direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoenzadriel wijziging 2018, Rooijensestraat 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1178-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Hoenzadriel wijziging 2018, Rooijensestraat 1" van de gemeente Maasdriel.

De heer T. Mooring (hierna: de initiatiefnemer) heeft onlangs het perceel P275 op het adres Rooijensestraat 1 te Hoenzadriel verworven. Op het perceel staat een oude, vervallen schuur. Ten westen van dit perceel staat een woning. De schuur hoort niet bij deze woning, maar betreft een afzonderlijk bijgebouw. De initiatiefnemer heeft het voornemen om de bestaande schuur te slopen en hier een nieuwe vrijstaande woning op te richten.

Deze ontwikkeling kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013". De gemeente Maasdriel heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een wijziging van het bestemmingsplan op basis van artikel 22.7.3 van het vigerende bestemmingsplan.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Maasdriel, sectie P, nummer 275.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 395 m². De gronden zijn eigendom van de heer T. Mooring.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 30 januari 2014. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het initiatief omvat de bouw van een vrijstaande woning. Op het perceel rust reeds de bestemming 'Wonen'. Er is echter geen bouwvlak opgenomen, waardoor een woning niet is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn wel bijgebouwen toegestaan.

Binnen het plangebied vigeren ook een aantal dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die van invloed zijn op het plan.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'

Deze dubbelbestemming bevat regels ter bescherming van de mogelijk in de bodem voorkomende archeologische waarden. Er geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 500 m² én dieper dan 30 cm. Het plangebied heeft echter een oppervlakte van slechts 395 m² en de bodemverstorende activiteiten zullen deze onderzoeksplichtige oppervlakte dan ook niet overschrijden. In paragraaf 5.2.1 wordt hier nader op in gegaan.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Deze gronden zijn primair bestemd voor de bescherming, de instandhouding en het onderhoud van de waterkering (Hoenzadrielsedijk), gericht op de kering van het rivierwater (Maas). Hier gelden strenge regels voor wat betreft het oprichten van gebouwen en bouwwerken, alsmede voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In paragraaf 3.3 is beschreven hoe in de planvorming rekening is gehouden met deze dubbelbestemming.

Gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk 1' en 'vrijwaringszone - dijk 2'

De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' bevat exact dezelfde regeling als de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', met dezelfde strenge regels voor bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. 'Vrijwaringszone - dijk 2' heeft dezelfde strekking, maar zonder de strenge regels.

Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22.7.3 bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee onder voorwaarden een extra woning kan worden toegevoegd. Met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de voorgenomen bouw van de woning mogelijk. In paragraaf 6.1 zijn de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid integraal overgenomen en is het plan daaraan getoetst.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het:

  • nationaal beleid;
  • provinciaal beleid;
  • regionaal beleid;
  • gemeentelijk beleid.

2.1 Nationaal beleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voor onderhavig plan is het belang "Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 2.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt, zoals in paragraaf 2.1.1 beschreven, in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is: "primaire waterkeringen buiten het kustfundament". Voor het plan is artikel 2.11.3 "regels primaire waterkering en gronden in de beschermingszone" van het Barro van toepassing.

Artikel 2.11.3 - regels primaire waterkering en gronden in de beschermingszone

"Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering."

De beschermingszone van de Hoenzadrielsedijk ligt deels binnen het plangebied. Met het Waterschap Rivierenland zijn afspraken gemaakt over dit plan. Het waterschap staat de realisatie van de geplande woning onder voorwaarden toe. Deze voorwaarden en hoe daar met dit plan op in is gespeeld zijn beschreven in paragraaf 3.3 en 4.1. Bovendien behoudt deze zone de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De regels van deze dubbelbestemming strekken tot de bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de primaire waterkering. Ook is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden van kracht. Hiermee wordt voldaan aan de regels van het Barro.

Conclusie
Het plan voldoet aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Voorliggend initiatief betreft de realisatie van één woning. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

2.2 Provinciaal beleid

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Gelderland;
  • Omgevingsverordening Gelderland.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland heeft de status van structuurvisie. In de omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Een gezonde economie met een aantrekkelijke vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid.

Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving, en een robuust bodem- en watersysteem.

Analyse

Het plan omvat de toevoeging van één extra woning aan de rand van de kern Hoenzadriel. Het betreft een locatie waar middels een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan een woning is toegestaan. Door de ontwikkeling wordt een vervallen schuur aan de entree van Hoenzadriel vervangen door een woning. Dit draagt bij aan de vitaliteit van het dorp.

Met de ontwikkeling is in hoge mate rekening gehouden met de kenmerken van het gebied en het omliggende landschap. Ook de gezondheid en veiligheid van de omgeving is gewaarborgd in dit plan. Daarbij is speciale aandacht geschonken aan de bescherming van de primaire waterkering, zoals nader beschreven in paragraaf 3.3 en 4.1.

Conclusie

Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gelderland.

2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerde versie per 1 januari 2018) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Omgevingsverordening Gelderland bevat geen normen of toetsingspunten die voor dit

wijzigingsplan van belang zijn. In de omgevingsverordening is bovendien opgenomen dat: "nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen voor de betreffende regio".

Een toetsing van het plan aan het Kwalitatief Woonprogramma is opgenomen in paragraaf 2.2.3.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.

2.2.3 Woonvisie Gelderland, Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

In het Kwalitatief Woningbouwprogramma is per regio beleid opgenomen ten aanzien van:

  • de verhouding huur-koop;
  • het bouwen van betaalbare woningen;
  • het bouwen van nultredenwoningen;
  • het totaal aantal toe te voegen woningen;
  • woningbouw op korte termijn.

In totaal mogen er in de periode 2010-2019 in de regio Rivierenland netto 9.800 woningen worden toegevoegd. Voor de regio Rivierenland geldt dat 63% van de nieuw te bouwen woningen in de koopsector mag zijn. In totaal mag 54% van de nieuwe woningen een woning in het dure segment zijn.

Analyse

Het plan omvat één koopwoning in het dure segment. De initiatiefnemer is voornemens om zelf in de geplande woning te gaan wonen.

Conclusie

Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met het woningbouwprogramma.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Woonagenda Regio Rivierenland

De programmering van de woningbouw vraagt om (sub)regionale afstemming. De provincie Gelderland stelt dit ook als voorwaarde om nieuwe bouwplannen uit te kunnen voeren. In 2015 is een regionale woonagenda opgesteld. Hierin zijn verschillende thema's uitgewerkt tot actiepunten, zijnde een 'agenda' voor de komende jaren. Thema's zijn onder andere een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, goede huisvesting voor arbeidsmigranten en statushouders, verbetering van de bestaande woningvoorraad en zorg gerelateerde woningen. Het regionale woningbehoeftenonderzoek Rivierenland is een van de onderzoeken die als onderlegger dienen voor de regionale woonagenda.

