwlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0015.png"

Figuur 2.10: Omgevingsvisie (versie 25-11-2022)

Dit bestemmingsplan is noodzakelijk om snel te kunnen starten met de realisatie van nieuwe woningen.

2.2.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de doelen uit het rijksbeleid en levert hier een bijdrage aan.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018)

Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo versterkt de provincie de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland: nu en in de toekomst. Om wonen in Gelderland aantrekkelijk te houden is de kwaliteit van de leefomgeving van belang, bijvoorbeeld met goede bereikbare voorzieningen, mooie natuur en een woongebied met uiteenlopende woonkwaliteiten. Om de openheid van het groene landschap te waarborgen en het voorzieningenniveau in de kernen op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen het bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. De voorkeur gaat naar het benutten van bestaande gebouwen. Als dat niet mogelijk is, is uitbreiden aan de randen van dorpen en steden toegestaan.

Ambities:

  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaat adaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgas loos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.
  • In 2050 is Gelderland klimaatbestendig en goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.

De provincie gaat in gesprek met de Gelderse regio’s en maakt regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. De provincie heeft specifieke aandacht voor de gemeentegrens overstijgende woonvraagstukken, stimuleert innovaties in woonwijken op het vlak van duurzaamheid en het omvormen van bestaande gebouwen tot woonruimte.

Toetsing

Vraag en aanbod op de woningmarkt wordt in regionaal verband afgestemd. Dit is beschreven in paragraaf 2.2.3.

Voor de wijk Onderwaard zijn een aantal ambities vastgelegd, onder andere op het gebied van duurzaamheid en sociale cohesie. De woningen moeten minimaal energieneutraal zijn en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De openbare ruimte moet klimaat adaptief ingericht worden zodat ze bestand zijn tegen wateroverlast, hitte en langdurige droogte. De woningen moeten mede gericht zijn op de huisvesting van senioren. In de wijk moet ruimte worden geboden aan nieuwe woonvormen en moet ontmoeting van bewoners gestimuleerd worden. Met deze ambities draagt de wijk Onderwaard bij aan de ambities in de omgevingsvisie door duurzame woningen te realiseren en diverse woningtypen op te nemen in het plan. Door de wijk aan te sluiten op de kern Ammerzoden wordt de vitaliteit van het dorp gestimuleerd en draagt de ontwikkeling bij aan een vitaal platteland.

2.3.2 Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023)

De Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 21 december 2022) is de juridisch vertaling van de omgevingsvisie. Hierin staan alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. In de verordening zijn verschillende thema's opgenomen (windenergie, landbouw, glastuinbouw, natuur, landschap, water en milieu, erfgoed en veilige leefomgeving). De specifieke thema's zijn niet van toepassing op het plangebied. In hoofdstuk 2 zijn (instructie)regels voor bestemmingsplannen opgenomen over onderwerpen die vanwege het bovenlokale of (boven)regionale belang als provinciaal belang zijn aangemerkt. In dit hoofdstuk zijn de onderstaande regels relevant voor dit bestemmingsplan:

Artikel 2.1 (regionale woonagenda)

  • 1. Per regio stellen de gemeentebesturen een regionale woonagenda op.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen de regionale woonagenda vast, als de agenda in overeenstemming is met de regionale opgave en het meest recente provinciale beleid.
  • 3. Alsnog geen regionale woonagenda is vastgesteld of een noodzakelijke actualisatie van de vigerende regionale woonagenda nog niet heeft plaatsgevonden, beoordelen Gedeputeerde Staten, totdat die regionale woonagenda is vastgesteld of na actualisering opnieuw is vastgesteld een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt aan de volgende criteria:
    • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling.

Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)

  • 1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
  • 2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
    • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
    • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
    • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Artikel 2.2a (monitoring woningbouw)

  • 1. Het gemeentebestuur beziet driejaarlijks of de in een bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling of uitbreiding van een woningbouwlocatie nog in een reële behoefte voorziet.
  • 2. Het gemeentebestuur beziet jaarlijks of activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de voor een ontwikkeling of uitbreiding van een woningbouwlocatie verleende onherroepelijke omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.
  • 3. Het gemeentebestuur overweegt uiterlijk twee jaar nadat de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit onherroepelijk is geworden, of gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot intrekking van die omgevingsvergunning.

Artikel 2.65b (klimaatadaptie)

  • 1. Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
  • 2. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
    • a. waterveiligheid;
    • b. wateroverlast;
    • c. droogte; en
    • d. hitte.
  • 3. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt.

Toetsing

De regio heeft een vastgestelde regionale woonagenda. De woningbouwontwikkeling op deze locatie is regionaal afgestemd. Het toevoegen van maximaal 103 woningen geeft invulling aan de grote woningbehoefte, waarover in de woondeal recent afspraken zijn gemaakt. De woningbehoefte wordt door de regio gemonitord (woonmonitor regio Rivierenland) en zo nodig bijgesteld. Instructieregel 2.2a vormt indirect een stevige prikkel voor projectontwikkelaars om hen tot bouwen aan te zetten. De ervaring wijst uit dat ongeveer 30% van de bestaande woningbouwplannen niet tot uitvoering komt. De huidige, hoge druk op de woningmarkt maakt het wenselijk om dit percentage terug te dringen en qua daadwerkelijke uitvoering richting de 100% te komen. De ontwikkeling is in paragraaf 2.2.3 getoetst aan de ladder.

In het plan wordt rekening gehouden met klimaat adapatie. Zo wordt er op verschillende manieren waterberging mogelijk gemaakt in het gebied, bijvoorbeeld in de vorm van wadi's en oppervlaktewater. Op het aspect water wordt nader ingegaan in paragraaf 4.5. Het stedenbouwkundig plan biedt voldoende mogelijkheid om tenminste 50% schaduw te realiseren ter plaatse van verblijfsplekken en wandel- en fietsroutes. Dit helpt tegen hitte.

2.3.3 Ontwerp Wijzigingsplan Omgevingsverordening 2023 (april 2023, nog niet in werking)

In de huidige verordening bevat afdeling 5.3 landschapsregels voor delen van Gelderland, namelijk 7 nationale landschappen en 15 waardevolle open gebieden. Met deze wijziging wordt voor heel Gelderland geregeld dat bij ingrepen in het landschap altijd rekening gehouden wordt met de kwaliteiten van het landschap. Vooral bij grote ontwikkelingen die het landschap drastisch veranderen, zoals de aanleg van grote woonwijken of industrieterreinen, kunnen landschappelijke kwaliteiten verloren gaan. In die gevallen moet dit gecompenseerd worden. Dat mag ook ergens anders in dezelfde streek. De afspraken daarover moeten juridisch worden vastgelegd, zodat het niet bij een belofte blijft. Daarom worden de regels van afdeling 5.3 gewijzigd en de kaart Landschap. Ook zijn elf nieuwe bijlagen toegevoegd genaamd, bijlage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap en de naam van de streek.

Artikel 5.31c (beschermen landschap Gelderse streken: Bommelerwaard)

Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties binnen de Gelderse streek Bommelerwaard wordt bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling rekening gehouden met de voor die streek vastgestelde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van het landschap als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap Gelderse streek Bommelerwaard.

Artikel 5.34 (beschermen landschap algemeen)

  • 1. Als een omgevingsplan een activiteit of ontwikkeling toelaat, bevat de toelichting op het omgevingsplan een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de in het plangebied aanwezige kernkwaliteiten.
  • 2. Als een activiteit of ontwikkeling leidt tot een aantasting van de kernkwaliteiten, laat het omgevingsplan die alleen toe als uit de toelichting op het omgevingsplan blijkt dat:
    • a. per saldo sprake is van versterking van het landschap in lijn met de ontwikkeldoelen, bedoeld in de bijlage kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap die in de betreffende Gelderse streek van toepassing zijn; en
    • b. de uitvoering van de versterking voldoende is verzekerd.

Toetsing

Het plangebied ligt in deelgebied Bommelerwaard. Hierna is getoetst aan de relevante kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen:

  Kernkwaliteiten   Ontwikkeldoelen   Toetsing  
1   Landelijk rivierengebied, met een sterk verweven uitstraling van agrarisch cultuurlandschap, glastuinbouw en kleinschalige verstedelijking. Als een 'eiland' gelegen tussen Waal, Maas en Afgedamde Maas. De Waal is dynamischer dan de Maas. Bij Fort Sint Andries raken beide rivieren elkaar net niet.   Ruimtelijke ontwikkelingen houden rekening met en dragen zo mogelijk bij aan de kernkwaliteiten van Bommelerwaard. Ontwikkeling naar een duurzame landbouw versterkt het landschap. Expliciete aandacht is nodig voor de ruimtelijke kwaliteit van glastuinbouw en verstedelijking. Dijkversterking met versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de dijk als scenic route. Evenals het ecologisch verbinden van Maas- en Waalnatuur bij Fort Sint Andries.   In dit geval is sprake van kleinschalige verstedelijking in de vorm van een nieuwe woningbouwlocatie aangrenzend aan Ammerzoden. Het contrast tussen de kernen en het agrarische open landschap blijft in stand.  
2   Rivierengebied met klassieke opbouw van rivier, brede en smalle uiterwaarden, dijktrajecten, oude rivierarmen, fijnmazige (hoger gelegen) oeverwallen en min of meer open (lager gelegen) komgronden. Landschap mede gevormd door continue strijd tegen het water en de klei-, zand- en grindwinning van de laatste decennia. Dorpspolderstructuren met (dwars)dijken, kaden, weteringen, sluizen etc. Veel bijzondere landschapselementen als eendenkooien, grienden, donken, vluchtheuvels.   Accentueren van de landschappelijke opbouw van het rivierengebied: rivieren met natuurrijke uiterwaarden, kleinschalige diversiteit op de oeverwal met veel historische waarden en een rivierkomlandschap met rationele verkaveling en grote maten. Behouden en versterken van regio specifieke, bijzondere landschapselementen.   De nieuwe woningbouwlocatie ligt op de oeverwal met een kleinschalige diversiteit. De bijzondere landschapselementen in het gebied blijven behouden.  
3   Vrij uitzicht vanaf dijken over het binnendijkse landschap en over de rivieren.   Zichtlijnen behoeden voor verstorende elementen. De dijken ontwikkelen als lange doorgaande lijnen in het landschap.   Door de woningbouwontwikkeling neemt het vrije uitzicht af. Er blijven wel zichtlijnen in stand en de ontwikkeling houdt enige afstand tot de dijk.  
4   nvt      
5   Kleinschalige oeverwallen kennen een rijke afwisseling van boomgaarden, kassenteelt, grasland, buurtschappen, dorpen en verspreide bebouwing.   Doorontwikkeling van kleinschalig wonen, landgoederen, werken, energietransitie, recreëren en landbouw, gecombineerd met landschapsontwikkeling. O.a. door aanleg, herstel en beheer van groene landschapselementen. Inpassen van glastuinbouw. Recreatieve toegankelijkheid en beleefbaarheid verbeteren.   In dit geval is sprake van doorontwikkeling van kleinschalig wonen, gecombineerd met landschapsontwikkeling.

 
6   Verstedelijking vooral op de oeverwallen met Zaltbommel en Kerkdriel als centrumplaatsen. In het glastuinbouwgebied transformeert het landschap.   Ontwikkeling glastuinbouw betekent robuuste landschappelijke inpassing creëren, afgestemd op de gebiedskenmerken. Dit geldt eveneens voor verstedelijking en bedrijvigheid langs de infrastructuur. Daar is zorgvuldige ruimtelijke ordening en inpassing met ruimtelijke kwaliteit noodzakelijk. Door tegengaan van verdere verdichting langs infrastructuur. Ofwel, behoud van afwisselingen van open en dicht op de oeverwallen. Opheffen van de barrièrewerking van de A2.   In dit geval vindt verstedelijking plaats op een oeverwal.  
7 tm 10   nvt      
11   Ecologische waarden met name langs de rivieren en zegen en in weidevogelgebieden. Natura 2000 waarden in Rijntakken en Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem.   Intensief inzetten op het verder aanleggen van ecologische verbindingszones en behoud en ontwikkeling van weidevogelgebieden. Beschermen Natura 2000 waarden. In de uiterwaarden is, naast de functie voor de doorstroming van het rivierwater, natuur- en landschapsontwikkeling van belang, evenals benutting als recreatief uitloopgebied voor de steden en dorpen en voor klimaatadaptatie.   Het plangebied betreft geen natuurgebied. De locatie grenst aan uiterwaardennatuur.  

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Omgevingsvisie Bommelerwaard (vastgesteld 13 oktober 2022)

De gemeente Maasdriel en Zaltbommel hebben gezamenlijk de omgevingsvisie Bommelerwaard opgesteld. De omgevingsvisie gaat over de gehele fysieke leefomgeving van beide gemeentes. De kernopgaven van beide gemeente zijn:

  • 1. Klimaat, duurzaamheid en landschap
  • 2. Landbouw, economie, toerisme en cultuurhistorie
  • 3. Wonen, welzijn en voorzieningen
  • 4. Milieu, gezondheid en leefbaarheid

De gemeente Maasdriel heeft in de omgevingsvisie specifiek gekozen voor leidende principes. Dit zijn thema's die in elke kernopgave terugkomen en een rode draad vormen door de omgevingsvisie heen. Bij alle plannen dient rekening worden gehouden met deze leidende principes. Dit zijn:

  • 1. Gezondheid: met de Omgevingswet krijgt gezondheid een prominentere rol in de fysieke leefomgeving. Maasdriel zet hier extra op in door rekening te houden met een gezonde leefomgeving die uitnodigt tot bewegen en ontmoeten, met voldoende plekken om tot rust te komen. Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan het reduceren van stikstof, stand en geluid.
  • 2. Klimaat: het veranderende klimaat vraagt om het aanpassen van onze leefomgeving. Maasdriel zet daarom in op het klimaatbestendig maken van de leefomgeving. Dit wordt gedaan door het klimaat adaptief inrichten van de gemeente en ook door het stimuleren van duurzame energie om verdere CO2-uitstoot terug te dringen.
  • 3. Economie en toerisme: Maasdriel kent een krachtige land- en tuinbouwsector. Daarnaast wil de gemeente zich profileren als een zzp-gemeente: een gemeente die in zogenaamde woonwerklandschappen ruimte biedt aan zelfstandige ondernemers. Aan de toekomstbestendigheid van de bedrijventerreinen wordt gewerkt door middel van een revitalisering. Verder zet de gemeente in op waardevol toerisme, waarbij er een balans moet zijn tussen toeristisch ontwikkeling en leefbaarheid.
  • 4. Inclusie: In het kader van de Omgevingsvisie streeft Maasdriel bij initiatieven naar zelfstandigheid en bereikbaarheid voor iedereen, in alle vormen van (sociale) infrastructuur. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat onze openbare ruimte (binnen en buiten de bebouwde kom) toegankelijk en veilig is voor iedereen.

De kernopgaven voor Maasdriel ten aanzien van wonen, welzijn en voorzieningen zijn:

  • 1. We hebben kwalitatief goede woningen voor alle doelgroepen in een goed woonklimaat / een kwantitatief en kwalitatief verantwoorde groei van woningaanbod.
  • 2. We hebben voldoende bereikbare zorg-, welzijns- en overige voorzieningen, voor alle inwoners van onze gemeente / de kernen in onze gemeente zijn toekomstbestendige krachtige kernen.
  • 3. De centra van Zaltbommel, Kerkdriel, Hedel en Ammerzoden zijn toekomstbestendig en aantrekkelijk.

