direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied herziening 2014, Zandweg 17
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1104-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2014, Zandweg 17" van de gemeente Maasdriel.

Op het adres Zandweg 17 te Ammerzoden is champignonkwekerij "De Hopwaag" van de heer en mevrouw Van Hemert gevestigd. Ten noorden van de kwekerij liggen "Hoppies Dooltuinen", een terrein met onder andere doolhoven en een midgetgolfbaan, dat eveneens in eigendom van de familie Van Hemert is.

De initiatiefnemers zijn voornemens om de bebouwing ten behoeve van de kwekerij uit te breiden. Hiervoor is een vergroting van het agrarisch bouwperceel aan de noordwestzijde noodzakelijk. Omdat het agrarisch bouwperceel thans al een oppervlakte heeft van meer dan 1,5 ha en derhalve niet verder vergroot mag worden, zal aan de zuidoostzijde een deel van het bouwperceel verwijderd worden.

Daarnaast wenst de initiatiefnemer de huidige dooltuinen ten noorden van de kwekerij uit te breiden tot een speellandschap van zo'n 7 hectare met een groter recreatief en educatief aanbod.

De vormverandering van een agrarisch bouwperceel is in principe mogelijk via een wijziging ex artikel 11 WRO van het bestemmingsplan "Buitengebied, binnendijks deel". In dit geval wordt niet aan alle voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid voldaan. Ook voor het realiseren van het speellandschap is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Daarom wordt voor beide ontwikkelingen één bestemmingsplanprocedure doorlopen.

1.2 Plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0001.jpg"

topografische situatie

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0002.jpg"

kadastrale situatie

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Maasdriel, sectie M, nummers 104, 703 en 704.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca 94.160 m² (circa 9,42 ha). De gronden zijn eigendom van de heer J.M. van Hemert.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen:

  • 1. "Buitengebied, binnendijks deel":
  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22 februari 2006;
  • goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 17 oktober 2006;
  • onherroepelijk door uitstpraak Raad van State d.d. 13 februari 2008;
  • 2. "Buitengebied herziening 2009 reparatieplan":
  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 januari 2012;
  • onherroepelijk na uitspraak Raad van State d.d. 24 oktober 2012.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied, binnendijks deel". De ligging van het plangebied is aangegeven. De verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009 reparatieplan" is voor dit plan niet relevant. Er wordt getoetst aan het bestemmingsplan "Buitengebied, binnendijks deel".

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0003.jpg"

uitsnede plankaart bestemmingsplan "Buitengebied, binnendijks deel"

Het gehele plangebied ligt binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met landschaps- en cultuurhistorische waarden'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:

  • agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • behoud en herstel van de openheid van de gronden met de aanduiding 'karakteristiek komgebied';
  • waterstaatkundige doeleinden;
  • extensief recreatief medegebruik;
  • paden en landwegen;
  • verkeersvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

De nadere detaillering van de doeleinden is als volgt:

  • per op de kaart aangegeven agrarisch bouwperceel is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • een champignonbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "champignons";
  • het hele gebied binnen deze bestemming mag in beginsel worden gebruikt voor extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan, zoals picknicktafels, bankjes, bewegwijzering.

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten behoeve van agrarische bedrijven, burgerwoningen en openbaar nut. Een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen.

Voor gebouwen bij agrarische bedrijven geldt:

  • de maximale goothoogte bedraagt 6,5 meter;
  • de maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter;
  • op de inhoud van bedrijfsgebouwen is geen beperking gelegd.

Naast deze bestemming ligt het plangebied tevens binnen twee aanduidingen:

  • karakteristiek komgebied: deze aanduiding dient ter behoud en herstel van de openheid van deze gronden;
  • waterberging zoekgebied: nieuwe ontwikkelingen binnen gronden met deze aanduiding mogen de belangen van de waterberging niet aantasten; hiertoe wordt het betrokken waterschap gehoord.

Wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO
Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van verandering/vergroting van het agrarisch bouwperceel, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf. De inhoud van de wijzigingsbevoegdheid alsmede de toetsing van de voorgestane ontwikkelingen aan deze bevoegdheid is volledigheidshalve opgenomen in paragraaf 2.4.2.

1.4 Leeswijzer

Dit rapport is voorts als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het beleid waaraan het plan moet voldoen.
  • In hoofdstuk 3 is een gebiedsanalyse van het plangebied en omgeving opgenomen.
  • In hoofdstuk 4 wordt het feitelijke (steden)bouwkundig plan beschreven.
  • Hoofdstuk 5 vervolgt met de met het plan samenhangende uitvoeringsaspecten: waarden, waterhuishouding en milieu.
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische aspecten (planregels en plankaart).
  • De financiële aspecten komen in hoofdstuk 7 aan bod.
  • Hoofdstuk 8 tenslotte bevat een rapportage van de resultaten van de procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt kort het relevante vigerende beleid met betrekking tot onderhavig project toegelicht. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • regionaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

2.1 Nationaal niveau

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:

  • 1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 2. Militaire terreinen en -objecten
  • 3. De Wadden
  • 4. De kust (inclusief primaire kering)
  • 5. De grote rivieren
  • 6. De Werelderfgoederen
  • 7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor
  • 8. Veiligheid vaarwegen
  • 9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening
  • 10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer
  • 11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen
  • 12. Reservering voor rivierverruiming Maas
  • 13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Voor het plangebied is geen sprake van een van de bovenstaande nationale belangen.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.

2.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.2 Provinciaal niveau

2.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Op 29 juni 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. Het beleid is derhalve van kracht gebleven.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0004.jpg"

uitsnede Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling

Analyse
De provincie Gelderland beschouwt voedselproductie als de primaire functie van agrarische bedrijven. Hiervoor zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Op basis van het Streekplan is de vormverandering van het agrarische bouwperceel mogelijk.

