Plan: | Kerkdriel herziening 2015, Julianastraat - Kruisstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1121-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Kerkdriel herziening 2015, Julianastraat - Kruisstraat" van de gemeente Maasdriel.
Op de adressen Julianastraat 10 tot en met 14 en Graaf Ansfriedstraat 34a tot en met 42 te Kerkdriel zijn supermarkt MCD en diverse winkels gevestigd. Naar aanleiding van het gemeentelijke beleid tot het concentreren van detailhandel in het centrum van Kerkdriel, zullen de supermarkt en de winkels de locatie aan de Julianastraat en Graaf Ansfriedstraat verlaten.
Woningstichting Maasdriel heeft beide locaties verworven met het doel in totaal 20 grondgebonden woningen te realiseren. Het betreffen woningen in de sociale huursector, passend in de taakstelling die de Minister voor Wonen en Rijksdienst aan woningbouwcorporaties heeft opgelegd.
Het project betreft de derde en laatste fase van het Centrumplan Kerkdriel, waaromtrent de gemeente een samenwerkingsovereenkomst met de woningstichting heeft gesloten.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw van 20 nieuwe woningen mogelijk.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Maasdriel, sectie K, nummers 3058, 3254, 3322, 3323, 3324, 3343, 3344 (gedeeltelijk), 3410 en 3411.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 4.940 m².
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 30 januari 2014.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING GELDEND BESTEMMINGSPLAN
Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Detailhandel', waarbinnen specifiek is aangeduid welke vormen van detailhandel gevestigd mogen zijn. Ter plaatse betreft het 'supermarkt' in het noordelijke deel en 'rijwielhandel' en 'videotheek' in het zuidelijke deel. Het realiseren van woningen anders dan de bedrijfswoningen van de drie genoemde bedrijven is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.
Binnen de bouwvlakken zijn bedrijfsgebouwen toegestaan met een hoogte van maximaal 8 meter in het noordelijke deel en maximaal 6 meter in het zuidelijke deel.
Binnen het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Dit komt in paragraaf 5.1.1 nader aan de orde.
Voorts ligt het noordelijke deel van het plangebied binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2'. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.2.7.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen rechtstreeks aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Analyse
Trede 1 - actuele regionale behoefte
Het plan is met 20 woningen als 'hard' opgenomen in het regionale woningbouwprogramma. Daarmee is de actuele regionale behoefte aangetoond.
Trede 2 - bestaand stedelijk gebied
Het plan ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van Kerkdriel. Aan de voorwaarde in deze trede wordt voldaan. Een nadere toets aan trede 3 is niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het provinciale woningbouwbeleid is vastgelegd in de nota:
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze visie geldt ter vervanging van het Streekplan uit 2005.
In de Omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen opgenomen:
Het eerste hoofddoel wordt onder meer verkregen door een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en nieuwe woongebieden.
Het ontwikkelen met kwaliteit, passend in de kenmerken van de omgeving draagt mede bij aan het tweede hoofddoel; evenals het creëren van een gezonde en veilige leefomgeving.
Analyse
Het plan omvat het realiseren van 20 sociale huurwoningen op een locatie waar thans detailhandel gevestigd is. Het betreft een ontwikkeling binnen bestaand woongebied die bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van dat woongebied.
Het plangebied bevat weinig tot geen waardevolle kenmerken. Met het plan is aangesloten bij de kenmerken van het omliggende gebied.
Tevens heeft het plan op zichzelf geen of nauwelijks invloed op de veiligheid. Het plangebied ligt echter wel gedeeltelijk binnen de buitenbeschermingszone van de dijk. Dit komt in paragraaf 5.2.7 nader aan de orde.
Conclusie
Het plan draagt bij aan beide hoofddoelen en past daarmee in de Omgevingsvisie Gelderland.
Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 18 oktober 2014 in werking getreden.
In de Omgevingsverordening is ten aanzien van woningen slechts opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio.
In paragraaf 2.2.3 vindt een toetsing plaats aan het Kwalitatief Woonprogramma.
Conclusie
Het plan past binnen de Omgevingsverordening Gelderland.
In het Kwalitatief Woningbouwprogramma is per regio beleid opgenomen ten aanzien van:
Analyse
De verhouding huur-koop
In de periode 2010-2019 moeten conform het provinciale referentiekader in de regio Rivierenland 10.850 woningen worden gebouwd, waarvan 1.100 in de gemeente Maasdriel. Hiervan moet 55% (605) in de huursector vallen, en 31% (341) in de goedkope huursector. In 2013 heeft een monitoring plaatsgevonden, waaruit volgt dat het aantal gebouwde huurwoningen met 21% (231) aanzienlijk achterblijft bij de behoefte.
Onderhavig bouwplan omvat 20 woningen in de sociale huursector en past daarmee uitstekend in het in het woonprogramma opgenomen aantal.