De gemeenten van Regio Rivierenland hebben zich vervolgens ingespannen om gezamenlijk een regionaal woningbouwprogramma op te stellen. Hierbij is tegelijkertijd gewerkt aan het inventariseren van alle projecten, een methodiek voor de kwalitatieve toetsing van projecten en afspraken voor het actueel houden van het regionale woningbouwprogramma. De toetsing van alle projecten heeft inmiddels plaatsgevonden. Dit heeft geresulteerd in het regionale woningbouwprogramma 2015-2025 en staat verder beschreven in paragraaf 2.4.2.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Maasdriel

Op 20 oktober 2011 zijn de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel vastgesteld. De structuurvisie fungeert als een document op hoofdlijnen, dat kaderstellend is voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart 'ruimtelijk casco'. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0004.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Analyse 

Het plangebied ligt op de oeverwal in het bebouwde gebied van de kern Hoenzadriel tegen de dijk. Het plangebied is al opgenomen als bestaande kleine kern. Uitgangspunt voor de bestaande kernen is inbreiden voor uitbreiden. De geplande woning wordt gerealiseerd ter plaatse van gronden die reeds een woonbestemming hebben en waarop thans een schuur staat. Dit is een vorm van inbreiding.

Nieuwbouw dient in maat en schaal te passen in zijn omgeving. Er dient op een dorpse manier gebouwd te worden, waarbij wordt gestreefd naar diversiteit per deelgebied voor wat betreft typologie en prijsklasse. Zoals in hoofdstuk 4 nader omschreven, is rekening gehouden met de maat en schaal van de andere bebouwing in Hoenzadriel. Ook is in hoge mate rekening gehouden met de ligging van de geplande woning aan de dijk.

Conclusie

Het plan past in de Structuurvisie Maasdriel.

2.4.2 Woningbouwprogramma 2015-2025

Op 14 april 2016 heeft de gemeente Maasdriel het Woningbouwprogramma 2015-2025 vastgesteld. In dit woningbouwprogramma zijn in de periode tot 2024 110 nieuwe woningen als gevolg van diverse particuliere initiatieven voorzien. De woning in voorliggend plan betreft een van die woningen. Bovendien is in het vigerende bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" een wijzigingsbevoegdheid van kracht, waarmee de vestiging van één woning reeds mogelijk is. Het plan past derhalve in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 3 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

Op het plangebied en zijn omgeving is de lagenbenadering toegepast, bestaande uit:

  • de onderste laag;
  • de aanwezige infrastructuur;
  • de ruimtelijke en functionele structuur.

Onderstaande afbeelding geeft de wijdere omgeving van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0005.jpg"

WIJDERE OMGEVING

3.1 Onderste laag

3.1.1 Bodem

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de geomorfologische kaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0006.jpg"

UITSNEDE GEOMORFOLOGISCHE KAART

Het plangebied ligt binnendijks op een rivieroeverwal, tegen de Hoenzadrielsedijk aan. Het ligt hiermee op een hoger gebied. Het maaiveld ter plaatse van de geplande woning ligt ongeveer tussen 4,10 en 4,50 meter +NAP (bron: www.ahn.nl). De Hoenzadrielsedijk heeft ter hoogte van het plangebied een hoogte van circa 7,70 meter +NAP, dus zo'n 3,20 tot 3,60 meter hoger. Aan de andere kant van de dijk zijn de nattere uiterwaarden 'De Drielsche Uiterwaard' tussen circa 3,00 en 4,00 meter +NAP.

Het plan omvat de realisatie van een woning aan de rand van de kern Hoenzadriel. Hiermee is sprake van nieuwbouw op een logische plek.

De bodem bestaat uit kalkhoudende poldervaaggronden met zware zavel en lichte klei (bron: www.bodemdata.nl). Naar verwachting bevinden zich leemlagen in de diepere bodem.

3.1.2 Grond- en oppervlaktewater

De bodemkaart (bron: www.bodemdata.nl) geeft informatie over de grondwaterstand. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 40 tot 80 cm onder maaiveld. In het rivierkomgebied is sprake van een veel hogere grondwaterstand dan op de oeverwal. Het plangebied ligt dus relatief hoog en droog.

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

3.1.3 Ecologische structuur

Het plangebied is geen onderdeel van Natura 2000-gebied, het Gelders Natuurnetwerk (GNN) of andere ecologische structuren en netwerken. Direct grenzend aan het plangebied zijn de uiterwaarden ten zuiden van de Hoenzaldrielsedijk wel aangewezen als 'Gelders Natuurnetwerk'. Zoals in paragraaf 5.2.3 beschreven heeft het plan geen effect op de natuurwaarden van dit gebied.

3.1.4 Landschap

Het plangebied ligt in het open rivierenlandschap dat wordt gevormd door dijken, oeverwallen en kommen. De geplande woning komt te liggen tegen de dijk op de rand van de oeverwal waarop Hoenzadriel en Kerkdriel zijn gegroeid. De woning wordt gerealiseerd ter plaatse van een bestaande vervallen schuur.

Vanaf de Hoenzadrielsedijk kijkt men aan de zuidzijde over de open uiterwaarden en de Maas. Aan de noordzijde is de meer gesloten bebouwing op de oeverwal. Het opgaande groen in de omgeving wordt gevormd door kleine landschapselementen als de bosschages direct ten zuiden van de dijk, solitaire bomen in de uiterwaarden langs de Maas en het groen op de individuele percelen en erven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0007.jpg"

HOENZADRIELSEDIJK IN WESTELIJKE RICHTING: LINKS DE UITERWAARDEN, RECHTS DE RAND VAN HOENZADRIEL

3.2 Infrastructuur

3.2.1 Wegenstructuur

Het plangebied is ontsloten op de Rooijensestraat die westwaarts richting de kern Hedel loopt. Ten zuiden ligt de Hoenzadrielsedijk die vrijwel parallel aan de Rooijensestraat in oost-westelijke richting loopt. Vanaf de dijk kan men in noordwaartse richting via de Kievitsham Hoenzadriel in. Het plangebied is hiermee goed ontsloten.

3.2.2 Leidingen

In het plangebied of de directe omgeving daarvan liggen geen leidingen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan of die zichtbaar zijn op de Risicokaart Nederland. Er is nog geen Klic-melding uitgevoerd. Voor de bouwwerkzaamheden van start gaan wordt een oriëntatiemelding gedaan.

3.2.3 Waterlopen

Ten zuiden van het plangebied ligt de rivier de Maas. De afstand van het plangebied tot de rivier bedraagt circa 350 meter.

De dichtstbijzijnde A-watergang van het waterschap (leggerwatergang) ligt ten noorden van het plangebied op een afstand van zo'n 190 meter, zoals te zien op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0008.jpg"

VASTGESTELDE LEGGER WATERLOPEN (BRON: WATERSCHAP RIVIERENLAND, OKTOBER 2017)

3.3 Waterkering

Ten zuiden van het plangebied ligt de Hoenzadrielsedijk, een primaire waterkering, met een bijbehorende beschermingszone. Deze zone is ook opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' in het vigerende bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013". Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de verschillende zones langs de primaire waterkering weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0009.jpg"

BELEMMERINGEN WATERKERING (BRON: WATERSCHAP RIVIERENLAND)

Voor deze waterkering gelden een aantal belangrijke zones, die vastgelegd zijn in de Legger 2016:

  • 1. kernzone / waterstaatswerk;
  • 2. beschermingszone met bouwgrens;
  • 3. leggervlakken.
3.3.1 Kernzone / waterstaatswerk

De 'kernzone / het waterstaatswerk' betreft de dijk zelf tot 4 meter buiten de teenlijn. De meest zuidelijke strook van het plangebied ligt binnen deze aanduiding. Hier zijn geen (bouw)werkzaamheden toegestaan. Deze zijn ook niet voorzien.