Toetsing

De komende jaren voorziet de gemeente en verdere groei van de woningbehoefte in Ammerzoden. Op basis van het woningbehoefteonderzoek Bommelerwaard 2018 kan gesteld worden dat in Maasdriel behoefte is aan huur- en koopwoningen. In de huur zien we behoefte aan zowel eengezinswoningen als appartementen. Ook is er behoefte aan vrije sector huurwoningen in het middensegment. Met de ontwikkeling van Onderwaard worden maximaal 103 woningen toegevoegd aan de gemeente. Hiermee voorziet de ontwikkeling in de woningbehoefte. De locatie is op de visiekaart opgenomen als 'stad/dorp'. De wijk wordt ingericht volgens principes over klimaatbestendigheid, circulariteit, biodiversiteit en sociale en fysieke gezondheid.

In de woonwijk worden woningen mogelijk gemaakt in verschillende prijsklassen, waaronder sociale huur, betaalbare koop en middel dure huur en koop. Deze woningen zijn aantrekkelijk voor jongeren, die momenteel moeite hebben met een woning vinden in Ammerzoden en elders een woning kopen of huren. Door voor deze groep woningen beschikbaar te maken blijft het inwonersaantal op peil en zijn er voldoende mensen in het verzorgingsgebied van de voorzieningen wat bijdraagt aan de leefbaarheid en toekomst bestendigheid van het centrumgebied.

De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de ambities zoals gesteld in de omgevingsvisie.

2.4.2 Doelgroepenverordening

Om de realisatie van sociale huurwoningen publiekrechtelijk te borgen, heeft de gemeenteraad de Doelgroepenverordening gemeente Maasdriel 2021 vastgesteld.

De Doelgroepenverordening definieert voor deze woningbouwcategorie de doelgroep voor die woningen (inkomensgrens), de prijsgrens en de instandhoudingsduur.

Met de instandhoudingsduur wordt bedoeld de periode dat de woningen voor de betreffende doelgroep beschikbaar moeten blijven.

Toetsing

Er wordt voldaan aan de doelgroepenverordening. Voldoende sociale huurwoningen zijn geborgd in de regels.

2.4.3 Kernatlas Ammerzoden (juli 2022)

De drie kernen Ammerzoden, Heden en Kerkdriel hebben een belangrijke rol binnen de gemeente als het gaat om het realiseren van ambities en uitdagingen. Om alle ontwikkelingen nu en in de toekomst in goede banen te leiden, zijn er voor de drie grote kernen kernenvisies in ontwikkeling. De kernvisie bestaat uit twee delen: de kernatlas en de kernvisie. De kernatlas is de basis voor de visie. In een later stadium wordt de kernvisie uitgewerkt.

Kernatlas Ammerzoden

De kernatlas van Ammerzoden bestaat uit vier integrale thema's:

  • 1. Landschap/cultuurhistorie, klimaat en duurzaamheid;
  • 2. Economie, landbouw en toerisme;
  • 3. Milieu, gezondheid en leefbaarheid;
  • 4. Wonen, welzijn en voorzieningen.

Voor het thema 'wonen, welzijn en voorzieningen' spelen onder andere de volgende trends en ontwikkelingen:

  • Vergrijzing, ontgroening (afname aandeel jongeren) en huishoudensverdunning;
  • Er zijn veel monofunctionele woonwijken die kampen met vergrijzing, eenzaamheid en individualisering;
  • Vergrijzing vraagt andere inrichting leefomgeving, wonen en voorzieningen. Het aantal 75-plussers zal zijn verdubbeld in 2030 (dubbele vergrijzing). De verwachting voor inwoners die steeds ouder worden is dat de zorgvraag toeneemt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0016.png"

Figuur 2.11: Kaart 'Wonen, welzijn en voorzieningen (bron: Werkversie Kernatlas Ammerzoden, juli 2022)

Het plangebied Onderwaard is in de atlas aangewezen als locatie met zachte woningbouwplannen. De kruising Horenkamp, Molendijk en Wellsedam is een entree voor de kern.

Toetsing

Met de ontwikkeling worden maximaal 103 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met specifieke doelgroepen, zoals ouderen en jongeren. Op die manier wordt een diverse woonwijk gecreëerd. In de wijk wordt veel groen mogelijk gemaakt en een aantrekkelijke openbare ruimte die ontmoeting faciliteren. De wijk krijgt een verbinding voor langzaam verkeer naar de naastgelegen wijk Kleinzand.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van (de omgeving van) het plangebied beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

3.2 Bestaande situatie

Ligging en context

'Onderwaard' ligt aan de westzijde van de kern Ammerzoden. Het betreft een gebied, ingesloten tussen de Bernseweg, Onderwaard, de Horenkamp en de rand van de bebouwing van Ammerzoden, van zo'n 4 ha. 'Onderwaard' wordt aan de oost-, noord- en westzijde begrensd door een bosstrook, waarin respectievelijk het Vinken-, Spreeuwen- en Lijsterpad lopen.

'Onderwaard' ligt, net als de hele kern Ammerzoden, binnen een oude riviermeander van de Maas. In deze meander, waardoor de Meersloot loopt, liggen ook Kasteel Ammersoyen en het Slot van Well. 'Onderwaard' ligt direct aan de rivierdijk, die hier verder landinwaarts loopt en een wiel in de uiterwaard omsluit. Het ligt daardoor dus niet direct aan de rivier.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0017.png"

Figuur 3.1: Context plangebied

In bovenstaande figuur is de ligging van 'Onderwaard' in een grotere context geplaatst. 'Onderwaard' ligt op ongeveer een kilometer van het centrum van Ammerzoden (c), waar diverse voorzieningen (onder andere winkels) zijn. Op ongeveer 600 meter afstand liggen twee basisscholen (s): basisschool De Schakel in Ammerzoden en basisschool De Hoeksteen in Well. Op 400 meter ligt het woonzorgcentrum De Lindeboom, op 800 meter ligt het verpleeghuis Het Zonnelied.

Bestaande situatie omgeving plangebied

'Onderwaard' ligt op de overgang van de bebouwing van Ammerzoden naar het buitengebied. Aan de oostzijde ligt de grens van de kern Ammerzoden. Hier liggen de achterzijden van percelen van (eengezins)woningen aan de Schuttershof en de Kleinzand. De wijk waar deze woningen staan is gerealiseerd in de jaren '80 van de vorige eeuw. Kenmerkend is een schegvormige, groene ruimte tussen de woningen, die aansluit op de bosstrook rondom 'Onderwaard'. Doordat aan deze scheg de achtertuinen van de omliggende woningen grenzen, heeft dit gebied een weinig uitnodigende uitstraling.

Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Bernseweg, ligt het gelijknamige bedrijventerrein. De bedrijven worden aan het oog onttrokken, omdat aan de weg de vrijstaande bedrijfswoningen staan. In de tweede lijn staat de vaak grootschalige bedrijfsbebouwing. Uitzonderingen zijn de bedrijven Kras Reizen en Alabastine, waarvan respectievelijk het kantoorgebouw en de expeditie aan de Bernseweg liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0018.jpg"

Figuur 3.2: Impressie plangebied

De westzijde van het plangebied grenst aan het buitengebied, dat met name een agrarisch gebruik heeft. Aan de westzijde van de 'Onderwaard' ter hoogte van de Bernseweg ligt een sierbloemenkwekerij met aangrenzend twee burgerwoningen. Kenmerkend voor dit deel van het buitengebied is de wandelpadenstructuur, die gerealiseerd is tijdens de ruilverkaveling. De paden die in de bosstrook rondom 'Onderwaard' lopen, maken ook onderdeel uit van deze structuur. Deze structuur loopt door de oude Maasmeander rondom de kern Ammerzoden. Via deze structuur is verder onder meer het Slot Well te bereiken.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de Maasdijk, met daarop de Horenkamp. De gronden aan de andere zijde van de dijk behoren tot de uiterwaarden van de Maas. Deze maken onderdeel uit van het natuurgebied De Wellsche Waard en zijn in beheer bij een natuurbeschermingsorganisatie.

Op de hoek van de wegen Onderwaard en Horenkamp, direct tegen Onderwaard, ligt een bebouwingscluster. Hierin liggen enkele burgerwoningen, en een autobedrijf/carwash.

Bestaande situatie plangebied

Het plangebied is in de bestaande situatie vrijwel onbebouwd, met uitzondering van de opstallen op het perceel Onderwaard 17. De landbouwgrond was tot de gemeentelijke aankoop in 2010 onderdeel van het agrarisch bedrijf Onderwaard 17. Op dit moment hebben de gronden een agrarisch gebruik. De gronden worden verpacht en worden gebruikt voor landbouw. Het perceel Onderwaard 17 is in particulier eigendom en hier wordt gewoond en er worden (hobbymatige) agrarische activiteiten uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0020.jpg"

Figuur 3.3: Impressie plangebied

3.3 Toekomstige situatie

De gemeente Maasdriel wil in het gebied Onderwaard een woonwijk realiseren. Hiermee kan worden voorzien in de behoefte aan woningen in de gemeente. In het nieuwe woongebied zullen maximaal 100 woningen gerealiseerd worden. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning op het perceel Onderwaard 17 omgezet naar een burgerwoning, worden de overige opstallen gesloopt en worden drie extra woningen gerealiseerd.

Belangrijk is dat de bestaande bosstrook behouden blijft, op enkele doorsteken voor verkeer na. De wijk wordt namelijk ontsloten via de Onderwaard. Het plan bestaat uit drie deelgebieden. Langs de Bernseweg en Onderwaard komt deelgebied Dorpse rand. Hier komen met name vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap woningen. Grenzend aan de bestaande woonwijk komt deelgebied De Binnentuin waar ruimte is voor een bijzonder CPO-project met woningen van maximaal 2 lagen. Langs de dijk komt deelgebied Kijk over de dijk. Hier komt één samenhangend appartementengebouw van maximaal 3 lagen boven op een parkeerlaag. Een proefverkaveling is aan het bestemmingsplan toegevoegd.

Kwaliteitscriteria woningbouwinitiatieven

De gemeente Maasdriel zet in woonwijken in op een goede en prettige leefomgeving. De gemeente streeft naar ruim opgezette wijken met voldoende ruimte voor groen en water en met ruimte voor alle doelgroepen. Om deze ambities te concretiseren heeft de gemeente de Kwaliteitscriteria woningbouwinitiatieven opgesteld. Hierin worden de ambities geconcretiseerd. Plannen worden hieraan getoetst. Ook het plan Onderwaard zal voldoen aan deze criteria. Hieronder worden enkele relevante criteria benoemd.

Woningbouwdifferentiatie:

Om te komen tot een goede opbouw van de woningvoorraad is de volgende verdeling het uitgangspunt (prijspeil 2023):

  • a. 33% sociale huur (< € 808,06).
  • b. 12% betaalbare koop (< € 285.000).
  • c. 25% middelduur laag:
    • 1. koop (€ 285.000 - € 355.000)
    • 2. huur (€ 808,06 - € 1.000).
  • d. 20% middelduur hoog:
    • 1. koop (€ 355.000 - € 570.000).
    • 2. huur (> € 1.000).
  • e. 10% dure koop (> € 570.000).

Ruimtelijke criteria

Het percentage uitgeefbaar is maximaal 55%. Bij rijwoningen bedraagt het aantal aaneengesloten woningen maximaal 5 woningen.

Kaders ruimtelijke ontwikkelingen

De gemeente Maasdriel heeft daarnaast kaders voor de uitvoering en de inrichting van de openbare ruimte en de (ondergrondse) infrastructuur. In deze kaders staan onder andere afmetingen van parkeerplaatsen en wegen. In de kader staan ook normen voor groen. Per inwoner geldt een boomnorm van 0,4 bomen per inwoner. Verder hanteert de gemeente een minimale groennorm van minimaal 24,4 m2 per inwoner. Het streven is echter om 30 m2 aan groen per inwoner te realiseren. Verder geldt dat rekening gehouden moet worden met de benodigde watercompensatie. Daar wordt in de paragraaf 4.5 nader op ingegaan.

Ontsluiting

De ontsluiting van de wijk 'Onderwaard' voor auto's zal plaatsvinden via de weg Onderwaard. Hier zullen minimaal twee ontsluitingen mogelijk worden gemaakt in verband met veiligheid. Een aansluiting op de Bernseweg is ongewenst. Dit komt deels vanwege de nabijheid van het kruispunt Onderwaard – Bernseweg. Daarnaast wil de gemeente zo min mogelijk aansluitingen op de hoofdwegenstructuur realiseren. Een aansluiting op de Onderwaard is daarmee wenselijker.

Het autoverkeer zal vervolgens met name afgewikkeld worden op de Bernseweg. Het tracé Onderwaard tussen de Bernseweg en de meest zuidelijke entree tot de wijk zal hiervoor aangepast worden. Vanaf de Bernseweg is in oostelijke richting het centrum van Ammerzoden bereikbaar. Verder naar het oosten, bij Hedel, liggen toeritten tot de rijksweg A2. Deze maakt onderdeel uit van de landelijke hoofdinfrastructuur. Op verkeer en parkeren wordt in paragraaf 4.3 nader ingegaan.

Voor voetgangers en fietsers zijn naast de hoofdontsluiting meer ontsluitingen mogelijk. Daardoor is het voor voetgangers en fietsers mogelijk om via diverse wegen door de kern Ammerzoden bij de voorzieningen in het centrum te komen. Nieuwe wandelpaden maken verbinding met de bestaande wandelpaden rondom het plangebied (Vinkenpad, Spreeuwenpad, Lijsterpad). Via Kleinzand wordt de nieuwe wijk verbonden met Ammerzoden (alleen fiets-/voetgangers, geen autoverkeer). Deze ontsluiting fungeert als calamiteitenontsluiting.

Rondom 'Onderwaard' liggen diverse paden, die met name gebruikt worden voor recreatief wandelen. Via het voetpad 'het Singeltje' kunnen het slotje en de kern Well worden bereikt.

Stedenbouwkundige uitgangspunten

Voor de ontwikkeling Onderwaard is een stedenbouwkundig plan en een beeldkwaliteitplan opgesteld uitgaande van een aantal uitgangspunten, zoals weergegeven in figuur 3.4.

De focus ligt op een prettige woonwijk die gekenmerkt wordt door een groene omgeving en waarbij er aandacht is voor duurzaamheid, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Binnen de woonwijk worden meerdere woonclusters gerealiseerd te midden van de bestaande groene buitenrand en de nieuwe groene binnengebieden. Het uitgangspunt is dat de woningen op deze wooneilanden telkens georiënteerd zijn op deze groene plekken, zodat het groen vanuit de woningen te beleven is. De nieuwe groene binnengebieden sluiten aan op de groene buitenranden en vormen plekken voor ontmoeting en spelen.

De woningen zijn veelal grondgebonden met maximaal twee bouwlagen en een kap. Op enkele plekken in het plangebied worden ook appartementengebouwen gerealiseerd met ongeveer 10 tot 15 appartementen per gebouw. Ook deze gebouwen kunnen vormgegeven worden met twee bouwlagen met een kap. Verdeeld over de grondgebonden woningen en de appartementen zijn er veel verschillende woningtypen in het plangebied aanwezig, zoals sociale huurwoningen voor één- of tweepersoonshuishoudens, gezinnen en senioren, een wooncluster voor een CPO-initiatief met een gezamenlijke groene binnenruimte waarlangs ook bijzondere typologieën, zoals rug-aan-rugwoningen gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast zijn er rijwoningen en appartementen in het betaalbare segment en twee-onder-één-kap-woningen, vrijstaande woningen/kavels en appartementen in de vrije sector.