Het bouwen van betaalbare woningen
De vergelijking tussen het referentiekader en het regionale totaalprogramma laat zien dat er relatief te weinig in de betaalbare segmenten (goedkope huur, betaalbare huur en goedkope koop) gebouwd gaat worden.
Onderhavig bouwplan omvat woningen die in deze categorie vallen en draagt daarmee bij aan het inlopen van de achterstand.
Nultredenwoningen
Het plan omvat eengezienswoningen in de sociale huursector. De woningen zijn bedoeld voor een brede doelgroep.
De woningen worden niet als nultredenwoningen uitgevoerd. Wel zijn de woningen vanaf de begane grond bereikbaar, is er een tweede toilet op de verdieping en zal het trapgat voldoende groot zijn voor het eventueel realiseren van een traplift. Hiermee kunnen de woningen geschikt worden gemaakt voor ouderen/hulpbehoevenden.
Totaal aantal toe te voegen woningen
Zoals vermeld zijn in de periode 2010-2019 in de regio Rivierenland bruto 10.850 nieuwe woningen nodig. Doordat er ook sloop zal plaatsvinden betekent dit een netto toename met 9.800 woningen. De gezamenlijke woningbouwprogramma's van de gemeenten in deze regio laten een ruime overprogrammering zien. Uit de monitoring volgt echter dat het aantal nieuw gebouwde woningen zelfs fors achterblijft bij het provinciale referentiekader. Er is derhalve geen directe aanleiding de gemeentelijke woningbouwprogramma's aan te passen.
De provincie Gelderland heeft bevestigd dat het plan met 20 woningen als harde plancapaciteit in het regionale woningbouwprogramma is opgenomen.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Woonvisie Gelderland.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Op 20 oktober 2011 is de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel vastgesteld. De structuurvisie fungeert als een document op hoofdlijnen, dat kaderstellend is voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.
Analyse
De structuurvisie bevat een projectenoverzicht waarin de grotere, concrete ontwikkelingen in de gemeente zijn opgenomen. Onderhavig plangebied is in het overzicht opgenomen (nr. 30. Centrumplan fase 3 (Julianastraat MCD)). In de structuurvisie is voor deze locatie rekening gehouden met 21 woningen. Voorliggend bestemmingsplan staat 20 woningen toe, waarmee het plan past in de structuurvisie.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het plan past in de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel.
De gemeente Maasdriel heeft de Visie Maasdriel 2020+ opgesteld, waarin de ontwikkeling van de gemeente op lange termijn (tot 2020 en daarna) is opgenomen.
Het aspect leefbaarheid heeft de komende decennia prioriteit. Een goede leefbaarheid wordt onder meer verkregen door de beschikbaarheid van voldoende goede en betaalbare woningen.
Analyse
Het plan omvat woningen in het betaalbare segment en draagt daarmee bij aan het bevorderen van de leefbaarheid van Maasdriel.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Visie Maasdriel 2020+.
De gemeente Maasdriel beschikt over een woningbouwprogramma tot het jaar 2020. Op 30 januari 2014 heeft de gemeenteraad - onder invloed van de economische omstandigheden - een 'herijking' van het woningbouwprogramma vastgesteld.
Onderhavig plan is (als Centrumplan fase 3) met 22 woningen in de herijking opgenomen. Het plan omvat 20 woningen en is daarmee passend in het woningbouwprgramma.
Ten behoeve van een samenhangende herontwikkeling van een aantal locaties in en om het centrum van Kerkdriel hebben de gemeente Maasdriel en Woningstichting Maasdriel een ontwikkelingsplan opgesteld: Centrumplan Kerkdriel.
Het Centrumplan wordt in drie fasen uitgevoerd, grofweg:
De drie fasen hebben een functionele en een financieel-economische samenhang. De fasen 1 en 2 zijn inmiddels uitgevoerd.
Voorliggend plan betreft de derde en laatste fase van het Centrumplan. Oorspronkelijk was hierin de bouw van appartementen voorzien. Gezien de veranderde woningmarkt is het plan in overleg met de betrokken partijen bijgesteld, en worden grondgebonden woningen gerealiseerd.
Conclusie
Het plan past binnen het Centrumplan Kerkdriel.
In oktober 2008 heeft de gemeenteraad het Speelruimteplan "Buiten zijn, ja leuk!" vastgesteld. Dit beleidsplan geeft invulling aan het realiseren van uitnodigende plekken ten behoeve van spelen, bewegen en ontmoeten.
In het speelruimteplan wordt onderscheid gemaakt in formele en informele speelruimten voor drie leeftijdscategorieën.
De nieuwe driehoekige ruimte aan de Julianastraat kan worden ingericht als informele speelruimte voor kinderen tot en met 5 jaar.
Het overige gemeentelijk beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied en omgeving.
Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING EN PLANGEBIED
Het plangebied is onderdeel van een woonbuurt uit de jaren '50 van de vorige eeuw, die ten noorden van het centrum van Kerkdriel is gevormd. Het beloop van de Julianastraat is veel ouder en dateert van vóór 1800.