3.3.2 Beschermingszone met bouwgrens

Ter bescherming van het waterstaatswerk (de dijk) is een 'beschermingszone' opgenomen. Hierbinnen gelden voorschriften en beperkingen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In de beschermingszone is in dit geval tevens een 'bouwgrens' opgenomen. Via deze bouwgrens reserveert het waterschap ruimte voor het eventueel plaatsen van een 'pipingscherm' in de bodem. Piping betekent dat kwelwater met zand door drukverschil onder de dijk door richting de binnendijkse zone stroomt, waardoor de dijk verzwakt. Om een dergelijk pipingscherm ook echt te kunnen plaatsen mag er tussen de bouwgrens en de dijk in principe geen nieuwbouw meer plaatsvinden.

3.3.3 Leggervlakken

Bij het opstellen van de nieuwe legger heeft het waterschap echter rekening gehouden met bestaande bouwrechten. Op basis van de toen geldende bestemmingsplannen zijn deze rechten opgenomen in de legger. Dit is gebeurd in de vorm van 'leggervlakken' die altijd geheel of gedeeltelijk tussen de bouwgrens en de dijk zelf liggen. Hier worden bestaande bouwrechten gerespecteerd en geldt het absolute bouwverbod niet. Nieuwbouw is hier, onder voorwaarden, nog altijd mogelijk.

Voor het plangebied zelf is ook een leggervlak vastgesteld. Voorliggend bouwplan is concreet met het Waterschap Riverenland voorbesproken. De voorwaarden voor de nieuwbouw in deze zone zijn verwerkt in het ontwerp. In paragraaf 4.1 is beschreven hoe deze voorwaarden hun doorwerking hebben gevonden in het ontwerp.

3.4 Ruimtelijke en functionele structuur

Onderstaande afbeelding en de foto's geven het plangebied en de directe omgeving daarvan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0010.jpg"

LUCHTFOTO DIRECTE OMGEVING

3.4.1 Bebouwing

Het plangebied ligt in het zuiden van Hoenzadriel, dat bestaat uit een kleine concentratie van bebouwing langs de Kievitsham. De woonbebouwing in Hoenzadriel bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen (ten oosten van de weg) en twee-onder-een-kapwoningen (ten westen van de weg) van één of twee lagen met een kap, gebouwd in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw.

Ten noordoosten van het plangebied staan een oud schoolgebouw met torentje en een onderwijzerswoning uit het begin van de 20e eeuw. Beide zijn aangeduid als gemeentelijke monumenten. Direct ten oosten van het plangebied op het adres Hoenzadrielsedijk 18 staat een ander gemeentelijk monument: een boerderij uit de jaren '20. Dit pand bevindt zich in vervallen staat: het dak is deels ingestort en er is sprake van achterstallig onderhoud. Ook de schuur bij deze boerderij is in slechte staat. Het agrarische bedrijf is niet meer in gebruik.

Ten westen van het plangebied staat op het adres Rooijensestraat 1A een woning bestaande uit één laag met een kap. Deze woning is gebouwd in de jaren '60 van de vorige eeuw. Deze woning staat vrijwel direct op de westelijke plangrens van het plangebied. Hier dient met de plaatsing van de geplande nieuwe woning rekening te worden gehouden.

Binnen het plangebied staat een oude schuur met een goothoogte van circa 2 meter en een bouwhoogte van circa 4 meter. De schuur is in vervallen staat. Dit bijgebouw behoort niet bij een van de woningen in de directe omgeving; de schuur is een afzonderlijk agrarisch bijgebouw.

3.4.2 Functies

De directe omgeving kent een menging van functies. De kern Hoenzadriel zelf bestaat uit burgerwoningen, maar grenzend aan Hoenzadriel komt (agrarische) bedrijvigheid voor. Onderstaand overzicht geeft de bedrijfstypen weer van de bedrijven in de directe omgeving van het plangebied.

adres   bedrijf  
Hoenzadrielsedijk 16   Loonbedrijf  
Hoenzadrielsedijk 18   Voormalig agrarisch bedrijf  
Rooijensestraat 6   Agrarisch bedrijf  

In paragraaf 5.1.2 is de milieuzonering van deze bedrijven nader onderzocht en beschreven.

Hoofdstuk 4 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.

4.1 Randvoorwaarden waterkering

Voor de bouw van de woning gelden de 'Beleidsregels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014'. Zoals in paragraaf 3.3 beschreven ligt de geplande woning in een leggervlak. Voor nieuwbouw in een leggervlak gelden de toetsingscriteria A, zoals hieronder integraal opgenomen.

Toetsingscriteria A

  • 1. Nieuwbouw in/op de waterkering is niet toegestaan.
  • 2. Nieuwbouw van permanente bouwwerken, speciale constructies en andere kapitaalintensieve werken (bijvoorbeeld tennis/golfbanen), is toegestaan, mits de funderingen het profiel van vrije ruimte en het leggerprofiel niet doorsnijdt. Een uitzondering hierop zijn de palen van paalfundaties.
  • 3. Bij bouwwerken in/op een waterkering en bijbehorende beschermingszone mogen geen holle ruimtes (kruipruimten of ringbalken) worden gemaakt of aanwezig zijn, ook niet boven het profiel van vrije ruimte.
  • 4. Als bouwwerken binnen de beschermingszone en buiten het profiel van vrije ruimte worden gerealiseerd, moet dat boven het bestaande maaiveld plaatsvinden. Daarbij mag het maaiveld niet worden verlaagd. Wel kan de aanleg van fundatie-/randbalken en vorstranden die horen bij plaatvloeren toegestaan worden als deze niet dieper dan 0,60 meter beneden maaiveld (vorstvrij) worden aangelegd.
  • 5. Afwijken van de beleidsregels ten aanzien van het aanbrengen van werken beneden het maaiveld is alleen mogelijk als aangetoond en eventueel berekend wordt dat hierdoor geen negatieve invloed op de stabiliteit en piping ontstaat.
  • 6. De daadwerkelijke aanleg van het profiel van vrije ruimte nu of in de toekomst moet mogelijk zijn zonder dat hierdoor schade aan het aan te brengen werk ontstaat. Ook moet voor toekomstige dijkversterking voldoende werkruimte aanwezig blijven. De aanvrager moet door middel van berekeningen aantonen dat de bebouwing en/of fundatie daarvan geen schade op zal lopen door de belasting van het grondlichaam conform het toekomstige profiel van vrije ruimte.
  • 7. Voor de kabel- en leidingenstrook die beschikbaar moet zijn aan de dijkzijde na een eventuele dijkversterking en de gronddekking die nodig is bij het leggen van kabels en leidingen, moet nieuwbouw op ten minste 4,00 meter uit het binnentalud van het profiel van vrije ruimte worden gerealiseerd (punt A in onderstaande figuur).

    afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0011.jpg" BINNENDIJKS BOUWEN (BRON: WATERSCHAP RIVIERENLAND)

Het dichtstbijzijnde dwarsprofiel met daarop het profiel van vrije ruimte (pvvr) is genomen bij dijkpaal RK081 en is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0012.jpg"

DWARSPROFIEL RK081 INCL. PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE (BRON: WATERSCHAP RIVIERENLAND)

Hieronder is het plan getoetst aan de voorwaarden van toetsingscriteria A. Algemeen geldt dat het plan vooraf is besproken met Waterschap Rivierenland. Er is nog geen uitgewerkt ontwerp voor de woning. Met het ontwerp van de woning wordt rekening gehouden met de waterschapsbelangen en een mogelijk toekomstige dijkversterking, zoals vervat in de toetsingscriteria A.

