direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied herziening 2020, Defensie Pijpleiding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1203-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2020, Defensie Pijpleiding met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1203-VG01 van de gemeente Maasdriel.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.8 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.9 brandstofleiding

Een ondergrondse leiding met een diameter van 10 inch en een maximale druk van 96 bar, voor het transport van brandstoffen, in de vorm van K2/K3 vloeibare aardolieproducten, met de daarbij horende voorzieningen, zoals afsluiters en vloeistofvangers, en de daarbij horende belemmeringenstroken.

1.10 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.11 K2 en K3 vloeibare aardolieproducten

K2 vloeibare aardolieproducten: waarbij de brandbare vloeistof (klasse 2) een vlampunt heeft gelijk aan of boven 294 K (21° C) en ten hoogste 328 K (55° C), volgens de Handleiding Risicoberekeningen Besluit externe veiligheid buisleidingen, RIVM, versie 2.0, 1 juli 2014;

K3 vloeibare aardolieproducten: waarbij de brandbare vloeistof (klasse 3) een vlampunt heeft boven de 328 K (55° C) en ten hoogste 373 K (100° C), volgens de Handleiding Risicoberekeningen Besluit externe veiligheid buisleidingen, RIVM, versie 2.0, 1 juli 2014.

1.12 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.13 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.14 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.15 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij, plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Leiding - brandstof

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en bescherming van een ondergrondse brandstofleiding als bedoeld in in 1.9 en 1.11.

3.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming of dubbelbestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

3.3 Bouwregels

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van de regels voor de onderliggende bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 3.1 genoemde leiding, tot een maximale bouwhoogte van 1,5 m en een maximale oppervlakte van 50 m2.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de veilige ligging en continuïteit van de brandstofleiding moet zijn gewaarborgd;
  • b. het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk het

  • a. afgraven, ophogen, en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het bebossen van gronden;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen dan andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van geluidswallen;
  • e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren al dan niet in combinatie met het verlagen of verhogen van het waterpeil.
3.5.2 Uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 is vereist voor werken en werkzaamheden:

  • a. nodig voor uitsluitend het aanleggen van de nieuwe brandstofleiding, zoals beschreven in de artikelen 1.9 en 1.11 en weergegeven op de tekening in bijlage 1 bij deze regels.;
  • b. die al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die het normale beheer en onderhoud aan de leiding en belemmeringenstrook of de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • d. die graafwerkzaamheden omvatten als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • e. die mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning.
3.5.3 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veilige ligging en continuïteit van de brandstofleiding. Voordat wordt beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 3.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder (Defensie Pijpleiding Organisatie).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Algemene aanduidingsregels

4.1 Overige zone - Leiding buiten gebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Leiding buiten gebruik', vervallen, uiterlijk 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan of zoveel eerder als de leidingbeheerder heeft verklaard dat de brandstofleiding buiten gebruik is gesteld, de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' uit het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/?planidn=NL.IMRO.0263.BP1134-VG01).

4.2 Specifieke gebruiksregels
  • a. het is verboden om op of in de gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Leiding buiten gebruik' een ondergrondse brandstofleiding in gebruik te hebben, nadat de nieuwe brandstofleiding als bedoeld in de artikelen 1.9 en 1.11 in gebruik is genomen.
  • b. Binnen maximaal één jaar na het vervallen van de dubbelbestemmingen, zoals bepaald in artikel 4.1, moet de leiding ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Leiding buiten gebruik zijn verwijderd, wat betekent dat alle leidingen en bijbehorende bouwwerken en werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde en werkzaamheden, moeten zijn verwijderd en de grond uitsluitend gebruikt wordt en in gebruik blijft volgens de onderliggende bestemmingen.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b wordt de leiding ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Leiding buiten gebruik' op een veilige en milieyhygiënische wijze onklaar gemaakt, als het verwijderen van de leiding fysiek niet mogelijk is.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Stikstofdepositie

De aanleg van de nieuwe brandstofleiding, zoals beschreven in de artikelen 1.9 en 1.11 en weergegeven op de tekening in bijlage 1 bij deze regels, is uitsluitend toegestaan als wordt gewerkt in overeenstemming met de uitgangspunten in de Aeriusbijlage bij `het besluit op grond van de Wet natuurbescherming van februari 2021, dat als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, dan wel een latere voor dezelfde activiteiten verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming.

Artikel 6 Van toepassingverklaring bestemmingsplannen

Op de gronden met de dubbelbestemming Leiding - brandstof, voor zo ver gelegen binnen het vigerende ruimtelijke plan bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1134-VG01 (https://www.ruimtelijkeplannen.nl/?planidn=NL.IMRO.0263.BP1134-VG01), zijn de regels van dat plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2020, Defensie Pijpleiding'.