Langs de Kromsteeg ligt een kleine concentratie van detailhandel, horeca en andere bedrijfsactiviteiten, tezamen een klein buurtcentrum vormend. Ook de winkels aan de Graaf Ansfriedstraat 34a tot en met 42 (binnen het plangebied) zijn hier onderdeel van. De supermarkt MCD ligt wat meer ter zijde.
De woonbuurt wordt aan de noordzijde begrensd door de Maasbandijk. Het betreft een primaire waterkering gelegen aan een dode Maasarm, die in directe verbinding staat met de rivier.
Het plangebied is onderdeel van het stedenbouwkundige blok Julianastraat, Oud Munterstraat, Kruisstraat en Graaf Ansfriedstraat.
Het plangebied wordt overwegend omgeven door vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Aan de oostzijde van de Kruisstraat zijn relatief recent enkele blokken met aaneengebouwde woningen gerealiseerd.
Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan.
Het stedenbouwkundig plan is opgenomen in bijlage 1. Alle bestaande gebouwen en verhardingen binnen het plangebied zullen worden gesloopt c.q. verwijderd, behoudens de parkeerplaatsen aan de Graaf Ansfriedstraat.
Het plan omvat de bouw van 20 grondgebonden woningen in de sociale huursector. De woningen worden in een traditioneel verkavelingspatroon gerealiseerd, met bouwblokken langs de bestaande straten Kruisstraat, Julianastraat en Graaf Ansfriedstraat. Bij de situering van de nieuwe bebouwing is rekening gehouden met twee bestaande bouwmassa's: een vrijstaande woning in één bouwlaag met kap (Julianastraat 8) en een blok van vier woningen in twee bouwlagen met kap (Kruisstraat 5-11). Het plangebied wordt daarmee onderdeel van de bestaande stedenbouwkundige context.
Langs de Kruisstraat is een nieuw bouwblok voorzien met zeven woningen evenwijdig aan de straat.
Aan de zijde van de Julianastraat worden twee nieuwe bouwblokken van respectievelijk drie en zeven aaneengebouwde woningen gerealiseerd. Het grotere bouwblok is bij de aansluiting van oud en nieuw (noordzijde) onder een hoek geplaatst ten opzichte van de as van de rijbaan. Hiermee ontstaat een driehoekige ruimte: een stedenbouwkundige verbijzondering. Het kleinere blok vormt de overgang naar de bestaande vrijstaande woning.
Aan de Graaf Ansfriedstraat is ruimte voor een bouwblok van drie woningen, die zodanig zijn gesitueerd dat de aanwezige parkeerplaatsen behouden kunnen blijven.
De nieuwe woonpercelen zijn smal en diep, en hebben een invulling van voortuin, woning en diepe achtertuin. De perceeloppervlakten variëren van 120 m² tot 220 m².
De woningen worden uitgevoerd in een traditionele architectuur binnen een omgeving met traditionele baksteenarchitectuur, waarbij het beeld wordt bepaald door gemetselde gevels en staande gevelopeningen. De woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen en worden overwegend voorzien van een kap. Bij de langere bouwblokken worden de eindwoningen voorzien van topgevels.
Het plan houdt geen aanpassing in van het beloop van de aangrenzende straten. Ook worden er geen nieuwe straten gerealiseerd.
De inrichting van de openbare ruimte wordt vooral bepaald door de vraag naar voldoende parkeermogelijkheden voor bewoners en bezoekers. Het plan omvat percelen met kleine voortuinen en achtertuinen die niet bereikbaar zijn voor de auto, waardoor het parkeren grotendeels in de openbare ruimte moet worden opgelost.
Langs de westzijde van de Kruisstraat ligt reeds een groot aantal parkeerplaatsen (haaks parkeren). Deze zijn relatief recent aangelegd. In het plan is voorzien in nog meer parkeerplaatsen, en in groene hagen om de parkeerplaatsen in te passen. Tussen de parkeerplaatsen en de voortuinen van de woningen wordt een voetpad aangelegd.
Met het beëindigen van de detailhandelsfunctie wordt de weginrichting aangepast. Langs de Julianastraat verdwijnen de inritten naar het parkeerterrein op het MCD-terrein. Hier worden haaks- en langsparkeerplaatsen met groene hagen en een voetpad aangelegd. Om veilig te kunnen terugsteken zijn de parkeerplaatsen op enige afstand van de rijbaan aangelegd.
De driehoekige ruimte die als gevolg van de hoekverdraaiing van de woningen is ontstaan krijgt een groene invulling. Alhoewel klein van maat zal deze plek worden ingericht mede met het oog op een speelmogelijkheid voor de jongste kinderen.