Ad 1.

De nieuwbouw ligt buiten de kernzone van de waterkering zelf, zoals ook te zien op de afbeelding in paragraaf 3.3. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 2.

Onderstaande afbeelding geeft het dijkprofiel met het profiel van vrije ruimte weer met de projectie van de geplande woning daarin weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0013.jpg"

DWARSDOORSNEDE DIJKPROFIEL MET GEPLANDE WONING

Op de afbeelding is te zien dat de geplande woning geheel buiten het profiel van vrije ruimte ligt. Van overige permanente bouwwerken is geen sprake. Om voldoende ruimte voor de woning te behouden dient het maaiveld ter plaatse van de woning met 30 tot 90 cm opgehoogd te worden.

Ook overige constructies zullen buiten het profiel van vrije ruimte plaatsvinden. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Ad 3. 

In het ontwerp van de geplande woning worden geen holle ruimtes (kruipruimten of ringbalken) gerealiseerd. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 4.

De geplande woning wordt boven het bestaande maaiveld gerealiseerd. Het terrein zal met 30 tot 90 cm opgehoogd worden. Van een maaiveldverlaging is in dit plan geen sprake. De fundering voor de geplande woning zal een diepte hebben van niet meer dan 60 cm. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Ad 5.

Van werken beneden het maaiveld is geen sprake. Deze voorwaarde is dan ook niet van toepassing op het plan.

Ad 6.

Voorliggend plan is in een vroeg stadium met het Waterschap Rivierenland besproken. Bovengenoemde toetsingscriteria en een eventuele toekomstige dijkversterking worden in het ontwerp van de woning meegenomen. Er is voldoende werkruimte voor een toekomstige dijkversterking. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 7.

De afstand van de geplande woning tot het binnentalud van het profiel van vrije ruimte bedraagt circa 10,5 meter. Dit is ruim voldoende voor de kabel- en leidingenstrook aan de dijkzijde. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Conclusie

Aan de toetsingscriteria voor nieuwbouw in een leggervlak tussen de bouwgrens en de waterkering zelf wordt voldaan. In het ontwerp is rekening gehouden met een eventueel toekomstige dijkversterking. De waterkeringsbelangen zijn hiermee voldoende beschermd.

4.2 Bebouwing en functies

De bestaande schuur op het perceel wordt gesloopt en op nagenoeg dezelfde locatie wordt een nieuwe vrijstaande woning gerealiseerd. Op dit moment is er nog geen ontwerp voor de woning gemaakt. In dit wijzigingsplan is een bouwvlak opgenomen met een oppervlakte van 100 m². De maximale goothoogte bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte 6 meter. De woning krijgt een zadeldak parallel aan de Rooijensestraat. De gevels bestaan uit baksteen of hout met glas en het dak bestaat uit keramische pannen.

De geplande woning sluit hiermee aan op het bebouwingsbeeld van de naastgelegen woning, die ook bestaat uit één bouwlaag met een kap. De afstand van het bouwvlak voor de geplande woning ligt op circa 6,70 meter vanaf de naastgelegen woning. Met de situering van de woning op het perceel is de hoek Rooijensestraat-Kievitsham - met de opgang naar de Hoenzadrielsedijk - zoveel mogelijk open gehouden voor een vrij zicht voor het verkeer. Een en ander is weergegeven op de inrichtingsschets zoals opgenomen in bijlage 1.

4.3 Verkeer en parkeren

4.3.1 Verkeer

Voor een woning wordt een verkeersaantrekkende werking van zes motorvoertuigbewegingen per etmaal aangehouden. De extra verkeersbewegingen als gevolg van dit plan hebben geen noemenswaardige impact op de verkeersafwikkeling op de Rooijensestraat, Kievitsham en Hoenzadrielsedijk.

Voor de nieuwe woning wordt een nieuwe inrit vanaf de Rooijensestraat tussen de geplande woning en de naastgelegen bestaande woning aangelegd. Gezien het karakter van deze weg is dit verkeerskundig aanvaardbaar. Een ontsluiting aan de oostzijde van de geplande woning is niet wenselijk/haalbaar omdat dit voor een onoverzichtelijke verkeerssituatie zorgt.

4.3.2 Parkeren

Voor het plan zijn de parkeernormen zoals opgenomen in het Mobiliteitsplan Maasdriel 2020 van toepassing. Voor woningen geldt een norm van twee parkeerplaatsen per woning.

Het plan omvat de nieuwbouw van een woning. De brede oprit tussen de geplande en naastgelegen woning is ruimte voor drie parkeerplaatsen voor auto's, zoals te zien op de inrichtingsschets in bijlage 1. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.

4.4 Groen en water

Het plangebied maakt thans deel uit van een weideperceel met een vervallen schuur en opslag. Ook is er wat opschot van bomen doorgegroeid. Het geheel ziet er momenteel onverzorgd en rommelig uit.

De woning vervangt de bestaande schuur, zij het met een groter oppervlak. Met de woning wordt de hoek tussen de Hoenzadrielsedijk en Kievitsham stedenbouwkundig en landschappelijk verfraaid. Vanaf de dijk blijft er goed zicht op de Kievitsham en de entree van Hoenzadriel. Tussen de woning en de dijk wordt het terrein ingericht als tuin. De precieze inrichting is op dit moment nog niet uitgewerkt.

Er wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd. Daar biedt het plangebied geen ruimte en realistische mogelijkheden voor.

NB.   Het aanbrengen van opgaande beplanting binnen de beschermingszone van de dijk is slechts toegestaan als wordt voldaan aan strenge toetsingscriteria van het waterschap, zoals opgenomen in de beleidsregel 5.20. Dit omdat de dijk een primaire waterkering is. Hierbij zijn erosiebestendigheid, stabiliteit en piping belangrijke aspecten. Bomen hoger dan 5 meter zijn binnen de kernzone dan ook niet toegestaan. Hier zijn enkel onder voorwaarden kleine bomen (< 5 m hoog), struiken en een haag met een hoogte van niet meer dan 1 meter toegestaan. In de beschermingszone zijn onder voorwaarden ook bomen hoger dan 5 meter toegestaan.  