De meeste woningen die langs de rand liggen krijgen één of meerdere parkeerplaatsen op het eigen terrein. De bewoners van de andere woningen kunnen op korte afstand de auto parkeren, bijvoorbeeld in een parkeercluster dat grenst aan de achtertuin. Met deze parkeeroplossing houden we de groene plekken tussen de wooneilanden zoveel mogelijk vrij van geparkeerde auto's in het straatbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0021.png"

Figuur 3.4: Uitgangspunten voor ontwikkeling Onderwaard

Deze stedenbouwkundige uitgangspunten vormen de basis voor het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan voor Onderwaard. Om te illustreren en te inspireren hoe deze stedenbouwkundige uitgangspunten kunnen worden door vertaald in een ruimtelijk ontwerp, is een proefverkaveling opgesteld, zoals opgenomen in figuur 3.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0022.png"

Figuur 3.5: Proefverkaveling

3.4 Conclusie

De gemeente Maasdriel wil het gebied 'Onderwaard' omvormen tot een woningbouwlocatie. Hiervoor is op basis van actuele uitgangspunten een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het uitgangspunt is te komen tot een afwisselende, groene wijk. Deze wordt kwalitatief ingepast in de bestaande situatie.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het voorliggende hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de uitgevoerde onderzoeken. De volledige onderzoeken zijn opgenomen in de Bijlagen bij toelichting.

4.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 103 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 1.

4.3 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan, dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling wordt berekend conform de 'Nota Parkeernormen 2020 Gemeente Maasdriel' op basis van de kencijfers uit CROW publicatie 381. Hierbinnen wordt voor de te hanteren kencijfers conform het gemeentelijke parkeernormenbeleid uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van 'niet stedelijk', terwijl voor de gehele gemeente uit wordt gegaan van het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Tenslotte wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het gemiddelde autobezit in de gemeente Maasdriel per kencijfer het maximum van de bandbreedte gehanteerd. Ook voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is gebruik gemaakt van kencijfers uit CROW publicatie 381.

Verkeersstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0023.png"

Figuur 4.1: Ligging plangebied

Gemotoriseerd verkeer

De beoogde ontwikkeling wordt ontsloten op de Onderwaard. In de bestaande situatie is de Onderwaard gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/u. De Onderwaard kruist ten noorden van het plangebied met de Bernseweg, een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/u. De Bernseweg leidt in oostelijke richting naar het centrum van Ammerzoden, terwijl de weg in westelijke richting buiten de bebouwde kom kruist met de Weigraaf (N832) en leidt vervolgens verder in westelijke richting naar Wijk en Aalburg. De Weigraaf (N832) is ingericht als een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/u en leidt in noordelijke richting via de kern Kerkwijk naar de N322, tussen Nieuwendijk en knooppunt Ewijk.

Langzaam verkeer

Langs de Onderwaard is aan de oostzijde van de weg een onverhard voetpad aanwezig, zodat voetgangers de rijbaan niet delen met het gemotoriseerd verkeer. Voor fietsers zijn op de Onderwaard geen aparte voorzieningen aanwezig, volgens de ontwerprichtlijnen voor een erftoegangsweg type II buiten de bebouwde kom (CROW, HWO 2013). Op de Bernseweg zijn aan weerszijden van de weg vrij liggende fietspaden aanwezig. Voor voetgangers is ter hoogte van het plangebied op de Bernseweg een onverhard voetpad aanwezig dat verder loopt aan de oostzijde van het plangebied en een verbinding vormt met de naastgelegen buurt. Binnen het plangebied worden voor voetgangers meerdere aansluitingen aangelegd op de voetpaden rondom het plangebied. Verder in oostelijke richting zijn op de Bernseweg geen aparte voorzieningen aanwezig voor voetgangers, waardoor zij gebruik moeten maken van het fietspad.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde OV-halte vanaf het plangebied is gelegen op circa 550 meter loopafstand aan de Schokkerstraat. Bij deze bushalte halteert de buslijn 166, tussen Well en Den Bosch, met een frequentie van 30 minuten.

Verkeersintensiteiten

Voor het bepalen van de verkeersintensiteiten op de Onderwaard in de autonome situatie zijn verkeerstellingen uitgevoerd in de periode van 6 t/m 21 september 2023. Deze tellingen betreffen het wegvak tussen de Bernseweg en het Singeltje. De verkeersintensiteit op de Bernseweg is bepaald op basis van telgegevens van de provincie Gelderland uit 2021. Voor de Onderwaard ten noorden van de Bernseweg zijn geen verkeersgegevens vanuit tellingen aanwezig. Voor dit wegvak wordt daarom uitgegaan van de gegevens vanuit het gemeentelijke verkeersmodel voor het prognosejaar 2035. Bij het beoordelen van de verkeersafwikkeling is de situatie 10 jaar na realisatie van het plan maatgevend. Voor de beoogde ontwikkeling wordt uitgegaan van het realisatiejaar 2024 en het toekomstjaar 2034. Voor het doorrekenen van de autonome groei tot aan het realisatiejaar en het toekomstjaar wordt in overeenstemming met de gemeente op basis van het gemeentelijke verkeersmodel een groeifactor van 0,8% per jaar aangehouden. In tabel 4.11 zijn de verkeersintensiteiten voor de relevante wegen weergegeven voor een gemiddelde werkdag.

Tabel 4.1: Intensiteiten relevante wegen in de autonome situatie

Wegvak   Jaartal gegevens   Richting   Verkeersintensiteit werkdag realisatiejaar (2024) (mvt/etmaal)   Verkeersintensiteit werkdag toekomstjaar (2024) (mvt/etmaal)  
Onderwaard, tussen Bernseweg en het Singeltje   2023   Noord   262   284  
  2023   Zuid   223   241  
  2023   Totaal   485   525  
Onderwaard, tussen Bernseweg en Hogesteeg   2035   Noord   615   666  
  2035   Zuid   592   641  
  2035   Totaal   1206   1307  
Bernseweg, tussen Weigraaf en Onderwaard   2021   Oost   1.536   1.664  
  2021   West   1.608   1.741  
  2021   Totaal   3.144   3.405  
Bernseweg, tussen Onderwaard en Hogesteeg   2021   Oost   1.956   2.118  
  2021   West   1.946   2.107  
  2021   Totaal   3.902   4.226  

Verkeer

In de bestaande situatie is binnen het plangebied een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is in de huidige situatie echter slechts beperkt actief. Daarnaast wordt als onderdeel van de beoogde ontwikkeling de bijbehorende bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Voor het hanteren van een worstcase benadering wordt geen saldering toegepast van de bestaande functies binnen het plangebied. Met behulp van de CROW kencijfers is de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde weekdag berekend, terwijl voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de gemiddelde werkdagintensiteiten maatgevend zijn. Conform CROW publicatie 381 wordt voor het omrekenen van weekdag naar werkdag voor woonfuncties een omrekenfactor van 1,11 toegepast. In tabel 4.2 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling berekent.

Tabel 4.2: De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling

Functie   Aantal   Kencijfer   Weekdag (mvt/etmaal)   Werkdag (mvt/etmaal)  
Huur huis, sociale huur   35 woningen   6 per woning   210   233,1  
Koop huis, tussen/hoek   35 woningen   7,8 per woning   273   303  
Koop huis, twee-onder-één-kap   20 woningen   8,2 per woning   164   182  
Koop huis, vrijstaand   10 woningen   8,6 per woning   86   95,5  
Vrijstaande kavels   3 woningen   8,6 per woning   25,8   28,6  
Voormalige bedrijfswoning   1 woning   8,6 per woning   8,6   9,5  
Totaal   104     767,4   851,7  

De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeerstoename van 767,4 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag. Omgerekend naar werkdagintensiteiten zal de beoogde ontwikkeling leiden tot een verkeerstoename van 851,7 mvt/etmaal. Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie gedurende het drukste uur maatgevend. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt als standaard vuistregel aangehouden dat gedurende het drukste uur 10% van de etmaal intensiteit wordt afgewikkeld. Gedurende het maatgevende uur zorgt de beoogde ontwikkeling dan ook voor een verkeersgeneratie van (851,7 x 0,1 =) 85 mvt/uur.

Verkeerstoedeling

Met behulp van de navigatietool van Google Maps is de toedeling van het gegenereerde verkeer bepaald. Het gegenereerde verkeer wordt volledig over de Onderwaard in noordelijke richting afgewikkeld naar het kruispunt Onderwaard – Bernseweg. Op deze kruising zal 60% (51 mvt/uur) over de Bernseweg in westelijke richting worden afgewikkeld naar het kruispunt Weigraaf – Bernseweg. De resterende 40% (34 mvt/uur) zal over de Bernseweg in oostelijke richting worden afgewikkeld tot aan het kruispunt Ammerzodenseweg – Baronieweg – Uithovensestraat - Grutakker. Vanaf dit kruispunt zal 30% (26 mvt/uur) in oostelijke richting worden afgewikkeld naar de Oude Rijksweg, terwijl de resterende 10% (9 mvt/uur) over de Baronieweg in noordelijke richting zal worden ontsloten. Vanaf het kruispunt Weigraaf – Bernseweg zal 35% (30 mvt/uur) worden ontsloten over de Weigraaf in noordelijke richting, terwijl de resterende 25% (21 mvt/uur) verder over de Bernseweg worden ontsloten in westelijke richting. In figuur 4.2 is de beoogde verkeersafwikkeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0024.png" Figuur 4.2: De verkeerstoedeling van het gegenereerde verkeer

Verkeersafwikkeling

Om te beoordelen of de toename als gevolg van de beoogde ontwikkeling leidt tot problemen in de verkeersdoorstroming dient de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet te worden beoordeeld. Hierbij is de verkeersdoorstroming bij kruispunten maatgevend. De reden hiervoor is dat kruispunten de grootste invloed hebben op de doorstroming van een weg doordat op kruispunten meerdere verkeersstromen elkaar kruisen. Voor de beoogde ontwikkeling is het maatgevende kruispunt de kruising tussen de Onderwaard en de Bernseweg (zie figuur 4.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0025.png"

Figuur 4.3: Overzicht kruispunt Onderwaard - Bernseweg (bron: Cyclomedia)

Uitgangspunten 

Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling voor het kruispunt Onderwaard - Bernseweg zijn indicatieve kruispuntberekeningen uitgevoerd met behulp van de softwareapplicatie Capacito. Bij het uitvoeren van de kruispuntberekeningen is in eerste instantie als uitgangspunt aangehouden dat de bestaande inrichting van het kruispunt behouden blijft.

De verkeersdoorstroming van het kruispunt is beoordeeld in 4 scenario's:

  • 1. Realisatiejaar (2024) exclusief planbijdrage;
  • 2. Toekomstjaar (2034) exclusief planbijdrage;
  • 3. Toekomstjaar (2034) inclusief planbijdrage gedurende de ochtendspits;
  • 4. Toekomstjaar (2034) inclusief planbijdrage gedurende de avondspits.

Per scenario zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Bij het uitvoeren van kruispuntberekeningen wordt gebruik gemaakt van het personenauto equivalent (pae) per uur in plaats van het aantal motorvoertuigbewegingen per uur. Voor het omrekenen van mvt/uur naar pae/uur is een standaard omrekenfactor van 1,08 toegepast.
  • Voor woonfuncties wordt op basis van CROW publicatie 381 aangehouden dat gedurende de ochtendspits 20% van het gegenereerde verkeer naar het plangebied toe rijdt en 80% van het plangebied af. Voor de avondspits wordt aangehouden dat 80% van het gegenereerde verkeer naar het plangebied toe rijdt en 20% van het plangebied af.

Toetsingskader

Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling op voorrangskruispunten is de gemiddelde wachttijd per richting maatgevend. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt aangehouden dat de maatgevende wachttijd niet hoger mag zijn dan 20 seconde. Een langere wachttijd indiceert problemen in de verkeersdoorstroming van het kruispunt. In de onderstaande tabel is het toetsingskader voor de gemiddelde wachttijd toegelicht.

Tabel 4.3: Grenswaarden wachttijd

Grootte van de wachttijd   Beoordeling  
>20 seconden   Lange wachttijd  
20 seconden   Matige wachttijd  
15 seconden   Kleine wachttijd  
<15 seconden   Bijna geen wachttijd  
0 seconden   Geen wachttijd  

Analyse resultaten kruispuntberekeningen

In bijlage 2 zijn de invoergegevens voor de kruispuntberekeningen per scenario weergegeven. In tabel 4.4 is een overzicht opgesteld van de resultaten per scenario.

Tabel 4.4: Resultaat kruispuntberekening Onderwaard - Bernseweg

Scenario   Maatgevende wachttijd  
  Maatgevende tak   Wachttijd (s)  
1: Realisatiejaar (2034) autonoom   Alle takken   0  
2: Toekomstjaar (2034) autonoom   Alle takken   0  
3: Toekomstjaar (2034) incl. plan ochtendspits   Onderwaard Noord, Onderwaard Zuid   <15 sec  
4: Toekomstjaar (2034) incl. plan avondspits   Onderwaard Noord   <15 sec  

In de autonome situatie bedraagt de wachttijd op alle takken van het kruispunt 0 seconden, zowel in het realisatiejaar als in het toekomstjaar. In de toekomstige situatie stijgt de maatgevende wachttijd zowel gedurende de ochtend- als avondspits naar minder dan 15 seconden. Hiermee blijft de maatgevende wachttijd op het kruispunt ruim onder de maximaal acceptabele grenswaarde van 20 seconden. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling niet leidt tot knelpunten in de verkeersdoorstroming van het omliggende wegennet.

Verkeersveiligheid

Naast het effect van de beoogde ontwikkeling op de verkeersafwikkeling dient ook de invloed van het plangebied op de verkeersveiligheid van de omliggende wegen te worden beoordeeld. De hoogste verkeerstoename vindt plaats op de Onderwaard, waar de beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van 852 mvt/etmaal. Op basis van de verkeerstellingen bedraagt de verkeersintensiteit op de Onderwaard in het toekomstjaar (2034) 525 mvt/etmaal zonder de beoogde ontwikkeling. In de bestaande situatie is de Onderwaard ter hoogte van het plangebied aangewezen als een erftoegangsweg-type 2 buiten de bebouwde kom. Alhoewel de Onderwaard is ingericht als een erftoegangsweg geldt in de bestaande situatie een maximale snelheid van 80 km/u. Als onderdeel van de beoogde ontwikkeling wordt de komgrens op de Onderwaard verplaatst tot aan het kruispunt met de Horenkamp, waarbij de weg wordt heringericht als een erftoegangsweg-type 2 binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/u. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt op basis van Duurzaam Veilig voor ETW-type 2 BIBEKO aangehouden dat een verkeersomvang van maximaal 4.000 mvt/etmaal zonder problemen vlot en veilig kan worden afgewikkeld. Na toevoeging van de planbijdrage stijgt de verkeersintensiteit op de Onderwaard naar (525 + 852 =) 1.377 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Hieruit volgt dat de Onderwaard ruim voldoende capaciteit heeft voor het probleemloos opvangen van de beoogde verkeerstoename. Naast het verlagen van de maximum snelheid worden aanvullende maatregelen toegepast voor het borgen van de verkeersveiligheid van de Onderwaard. Welke maatregelen dit zijn wordt in een apart inrichtingsplan voor de Onderwaard verder uitgewerkt.