Om de effecten van het plan op het verkeer op de omliggende straten te beoordelen, is een vergelijking gemaakt tussen de bestaande en nieuwe situatie. Daarbij zijn de kencijfers uit de digitale publicatie "ASVV 2012" van CROW (versie 30 oktober 2012) gehanteerd, meer specifiek de cijfers voor de rest van de bebouwde kom in niet stedelijk gebied. Onderstaande tabel geeft de verkeersaantrekkende werking (in motorvoertuigen per etmaal) in de bestaande en nieuwe situatie weer.
VERKEERSAANTREKKENDE WERKING BESTAANDE SITUATIE
functie | oppervlakte | kencijfer (in mvt/etmaal) | aantal (in mvt/etmaal) |
supermarkt | 1.400 m² | 113,9 per 100 m² bvo | 1.595 |
detailhandel | 1.150 m² | 53,7 per 100 m² bvo | 618 |
totaal | 2.213 |
VERKEERSAANTREKKENDE WERKING NIEUWE SITUATIE
functie | aantal | kencijfer (in mvt/etmaal) | aantal (in mvt/etmaal) |
woningen (soc. huur) | 20 | 6,0 per woning | 120 |
totaal | 120 |
Volgens de kengetallen is de verkeersaantrekkende werking in de huidige situatie circa 2200 motorvoertuigen per etmaal. Na uitvoering van het plan zal de verkeersaantrekkende werking aanzienlijk afnemen tot 120 motorvoertuigen per etmaal. Dit is gunstig voor de intensiteiten op de omliggende wegen en vooral de Julianastraat.
Zeven woningen worden ontsloten op de Kruisstraat, tien op de Julianastraat en drie op de Graaf Ansfriedstraat. De straten hebben voldoende capaciteit om de verkeersaantallen te verwerken.
De gemeentelijke parkeernorm bedraagt 2,0 parkeerplaatsen per woning. Om te kunnen bepalen of in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien is een parkeerbalans opgesteld. Daarbij zijn de in voorliggend plan opgenomen ontwikkelingen in samenhang met de directe omgeving beoordeeld. De parkeerbalans is opgenomen als bijlage 2.
In de parkeerbalans is een beoordelingsgebied aangegeven waarin de nieuwe woningen zijn opgenomen, alsmede een deel van de bestaande woningen aan de west- en oostzijde van de Kruisstraat. Daarnaast zijn de bestaande functies direct buiten het beoordelingsgebied bekeken. Uit de parkeerbalans volgen de volgende conclusies:
Het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen.
Onderdeel van het bestemmingsplan vormt het stedenbouwkundige beeldkwaliteitskader. De behoefte aan een beeldkwaliteitskader komt voort uit de wens te komen tot een stedenbouwkundig harmonisch geheel. De kwaliteit van een stedenbouwkundige ruimte wordt bepaald door de samenhang tussen de inrichting van enerzijds de openbare ruimte en anderzijds de aangrenzende particuliere percelen.
Voor het plangebied zal een beeldkwaliteitplan worden opgesteld, dat door de gemeenteraad afzonderlijk wordt vastgesteld en daarmee als aanvulling op de welstandsnota fungeert.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Op 18 april 2013 heeft de gemeente Maasdriel eigen archeologiebeleid vastgesteld. Op basis van onderzoek zijn aan het grondgebied van de gemeente archeologische verwachtingswaarden toegekend. In beginsel geldt dat activiteiten in de bodem voorafgegaan moeten worden door een archeologisch onderzoek. Per zone is aangegeven voor welke activiteiten (oppervlakte en diepte) een vrijstelling geldt. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de archeologische beleidskaart weer.
UITSNEDE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART
Het plangebied ligt in een zone met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde (categorie 5). Binnen deze zone geldt een vrijstelling voor activiteiten in de bodem met een oppervlakte kleiner dan 1000 m² ongeacht de diepte, en voor activiteiten met een grotere oppervlakte waarbij niet dieper dan 30 centimeter geroerd wordt.
Er is op dit moment nog geen uitgewerkt bouwplan. De gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe woningen zal ongeveer 1000 m² bedragen, hetgeen betekent dat de vrijstellingsgrens overschreden kan worden.
Om de archeologische waarde nader te bepalen heeft Vestigia een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de nieuwbouw van woningen aan de Julianastraat-Kruisstraat te Kerkdriel, gemeente Maasdriel" (13 oktober 2015, nr. V1319).
Vestigia concludeert dat ter plaatse van het gehele plangebied geen archeologische waarden te verwachten zijn in de bovenste 120 cm van de grond. Omdat niet uit te sluiten is dat er dieper wordt gegraven, is in voorliggend bestemmingsplan derhalve de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving liggen of staan geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Het plan tast geen cultuurhistorische objecten aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:
Quickscan natuurwaarden - juli 2014
Op basis van een quickscan heeft Staro Natuur en Buitengebied onderzocht welke natuurwaarden binnen het plangebied aanwezig zijn en op welke wijze het plan hierop effect heeft: "Quickscan flora en fauna, Julianastraat/Kruisstraat te Kerkdriel" (juli 2014, nr. 14-0187a). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Ten aanzien van de beschermde gebieden concludeert Staro dat het plan vanwege de ligging en het kleinschalige karakter geen nadelige effecten heeft op Natura 2000-gebieden en de ecologische hoofdstructuur.