 

Hoofdstuk 5 Gevolgen voor

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Ter plaatse van het plangebied vigeert al een woonbestemming. Er wordt derhalve geen nieuwe gevoelige bestemming toegevoegd. Op het perceel hebben bovendien geen bodemverontreinigende activiteiten plaatsgevonden, in de vorm van een boomgaard of kas, bedrijfsactiviteiten, tanks of demping van sloten. Bodemverontreiniging valt dan ook niet te verwachten. Op de plaats waar de nieuwe ontwikkeling gaat plaatsvinden staat nog bebouwing. Dit maakt het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) thans nog niet goed mogelijk. Gezien de hypothese 'onverdachte locatie' is een verkennend bodemonderzoek in het kader van dit wijzigingsplan dan ook niet nodig.

De schuur binnen het plangebied is circa 70 jaar geleden gebouwd. De toepassing van asbest is hier derhalve te verwachten. Een eventuele verontreiniging als gevolg van afspoeling van een asbestdak is beperkt van omvang. Ook een eventueel verhard pad naar de schuur toe kan asbest bevatten. Een asbestonderzoek (NEN5707) voor het gehele perceel is derhalve nodig.

In het kader van de omgevingsvergunning zullen het verkennend bodemonderzoek (NEN5740) en het asbestonderzoek (NEN5707) gecombineerd worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal plaatsvinden na sloop van de schuur en voor de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning. Indien nodig kunnen deze onderzoeken gecombineerd worden met een geotechnisch sonderingsonderzoek. Dit onderzoek dient ter bepaling van de technische funderingsmethode van de woning gezien de ligging aan de dijk. Omdat het ontwerp van de woning en de exacte situering nog niet bekend zijn, kan dit onderzoek in het kader van het wijzigingsplan nog niet effectief worden uitgevoerd.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan. In het kader van de omgevingsvergunning dienen een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) en een asbestonderzoek (NEN5707), eventueel gecombineerd met een geotechnisch sonderingsonderzoek, te worden uitgevoerd.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustige woonwijk. In de omgeving is slecht van beperkte functiemenging sprake en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Hoenzadrielsedijk 16: loonbedrijf   016-1   3.1   50 m   73 m  
Hoenzadrielsedijk 18: voormalig agrarisch bedrijf (niet meer in gebruik)   n.v.t.   n.v.t.   n.v.t.   21 m  
Rooijensestraat 6: agrarisch bedrijf   011, 012, 013   2   30 m   65 m  

Hoenzadrielsedijk 18: voormalig agrarisch bedrijf
Dit bedrijf is momenteel niet meer in gebruik. Er zijn geen milieuvergunning van kracht op deze locatie. De bebouwing staat geheel leeg en is voor een groot deel vervallen. Het huidige bedrijf vormt derhalve geen belemmering voor het toevoegen van een woning binnen het plangebied. Het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" staat binnen het bouwvlak op dit adres echter wel een nieuw agrarisch bedrijf toe. Het adres Kievitsham 101 met de woonbestemming ligt echter op een kortere afstand (circa 8 meter) tot dit agrarische bedrijf. Deze woning is reeds maatgevend voor het agrarische bedrijf. Een eventueel nieuw agrarisch bedrijf wordt niet extra belemmerd door het plan.

De geplande woning binnen het plangebied ligt buiten de richtafstand van de overige bedrijven in de omgeving.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Invloed plan op omliggende bedrijven

De dichtstbijzijnde veehouderij (Kievitsham 86) ligt op circa 240 meter van het plangebied en betreft een melkveehouderij. Hiervoor geldt een vaste afstand van 100 meter tot het plangebied, aangezien dit binnen de bebouwde kom ligt. Deze veehouderij wordt derhalve niet belemmerd door de ontwikkeling.

De dichtstbijzijnde veehouderij met dieren met een geuremissiefactor (Rooijensestraat 20) ligt op circa 350 meter afstand van het plangebied en betreft een bedrijf met onder andere vleesstieren. Deze veehouderij, alsmede andere veehouderijen met dieren met een geuremissiefactor in de omgeving van het plangebied, worden reeds belemmerd door andere geurgevoelige objecten (woningen) nabij het plangebied. Het uitvoeren van een geuronderzoek is niet nodig. Het plan leidt niet tot een belemmering van de bedrijfsvoering van omliggende veehouderijbedrijven.

Beoordeling woon- en leefklimaat

De gemeente Maasdriel heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij in 2010 haar eigen geurverordening vastgesteld. Daarin is voor het grondgebied van de gemeente de achtergrondbelasting in geval van de maximale geursituatie in kaart gebracht. Sinds 2010 hebben er in een straal van 2 km geen nieuwvestigingen en uitbreidingen van veehouderijen plaatsgevonden, waarmee geconstateerd kan worden dat deze gegevens nog actueel zijn.

Ter plaatse van het plangebied bedraagt de achtergrondbelasting tussen 1,5 en 3,5 OuE/m³. Een achtergrondbelasting tot 3,5 OuE/m³ wordt conform de geurverordening als 'goed' ervaren. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied ten aanzien van geurhinder.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Volksgezondheid i.r.t. veehouderijen
5.1.5.1 Inleiding

Uit onderzoek 'veehouderij en gezondheid omwonenden' (VGO) is gebleken dat zich rond

veehouderijen verhoogde gezondheidsrisico's voordoen. De Gezondheidsraad adviseert een norm van 30 Endotoxine Units (EU)/m³ voor endotoxine om omwonenden tegen te hoge concentraties te beschermen. Bij pluimveebedrijven en varkenshouderijen kan relevante emissie plaatsvinden. Op basis van de uitstoot van fijn stof kan worden geschat op welke afstand van een bedrijf deze norm wordt overschreden.

5.1.5.2 Analyse

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen intensieve pluimvee- of varkenshouderijen die mogelijk relevant zijn. Hieruit volgt dat er geen overschrijding van de adviesnorm van 30 EU/m³ optreedt ter plaatse van het plangebied. Ook cumulatie van endotoxine is niet aan de orde. De concentratie endotoxine vormt geen belemmering voor het plan.

Geitenhouderijen

Uit aanvullend VGO onderzoek is ook gebleken dat binnen 1,5 tot 2 km rond geitenhouderijen een verhoogde kans op longontsteking voorkomt. Rond het plangebied bevinden zich twee relevante geitenbedrijven. Het aantal geiten per bedrijf en de afstand van het agrarische bouwvlak tot de geplande woning zijn in onderstaand schema aangegeven.

adres   aantal geiten   feitelijke afstand  
Wertsteeg 24   50   415 meter  
Drielse Veldweg 1   900   465 meter  

De GGD heeft op basis van de huidige inzichten en in afwachting van nader onderzoek geadviseerd om uit voorzorg terughoudend te zijn met het plaatsen van nieuwe gevoelige bestemmingen op of binnen 250 meter van een veehouderij. In dit geval liggen de geitenhouderijen op een grotere afstand en zou de realisatie van de woning dus niet worden ontraden.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect volksgezondheid in relatie tot veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Geluid
5.1.6.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.6.2 Analyse

Het plan omvat een nieuw geluidgevoelig object in de vorm van een woning.

Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Hoenzadrielsedijk. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Woningbouw Rooijensestraat 1 Hoenzadriel; akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" (26 maart 2018, nr. 04110-25455-02). De omliggende 30 km/uur-wegen (niet-gezoneerd) zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening eveneens meegenomen. Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bijgevoegd.

DPA Cauberg-Huygen concludeert het volgende:

  • Ten gevolge van wegverkeer op de (gezoneerde) Hoenzadrielsedijk wordt overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit betekent dat er geen hogere waarde voor de in het plan opgenomen woning benodigd is.
  • Indien de geluidsbelasting van niet-gezoneerde wegen op gevels minder dan of gelijk is aan 53 dB is geen nader onderzoek naar de gevel geluidwering nodig bij aanvraag van de omgevingsvergunning. Ten gevolge van wegverkeer op de (niet-gezoneerde) Rooijensestraat (30 km/u) is de geluidbelasting maximaal 52 dB. Ten gevolge van wegverkeer op de (niet-gezoneerde) Kievitsham (30 km/u) bedraagt de geluidbelasting maximaal 47 dB. In het kader van een goede ruimtelijke ordening vormen deze omliggende (30 km/u) wegen geen belemmering voor het bouwplan.
  • De totale geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de omliggende wegen bedraagt maximaal 53 dB Lden (exclusief aftrek).
  • Bij de bouwvergunningsaanvraag is een onderzoek naar de gevel geluidwering niet noodzakelijk.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Luchtkwaliteit
5.1.7.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.7.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat één woning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2016, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.

Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen PM10 en NO2 voor het jaar 2030 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1178-VG01_0014.jpg"

MONITORINGSTOOL NSL

Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.7.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Milieueffectrapportage
5.1.8.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

5.1.8.2 Analyse

Eén van de opgenomen activiteiten in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is D11.2 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' met een drempelwaarde van 2000 woningen. Het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet wettelijk gedefinieerd en is in feite onbegrensd. In dit plan wordt slechts één woning toegevoegd op gronden die al een woonbestemming hebben. Bovendien neemt het ruimtebeslag nauwelijks toe omdat ter plaatse van het plangebied nu een schuur staat. Er vindt geen uitbreiding van het areaal met stedelijke functies plaats. Daarnaast ligt de geplande woning in een gebied waar reeds andere woningen zijn. Hiermee is onderbouwd dat dit geen stedelijk ontwikkelingsproject betreft. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkeling behoort daarom niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.8.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Maasdriel beschikt over een archeologische beleidskaart en bijbehorende regels. Ter plaatse van het plangebied is de zones 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Binnen deze zone geldt een archeologische onderzoeksplicht in geval bouwwerkzaamheden en overige grondroeringen dieper dan 30 cm onder maaiveld een oppervlakte van 500 m² of meer beslaan.

Onderhavig plangebied heeft een totale oppervlakte van 395 m². De bodemverstorende activiteiten ten behoeve van de bouw van de woning zullen nog kleiner zijn. De verstoringsoppervlakte van 500 m² wordt niet overschreden. Een nader archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig.

Het is echter nooit uit te sluiten dat toch archeologische resten worden aangetroffen bij de graafwerkzaamheden. Eventuele archeologische resten is men verplicht te melden bij de Minister van OCW in overeenstemming met artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Om de mogelijk aanwezige archeologische waarden in de bodem te beschermen blijft in dit wijzigingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' onverminderd van kracht.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. De Hoenzadrielsedijk ten zuiden en de Rooijensestraat ten noorden van het plangebied zijn aangemerkt als een historisch geografische lijn van cultuurhistorische waarde. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Het plangebied ligt op een afstand van 7.700 meter tot het dichtstbijzijnde natuurgebied "Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek". De toevoeging van één woning resulteert niet in een significante toename van de stikstofdepositie op dit natuurgebied. Een nadere toetsing aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Omdat de bestaande schuur wordt afgebroken op deze locatie een nieuwe woning wordt gerealiseerd, is een onderzoek naar de mogelijk voorkomende natuurwaarden noodzakelijk. Staro heeft een toets flora en fauna uitgevoerd: rapport "Toets flora en fauna, Rooijensestraat 1 Hoenzadriel" (3 april 2018, nr. 18-0088). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3. De conclusies zijn hierna opgenomen.

Flora

Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen overige beschermde plantensoorten aangetroffen en is vastgesteld dat geschikte biotopen ontbreken. Derhalve is de aanwezigheid van beschermde plantensoorten in het plangebied uit te sluiten.

Libellen

De rivierrombout kan ten zuiden van het plangebied bij de Maas en nevengeulen geschikt leefgebied vinden. Rivierrombout kan hierdoor incidenteel door het plangebied vliegen, maar het plangebied vormt geen essentieel onderdeel van het leefgebied.

Amfibieën

Kamsalamander en poelkikker kunnen de uiterwaarden en poel ten noordoosten van het plangebied als voortplantingsbiotoop gebruiken. Het is hierdoor niet uit te sluiten dat kamsalamander en poelkikker het plangebied als land- en overwinteringshabitat gebruiken. Deze soorten kunnen de materialen in het plangebied (hout, steen en doeken) gebruiken om onder te overwinteren. Tijdens de sloop van de schuur en het verwijderen van materialen in de winterperiode kunnen deze amfibieën worden verstoord en kunnen individuen worden gedood. Om te voorkomen dat de voorgenomen plannen leiden tot het doden of verwonden van poelkikker of kamsalamander en daarmee de Wet natuurbescherming wordt overtreden, is het noodzakelijk om buiten de overwinteringsperiode van deze soorten te werken. Voor de kamsalamander geldt een overwinteringsperiode van begin augustus tot eind maart en voor de poelkikker van half oktober tot en met half april.

Na herinrichting is het plangebied nog steeds geschikt als land- en overwinteringshabitat voor deze amfibieën. Ook is er in de nabije omgeving voldoende, even geschikte overwinteringsbiotoop aanwezig.

Het is niet uit te sluiten dat de algemene soorten amfibieën kleine watersalamander, bastaardkikker, gewone pad en bruine kikker het plangebied als land- en overwinteringshabitat gebruiken. Voor deze soorten geldt in de provincie Gelderland in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen.

Vogels

Het plangebied is geschikt als foerageer- en broedgebied voor algemene vogelsoorten. Gedurende het broedseizoen zijn vogels strikt beschermd en activiteiten dienen daarom ook buiten het broedseizoen plaats te vinden.

In het plangebied zijn geen nest- en verblijfplaatsen van huismus aangetroffen. De te slopen schuur is vanwege het golfplaten dak ongeschikt om als verblijfplaats voor huismussen te dienen. Het is daarom uit te sluiten dat er verblijfplaatsen van huismussen in het plangebied aanwezig zijn. Het is niet uit te sluiten dat huismussen het plangebied als leefgebied gebruiken. Na de voorgenomen plannen blijft het plangebied deels geschikt als leefgebied en in de omgeving blijft voldoende, even geschikt leefgebied aanwezig voor huismus.