Naast de Onderwaard dient voor het beoordelen van de verkeersveiligheid ook de inrichting van het kruispunt Onderwaard – Bernseweg in acht te worden genomen. Uit de beoordeling van de verkeersafwikkeling blijkt dat de beoogde verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersdoorstroming van het kruispunt. Desondanks leidt de huidige inrichting van het kruispunt tot knelpunten op het gebied van verkeersveiligheid. Zo zijn op de Bernseweg geen middengeleiders aanwezig. Het gebrek aan middengeleiders zorgt ervoor dat overstekende voertuigen dit in een keer moeten doen, doordat er geen opstelruimte beschikbaar is op het midden van het kruispunt. Ook ligt het fietspad slechts 2 meter van de hoofdrijbaan af, wat niet voldoende opstelruimte biedt voor een afslaand voertuig. Doordat het gemotoriseerde verkeer voorrang moet verlenen aan het fietsverkeer kan dit ertoe leiden dat een afslaand voertuig het kruispunt blokkeert als er een fietser oversteekt. Daarnaast zijn er op de Bernseweg geen snelheidsremmende maatregelen aanwezig rondom het kruispunt voor het verkleinen van de snelheidsverschillen op de kruisingsvlakken. Tenslotte zijn op de Bernseweg geen oversteekvoorzieningen aanwezig voor fietsers ondanks dat het fietsverkeer wordt ontsloten via éénrichtingsfietspaden aan weerszijden van de Bernseweg. Als onderdeel van de beoogde ontwikkeling wordt een apart inrichtingsplan voor het kruispunt Onderwaard – Bernseweg waarin de maatregelen voor het borgen van de verkeersveiligheid op het kruispunt zijn uitgewerkt.

Ontsluiting plangebied

Zoals eerder benoemd zal het plangebied worden ontsloten via één of meerdere aansluitingen op de Onderwaard. Echter is de precieze ligging van de aansluiting(en) in het huidige stadium van de ontwikkeling nog niet vastgesteld. Volgens het Handboek wegontwerp 2013 geldt voor erftoegangswegen buiten de bebouwde kom een minimum afstand tussen kruispunten van 50 meter. Door het hanteren van de minimumafstand tot aan het kruispunt Onderwaard – Bernseweg wordt voorkomen dat weggebruikers die de Onderwaard oprijden onverwachts worden geconfronteerd met verkeer vanuit een zijweg. Daarnaast biedt de afstand van 50 meter voldoende opstelruimte voor het kruispunt Onderwaard – Bernseweg om te voorkomen dat een wachtrij op dit kruispunt ertoe zal leiden dat de aansluiting van het plangebied wordt geblokkeerd.

Parkeren

Volgens het gemeentelijke parkeernormenbeleid wordt voor alle woningen ongeacht het type een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd, waarvan 0,3 voor bezoekers. De beoogde ontwikkeling bestaat uit 103 nieuwe woningen (100 nieuwe woningen en de omzetting van de bedrijfswoning naar 3 woningen) en één bestaande woning, wat resulteert in een parkeerbehoefte van (104 x 2,3 =) 239 parkeerplaatsen, waarvan 31 voor bezoekers. Binnen het plangebied zullen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd om de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling volledig binnen de plangrenzen op te vangen.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeerstoename van 852 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. Uit de kruispuntberekeningen voor het kruispunt Onderwaard – Bernseweg blijkt dat de beoogde verkeerstoename geen negatief effect heeft op de verkeersafwikkeling van het omliggende wegennet. Voor het borgen van de verkeersveiligheid zijn maatregelen vereist aan de inrichting van de Onderwaard en het kruispunt Onderwaard – Bernseweg. Welke maatregelen dit zijn wordt uitgewerkt in een apart inrichtingsplan waarmee de verkeersveiligheid op het omliggende wegennet na toevoeging van de beoogde ontwikkeling wordt geborgd.

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bedraagt in totaal 239 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied zullen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd om aan de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling te voldoen. Het aspect verkeer en parkeren leidt daarmee niet tot knelpunten voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging moet worden bekeken of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de beoogde nieuwe functie. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een recent bodemonderzoek worden aangeleverd, in het algemeen niet ouder dan 5 jaar.

Onderzoek

In het kader van het landelijke project 'Verkennend onderzoek voormalige stortplaatsen' (VOS) is de locatie onderzocht door de provincie Gelderland. In 2011 is in het kader van de woningbouw een onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit ter plaatse (Nader bodemonderzoek voormalige stortplaats Onderwaard in Ammerzoden, Envita Nijmegen B.V., d.d. 14 april 2011, kenmerk: 200507-10/R02 ). Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse het volume stortmateriaal circa 3.200 m3 bedraagt. Een voormalige stortplaats wordt door de provincie gezien als een geval van ernstige bodemverontreiniging en hiervoor geldt dat bij wijziging van gebruik naar woningbouw de grond ter plaatse moeten worden gesaneerd. In het kader van de herontwikkeling is daarom een saneringsnotitie opgesteld (kenmerk: N009-4815348MNU-evp-V01, zie bijlage 3). In deze saneringsnotitie zijn twee scenario's voor sanering beschreven. In het kader van de herontwikkeling zal één van beide scenario's worden gekozen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0026.png"

Figuur 4.4: Contouren voormalige stortplaats (bron: Tauw, 2012)

Saneringsscenario's

Optie 1 betreft een volledige sanering. Dit betreft de meest toekomstbestendige aanpak. Immers, de verontreiniging wordt dan vervangen door schone grond. Echter is hiervoor tijdens de saneringswerkzaamheden wel bemaling nodig om droog te kunnen werken. Dit levert zettingen op, ook buiten het plangebied. Daarnaast zal ook het peil in de peilvakken lastiger te handhaven zijn, omdat de put een aanzuigende werking krijgt. Hiervoor dient een geotechnische oplossing te komen en moet er worden aangetoond of dit hydrologisch geen schadelijke effecten heeft.

Optie 2 betreft een gedeeltelijke sanering met een leeflaag. De grondwaterstromingen gaan hoofdzakelijk richting de Maas. Bij hoogwater zal die stromingsrichting de andere kant op gaan. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat verontreinigd water richting de polders en naar boven komt stromen.

Voor beide opties geldt, dat goede uitvoeringseisen opgesteld moeten worden. Daarbij geldt dat voor beide opties ook contact moet worden opgenomen met Waterschap Rivierenland in verband met de effecten van de bodemsanering en bronbemalingen.

Werkzaamheden moeten in ieder geval buiten het hoogwaterseizoen. Verder is een nulopname en een uitmeting van de kering na de sanering en bij oplevering van de woonwijk gewenst. Als verzakkingen zijn opgetreden aan de dijk moet er gekeken worden hoe die hersteld kunnen worden. Voor bemalingen moet er hydrologische onderzoeken worden uitgevoerd om aan te geven wat het effect is op de waterstanden in de peilgebieden. Het gaat om een groot gebied dus er zullen grote debieten worden opgepompt.

Bij de toekomstige besluitvorming en uitwerking van de beoogde saneringswerkzaamheden is het van belang dat er rekening wordt gehouden met de waterkering ten zuiden van het gebied (zie waterparagraaf). Hierbij moet rekening worden gehouden met de grondverbetering en voorbelasting die beoogd is voor de woningen. De woningen ten zuiden, binnen de beschermingszones van de waterkering, kunnen niet zonder meer gerealiseerd worden in het kader van de bodem verstorende werkzaamheden en het functioneren van de waterkering. Zodra de beoogde werkzaamheden in een later stadium concreter zijn uitgewerkt dient in samenwerking met het waterschap de sanering nauwkeurig te worden beschouwd. Hierbij kunnen eventuele benodigde vergunning worden aangevraagd.

Milieuhygiënisch vooronderzoek

Econsultancy heeft voor het plangebied een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd. Het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem heeft tot doel te bepalen of er aanleiding bestaat voor het uitvoeren van een bodemonderzoek conform de NEN 5740 en/of NEN 5707, door middel van een archiefonderzoek, een interview met de eigenaar/gebruiker en een terreininspectie. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 4. Onderstaand betreft een samenvatting van de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek.

  • Bekend is dat op een gedeelte van de onderzoekslocatie een stortplaats aanwezig is. De contouren zijn in de richting van de bebouwing van Onderwaard 17 niet voldoende afgeperkt. Mogelijk bevindt zich onder de bebouwing nog stortmateriaal.
  • Ter plaatse van een aantal schuren op de onderzoekslocatie is volgens de asbestdakenkaart van de provincie Gelderland sprake van dakbedekking bestaande uit asbest(verdachte) golfplaten. Uit de terreininspectie blijkt eveneens dat de daken van asbestverdachte golfplaten zijn voorzien.
  • Ter plaatse van de opslag van koolwaterstoffen en bestrijdingsmiddelen kunnen lekkages hebben plaatsgevonden die bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. De exacte locatie van deze tanks is tot op heden onbekend. Deze locatie moeten naar aanleiding van aanvullend onderzoek nog worden bepaald.
  • Door gebruik als boerenerf, alsmede de mogelijke ligging op een (deel van) een stortplaats, maakt de onderzoekslocatie verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging.
  • Ter plaatse van de akkers zijn geen redenen om aan te nemen dat er sprake is van bodemverontreiniging.

Het milieuhygiënisch vooronderzoek geeft aanleiding tot vervolgonderzoek(en). Deze worden uitgevoerd. Hierbij worden de hieronder opgenomen deelgebieden nader onderzocht.

De resultaten uit dit onderzoek worden voor vaststelling in dit bestemmingsplan verwerkt.

Tabel 4.5: Deellocaties voor vervolgonderzoek bodem en onderzoeksstrategieën  

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0027.png"

Niet gesprongen explosieven

Voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden dient als eerste stap een bureau onderzoek naar de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten te worden uitgevoerd. Econsultancy werkt hiervoor samen met BeoBOM. Daarvoor wordt informatie bij de gemeente opgevraagd, dit wordt beoordeeld op compleetheid ten opzichte van de huidige wettelijke norm, zoals vastgelegd in het Certificatieschema Vooronderzoek en Risicoanalyse Ontplofbare Oorlogsresten, en de resultaten worden verwerkt in een briefrapportage welke specifiek gericht is op het huidige project Nieuwbouw De Onderwaard te Ammerzoden.

Door gericht onderzoek en specifiek te nemen maatregelen, als oorlogsresten (NGE) worden aangetroffen, is de uitvoerbaarheid van de planontwikkeling gewaarborgd.

Conclusie

Met betrekking tot bodemkwaliteit is er aanvullend onderzoek nodig naar de kwaliteit voor enkele deelgebieden in het plangebied. De resultaten uit dit onderzoek worden voor vaststelling in dit bestemmingsplan verwerkt.

In het kader van de herontwikkeling zal één van de bodemsanering scenario's worden gekozen. De sanering staat de uitvoering van de planontwikkeling niet in de weg.

4.5 Water

In het kader van het bestemmingsplan dient er voorafgaand aan de ruimtelijke procedure overleg plaats te vinden met de waterbeheerder. In dat kader is een watertoets opgesteld. In deze watertoets wordt de bestaande situatie beschreven en worden de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishouding uiteen gezet. In 2012 is een verkennende watertoets uitgevoerd door Tauw (kenmerk: N011-4815348BJK-ege-V01). De watertoets is aangepast en aangevuld op basis van het huidige beleid van het waterschap en de gemeente. Dit is verwerkt in onderstaande waterparagraaf.

Waterbeheer en watertoets

In een vroeg stadium van de planvorming moet overleg worden gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Rivierenland, die verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen over de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NWP)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Regionaal Waterprogramma Gelderland
  • Omgevingsverordening Gelderland

Waterschap:

Met het 'Waterbeheerprogramma 2022-2027' blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Waterschap Rivierenland zorgt voor veilige dijken en een evenwichtig watersysteem. Deze missie is het vertrekpunt voor alle activiteiten en projecten van Waterschap Rivierenland. De langetermijnvisie staat in de Watervisie 2050. Deze visie is in het WBP uitgewerkt met oplossingen, maatregelen en ideeën voor de korte termijn; een planperiode van zes jaar. Voor dit WBP is dat 2022-2027. De maatregelen realiseert het waterschap vervolgens in projecten en in het reguliere beheer en onderhoud. Voor de kortere termijn bepaalt ook het akkoord, dat het bestuur heeft gesloten na de waterschapsverkiezingen van 2019, de koers van het waterschap.

Hiermee trekt het Waterschap Rivierenland de lijn door van het vorige waterbeheerplan. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met veranderingen en benutten zij de kansen die zich voordoen in de regio. Om inhoudelijke ambities te bereiken ligt het accent onder meer op:

  • gebiedsgericht werken;
  • waterbewustzijn;
  • innovatie.

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

In de Beleidsregels van het waterschap is een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui).

Gemeente:

Waterschap Rivierenland heeft samen met de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel een waterplan voor de stads- en dorpskernen in de Bommelerwaard opgesteld. In het water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026 is onder andere het gemeentelijk water- en rioleringsplan van de gemeente Maasdriel opgenomen. Belangrijke maatregelen in het waterplan zijn:

  • het aanleggen van meer open water, zodat regenwater beter opgevangen kan worden;
  • aanleg flauw aflopende oevers (zogenaamde natuurvriendelijke oevers). Deze bieden goede kansen voor planten en dieren en kunnen bovendien meer water bergen;
  • verbeteren en vergroten van duikers (grote buizen onder de weg die de ene sloot met de andere verbinden), zodat het water goed afgevoerd kan worden;
  • het beter doorspoelen van sloten. Stilstaand water is namelijk niet goed voor een gezond leefmilieu in de sloot;
  • afkoppelen van regenwater; gemeente koppelt relatief schone weg- en dakoppervlakken af van de riolering om riool overstorten op het oppervlaktewatersysteem te beperken. Zo wordt voorkomen dat bij een flinke regenbui met regen vermengd rioolwater de straat op stroomt.

Hemelwaterbeleid gemeente Maasdriel

Onderdeel van het water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026 is het hemelwaterbeleid van de gemeente Maasdriel. Dit beleid geeft de kaders voor hemelwatervoorzieningen, zowel op openbaar als particulier terrein. De strategie om (nog) duurzamer om te gaan met hemelwater is:

  • scheiden van schone en vuile waterstromen;
  • beperken van hoeveelheid ingezameld hemelwater op het gemengde stelsel;
  • verbieden van het afvoeren van hemelwater op drukriolering;
  • beperken van de risico's tijdens extreme neerslag.

Binnen het beleid worden eisen gesteld aan nieuw verhard oppervlak zodat hemelwater wordt geïnfiltreerd of vertraagd afgevoerd. Ook wordt er gestreefd naar een maximale verharding van 70% van het totale perceeloppervlak.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat in de bestaande situatie uit agrarische gronden en is nagenoeg volledig onverhard. Op dit moment hebben de gronden een agrarisch gebruik (akker en weiland). Het plangebied heeft een kleiige ondergrond (waar sprake is van kwel). Het watersysteem staat onder invloed van de waterstanden van de Maas. Bij hoge rivierwaterstanden neemt de druk op het grondwater in de uiterwaarden toe en treedt binnendijks (meer) kwel op. Het grondwaterpeil bevindt zich lokaal op ongeveer 1,0 – 1,4 m beneden maaiveld. Verder loopt door het midden van het plangebied (van west naar oost) een rioolwaterpersleiding van het waterschap.

Waterkwantiteit

In onderstaande figuur zijn de wateren rond het plangebied weergegeven. Ten oosten van het plangebied ligt een a-watergang met een beschermingszone (4 meter). De beschermingszone dient vrijgehouden te worden voor onderhoud van de watergang. Ten noorden van het plangebied ligt een c-watergang. Hiervoor geldt geen beschermingszone. Voor het wijzigen, aanleggen of dempen van een watergang dient een watervergunning aangevraagd te worden.