Ten aanzien van de beschermde soorten concludeert Staro dat:
Vleermuisonderzoek - oktober 2014
Naar aanleiding van de conclusies uit de quickscan heeft Staro Natuur en Buitengebied een onderzoek verricht naar de aanwezigheid van vleermuizen. De resultaten zijn opgenomen in de notitie "Resultaten vleermuisonderzoek Julianastraat / Kruisstraat te Kerkdriel" (16 oktober 2014, nr. 14-0187), die als bijlage 5 is bijgevoegd.
Staro concludeert dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatief effect heeft op de in de omgeving aanwezige vleermuizen en de functies die het plangebied en de omgeving daarvan voor deze dieren vervult. De ontwikkeling heeft ten aanzien van vleermuizen geen overtreding van de Flora- en faunawet tot gevolg.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Waterschap Rivierenland heeft het Waterbeheerplan 2010-2015 opgesteld. Het plan gaat over het waterbeheer in het gehele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap.
Voor voorliggend plan is vooral het voorkomen van wateroverlast aan de orde. Voor nieuw stedelijk gebied geldt dat dit zodanig ontworpen dient te zijn dat er voldoende ruimte voor water is. Een perceeleigenaar dient het hemelwater zelf zoveel mogelijk op te vangen op zijn perceel.
Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit van belang. De chemische waterkwaliteit mag niet verslechteren ten opzichte van de toestand in het jaar 2000. Voorkomen moet worden dat prioritaire (vervuilende) stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen.
Analyse
In het kader van het totale Centrumplan Kerkdriel is de verwerking van het hemelwater onderzocht en is er besloten het hemelwater op te vangen en naar een bovengrondse bergingsvoorziening direct buiten het bebouwde gebied van Kerkdriel te leiden.
Er worden geen uitlogende materialen gebruikt, waarmee vervuiling van het water wordt voorkomen.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid in het Waterbeheerplan 2010-2015.
De Nota Rioleringsbeleid bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.
Ten aanzien van onderhavig plan is de afkoppeling van het hemelwater aan de orde. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden. Er wordt gestreefd naar een afkoppeling van 100%.
Analyse
Om zoals hiervoor beschreven het hemelwater te kunnen afvoeren naar de bergingsvoorziening is het noodzakelijk dat er gebruik kan worden gemaakt van een gescheiden rioolstelsel. Rondom het plangebied liggen hiervoor voldoende mogelijkheden. Binnen het plangebied wordt in een gescheiden aanlevering voorzien.
Conclusie
Het plan past binnen het Rioleringsbeleid 2005.
De nota "Samen door één buis" bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.
Ten aanzien van onderhavig plan is de afkoppeling van het hemelwater aan de orde. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden. Er wordt naar gestreefd om geen hemelwater aan te sluiten op het riool.
Samen met de gemeente Zaltbommel en Waterschap Rivierenland heeft de gemeente Maasdriel het Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2012-2016 opgesteld waarin het waterbeleid is opgenomen. Het waterplan bevat ambities ten aanzien van onder meer de waterkwantiteit en -kwaliteit, ecologie en stedelijk grondwater.
Analyse
In deze waterparagraaf zijn diverse kwantitatieve en kwalitatieve wateraspecten opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het Water- en rioleringsplan.
Conclusie
Het plan past binnen het Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2012-2016.
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.3.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een kleibodem. De waterdoorlatendheid is slecht.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig en wordt geen oppervlaktewater aangelegd.
De hoogte van het maaiveld bedraagt circa 4,30 meter boven NAP (m +NAP) (bron: Algemene Hoogtekaart Nederland). Het waterschap heeft het zomerpeil in dit gebied bepaald op 2,80 m +NAP. Hierdoor is te verwachten dat het grondwater niet tot overlast zal leiden.
In het kader van het gehele Centrumplan Kerkdriel (waarvan onderhavig plan onderdeel is) heeft Breijn uit Vught onderzoek verricht naar de mogelijkheden van verwerking van het hemelwater: rapport "Centrumplan Kerkdriel, Waterhuishoudkundig onderzoek" (17 juli 2008, nr. 1608039). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 opgenomen. Het onderzoek omvat de gezamenlijke waterhuishoudkundige beoordeling van vier ontwikkelingslocaties in Kerkdriel.