De schuur is vanwege de opening in het dak en de kleine hooizolder toegankelijk voor uilen. Tijdens het veldbezoek zijn geen (sporen van) uilen aangetroffen in het plangebied. Hiermee kan het voorkomen van verblijfplaatsen in de schuur worden uitgesloten. Het plangebied kan door steenuil en kerkuil als foerageergebied worden gebruikt. Na de werkzaamheden is het plangebied nog steeds geschikt als foerageergebied en er blijft in de omgeving genoeg alternatief foerageergebied aanwezig.

Vleermuizen

Het plangebied is matig geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Vleermuizen kunnen de schuur en de bomen in de omgeving gebruiken om langs te foerageren. De voorgenomen plannen hebben tijdelijk een negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen. Na de werkzaamheden blijft het plangebied geschikt als foerageergebied voor vleermuizen.

De te slopen schuur biedt vanwege het ontbreken van de spouwmuur, het enkele golfplaten dak en de gaten in de muren en het dak te weinig mogelijkheden en te veel klimatologische beperkingen om als kraam-, paar- of winterverblijf te kunnen dienen. De schuur heeft derhalve geen belang voor de lokale populaties van de te verwachten soorten vleermuizen. De gebouwen in de directe omgeving van de locatie bieden daarnaast voldoende, meer geschikte alternatieve mogelijkheden voor verblijfplaatsen voor vleermuizen. De sloop van de schuur heeft geen negatief effect op de gunstige staat van instandhouding van de te verwachten vleermuissoorten. In de bomen in het plangebied zijn geen holtes aanwezig die kunnen dienen als vleermuisverblijfplaats.

Overige zoogdieren

Het plangebied kan deel uitmaken van het (grotere) leefgebied van bunzing, steenmarter, hermelijn, egel, wezel, konijn, vos, en algemene muizensoorten. Door de voorgenomen plannen wordt het plangebied tijdelijk ongeschikt als leefgebied voor deze soorten. In en rond het plangebied blijft echter voldoende even geschikt leefgebied aanwezig voor deze soorten.

Advies en aanbevelingen

Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen:

  • 1. dienen de materialen rond de te slopen schuur niet te worden verplaatst tussen begin augustus en half april, in verband met mogelijk overwinterende kamsalamander en poelkikker;
  • 2. dienen nesten van vogels buiten het broedseizoen te worden verwijderd. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid Waterschap Rivierenland
5.3.2.1 Waterbeheerplan 2016-2021

Waterschap Rivierenland heeft het Waterbeheerplan 2016-2021 opgesteld. Het plan gaat over het waterbeheer in het gehele rivierengebied en omvat alle watertaken van het waterschap.

Voor voorliggend plan is vooral het voorkomen van wateroverlast aan de orde. Voor nieuw stedelijk gebied geldt dat dit zodanig ontworpen dient te zijn dat er voldoende ruimte is voor water. Een perceeleigenaar dient het hemelwater zelf zoveel mogelijk op te vangen op zijn perceel.

Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit van belang. De chemische waterkwaliteit mag niet verslechteren ten opzichte van de toestand in het jaar 2000. Voorkomen moet worden dat prioritaire (vervuilende) stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen.

Analyse

Het hemelwater en het afvalwater wordt geloosd op de bestaande riolering onder de Rooijensestraat ten noorden van het plangebied. Compensatie als gevolg van de toename van het verhard oppervlak is op basis van het waterschapsbeleid namelijk niet vereist (zie paragraaf 5.3.4.1).

Er worden geen uitlogende materialen gebruikt, teneinde vervuiling van het water te voorkomen.

Conclusie

Het plan past binnen het beleid in het Waterbeheerplan 2016-2021.

5.3.2.2 Nota Rioleringsbeleid 2005

De Nota Rioleringsbeleid bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.

Er wordt gestreefd naar een afkoppeling van het hemelwater van 100%. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden.

Analyse

De kleine omvang van het perceel en de ligging direct aan de primaire waterkering zorgen er voor dat op het eigen terrein geen infiltratie- of bergingsvoorzieningen ten behoeve van hemelwater mogelijk zijn. Het hemelwater wordt derhalve geloosd op de bestaande riolering onder de Rooijensestraat ten noorden van het plangebied. Compensatie als gevolg van de toename van het verhard oppervlak is niet vereist.

Conclusie

Het plan past binnen het Rioleringsbeleid 2005.

5.3.2.3 Waterplan Bommelerwaard

Samen met de gemeente Zaltbommel en Waterschap Rivierenland heeft de gemeente Maasdriel het Waterplan Bommelerwaard opgesteld waarin het waterbeleid is opgenomen. Het waterplan bevat ambities ten aanzien van onder meer de waterkwantiteit en -kwaliteit, ecologie en stedelijk grondwater.

Analyse

In deze waterparagraaf zijn diverse kwantitatieve en kwalitatieve wateraspecten opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het Waterplan Bommelerwaard.

Conclusie

Het plan past binnen het Waterplan Bommelerwaard.

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Infiltratiecapaciteit

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Gezien de ligging direct aan de primaire waterkering in dit deel van de gemeente valt te verwachten dat de waterdoorlatendheid hier slecht is. Naar verwachting bevinden zich hier dichte leemlagen in de diepere bodem waar het water niet doorheen kan.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. De dichtstbijzijnde A-watergang ligt op circa 190 meter ten noorden van het plangebied.

5.3.3.3 Grondwater

Voor projecten die liggen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland is het zomerpeil van belang. Het zomerpeil ter plaatse bedraagt 2,4 meter +NAP. Het maaiveld ter plaatse van de geplande woning ligt tussen 4,10 en 4,50 meter +NAP. Het zomerpeil rondom de geplande woning bedraagt derhalve circa 1,70 tot 2,10 meter -mv.

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Het plangebied ligt niet in een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen. Het beleid voor de primaire waterkering aan de zuidzijde van het plangebied stelt beperkingen aan de mogelijkheden in het plangebied. Deze waterschapsbelangen zijn nader beschreven in paragraaf 3.3.

Met deze belangen is volledig rekening gehouden bij de situering van bebouwing, verharding en opgaande beplanting binnen het plangebied, zoals beschreven in paragraaf 4.1.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Het plangebied heeft een oppervlakte van 395 m². Hiervan zal circa 65% bebouwd en verhard worden, wat resulteert in circa 260 m² verharding. Binnen het plangebied is thans al een schuur aanwezig met een oppervlakte van circa 75 m². De toename van het verharde oppervlak is derhalve circa 185 m².