Een toename aan verharding leidt tot het versneld afvoeren van hemelwater en dient gecompenseerd te worden zodat het versneld afgevoerde water opgevangen kan worden en niet leidt tot overlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0028.png"

Figuur 4.5: Uitsnede legger wateren ter plaatse van het plangebied (bron: Waterschap Rivierenland)

Waterveiligheid

Ten zuiden van het plangebied ligt een primaire waterkering. De primaire waterkering kent een kernzone (waterstaatswerk), beschermingszone en buitenbeschermingszone. Voor de dijk en de beschermingszones gelden restricties voor bebouwing en andere activiteiten. De regels zijn vastgelegd in de Keur van waterschap Rivierenland. De regels hebben betrekking op het behoud van de stabiliteit van het huidige dijklichaam en het behoud van ruimte voor eventuele toekomstige dijkversterking. In de legger is ook een bouwgrens opgenomen waarbinnen een bouwverbod geldt. Bebouwing binnen de bouwgrens die mogelijk zijn door middel van een bestemmingsplan zijn weergegeven als leggervlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0029.png"

Figuur 4.6: Uitsnede legger waterkeringen ter plaatse van het plangebied (bron: Waterschap Rivierenland)

Waterkwaliteit

Binnen het plangebied en in de omgeving zijn geen Kaderrichtlijn Water (KRW) waterlichamen aanwezig. Dit zijn wateren die bepaalde kwaliteitseisen en monitoring behoeven.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een woonwijk met 100 woningen. Ook worden drie woningen gerealiseerd op het perceel Onderwaard 17.

Het plangebied heeft een kleiige ondergrond waar sprake is van kwel. Het watersysteem staat onder invloed van de waterstanden van de Maas. Bij hoge rivierwaterstanden neemt de druk op het grondwater in de uiterwaarden toe en treedt binnendijks (meer) kwel op. Het grondwaterpeil bevindt zich lokaal op ongeveer 1,0 – 1,4 m beneden maaiveld. Na inrichting kan een hoge grondwaterstand grondwateroverlast veroorzaken. Voor woningbouw en infrastructuur zal daarom een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 m dienen te worden aangehouden. Op basis van de beschikbare bodemgegevens en gemeten grondwaterstanden lijkt dit geen probleem te zijn.

Waterkwantiteit

Een toename aan verharding leidt tot het versneld afvoeren van hemelwater en dient gecompenseerd te worden zodat het versneld afgevoerde water opgevangen kan worden en niet leidt tot overlast. De beoogde ontwikkeling leidt tot een toename aan verharding en hiervoor geldt een watercompensatieplicht. In het stedenbouwkundig plan zal invulling worden gegeven aan de benodigde watercompensatie.

In het huidig stedenbouwkundig ontwerp is een totaal oppervlak van ongeveer 12.837 m2 uitgeefbare grond waarop de verschillende woningen worden gebouwd (o.a. rijwoningen, twee-onder-één-kap woningen, vrijstaande woningen, appartementen). In het bestemmingsplan wordt geborgd dat maximaal 70% van dit oppervlak verhard zal worden en dat minstens 50% (of meer) van de parkeervakken uitgevoerd wordt met halfverharding. Dit komt uit op een toename van ongeveer 9678,9 m2 aan verhard oppervlak. De toename van verharding vanuit rijbanen, voetpaden en parkeren komt uit op ongeveer 9.658 m2. De totale toename aan verhard oppervlak binnen het plangebied komt uit op ongeveer 19336,9 m2.

Bij het bepalen van de watercompensatie opgave is gebruik gemaakt van de vuistregel van 436 m3 waterberging per hectare verharding voor compensatie in open water. Dit komt uit op een opgave van 843 m3 (19336,9 / 10.000) * 436 ). Bij de uitwerking wordt verder rekening gehouden met een peilfluctuatie van 0,3 m, waardoor de volledige watercompensatie eis uitkomt op 2810,3 m2 (843/0,3 ). Binnen het plangebied wordt 2.810 m2 of meer aan (open) water gerealiseerd, daarmee wordt voldaan aan de watercompensatie eis. Vanuit het waterschap wordt een wadi gezien als een technische voorziening en hiervoor geldt 664 m3 per hectare. Dit komt uit een opgaven van 1.394,4 m3 (19336,9 /10.000*664= 1.283,9 m3)

De 2.810 m2 aan water wordt aangesloten op het huidige watersysteem zodat er geen stilstaand water wordt gecreëerd.

Binnen het stedenbouwkundige plan is 2.126 m2 aan oppervlakte water opgenomen en 1.090 m2 voor wadi's. Het totaal aan wateroppervlak binnen het plangebied bedraagt 3.216 m2.

De gemeente Maasdriel heeft in het hemelwaterbeleid eisen opgenomen voor nieuw verhard oppervlak. Voor de beoogde ontwikkeling geldt de eis dat het vertraagd afgevoerd wordt naar een hemelwatervoorziening of zelf gecreëerde waterberging binnen het plangebied. In de uitwerking van de inrichting van het terrein wordt rekening gehouden met het geldende beleid van het waterschap en de gemeente Maasdriel.

Waterveiligheid

Ten zuiden van het plangebied ligt een primaire waterkering. De primaire waterkering kent een kernzone (waterstaatswerk), beschermingszone en buitenbeschermingszone. Voor het bouwen binnen deze zone zal een vergunning op basis van de 'Keur' aangevraagd worden. Met de watervergunning wordt geborgd dat de ontwikkeling geen negatief effect heeft op de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid van de waterkering.

In het bestemmingsplan heeft de waterkering een beschermende regeling gekregen. Voor verschillende activiteiten die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt dient een vergunning op basis van de 'Keur' aangevraagd te worden, zoals: graafwerkzaamheden voor grondsanering, bouwwerkzaamheden en als de waterpartij binnen de beschermingszone ligt de realisatie van de waterpartij (hierbij is een opbarstberekening nodig).

In de verbeelding voor dit bestemmingsplan zijn ook de twee beschermingszones opgenomen met de gebiedsaanduidingen vrijwaringszone - dijk 1 en vrijwaringszone - dijk 2. De zones liggen op het zuidelijke gedeelte van het plangebied. De beoogde bebouwing overschrijdt de uiterste bouwgrens uit de legger niet. De beoogde ontwikkeling voorziet in het aanleggen van maximaal één ontsluiting richting de waterkering. Vanuit het waterschap ligt de wens deze ontsluiting niet parallel te laten lopen aan de waterkering. Voor de aanleg van deze ontsluiting dient uitgevoerd te worden aan de hand van de regels van de Keur.

Waterkwaliteit

Het waterschap gaat bij nieuwbouw van woningen uit van een (duurzaam) gescheiden rioleringsstelsel. Het afgekoppelde hemelwater van terreinverhardingen wordt bij voorkeur geïnfiltreerd in de bodem. Als blijkt dat dit niet mogelijk is zal het water worden geloosd en geborgen in de zaksloten langs de rand van het plangebied.

Rioolwaterpersleiding

Halverwege het plangebied ligt een rioolwaterpersleiding van het waterschap. Op of rondom de gronden, waar een rioolwatertransportleiding ligt, mag in principe niet worden gebouwd. Bestrating ter plaatse van de leiding en beschermingszone is mogelijk met voorwaarde dat de persleiding diep genoeg ligt waarbij de leiding veilig blijft liggen. Bij onderhoud of een calamiteit kan het zijn dat de straat opengebroken zal worden. Deze beschermingszone heeft een breedte van 4 meter. De leiding met de bijbehorende beschermingszone is als dubbelbestemming 'Leiding - Riool' planologisch beschermd in dit bestemmingsplan. In de praktijk blijkt dat de exacte ligging van de leiding kan afwijken van de geprojecteerde leiding (zoals bij een KLIC-melding). Voor activiteiten binnen de beschermingszone dient afstemming plaats te vinden met het waterschap.

Hierbij wordt opgemerkt dat het zeer waarschijnlijk is dat de rioolwaterpersleiding ten gevolge van de beoogde ontwikkeling verplaatst zal worden binnen het plangebied. Om dit te faciliteren is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, gegraven, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor de toename aan verharding, de realisatie van de watercompensatie en activiteiten binnen de beschermingszone van de waterkering is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel dient rekening te worden gehouden met de beschermingszones van de omliggende primaire waterkering, watergangen en rioolwaterpersleiding en dient een vergunning op basis van de Keur voor de toename aan verharding aangevraagd te worden.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN) en,
  • Natura 2000-gebieden.

De Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken, en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Gelderland uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.

Gemeentelijk beleid

Boomnorm

Voor de gemeente Maasdriel geldt een boomnorm van 0,4 boom per inwoner binnen de bebouwde kom en 1,4 boom per inwoner in het buitengebied. Rekening houdend met een gemiddelde woningbezetting van 2,5 in Maasdriel bij het opstellen van het bestemmingsplan, betekent dat gemiddeld 1 boom per woning. Naarmate het aantal inwoners toeneemt, zullen er ook meer bomen worden geplant. Bij het aanleggen van nieuwbouwwijken zal het aantal bomen op het aantal potentiële inwoners worden afgestemd.

Groennorm

Voor de gemeente Maasdriel wordt een groennorm vastgesteld waarbij een ondergrens wordt aangehouden van 24,4 m2 per inwoner in de bebouwde kom. Bij nieuwe projecten wordt gestreefd naar verdere vergroening, met ongeveer 30 m2 groen per inwoner.

Onderzoek

Soortenbescherming

Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient voorafgaand inzichtelijk te worden gemaakt of het planvoornemen van invloed is op de aanwezige flora en fauna. In dit kader heeft een ecologische toetsing plaatsgevonden die is opgenomen in Bijlage 5. De belangrijkste conclusies uit de quickscan worden hier samengevat. Voor de volledige onderzoeksresultaten wordt verwezen naar de rapportage.

Voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten geldt dat nader onderzoek in het geëigende jaargetijde noodzakelijk is voor vaste rust- en verblijfplaatsen voor de huismus, steenuil en kerkuil. Tijdens dit onderzoek dient ook onderzoek uitgevoerd te worden naar het gebruik van essentiële kwetterplekken op de onderzoekslocatie van huismussen. Voor de boerenzwaluw dient een omgevingscheck uit te wijzen of er in de omgeving voldoende alternatieven aanwezig zijn waar deze soort gebruik van kan maken

Voor de algemene broedvogelsoorten die op de onderzoekslocatie zijn te verwachten geldt dat, als het groen buiten het broedseizoen wordt verwijderd, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot deze soorten. In de Wnb wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot eind augustus worden aangehouden. Als binnen het broedseizoen gewerkt wordt, dient vooraf aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie te worden uitgevoerd.

Voor vleermuizen geldt dat nader onderzoek over de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen noodzakelijk wordt geacht voor de bebouwing. De panden zijn geschikt als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen. Sloopwerkzaamheden kunnen verstorend zijn voor aanwezige verblijfplaatsen. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren naar de functie van het plangebied voor de gewone dwergvleermuis, meervleermuis, gewone grootoorvleermuis en ruige dwergvleermuis en laatvlieger. De verblijfplaatsen die onderzocht dienen te worden in het nader onderzoek aan de bebouwing zijn kraam-, zomer- en paarverblijfplaats van de bovengenoemde soorten

Ook is nader onderzoek naar vaste rust- of voortplantingsplaatsen van de steenmarter, bunzing, wezel en hermelijn noodzakelijk.

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wnb wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen, vanwege een provinciale vrijstelling en/of de aard van de ingreep, niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht met betrekking tot algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën, waarbij al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Aantoonbaar werken volgens de zorgplicht kan gebeuren door te handelen middels een op maat gemaakt ecologisch werkprotocol dat bij de uitvoerende partij onder de aandacht dient te worden gebracht.

Voor de quicksan is de onderzoekslocatie opgedeeld in twee percelen. Perceel 1 is een agrarisch onbebouwd perceel (circa 4 ha). Perceel 2 is een bebouwd perceel bestaande uit twee woningen, schuur, koeienstal, paardenbak, oprijlaan/parkeerterrein en tuin aan Onderwaard 17 (ongeveer 1 ha). De beschermde soorten maken mogelijk gebruik van perceel 2. De invulling van dit perceel aan Onderwaard 17 is enerzijds het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning en het realiseren van drie extra woningen. De bestaande stallen worden grotendeels gesloopt.

Vervolgonderzoek soortenbescherming

Het onderzoek wordt uitgevoerd naar aanleiding van de resultaten van de quickscan Wet natuurbescherming die Econsultancy in september 2021 op de onderzoekslocatie heeft uitgevoerd. Uit de quickscan blijkt dat, om de effecten van de ingrepen volledig te kunnen toetsen aan de Wnb er ten aanzien van boerenzwaluw, huismus, steenuil, kerkuil, vleermuizen, kleine marterachtigen (bunzing, wezel en hermelijn) en steenmarter meer informatie benodigd is. De onderzoeken hebben voornamelijk betrekking op het erf en omliggend groen aan de Onderwaard 17 te Ammerzoden (perceel 2 uit de quickscan).

Gemeentelijke boomnorm en groennorm

Binnen het stedenbouwkundig plan is invulling gegeven aan de gemeentelijke boom- en groennorm. Binnen het plangebied worden, uitgaande van een bezetting van gemiddeld 2,4 personen per woning, ongeveer 103 bomen gerealiseerd en meer dan 7.500 m2 openbaar groen gerealiseerd. Bomen zorgen voor verkoeling door verdamping en door schaduw te bieden. Op die manieren helpen ze tegen hitte.

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek en ligt op een afstand van ongeveer 6,6 kilometer. Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Om stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden door emissies van de gebruiksfase en realisatiefase van de beoogde ontwikkeling uit te sluiten is hier een onderzoek voor uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6. De bijbehorende berekeningen zijn opgenomen in bijlage 7 en 8. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase geen sprake is van depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. Het plangebied ligt in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich ongeveer 20 meter ten zuiden van de onderzoekslocatie. In onderstaand figuur is de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven. Ingrepen binnen of in de directe nabijheid van het Natuurnetwerk Nederland dienen in Gelderland onderzocht te worden om de effecten van de ingreep op de wezenlijke waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk te onderzoeken. Gezien de afstand van de onderzoekslocatie tot het dichtstbijzijnde deel van het Natuurnetwerk en de aard van de voorgenomen ingreep (ontwikkeling van een woongebied0 zullen de effecten onderzocht dienen te worden.

Aanpak vervolgonderzoek NNN

De algemene doelstellingen van het Natuurnetwerk Nederland en de specifieke natuurbeheertypen en ontwikkelingsopgaven van het betreffende deel van het Natuurnetwerk Nederland worden beschreven. Het effect van de voorgenomen ontwikkeling wordt bepaald en beoordeeld: heeft de voorgenomen ontwikkeling significant negatief effect op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk? Als negatieve effecten aan de orde zijn, zal, als mogelijk, globaal aangegeven worden welke mitigerende maatregelen mogelijk zijn om deze effecten te voorkomen of te verzachten. Als de ingreep ondanks het treffen van mitigerende maatregelen een significant negatief effect heeft op het Natuurnetwerk Nederland, is compensatie aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0030.png"

Figuur 4.7 Plangebied en NNN (atlas leefomgeving, 2022)

Conclusie

Vooralsnog is er geen aanleiding te veronderstellen dat de ontwikkeling van het woongebied negatieve effecten zal hebben op de bescherming van beschermde soorten en het Natuurnetwerk Nederland.

Uit de vervolgonderzoeken zal moeten blijken of al dan niet maatregelen moeten worden genomen alvorens het bestemmingsplan vast te kunnen stellen.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: "de veroorzaker betaalt". Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief "in situ" (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologie vriendelijke alternatieven.