Uit het onderzoek volgt dat er voor de vier locaties tezamen per saldo een toename is van bebouwing en verharding. Voor onderhavig plangebied is echter sprake van een afname. Omdat er ter plaatse van de vier locaties, vanwege de hoge grondwaterstand en de daaraan gerelateerde benodigde oppervlakte, geen infiltratiemogelijkheden zijn, is voorgesteld om aan de Kloosterstraat een bovengrondse bergingsvoorziening aan te leggen. In 2009 is in overleg met de betrokken partijen besloten de voorziening aan de Wertsteeg te situeren. Hierin is 63,6 m³ gereserveerd voor de berging van het hemelwater als gevolg van het gehele centrumplan. Bijlage 6 bevat tevens de gesloten overeenkomst en de verleende watervergunning ten aanzien van de aangelegde voorziening.
Aansluitend is het van belang aan te tonen dat de waterhuishouding ook binnen het plangebied voor voorliggend bestemmingsplan goed functioneert.
Het plangebied is thans volledig verhard. Het hemelwater stroomt af naar het gemengd rioolstelsel in de Julianastraat en het gescheiden stelsel in de Kruisstraat.
Het plan leidt tot een afname van het verhard oppervlak. Het hemelwater vanaf de nieuwe gebouwen en verharde oppervlakken wordt via een gescheiden systeem afgevoerd tot aan de bestaande gemengde (toekomstig gescheiden) riolering in de Julianastraat of de gescheiden riolering in de Kruisstraat. Deze keuze wordt tijdens het ontwerp samen met de gemeente Maasdriel gemaakt.
Tot slot wordt vermeld dat de gemeente voornemens is ook in de Julianastraat een gescheiden stelsel aan te leggen. De afweging hieromtrent staat los van de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op het DWA-deel van de riolering in de omliggende straten geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het buitenbeschermingsgebied. In het geldende bestemmingsplan is deze zone opgenomen binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2'. Binnen dit gebied is de Keur van het waterschap van toepassing, waarin is opgenomen dat het, in verband met een eventuele aantasting van de stabiliteit van de dijk, erboden is de volgende activiteiten uit te voeren:
Onderhavig plan omvat de sloop van de bestaande bebouwing en de nieuwbouw van woningen. Dit zijn geen verboden activiteiten. Daarmee kan worden geconcludeerd dat het plan geen negatief effect heeft op de stabiliteit van de primaire waterkering Maasbandijk.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Verkennend bodemonderzoek - januari 2007
Om de bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Verhoeven Milieutechniek uit Zaltbommel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Julianastraat e.o. te Kerkdriel" (22 januari 2007, nr. B06.2935). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.
Bij het onderzoek zijn bodemvervuilingen aangetroffen die de bouw van nieuwe woningen belemmeringen. Verhoeven doet de aanbeveling om een nader bodemonderzoek uit te voeren om de omvang en de ernst van de vervuiling te kunnen bepalen. Daarnaast wordt geadviseerd een onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van asbest in de aangetroffen puinverharding.
Nader bodemonderzoek naar asbest - januari 2007
Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek heeft Verhoeven Milieutechniek een nader onderzoek naar asbest uitgevoerd: rapport "Nader bodemonderzoek naar asbest, Julianastraat 12 t/m 16 te Kerkdriel" (24 januari 2007, nr. B062935/briefrpp-01/LB). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 8.
Uit het onderzoek volgt een asbestverontreiniging in de puinverharding onder de asfaltlaag. Er is geen saneringsurgentie. Een begeleide sanering is echter noodzakelijk.
Aanvullend en nader bodemonderzoek - februari 2007
Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek heeft Verhoeven Milieutechniek een vervolgonderzoek uitgevoerd: rapport "Aanvullend en nader bodemonderzoek Julianastraat e.o. te Kerkdriel" (13 februari 2007, nr. B06.2935-NO). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.
Uit het onderzoek volgen vijf bodemverontreinigingen. De overige delen van het terrein zijn voldoende schoon. Gezien de omvang is er sprake van een ernstige bodemverontreiniging, die op basis van een 'spoedeisendheidbepaling' niet met spoed hoeft te worden gesaneerd.
De bodemverontreiniging vormt wel een belemmering voor de toekomstige woningbouw. Een begeleide sanering ervan is derhalve noodzakelijk.
Actualiserend bodemonderzoek naar minerale olie en nader onderzoek naar asbest - maart
2013
Met het doel de onderzoeksresultaten van de bodemonderzoeken uit 2007 te actualiseren, te bepalen of sprake is van een asbestverontreiniging in de puinverharding en na te gaan of het aanwezige asfalt teerhoudend is, heeft Verhoeven Milieutechniek opnieuw onderzoek verricht: rapport "Actualiserend bodemonderzoek naar minerale olie en nader onderzoek naar asbest, Julianastraat 12 t/m 16 te Kerkdriel" (7 maart 2013, nr. B12.5196). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 10.
Met het onderzoek zijn weliswaar afnamen van de vervuiling met minerale olie aangetroffen, maar blijft geadviseerd worden tot sanering tot beneden de tussenwaarde over te gaan om de gebruiksbeperkingen van het perceel weg te nemen.