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Kleine plannen hebben slechts een minimaal effect op de waterhuishouding. Voor plannen met minder dan 500 m² extra verharding in stedelijk gebied is daarom geen compenserende waterberging vereist. Onderhavig plan resulteert in een toename van het verharde oppervlak van 185 m². Compensatie is daarom niet nodig.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Het waterschap hanteert de volgende voorkeursvolgorde bij de keuze van het soort bergingsvoorziening:

  • hemelwater vasthouden door hergebruik of infiltratie (bovengronds)
  • hemelwater bergen in open water
  • hemelwater brengen naar kunstmatige bergingsvoorzieningen (wadi’s, bassins, kratten, kelders)

Voor de locatie van bergingsvoorzieningen geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  • waterberging in het plangebied
  • waterberging in uitbreidingsgebieden
  • waterberging aan de rand van het stedelijk gebied
  • benutten bergingscapaciteit in het landelijk gebied

Vanwege de geringe omvang van het perceel, de slechte waterdoorlatendheid van de bodem en de ligging aan de primaire waterkering, is een infiltratie- of bergingsvoorziening in dit geval geen reële mogelijkheid. Voor onderhavig plan wordt het hemelwater dan ook afgevoerd op het gemeentelijke riool onder de Rooijensestraat.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Rooijensestraat geloosd worden. Dit riool heeft voldoende capaciteit voor het afvalwater van een extra woning.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.7 Advies waterschap

Met het waterschap heeft overleg plaatsgevonden. De resultaten zijn in deze paragraaf verwerkt. Het waterschap heeft op 11 juni 2018 per brief te kennen gegeven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen te hebben.

5.3.8 Conclusies

De volgende conclusies kunnen worden getrokken

  • 1. De waterdoorlatendheid van de bodem ter plaatse van het plangebied is naar verwachting slecht, in verband met het mogelijk voorkomen van leemlagen in de bodem die water tegenhouden.
  • 2. Er ligt een belangrijke beschermingszone van algemeen belang ten behoeve van de primaire waterkering. Met dit belang is uitvoerig in het ontwerp en de plaatsing van de woning rekening gehouden.
  • 3. De toename van de verharding met circa 185 m² resulteert niet in een verplichte compenserende waterberging. Het hemelwater wordt geloosd op het bestaande riool onder de Rooijensestraat.
  • 4. Het afvalwater zal geloosd worden op het bestaande riool onder de Rooijensestraat.
  • 5. Er worden geen uitlogende materialen gebruikt.
  • 6. Het plan voldoet aan het relevante waterschapsbeleid.
  • 7. Het waterplan is in samenspraak met het waterschap in een vroeg stadium opgesteld. In eerdere correspondentie met het waterschap in oktober 2017 is afgestemd dat de beleidsregels m.b.t. 'nieuwbouw' in 'een leggervlak, tussen bouwgrens en de buitendijkse zijde van de waterkering' van toepassing zijn op dit plan. Het waterschap heeft ingestemd met deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de juridische regels

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de wijzigingsbevoegdheid en wordt tevens aandacht besteed aan hoe de regels tot stand zijn gekomen en hoe zij toegepast moeten worden.

6.1 Toetsing plan aan wijzigingsregels

Zoals in paragraaf 1.3 vermeld, bevat voorliggend wijzigingsplan de onderbouwing voor de bouw van een extra woning. De voorwaarden voor het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 22.7.3 van het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013". Dit artikel wordt hierna geciteerd.

"22.7.3 Wijziging voor de bouw van extra woningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen teneinde de toevoeging van een bouwvlak en bouwaanduidingen voor de bouw van extra woningen mogelijk te maken, mits:

  • a. de benodigde onderzoeksgegevens beschikbaar zijn om een afweging aangaande de aanwezige waarden en belangen en milieu- en wateraspecten te kunnen maken teneinde een goede ruimtelijke ordening te kunnen waarborgen; uit de onderzoeksgegevens moet de geschiktheid van de gronden blijken voor de nieuwe functie;
  • b. de woningbouw past binnen het woningbouwprogramma van de gemeente Maasdriel;
  • c. de woningbouw inpasbaar is binnen het stedenbouwkundig beeld;
  • d. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de haalbaarheid van de bestemmingswijziging ook financieel is aangetoond;
  • f. de regels van dit artikel onverminderd van toepassing blijven."

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

Ad a.

Een toetsing aan de milieuwetgeving is opgenomen in paragraaf 5.1. In paragraaf 5.2 zijn de effecten van het plan op de aanwezige waarden getoetst. Paragrafen 3.3 en 5.3 bevatten een toetsing aan de wateraspecten. Daar waar onderzoeken als gevolg van de wetgeving verplicht zijn, zijn deze uitgevoerd. De conclusies van deze onderzoeken zijn in de verschillende paragrafen opgenomen. Uit de toetsingen blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad b.

Het woningbouwprogramma van de gemeente Maasdriel is nader beschreven in paragraaf 2.4.2. Hieruit blijkt dat de geplande woning past binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Ad c.

Het plan is nader toegelicht in hoofdstuk 4. Hier is ook de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de woning beschreven. De woning wordt passend in het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld geacht. Aan deze voorwaarde wordt derhalve voldaan.

Ad d.

De effecten van het plan op de waarden en belangen zijn getoetst in paragraaf 5.2. Het plan schaadt deze aangrenzende waarden en belangen niet. Er wordt voldaan aan de voorwaarde.

Ad e.

De financiële haalbaarheid van het plan is aangetoond in hoofdstuk 7. Hieruit blijkt dat het plan financieel haalbaar is. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad f.

Deze voorwaarde is overgenomen in de planregels. De regels voor de bestemmingen 'Wonen', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waterstaat - Waterkering' zijn van toepassing verklaard. De regels zijn opgenomen in bijlage 4.

Conclusie

Samenvattend wordt geconcludeerd dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

6.2 Opzet wijzigingsplan

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" (NL.IMRO.0263.BP1084-VG01), vastgesteld door de gemeenteraad op 30 januari 2014.

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig bestemmingsplan.

De gronden gelegen binnen het plangebied, zoals aangeduid op de verbeelding van dit wijzigingsplan, behouden de bestemmingen 'Wonen', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waterstaat - Waterkering'. Ook de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk 1' en 'vrijwaringszone - dijk 2' blijven onverminderd van kracht. Op de verbeelding is de bouwaanduiding 'bijgebouwen' verwijderd en is een bouwvlak opgenomen waarbinnen een vrijstaande woning met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3 respectievelijk 6 meter is toegestaan.

Als bijlage 4 zijn de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" opgenomen. Deze regels zijn van toepassing op het plangebied.

Ook de regels van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Parkeren 2018" (NL.IMRO.0263.BP1153-VG01) zijn van toepassing op het plangebied.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dat geldt ook voor mogelijke planschadevergoedingen waaromtrent een verhaalsovereenkomst met de gemeente is gesloten. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

7.2 Kostenverhaal

De gemeente Maasdriel en de grondeigenaar hebben een (anterieure) overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal conform artikel 6.12 Wro. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins' verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan ten behoeve van zienswijzen
  • 3. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan ten behoeve van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.1 Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 17 januari tot en met 27 februari 2019 ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze ingekomen. De beantwoording van deze zienswijze is opgenomen in de notitie in bijlage 5. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het wijzigingsplan.

8.2 Vaststelling door college van burgemeester en wethouders

Het wijzigingsplan "Hoenzadriel wijziging 2018, Rooijensestraat 1" is op 28 mei 2019 ongewijzigd vastgesteld.