Sinds 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Zolang de Omgevingswet nog niet in werking is getreden, vallen de artikelen waarin de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zijn vastgelegd, nog in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.

Onderzoek

In onderstaand figuur betreft de archeologische kansenkaart, in rood is het plangebied aangetoond. De kaart toont aan dat het plangebied is gelegen in een gebied met een lage archeologische trefkans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0031.png"

Figuur 4.8: Archeologische kansenkaart. Rode omkaderding geeft plangebied weer (Synthegra 2012)

Naar aanleiding van de woningbouw is archeologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 9). Uit dit onderzoek blijkt dat op basis van de uitgevoerde boringen beddingafzettingen van de Maas zijn aangetroffen. Hierbij zijn bij een aantal boringen oeverafzettingen op de beddingafzettingen aangetroffen.

In de oeverafzettingen zijn geen archeologische oppervlakten in de vorm van ontkalkte of humeuze horizont aangetroffen. De verwachting is dat in het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn. De ontwikkeling leidt dan ook niet tot verstoring van archeologische resten in het plangebied.

Conclusie

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Archeologie staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Op nationaal niveau zorgt de Monumentenwet (1988) voor de bescherming van rijksbeschermde gebouwde monumenten. In het plangebied zijn geen rijksbeschermde monumenten aanwezig, direct grenzend aan het plangebied is het Slot Well opgenomen als beschermd monument. Het gedachtegoed van Belvedere (1999) is behoud en ontwikkeling en beoogt bij initiatiefnemers een actieve houding over cultuurhistorische kwaliteiten aan te nemen.

Onderzoek

In bestemmingsplannen dient aandacht te worden besteed aan de cultuurhistorische waarden van een plangebied. In het kader hiervan is voor het plangebied een onderzoek uitgevoerd naar de cultuurhistorische waarden van het gebied. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 10.

Op nationaal niveau zorgt de Monumentenwet (1988) voor de bescherming van rijksbeschermde gebouwde monumenten. In het plangebied zijn geen rijksbeschermde monumenten aanwezig, direct grenzend aan het plangebied is het Slot Well opgenomen als beschermd monument. Het gedachtegoed van Belvedere (1999) is behoud en ontwikkeling en beoogt bij initiatiefnemers een actieve houding over cultuurhistorische kwaliteiten aan te nemen.

Uit het onderzoek blijkt verder dat in het plangebied een aantal historische geografische structuren en patronen aanwezig zijn. De Onderwaard en de dijk hebben een hoge historische kwaliteit vanwege de zichtbaarheid van de beide structuren. De singel aan de oostzijde heeft een matige historische kwaliteit, omdat slechts een deel van de singel op een historische plek ligt. In het plangebied zijn geen historische gebouwen aanwezig. De beleefde, fysieke en inhoudelijke kwaliteiten zijn laag. De aanwezige boerderij is naoorlogs en heeft geen bijzondere kenmerkende cultuurhistorische kwaliteiten. Op ongeveer 300 meter afstand van het plangebied ligt het Slot van Well. Dit heeft een hoge historische kwaliteit voor het gebied, hoewel het vanuit het plangebied niet direct waarneembaar is. Het zicht wordt belemmerd door een cluster woningen, een carwash en de aanwezige stallen. Het zicht op de andere onderdelen van de buitenplaats is wel waardevol. Met name het zicht op de historische tuin- en parkaanleg. Het kasteel verkeert in een goede staat en heeft een hoge historische kwaliteit.

Bouwstenen voor het stedenbouwkundig plan

Binnen het onderzoek naar cultuurhistorische waarden zijn zogeheten bouwstenen voor het stedenbouwkundig plan geformuleerd. Deze bouwstenen vormen aanbevelingen voor het stedenbouwkundig plan. Deze aanbevelingen luiden als volgt:

  • Zorg voor een rustige invulling van het plangebied, een regelmatige verkaveling past hierbij. Sluit aan bij de korrelgrootte van Ammerzoden, en zorg voor een passende invulling om het dorp ‘af’ te maken ten zuiden van Hoge Heiligenweg.
  • Sluit aan bij de bouwhoogtes van Ammerzoden. Probeer ook het kleurgebruik aan te passen bij de Ammerzodense kleuren. Op deze manier wordt het plan bij Ammerzoden gevoegd en wordt het geen los fragment van Ammerzoden. Daarnaast blijft de kenmerkendheid van het kasteel Well en het wiel overeind. Kortom de nieuwbouw dient ondergeschikt te zijn aan het complex kasteel Well, hiermee is terughoudendheid op zijn plaats.

Deze aanbeveling vormen bouwstenen voor het stedenbouwkundig plan en zijn zodoende ook meegenomen in het stedenbouwkundige plan en het beeldkwaliteitsplan.

Conclusie

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Cultuurhistorie staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies , wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden als de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

Ten oosten van het plangebied ligt een woonwijk. Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijventerrein en ten westen agrarische gronden. De bedrijven en de mogelijke milieuhinder aan deze zijden worden hieronder behandeld. Daarbij is gebruik gemaakt van de milieuzoneringskaart die is opgesteld door de Omgevingsdienst Rivierenland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0032.png"

Figuur 4.9: Milieuzoneringskaart (Omgevingsdienst Rivierenland) 

Ten noorden van het plangebied

Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijventerrein. Planologisch zijn hier binnen het bouwvlak van het bedrijventerrein bedrijven tot milieucategorie 3.2 mogelijk. Voor milieucategorie 3.2 geldt een richtafstand van 100 meter ten opzichte van een 'rustige woonwijk'. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden als de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft. Langs de Bernseweg zijn bedrijfswoningen aanwezig waar de bedrijven in de huidige situatie al rekening mee moeten houden. Echter voor een rustige woonwijk gelden strengere normen dan voor bedrijfswoningen van derden. Hieronder worden de relevante bedrijven op het bedrijventerrein nader beschouwd.

Bernseweg 22a
Het dichtstbijzijnde bedrijf is een touringcarbedrijf. Dit valt onder een touringcarbedrijf met milieucategorie 3.2. Het maatgevende aspect is geluid met een richtafstand van 100 meter. Voor de overige aspecten geldt een maximale richtafstand van 10 meter waar het plangebied buiten valt. Op kortere afstand liggen bedrijfswoningen van derden waar in de huidige situatie rekening mee gehouden moet worden. Echter tussen het plangebied en het touringcarbedrijf zijn geen bedrijfswoningen aanwezig en voor een rustige woonwijk gelden strengere normen dan voor bedrijfswoningen van derden.

Verhuizing touringcarbedrijf

Het touringcarbedrijf is voornemens om haar bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de Bernseweg 22a te beëindigen en te verhuizen naar een locatie buiten het plangebied. Deze verplaatsing betekent dat het bedrijf op grote afstand komt te liggen van het plangebied waarbij er ruim voldoende wordt voldaan aan richtafstanden. De her invulling van de perceel is momenteel niet bekend. Echter geldt binnen het vigerende bestemmingsplan (Ammerzoden, 2012) van het bedrijventerrein dat hier (nieuwe) bedrijfsactiviteiten van maximaal milieucategorie 2 zijn toegestaan. Bij milieucategorie 2 is sprake van een richtafstand van 30 meter voor rustige woonwijk. Het plangebied voldoet aan deze richtafstand.


Onderwaard 11
Naast Kras bevindt op de Onderwaard 11 Ahlmann Nederland BV. Dit is een groothandel in machines voor de bouwnijverheid en heeft een milieucategorie 3.2. Hiervoor geldt een richtafstand van 100 meter. Het plangebied bevindt op een afstand van ongeveer 75 meter. Het plangebied valt voor een deel binnen de richtafstand. Echter tussen het bedrijfsperceel en het plangebied liggen op korte afstand van het bedrijf bedrijfswoningen van derden. Het bedrijf moet in de huidige situatie al rekening houden met deze bedrijfswoningen. Gezien de afstand van het plangebied in verhouding tot de bedrijfswoningen kan ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu worden gegarandeerd en wordt dit bedrijf niet beperkt in haar bedrijfsvoering.


Bernseweg 24a
Ter plaatse van de Bernseweg 24a ligt het bedrijf Bakelaar Bedrijfswagens en Buscampers BV. Dit is een bedrijf in handel in en reparatie van personenauto's en lichte bedrijfsauto's (geen import van nieuwe) met milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter waar het plangebied buiten valt.


Ten westen van het plangebied

Ten westen van het plangebied liggen agrarische bedrijven. Voor het plangebied zijn twee agrarische bedrijven relevant. Dit zijn de glastuinbouw aan de Bernseweg 1 en de agrarische activiteiten aan de Onderwaard 17. Voor deze twee bedrijven wordt hieronder per bedrijf de situatie beschreven. Verder zijn ten westen geen bedrijven die mogelijk invloed hebben op het woon- en leefmilieu van het plangebied.


Bernseweg 1

Ter plaatse van de Bernseweg 1 is planologisch glastuinbouw mogelijk. In de bestaande situatie vindt hier teelt van sierbloemen plaats. Voor glastuinbouw geldt op basis van de VNG-brochure een richtafstand van 30 meter tot een rustige woonwijk. Het plangebied valt daar gedeeltelijk binnen. Het maatgevende aspect is geluid. Als binnen de richtafstand een geluidsgevoelige functie komt moet hiervoor aanvullend onderzoek uitgevoerd worden om een goed woon- en leefmilieu te kunnen garanderen.


Onderwaard 17
Ter plaatse van de Onderwaard 17 geldt een bestemming niet-grondgebonden veehouderij. Voor veehouderijen geldt een richtafstand afhankelijk welke dieren gehouden worden. Het ging bij dit bedrijf om het houden van melkgeiten. Die bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels beëindigd. In de huidige situatie worden op dit adres paarden en koeien gehouden. Deze agrarische activiteiten worden beëindigd en de milieuvergunning wordt ingetrokken. Daarmee vormen deze activiteiten geen belemmering meer.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woningbouw sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, als hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Onderzoek en conclusie

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen met een externe werking en vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het water, spoor, weg of door buisleidingen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van risicobronnen. De beoogde ontwikkeling maakt geen risicovolle objecten mogelijk. Daarmee is de externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

4.11 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

De regels (grenswaarden) met betrekking tot de (maximaal) toelaatbare hoeveelheid geluid afkomstig van een industrieterrein, weg of spoorweg, zijn opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeerslawaai is hoofdstuk VI van de Wgh van toepassing.

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen een volgens deze wet geldende geluidszone. De grenswaarden (voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare waarde) uit de Wet geluidhinder zijn van toepassing op de geluidsbelasting op de gevel van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen (o.a. woonwagenstandplaatsen, ligplaatsen in het water, scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen).

Wegverkeerslawaai

De regels en normen die gelden voor wegverkeerslawaai zijn opgenomen in hoofdstuk VI “Zones langs wegen” van de Wet geluidhinder. De regels en normen uit de Wet geluidhinder (Wgh) gelden binnen de wettelijk vastgestelde zone van een weg. De breedte van de zone van een weg is geregeld in afdeling 1 “Omvang geluidzones” van genoemd hoofdstuk.

Onderzoek

Binnen de onderzoeksomgeving bevindt zich de Bernseweg direct ten noorden van het plangebied, de Onderwaard direct ten westen en de Horenkamp met een aftakking naar de Wellsedam ten zuiden van het plangebied. Deze wegen hebben momenteel allen een geluidzone op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). Het plan ligt niet binnen de zone van een spoorlijn of industrieterrein. In voorliggende situatie is daarmee alleen toetsing aan wegverkeerslawaai van toepassing; door kraaij Akoestisch Adviesbureau is een onderzoek voor wegverkeerslawaai uitgevoerd, zie bijlage 11. In dit onderzoek is worst-case gerekend. Onderstaand betreft een samenvatting van de belangrijkste conclusies en aanbeveling.

Bernseweg

Vanwege de Bernseweg is de berekende geluidbelasting op de randen van beide bouwvlakken voor wonen binnen het plangebied ten hoogste 52 dB (incl. 5 dB aftrek volgens artikel 110g Wgh). Daarmee wordt niet overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Horenkamp en Wellsedam

Vanwege de Horenkamp en Wellsedam is de berekende geluidbelasting op de randen van beide bouwvlakken voor wonen binnen het plangebied ten hoogste 51 dB (incl. 5 dB aftrek volgens artikel 110g Wgh). Uit een deelberekening van beide wegen blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Horenkamp ten hoogste 50 dB bedraagt en vanwege de Wellsedam ten hoogste 41 dB. Daarmee wordt alleen vanwege de Horenkamp niet overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Omdat de voorkeursgrenswaarde op een deel van het bouwvlak wordt overschreden, is blootstelling aan de Bernseweg en de Horenkamp relevant voor het plangebied en is aanvullend onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren noodzakelijk, evenals het aanvragen van een hogere waarde vanwege deze weg in het geval maatregelen niet doeltreffend zijn of stuiten op overwegende bezwaren. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor woningen in stedelijk gebied wordt niet overschreden.

Met een gecumuleerde geluidbelasting van 48 – 57 dB treedt er na cumulatie geen wezenlijke verslechtering van het akoestisch woon- en leefklimaat op ten opzichte van de enkele kritisch gelegen geluidbronnen en dient het akoestisch woon- en leefklimaat als ‘goed’ tot ‘matig’ te worden beoordeeld. Het woon- en leefklimaat is het meest kritisch aan de noord- en zuidrand van het woongebied en wordt beter naarmate de woningen centraler in het plan liggen.

Maatregelen

Omdat de geluidbelasting vanwege de Bernseweg en de Horenkamp niet overal voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar geluidreducerende maatregelen. Binnen het onderzoek worden bronmaatregelen, maatregelen in de overdrachtssfeer en maatregelen bij de ontvanger bezien. Het onderzoek concludeert dat een hogere waarde verleent dient te worden. Deze bedraagt ten hoogste 52 dB vanwege de Bernseweg en ten hoogste 51 dB vanwege de Horenkamp. In aanvulling hierop zijn (extra) maatregelen bij de nieuwbouw benodigd om te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit.

Het hogere grenswaarden besluit (ontwerp) wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan door de gemeente ter visie gelegd.

Conclusie

Het onderzoek concludeert dat alle onderzochte maatregelen om de geluidbelasting te reduceren niet doelmatig genoeg zijn of stuiten op overwegende bezwaren, zal een hogere grenswaarde aangevraagd moeten worden bij de gemeente Maasdriel. Deze bedraagt ten hoogste 52 dB vanwege de Bernseweg en ten hoogste 51 dB vanwege de Horenkamp. Daarbij is er sprake van een akoestisch woon- en leefklimaat dat als ‘goed’ tot ‘matig’ wordt beoordeeld.

Momenteel is het stedenbouwkundig ontwerp niet bruikbaar om de vereiste geluidwering per woning te kunnen bepalen. Daarom wordt geadviseerd om dit te doen als te zijner tijd de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw wordt aangevraagd. Op die manier kan de benodigde karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie per woning worden afgestemd, om zodoende ook in de woningen een goed akoestisch woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen.

4.12 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.6 weergegeven.

Tabel 4.6. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen als de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van maximaal 103 woningen dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het plan valt ruimschoots binnen de categorie woningbouw die volgens het Besluit nibm niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit 2022 (https://www.cimlk.nl/kaart ). De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Bernseweg. Uit de kaart blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.13 Spuitzones

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van de naastgelegen agrarische gronden kan sprake zijn van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Bij ruimtelijke plannen in de omgeving van agrarische gronden dienen deze mogelijke gezondheidsrisico’s te worden afgewogen. Er gelden geen wettelijke normen of afstandseisen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving van woningen.