Bij het asbestonderzoek zijn vier locaties onderzoek, daarvan is het noodzakelijk dat twee locaties gesaneerd worden. Voorts wordt aanbevolen om de puinverharding onder het asfalt na verwijdering van het asfalt te onderzoeken op asbest.
Uit het asfaltonderzoek is gebleken dat dit niet teerhoudend is.
Saneringsplan - maart 2013
Verhoeven Milieutechniek heeft een saneringsplan opgesteld (zie bijlage 11), bestaande uit twee fasen:
De sanering vindt plaats voorafgaand aan de bouw van de nieuwe woningen. Na sanering is de grond voldoende schoon voor het nieuwe gebruik.
De kosten voor de sanering zijn onderdeel van de grondexploitatie.
In het kader van het bestemmingsplan is het aspect bodem in voldoende mate onderzocht. Het plan is uitvoerbaar gebleken.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan omvat geen inrichtingen die invloed hebben op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de directe omgeving van het plangebied liggen twee bedrijven. Het betreffen:
Het restaurant aan de Julianastraat 11 betreft een categorie 1-bedrijf met een richtafstand van 10 meter. De werkelijke afstand tussen de horecabestemming en de dichtstbijzijnde nieuwe woning bedraagt 25 meter. De werkelijke afstand is groter dan de richtafstand. Het horecabedrijf is derhalve niet van invloed op het plan. Er is geen nadere beoordeling nodig.
Het perceel Julianastraat 15 heeft een bedrijfsbestemming. Voorheen was hier een groothandel in champignons gevestigd. Ter plaatse mag een bedrijf in de milieucategorieën 1 en 2 zich hervestigen. Een categorie 2-bedrijf heeft een richtafstand van 30 meter. De werkelijke afstand van de bedrijfsbestemming tot het dichtstbijzijnde bouwvlak voor de nieuwe woningen bedraagt 15 meter. Omdat de werkelijke afstand kleiner is dan de richtafstand is een nadere beoordeling noodzakelijk.
De afstand van de bedrijfsbestemming tot bestaande woningen aan de zijde van het plangebied (respectievelijk Julianastraat 17 en Julianastraat 8) bedragen 5 meter en 13 meter. Deze woningen staan dichter bij de bedrijfsbestemming dan de nieuwe woningen. De nieuwe woningen vormen geen extra beperking voor het bedrijf.
Voor het bepalen van het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen is beoordeeld waaraan een nieuw te vestigen bedrijf zich moet voldoen. Conform het Activiteitenbesluit milieubeheer mag de milieu-uitstraling van het nieuwe bedrijf niet meer bedragen dan 50 dB(A), gemeten op de gevel van de dichtstbijzijnde woning. Daarmee blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat in die woning. Zoals vermeld staan er aan de zijde van het plangebied bestaande woningen op kleinere afstand tot de bedrijfsbestemming dan de nieuwe woningen. Ter plaatse van de nieuwe woningen wordt voorzien in een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risocovolle activiteit. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Hieruit volgt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Op alle omliggende wegen is het 30 km/uur-regime van kracht. In het kader van de Wet geluidhinder is geen akoestisch onderzoek nodig.
De Julianastraat heeft het karakter van een verzamelstraat. De verkeersintensiteiten zijn daarom hoger dan gemiddeld. Omdat er tevens sprake is van een klinkerverharding is er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai nieuw te bouwen woningen Julianastraat en Kruisstraat te Kerkdriel" (DPA Cauberg-Huygen, 2 oktober 2014, nr. 20140751-02). Het onderzoeksrapport is als bijlage 12 bijgevoegd.
Uit het onderzoek volgt dat de gevelbelasting van alle nieuwe woningen aan de Julianastraat en Graaf Ansfriedstraat en de meest noordelijke woning aan de Kruisstraat de voorkeursgrenswaarde (48 dB) overschrijdt, maar lager is dan de maximaal te ontheffen grenswaarde (63 dB). Omdat de Wet geluidhinder niet van toepassing is, is het verlenen van een hogere waarde echter niet aan de orde.
Conform het Bouwbesluit bedraagt het hoogst toelaatbare binnenniveau in de woning 33 dB. Een standaard gevel van een woning heeft een geluidwering van 20 dB. Voor alle gevels waarop de belasting maximaal 53 dB bedraagt volstaat de standaard gevel. Voor de overige woningen moeten (beperkte) voorzieningen worden getroffen om aan het Bouwbesluit te kunnen voldoen.
Alle woningen - behoudens twee woningen aan de Graaf Ansfriedstraat - beschikken over en geluidluwe gevel. Voor de twee woningen aan de Graaf Ansfriedstraat zullen ook de achtergevel voorzieningen moeten worden aagebracht om aan het hoogst toelaatbare binnenniveau te kunnen voldoen.
Een nadere beoordeling van het aspect geluidhinder in relatie tot het Bouwbesluit vindt plaats in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen.
De resultaten van het akoestisch onderzoek vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
Het uitgangspunt is dat voldaan moet worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht en daarmee aan de grenswaarden voldoen. Woningbouwlocaties met niet meer dan 1500 woningen en minimaal één ontsluitingsweg behoren hiertoe.
Onderhavig plan omvat 20 woningen en behoort daarmee tot genoemde categorie. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht en voldoen daarmee aan de Wet milieubeheer hieromtrent.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Uit onderzoek is echter gebleken dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de de volgende grenswaarden van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke verkeers- of vaarwegen. Er mag worden aangenomen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De gemeente Maasdriel heeft op 16 december 2010 de Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. De verordening is op 3 maart 2011 in werking getreden.
In de verordening zijn voor de kern Kerkdriel geen afwijkende geurnormen vastgesteld. De in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vastgelegde norm is van toepassing (artikel 3, lid 1 Wgv): 2,0 odour units per m³ lucht (ou/m³).
Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied van Kerkdriel. Ten tijde van het vaststellen van de geurverordening lag er geen intensieve veehouderij in de directe nabijheid van Kerkdriel. Op basis van de geurverordening heeft er zich sindsdien geen intensieve veehouderij kunnen vestigen die zou leiden tot een geurbelasting boven de genoemde norm.
De bij de verordening behorende Geurgebiedsvisie bevat een kaart met de achtergrondbelasting in de maximale situatie. Deze bedroeg ten tijde van vaststelling van de verordening maximaal 1,5 ou/m³ voor de gehele kern Kerkdriel. Er is sprake van een zeer goed geurklimaat.
In de Geurgebiedsvisie is een groot aantal ruimtelijke ontwikkelingen getoetst. Onderhavig plan betreft locatie 46. Voor deze locatie is aangegeven dat er "geen spanning" is ten aanzien van veehouderijen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 - de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen - zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan echter ruimschoots onder de drempelwaarde van 2000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt én gelet op de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieu-analyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significante nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij de planregels van het omliggende bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013".
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Verkeer (artikel 3)
Het openbare gebied met voetpaden en parkeerplaatsen is binnen de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Er is qua regels aangesloten bij het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013".
Wonen (artikel 4)
De nieuwe woningen worden binnen de bestemming 'Wonen' gerealiseerd. De bestemming heeft een flexibele opzet. Het type woningen is vastgelegd. De grote bouwvlakken geven ontwerpvrijheid, zonder dat dat ten koste kan gaan van de stedenbouwkundige kwaliteit.
Waarde - Archeologie 5 (artikel 5)
De dubbelbestemming uit het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" is in voorliggend plan overgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene gebruiksregels (artikel 7)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als stijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Voorts zijn regels opgenomen ten aanzien van standplaatsen.
Algemene aanduidingsregels (artikel 8)
Dit artikel bevat de regels behorende bij de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' die vooral de functie heeft te signaleren dat de Keur van toepassing is.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages, en het plaatsen van voorzieningen van algemeen nut. Daarnaast zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor het toestaan van mantelzorg, bed & breakfast en evenementen opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 10)
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsbevoegdheid voor het toestaan van een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels (artikel 11)
In dit artikel zijn de procedureregels voor het stellen van nadere eisen vervat.
Overige regels (artikel 12)
In dit artikel zijn de verhoudingen tussen enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen, alsmede een verwijzing naar de gemeentelijke parkeernormen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 13)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud
en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.
Slotregel (artikel 14)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan betreft een aantal aspecten. Eerst moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er vraag naar de voorgenomen ontwikkeling. Vervolgens moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, beschikt de initiatiefnemer over voldoende financiële middelen om de plannen te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid blijkt uit de gemeentelijke grondexploitatie. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid Wro, is onderdeel van de grondexploitatie.
Uit het provinciale en gemeentelijke woningbouwbeleid volgt dat er een wezenlijke behoefte is aan huurwoningen in de goedkope sector. Het plan voorziet hierin.
Daarmee wordt tevens invulling gegeven aan het beleid dat de minister aan woningbouwcorporaties heeft opgelegd.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.
Overige kosten
De kosten voor de benodigde sanering van de bodem zijn opgenomen in de exploitatieberekening.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft een klein deel van gronden binnen het plangebied in bezit. Het betreft openbaar gebied aan de Graaf Ansfriedstraat. Dit deel blijft onveranderd of wordt door de initiatiefnemer meegenomen in de herinrichting van de openbare ruimte.
Planschade
Tussen initiatiefnemer en gemeente is een planschadeovereenkomst gesloten.
Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Op dit project wordt de Crisis- en herstelwet van toepassing verklaard.
Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 19 februari tot en met 1 april 2015 ter inzage gelegen. Op 29 oktober 2014 heeft een informatieavond plaatsgevonden.
Het eindverslag van de inspraakprocedure is als bijlage 13 opgenomen.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Het verslag van dit overleg is als bijlage 13 opgenomen.
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 6 augustus tot en met 16 september 2015 ter inzage gelegen. De reactienota met de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 14.