Bij het mogelijk maken van een nieuwe voor drift gevoelige bestemming in de nabijheid van bestemmingen, die het toepassen van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet uitsluiten, is aandacht voor spuitzones nodig of omgekeerd bij realisatie van bijvoorbeeld een boomgaard. Dit in verband met de risico’s voor de volksgezondheid, vanwege eventuele blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen via drift.

Op 19 oktober 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan met betrekking tot de in het uitgevoerde spuitzone onderzoek gehanteerde rekenmethode EFSA. Deze methode is volgens de RvS niet aan te merken als een algemeen aanvaardbaar model om in het kader van ruimtelijke ordening voor spuitzones de afstand te bepalen. Er moet dus terug gevallen worden op de spuitvrijezone van 50 meter zoals die op basis van eerdere rechtspraak is vastgesteld.

Recent is door de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State op 23 november 2023 een uitspraak gedaan, waar in onderhavig geval rekening kan worden gehouden (ECLI:NL:RVS:2023:4331). In deze uitspraak bepaalde de Afdeling dat vanwege het gegeven dat op een naburig perceel al een woning aanwezig is, de agrariër bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen al rekening moet houden met het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woonbestemming.

Aan de hand daarvan concludeert de afdeling tevens dat ter zake van woningen, die op een iets grotere afstand liggen, niet zonder meer aannemelijk is dat er geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de agrariër niet beperkt wordt in zijn gebruiksmogelijkheden. Ook zal de agrariër moeten voldoen aan de regelgeving omtrent het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zowel ten aanzien van toegelaten middelen, als ten aanzien van de aanmaak, het gebruik en de opslag.

Er zijn op het gebied van spuitvrijezones diverse ontwikkelingen die in de toekomst tot een kleinere te hanteren afstand tussen fruitboomgaarden en boomkwekerijen en gevoelige bestemmingen kunnen leiden. Enerzijds wordt het toepassen van biologische beschermingsmiddelen steeds meer verplicht, anderzijds blijft er onderzoek plaatsvinden naar mogelijkheden tot driftreductie. Daarnaast kan natuurlijk in de loop van de bestemmingsplan periode (10 jaar) de bestemming van de relevante percelen wijzigen.

In het kader van goede ruimtelijke ordening is gekeken hoe de woningen zich verhouden tot deze agrarische gronden. Hierbij is getoetst met een richtafstand van 50 meter tussen de woningen en agrarische gronden. De minimale afstand voor de beoogde woningen en de agrarische gronden ten westen is ongeveer 25 meter, zie onderstaand figuur 4.10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0033.png"

Figuur 4.10: Plangebied en afstand dichtstbijzijnde agrarische gronden. De twee locaties zijn gescheiden door groene bomen lanen en een weg (cyclomedia, 2023)

Bij de beoordeling van de mogelijke gevolgen voor de beoogde woningbouwontwikkeling dient te worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden op de naastgelegen percelen. In het ter plaatse vigerende bestemmingsplan is het volgende als 'strijdig gebruik' aangemerkt: "het gebruik van agrarische gronden waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt met een zij- en opwaartse spuittechniek binnen een afstand van 50 meter tot gevoelige functies, zoals (bedrijfs)woningen, uitgezonderd voor zover:

    • a. het bestaande fruitteelt en boomgaarden en de vervanging daarvan betreft;
    • b. aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen".

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0034.png"

Figuur 4.11 spuitzones behorende bij agrarische percelen met boomteelt

Op een aantal percelen ten westen van de Onderwaard vindt boomteelt plaats. Hoewel boomteelt niet specifiek wordt genoemd onder lid 1, dient er vanuit gegaan te worden dat bestaande boomteelt ook onder lid 1 valt. In de plantoelichting bij de reparatieherziening is namelijk het volgende opgenomen: "De vaste afstandsgrens van 50 meter, die de Afdeling in haar jurisprudentie als 'niet onredelijk' beschouwd, is in de praktijk met name van belang voor fruitboomgaarden, boomkwekerijen en boomgaarden omdat gewasbeschermingsmiddelen daarbij niet alleen neerwaarts worden gespoten ten behoeve van onkruidbescherming, maar ook zij- en opwaarts worden gespoten ten behoeve van de bestrijding van schimmels en plaagdieren. In geval van een zij- en opwaartse spuittechniek, leidt dit tot de meeste drift omdat het gewasbeschermingsmiddel door de hoogte via de lucht wordt verspreid. Daarom wordt de zij- en opwaartse spuittechniek maatgevend geacht voor mogelijke gezondheidsrisico's."

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0035.png"

Figuur 4.12: situering bestaande woningen t.o.v. agrarische gronden met boomteelt

In onderhavige situatie ligt het agrarisch perceel met boomteelt tegen het perceel met bestemming 'Wonen' (perceel sectie M nummer 347 - Onderwaard 3). Zie afbeelding 4.12. De afstand tussen het agrarische perceel en het woonperceel bedraagt 0 meter en de afstand tussen het agrarische perceel en het toekomstig woongebied tenminste 25 meter, waarbij ten oosten van de ontsluitingsweg Onderwaard tevens een zone van 10 meter breed als groenzone bestemd is en blijft, waar eventueel haagbeplanting kan worden aangebracht ter afvang van verwaaide spuitvloeistof tijdens de toediening van gewasbestrijdingsmiddelen op het tegenover liggende agrarische perceel.

Voor de situatie Onderwaard 17 (voormalig agrarisch perceel met nieuwe woonfunctie) gesitueerd ten opzicht van agrarische percelen met boomteelt dient wel rekening gehouden te worden met de spuitzone. Zie afbeelding 4.13.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0036.png"

Figuur 4.13: situering Onderwaard 17 t.o.v. agrarische gronden met boomteelt

In de planregels is rekening gehouden met de spuitzone (zie artikel 13.3 - aanduiding 'milieuzone-spuitzone'. Om het mogelijk te maken dat op den duur gevoelige functies gerealiseerd kunnen worden binnen de spuitvrijezone, indien de ontwikkelingen als eerder genoemd daartoe aanleiding geven, is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen binnen de 'milieuzone-spuitzone'. De binnen deze zone geplande woningen kunnen dan onder voorwaarden, middels een omgevingsvergunning, worden toegestaan.

4.14 Duurzaamheid

Duurzaamheid staat bij de woningbouwontwikkeling van de Onderwaard hoog in het vaandel. Dit komt tot uiting in vier verschillende aspecten:

  • 1. duurzaam stedenbouwkundig ontwerp;
  • 2. duurzaam wijksysteem;
  • 3. duurzame woningbouw;
  • 4. duurzame omgeving.

Duurzaam stedenbouwkundig ontwerp

Met een duurzaam stedenbouwkundig ontwerp is gekeken naar een ontwerp dat zowel een hoogwaardige stedenbouwkundige kwaliteit kan bieden, en ook kan voorzien in een flexibele invulling zodat op termijn kan worden ingespeeld op veranderingen in de markt.

Duurzaam wijksysteem

Bij duurzame wijksystemen worden installaties bedoeld ten behoeve van de duurzaamheid die voor de hele wijk worden gerealiseerd. Hierbij moet worden gedacht aan warmte-koudeopslag of een oplaadpunt voor elektrische auto's. Hierbij zal bij de planuitvoering worden gekeken in welke mate deze voorzieningen voor de wijk gerealiseerd kunnen worden. Voor de aanleg van WKO-systemen gelden volgens de Keur van het waterschap beleidsregels en is daarmee vergunningsplichtig. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de WKO-systemen zo ver als mogelijk van de waterkering moeten worden gerealiseerd.

Duurzame woningbouw

Met duurzame woningbouw worden voorzieningen bedoeld die betrekking hebben op de individuele woning. Het gaat hierbij onder andere om de eisen uit het bouwbesluit en aanvullende voorzieningen, zoals zonnepanelen.

Duurzame omgeving

In de ontwikkeling wordt de omgeving duurzaam ingericht door rekening te houden met groen, biodiversiteit en klimaatadaptatie.

In de openbare ruimte wordt tenminste 50% beplant met stedelijke groen. Het streven is om 30 m² aan groen per inwoner te realiseren. De biodiversiteit wordt gestimuleerd door diversificatie in aanplanting en door te werken met natuurlijk ecologisch beheer.

Een groene omgeving draagt bij aan de klimaat apdaptatie van de omgeving. Het stedenbouwkundig plan biedt voldoende mogelijkheid om tenminste 50% schaduw te realiseren ter plaatse van verblijfsplekken en wandel- en fietsroutes. De fiets- en wandelroutes worden begeleid door bomen en centraal in het plan is een openbare ruimte die ingericht wordt als speelplek in combinatie met een wadi en poel. In de openbare ruimte wordt veel rekening gehouden met water. Centraal in het plangebied is ruimte voor een wadi, in combinatie met een poel aan de oostzijde ervan. In de centrale parkzone ontstaat een aantrekkelijk verblijfsgebied met lichte hoogteverschillen; een afwisseling tussen diepe en ondiepe delen in het water en variatie in steilheid van het talud. De poel is dieper dan de wadi en hier zal frequenter water in staan dan in de wadi. De wadi staat een groot deel van het jaar droog. Alleen bij langdurige neerslag of bij piekbuien komt de wadi vol te staan met water.

4.15 Conclusie

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de woningbouwontwikkeling past binnen de gestelde kaders uit de wet- en regelgeving. De ontwikkeling voldoet hiermee aan een goede ruimtelijke ordening. De ontwikkeling leidt niet tot onevenredige nadelige effecten op de omgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Inleiding

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt bepaald door de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, zoals deze per 1 oktober 2012 in werking is getreden. Daarnaast wordt, aanvullend op de landelijke standaarden, gebruik gemaakt van de bestemmingsplan- systematiek binnen de gemeente Roermond.

Planvorm

De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. In dit geval is gekozen voor een globaal en flexibel bestemmingsplan om op wijzigende omstandigheden en/of nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen te kunnen inspelen. Uitgangspunt is het bieden van een flexibele juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid voor de burger wordt geschaad.

Het voorliggende bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht en biedt een directe bouwtitel voor de beoogde ontwikkeling van de nieuwe woningen. In het bestemmingsplan zijn de principes uit het stedenbouwkundig plan geborgd. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de plantoelichting naar planregels met de verbeelding verwoord.

Niet juridisch deel van het bestemmingsplan - toelichting

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting, waar de opzet van het plan wordt beschreven, zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld en is een onderbouwing opgenomen van de gemaakte beleidskeuzen over het bestemmingsplan. Ook wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde inspraak en overleg.

De toelichting betreft een niet-juridisch bindend deel uit van het bestemmingsplan.

Het juridisch deel van het bestemmingsplan - verbeelding en planregels

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee juridische onderdelen:

  • een verbeelding: een digitaal GML-bestand met een specifiek nummer, die samenhang met de planregels dient te worden gelezen;
  • planregels: deze regels zijn in de SVBP2012 zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en slotbepaling).

Verbeelding

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. De digitale verbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan in een interactieve raadpleegomgeving, waarin alle relevante bestemmingsplaninformatie wordt getoond: de combinatie van (plan)kaart en regels met de toelichting.

Op de verbeelding zijn, met bijbehorende verklaringen, de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. De verklaringen leggen een verbinding tussen de op de verbeelding aangegeven bestemming(en) en de regels. De verbeelding is opgebouwd volgens de landelijke richtlijn SVBP2012 en is getekend op schaal 1:1000.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0037.png"

Afbeelding 5.1: analoge verbeelding behorende bij het bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1262-ON01_0038.png"

Afbeelding 5.1: analoge verbeelding met onderlegger verkavelingsplan

Op de verbeelding zijn onder meer de (dubbel)bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven en ook relevante gebieds- en functieaanduidingen met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring legt de verbinding tussen de bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven en de regels.

Planregels

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de bestemmingsplansystematiek van de gemeente. De plansystematiek wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening).

De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. De groepering van de planregels, de naamgeving van een aantal planregels en zelfs de inrichting van bestemmingen is deels bepaald door de ministeriële regeling. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken.

De regels bevatten de regeling over het gebruik van de gronden, die in het plan zijn begrepen. De regels zijn ondergebracht in vier hoofdstukken met de volgende indeling:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. de begripsbepalingen en de wijze van meten. Door het opnemen van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied aanwezige (dubbel)bestemmingen. De bestemmingsregels betreffen de bepalingen die de materiële inhoud (gebruiksdoel) van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen weergeven. Per bestemmingsregel worden de omschrijvingen ten aanzien van de specifieke bestemming met eventuele ondergeschikte functie- en bouwaanduidingen beschreven en is een bebouwingsregeling opgenomen. Daarnaast kunnen er nog afwijkingsregels en wijzigingsregels zijn opgenomen, die de flexibiliteit van het plan vergroten.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft onder andere de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn de overgangsregels en de slotregel van het bestemmingsplan opgenomen.

5.2 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels

Groen (Artikel 3)

De groene zone rondom de nieuwbouwwijk heeft de bestemming Groen gekregen. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor bos, struiken en ander opgaand groen, voor de instandhouding van de ecologische, aardkundige en landschappelijke waarden van het gebied en voor het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Daarnaast is extensief recreatief medegebruik, alsmede nutsvoorzieningen, watergangen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen, noodontsluitingen en voet- en fietspaden toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarbij de hoogte van bewegwijzeringen en masten niet meer mag bedragen dan 8 meter. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Voor het uitvoeren van werkzaamheden die toezien op het graven en dempen van sloten en andere watergangen en het rooien of planten van bomen dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Deze werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar als de aanwezige natuur- en ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

In de bestemming is een aanduiding opgenomen voor de mogelijke ontsluiting(en) voor wegverkeer.

Wonen (Artikel 4)

Het perceel Onderwaard 17 heeft de bestemming Wonen. Binnen deze bestemming zijn naast woningen ook wegen, fiets- en voetpaden toegestaan. Daarnaast zijn ook diverse voorzieningen, zoals parkeer-, groen-, speel-, nuts- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming zijn maximaal 4 woningen toegestaan. Ten aanzien van het bouwen, zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak gebouwen toegestaan. De gebouwen hebben een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter. Bij bestaande bebouwing mogen de bouw- en goothoogte van de deze bebouwing niet overschreden worden. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken geen gebouwen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Buiten het bouwvlak mogen bij de woning bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gebouwd. Hierbij geldt dat bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn gebouwd mogen worden. De goothoogte van deze bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn en de bouwhoogte maximaal 5 meter.

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer zijn dan maximaal 50 m². Per type bouwperceel worden maximale bebouwingspercentages genoemd.

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte voor overkappingen met een open constructie en pergola's ten hoogste 3 m bedraagt. Voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn geldt een maximum bouwhoogte van 1 m. Overige erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hebben een maximale bouwhoogte van 2 m. Met uitzondering van vlaggenmasten.

Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden worden aanvullende regels gesteld aan het gebruik van de woning ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen. De woning, met inbegrip van de aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen. Hierbij mag ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 45 m² gebruikt worden voor de uitoefening van het beroep. De bewoner van de woning dient ook de uitoefenaar van het beroep te zijn. Ook mag er geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte activiteit. Noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zijn bepaalde werk of werkzaamheden verboden om uit te voeren binnen de gronden van deze bestemming. Het gaat om:

  • de aanleg van (productie)boomgaarden en zachtfruitopstanden, anders dan ter vervanging van bestaande boomgaarden;
  • de aanleg van boomkwekerijen;
  • het (ver)graven, verruimen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten

Woongebied (Artikel 5)

Voor de ontwikkeling van de woonwijk is gekozen voor de ruime bestemming 'Woongebied'. Binnen deze bestemming zijn naast woningen ook wegen, fiets- en voetpaden toegestaan. Daarnaast zijn ook diverse voorzieningen, zoals parkeer-, groen-, speel-, nuts- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Binnen de woongebied bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de hoofdgebouwen van de woningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming zijn maximaal 100 woningen toegestaan (en met afwijking 10% extra woningen). De maximale goot- en de bouwhoogte van de woningen bedraagt respectievelijk 7 meter en 11 meter. De woningen dienen hierbij plat of met een kap te worden afgedekt. In het geval dat een woning met een kap wordt afgedekt, bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65°. Binnen het gebied met de bouwaanduiding 'gestapeld' zijn ook gestapelde woningen met een goothoogte van maximaal 13 meter en een bouwhoogte van maximaal 17 meter toegestaan.

Onderkeldering is toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwdiepte 3 meter bedraagt. Voor onderkelderingen ten behoeve van zwembaden geldt een diepte van ten hoogste 6 meter.

Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Buiten het bouwvlak mogen bij de woning bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gebouwd. Hierbij geldt dat bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd.

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer zijn dan maximaal 50 m². Per type bouwperceel worden maximale bebouwingspercentages genoemd.

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte voor overkappingen met een open constructie en pergola's ten hoogste 3 meter bedraagt. Voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn geldt een maximum bouwhoogte van 1 meter. Overige erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hebben een maximale bouwhoogte van 2 meter. Met uitzondering van vlaggenmasten.

Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van de gronden worden aanvullende regels gesteld aan het gebruik van de woning ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen. De woning, met inbegrip van de aan-, uit- en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen. Hierbij mag ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 45 m² gebruikt worden voor de uitoefening van het beroep. De bewoner van de woning dient ook de uitoefenaar van het beroep te zijn. Ook mag er geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte activiteit. Noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd.

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de uitvoering van een aan huis verbonden bedrijf met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Het bedrijf aan huis dient aan dezelfde voorwaarden te voldoen als een aan-huis-verbonden beroep. Daarnaast dient het bedrijf qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in de woonomgeving.

Leiding - Riool (Artikel 6)

De rioolpersleiding die door het plangebied loopt is mogelijk gemaakt met de dubbelbestemming Leiding - Riool. De dubbelbestemming zorgt eveneens voor de bescherming van de leiding. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd als het leidingbelang niet onevenredig wordt aangetast.

Waarde - Archeologie 5 ( Artikel 7 )

Op een deel van het plangebied met de bestemming Wonen ligt een archeologische dubbelbestemming. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 8)

Ten zuiden van het plangebied ligt een waterkering met beschermingszones. Voor het gronden gelegen binnen deze zone is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn beperkende bouwregels met een afwijkingsbevoegdheid met adviesplicht voor het bouwen ten behoeve van onderliggende bestemming(en) opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie.

Waterstaat - Waterlopen (Artikel 9)

De oever van de ten oosten gelegen waterloop is beschermd met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'. Binnen deze bestemming zijn beperkende bouwregels met een afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen ten behoeve van onderliggende bestemming(en) opgenomen ter bescherming van de waterloop.

5.4 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

In dit artikel is bepaald dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, trappen, balkons, veranda's, erkers en dergelijke. Daarnaast zijn regels gesteld aan ondergrondse bouwwerken, ten behoeve van ondergrondse afvalinzamelingen.

Ten aanzien van parkeren is een regel opgenomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, verleend wordt als voldoende parkeervoorzieningen gerealiseerd en in stand gehouden worden.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is een opsomming gegeven van welk gebruik wordt gezien als strijdig gebruik, en dus niet is toegestaan in het plangebied.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingregels zijn regels opgenomen ten aanzien van de gebiedsaanduiding voor de dijk ('vrijwaringszone - dijk 1' en 'vrijwaringszone - dijk 2).

Er dient ook rekening te worden gehouden met een 'milieuzone - spuitzone'. Binnen deze aangeduide zone zijn alleen gevoelige functies (woningen met erven) mogelijk indien voldoende is aangetoond dat er geen risico is voor gevoelige functies. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, is onder bepaalde voorwaarden, eventuele vestiging van gevoelige functies (woningen met erven) wel mogelijk. binnen deze zone.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld een afwijking ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Daarnaast kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van mantelzorg. Hierbij mag een vrijstaand bijgebouw worden gerealiseerd in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container. Daarbij dient aan te worden getoond dat er behoefte is aan mantelzorg, dat de voorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden en dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Na beëindiging van de mantelvoorziening dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de tijdelijke voorziening mogen geen bijgebouwen worden gebouwd en blijft het maximaal oppervlak aan bijgebouwen bij de woning van kracht.

Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels is opgenomen dat burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming Leiding - Riool te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van het tracé van de rioolwaterpersleiding, als dit voor de uitvoerbaarheid van de aanleg van de rioolwaterpersleiding en bouw van de woningen noodzakelijk is.

5.5 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de slotregel. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro (artikel 6.12) staat dat de gemeente verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen, voor de gronden waar een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het Bro staat wat wordt verstaan onder een aangewezen bouwplan. Het gaat daarbij om: de bouw van één of meer woningen, één of meer hoofdgebouwen, uitbreiding van het hoofdgebouw met ten minste 1.500 m², functieverandering naar woningen voor ten minste 10 woningen, of functieverandering naar horeca of kantoor voor ten minste 1.500 m². Daarbij geldt een verhaalbare kostendrempel van € 10.000,- waar bij de verhaalbare kosten geen fysieke werken als kostenpost mogen worden opgevoerd.

In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen voor dit bestemmingsplan. De gemeente is eigenaar van het merendeel van de gronden. Eventuele kosten als gevolg van dit plan zullen voor dit deel van de gronden via de gronduitgifte worden verhaald. Met de eigenaar van de overige gronden in het plangebied is een overeenkomst gesloten, waardoor het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daarnaast is het ook niet noodzakelijk om via een exploitatieplan eisen te stellen aan fasering of kwaliteit.

Voor de ontwikkeling is een exploitatieopzet opgesteld. Uit deze exploitatieopzet blijkt dat de ontwikkeling van woningbouw financieel haalbaar is. Op basis van de exploitatieopzet zijn voldoende middelen gereserveerd voor de ontwikkeling.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Het voorontwerp bestemmingsplan is op 18 juli 2022 verstuurd aan de overlegpartners in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het kader van het vooroverleg zijn in ieder geval de volgende diensten c.q. instellingen benaderd om te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan:

  • 1. Provincie Gelderland;
  • 2. Waterschap Rivierenland;
  • 3. Rijkswaterstaat Oost-Nederland;
  • 4. Rijkswaterstaat Zuid-Nederland;
  • 5. Liander;
  • 6. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

Provincie Gelderland

De provincie Gelderland geeft aan dat getoetst dient te worden aan hoofdstuk 4, paragraaf 2 van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en artikel 2.65b uit de Omgevingsverordening Gelderland.

De provincie wil in 2050 klimaat adaptief zijn. Bij ontwikkelingen moet het waterschap betrokken worden.

In verband met mogelijke stikstofdepositie is onderzoek nodig in het kader van stikstofgevoeligheid van dat gebied.

In het kader van de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid van het woonplan is het gezien de ligging nabij de Provinciale weg N831 (aan noordzijde plangebied) belangrijk om bij de uitvoering contact te zoeken met de collega's van Mobiliteit.

Reactie

De toetsing aan beide beleidsstukken is toegevoegd aan het bestemmingsplan. In het kader van het vooroverleg is contact opgenomen met het waterschap Rivierenland en is een watertoets gedaan. De stikstofberekening is uitgevoerd op basis van het definitieve programma. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zal door de gemeente/de initiatiefnemer afstemming worden gezocht met de provincie.

Waterschap Rivierenland

Waterschap Rivierenland vraagt om aandacht voor nadere afstemming over bijvoorbeeld het uitvoeren van grondverbetering of voorbelasting in relatie tot de beoogde bodemsanering op het moment dat de plannen concreter zijn uitgewerkt. Dit is verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan.

De opmerkingen over klimaatadaptatie, halverharding bij parkeerplaatsen en de hoeveelheid verharding op de uitgeefbare percelen zijn verwerkt in de toelichting en de laatste twee aspecten zijn ook geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. De bergingscapaciteit van de wadi's is verwerkt in de berekening voor de hoeveelheid watercompensatie.

Rijkswaterstaat Oost-Nederland

Rijswaterstaat geeft aan kennis te hebben genomen van het plan en geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.

Rijkswaterstaat Zuid-Nederland

Geen reactie ontvangen.

Liander

Liander heeft gereageerd op het plan, maar heeft enkel inhoudelijk opmerkingen over het ontwerp ten aanzien van energievoorzieningen in het gebied. Dit is in het kader van het bestemmingsplan nog niet in die mate uitgewerkt. In een later planstadium zal dit afgestemd worden.

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Geen reactie ontvangen.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan zal zes weken ter inzage liggen. Gedurende deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld tot het indienen van zienswijzen.

6.2.3 Participatie

Participatie is het 'in een vroegtijdig stadium bijeenbrengen van kennis, ervaring en perspectieven én het betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit'. Met het bijeenbrengen van deze kennis, ervaring en perspectieven kan de ontwikkeling beter worden aangesloten op de ervaringen en behoeften van de omwonenden. Daarnaast kan participatie helpen om draagvlak te vergroten doordat men zich meer verbonden en gehoord voelt. Dit betekent niet dat alle betrokken partijen het met elkaar eens moeten worden. Participatie betekent dat belanghebbenden volwaardig deelnemen aan het proces van planontwikkeling. Participatie zelf is daarmee ook een proces waarbij transparantie en verwachtingenmanagement van groot belang zijn. Bij de ontwikkeling van Onderwaard zijn de volgende participatiedoelen van belang:

  • De planontwikkeling verrijken en verbeteren door ideeën en wensen van de omgeving mee te kunnen nemen;
  • Inwoners van Onderwaard betrekken en informeren over de plannen zodat zij op de hoogte zijn van ontwikkelingen in hun leefomgeving;
  • Betere besluitvorming doordat belangen en wensen in een vroeg stadium in beeld kunnen worden gebracht en behandeld.


Belanghebbenden zijn personen of organisaties die betrokken zijn of kunnen worden bij het initiatief. Enerzijds omdat zij een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling, anderzijds omdat zij op welke manier dan ook geraakt kunnen worden door de ontwikkeling. Met de beoogde ontwikkeling wordt een nieuwe woonwijk in Ammerzoden mogelijk gemaakt. Dit is een relatief grote ontwikkeling, gezien de grootte van het dorp. Daarnaast is de behoefte aan woningbouw groot en is het belang voor meer woningen aanwezig om de vitaliteit van het dorp te behouden. In de participatie wordt daarom gekozen om alle inwoners van Ammerzoden te betrekken in de participatie.


Op basis van de ruimtelijke en maatschappelijke impact van een ruimtelijke ontwikkeling wordt het participatieniveau gekozen. Het niveau moet daarnaast aansluiten bij de bovenstaande doelen. Voor Onderwaard is het niveau raadplegen en informeren passend.


In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan zijn belanghebbenden op drie momenten betrokken:

  • Enquête eerste oriëntatie wensen woonwijk (mei 2022)
  • Eerste bewonersbijeenkomst (21 sept 2022)
  • Tweede bewonersbijeenkomst (inloopavond, 10 jan 2023)


Enquête eerste oriëntatie wensen woonwijk - mei 2022

In mei 2022 is een online enquête uitgezet om eerste woonwensen op te halen. In totaal hebben 127 personen de enquête ingevuld, waarvan 88 inwoner zijn van Ammerzoden. Van de overige mensen kwamen 32 uit de gemeente en 7 personen wonen buiten de gemeente Maasdriel. De belangrijkste bevindingen uit de enquête zijn:

  • Locatie en prijs worden het belangrijkst gevonden bij nieuwe woningen;
  • Uitstraling en architectuur worden als minst belangrijkst gezien bij een nieuwe woning;
  • De woonsfeer 'landelijk wonen' spreekt mensen het meest aan. De sferen 'dorps wonen' en 'natuurlijk wonen' staan op een gedeelde tweede plaats;
  • Een eigen tuin bij een woning spreekt mensen het meest aan.


Eerste bewonersbijeenkomst - 21 september 2022

Tijdens de eerste bewonersbijeenkomst is een presentatie gegeven met toelichting over de ontwikkeling. Daarna zijn drie concepten gepresenteerd van het plan Onderwaard en konden mensen aan de tafel reageren op deze drie concepten. Er waren formulieren beschikbaar die mensen konden invullen. Na afloop zijn deze ook digitaal verspreidt en konden mensen deze formulieren later inleveren.


De belangrijkste opmerkingen vanuit aanwezigen waren:

  • Op basis van de reacties was er geen duidelijke voorkeur voor een van de concepten/varianten
  • Parkeervoorzieningen bij de deur, minimaal 1 auto bij de woning.
  • Minimaal twee ontsluitingen van de woonwijk.
  • Er hoeft niet veel aandacht te zijn in het plan voor ontmoeting, niet echt behoefte aan een gedeelde tuin (pluktuin, kas, voedselbos oid). Over het algemeen heeft men liever een grotere tuin. Senioren zien een knarrenhof met een gedeelde tuin dan wel weer zitten.
  • Deelauto's ziet men hier nog niet zitten. Ammerzoden heeft een hoog autobezit en is moeilijk bereikbaar met OV.
  • De focus op huizen voor starters en jongeren (mix van woningen + doelgroepen).
  • Groen gecentreerd op een centrale plek, ten behoeve van een mooie ontmoetingsplek.
  • Zorg voor voldoende wateropvang en afvoer (vanwege wateroverlast bij Kleinzand).
  • Verbinding met de bestaande wijk, geen losstaande wijk maken.


Aan de hand van deze opmerkingen is er vervolgens vorm gegeven aan de uitwerking van het plan. Er is een stedenbouwkundig plan gemaakt waarin de hoofdstructuren van het plan zo goed als vast liggen. Daarnaast zijn er twee varianten met proefverkavelingen uitgewerkt.


Op basis van de input van de eerste bewonersbijeenkomst zijn de onderstaande aspecten meegenomen in de plannen:

  • In de concepten was het parkeren vooral geclusterd in parkeerhoven, zodat zo min mogelijk verharding aangelegd hoeft te worden en ook beweging en ontmoeting wordt gestimuleerd. In de uitwerking van het stedenbouwkundig plan en de proefverkavelingen is hier een variatie in aangebracht. Bij de grotere woningen (vrijstaand en 2-onder-1-kapwoningen) wordt op eigen perceel geparkeerd en bijvoorbeeld bij een knarrenhof in een gezamenlijk parkeercluster.
  • Centraal in de wijk is nu ruimte ingetekend voor een speelplek/zitplek. Een gedeelde tuin kan binnen een van de woonblokken plaats vinden (bijvoorbeeld bij een CPO project).
  • In het plan is voldoende watercompensatie ingetekend in de vorm van open water en een wadi op de centrale ontmoetingsplek.
  • Een langzaamverkeersverbinding / calamiteitenroute via Kleinzand.


Tweede bewonersbijeenkomst - 10 jan 2023

De tweede bewonersbijeenkomst was een inloopbijeenkomst en werd gehouden in Ammerzoden. Op verschillende panelen was informatie te vinden over het stedenbouwkundig raamwerk en twee proefverkavelingen. De bijeenkomst is bezocht door zo'n 70 inwoners. De algemene reactie op de plannen was positief. Een veelgehoorde opmerking was dan ook: "gewoon gaan bouwen, we hebben hier huizen nodig".