Voor intensieve recreatievoorzieningen binnen de waardevolle landschappen geldt het 'ja-mits'-beginsel. Het al dan niet toestaan is naar de aard, schaal en verschijningsvorm van initiatieven in deze gebieden nadrukkelijk afhankelijk van de effecten op de kernkwaliteiten en gebiedskenmerken. Binnen het plangebied is sprake van een 'karakteristiek komgebied'. Het speellandschap speelt in op de karakteristieke openheid van het landschap, zie ook paragraaf 4.1.2. Daarnaast is rekening gehouden met het waterbergingszoekgebied door ontwikkeling van nieuwe waterlopen en een waterpartij.

Er wordt in hoge mate rekening gehouden met de aanwezige kernkwaliteiten en gebiedskenmerken.

Conclusie
Voorgestane ontwikkelingen voldoen aan het bepaalde in het Streekplan Gelderland 2005.

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 1 maart 2011 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Het plan omvat de vormverandering van een agrarisch bouwperceel en de toevoeging van een recreatief speellandschap. Deze twee onderdelen worden hierna apart getoetst aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Voor deze ontwikkeling is artikel 2, lid 2 en lid 3, onder a. van toepassing.

"Artikel 2 - Verstedelijking

[...]

2.2 Nieuwe bebouwing toegestaan
In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan:

  • a. binnen bestaand stedelijk gebied,
  • b. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
  • c. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70 geldt,
  • d. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen,
  • e. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8.

[...]

2.3 Nieuwe bebouwing onder voorwaarden toegestaan
In afwijking van 2.2 kan in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt:

  • a. indien de nieuwe bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied;
  • b. [...];
  • c. [...];
  • d. [...]."

Analyse
Het plangebied is geen onderdeel van de in artikel 2, lid 2, genoemde gebieden.

Op basis van het bepaalde in artikel 2, lid 3, onder a kan medewerking worden verleend aan de uitbreiding van de champignonkwekerij, omdat het agrarische bebouwing betreft die functioneel gebonden is aan het buitengebied. De bebouwing behorende bij het speellandschap is verbonden aan de champignonkwekerij en daarmee ook functioneel verbonden met het buitengebied.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening is overigens geen beleid opgenomen aangaande het speellandschap.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

2.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.3 Regionaal niveau

2.3.1 Structuurvisie Rivierenland 2004-2015

In het kader van de voorbereiding van het Streekplan Gelderland 2005 is de Structuurvisie Rivierenland 2004-2015 opgesteld. Ten aanzien van de ontwikkeling van agrarische activiteiten is in de Structuurvisie Rivierenland geen specifiek beleid opgenomen.

2.3.2 Overig regionaal beleid

Het beleid van Waterschap Rivierenland is opgenomen in de waterparagraaf (paragraaf 5.2). Het overige regionale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.4 Gemeentelijk niveau

2.4.1 Structuurvisie Maasdriel

Op 20 oktober 2011 is het document Structuurvisie en plan-MER Maasdriel vastgesteld. Deze structuurvisie betreft een actualisering van de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004-2015.

Champignonkwekerij De Hopwaag
Onderhavig plangebied ligt binnen de komgronden waar openheid is. De gemeente wil de bestaande agrarische bedrijven hier de mogelijkheid bieden om naar redelijkheid uit te breiden. Verdergaande verstedelijking en ongewenste bebouwing in het open gebied is niet toelaatbaar.

Het plan betreft de uitbreiding van de bestaande champignonkwekerij door verlenging van de bestaande champignoncellen. Dit is passend binnen het structuurvisiebeleid.

Hoppies Dooltuinen
Op de komgronden kan de mogelijkheid worden geboden om nevenactiviteiten op agrarische bedrijven te laten ontwikkelen. Gedacht wordt aan zaken als extensieve recreatie en zorg op de boerderij. Hierbij geldt als voorwaarde dat verbreding niet ten koste mag gaan van de ruimtelijke kwaliteit. Ook mag de openheid van het landschap niet worden aangetast. Een andere voorwaarde is dat deze ontwikkelingen niet mogen leiden tot een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen en tot extra beperkingen van de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving.

Het plan betreft de schaalvergroting van de bestaande dooltuinen. Dit is een ontwikkeling van extensieve recreatie. Het speellandschap is zodanig vormgegeven dat het past binnen de open karakteristiek van het komgebied. De openheid van het landschap is gewaarborgd, zoals beschreven in paragraaf 4.1.2. Ook de invloed op de verkeersafwikkeling en de omgeving is beperkt, zoals beschreven in paragraaf 4.2.1 en 5.3. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid van de structuurvisie.

Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voorliggend plan past in c.q. niet in strijd is met de Structuurvisie Maasdriel.

2.4.2 Wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO

In het bestemmingsplan "Buitengebied, binnendijks deel" geldt binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met landschaps- en cultuurhistorische waarden' een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO voor de vormverandering van een bouwperceel. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt niet gebruikt, maar er wordt voorzien in een volledige bestemmingsplanherziening. Volledigheidshalve zijn de delen van de wijzigingsbevoegdheid hieronder integraal opgenomen. De toetsing vindt plaats voor de uitbreiding van de champignonkwekerij. De realisatie van het speellandschap valt niet binnen het toetsingskader van de wijzigingsbevoegdheid.

“4.5 Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan wijzigen teneinde:

[…]

4.5.2. de op de kaart ingetekende grenzen van het bouwperceel van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, te verleggen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de vergroting of vormverandering is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarische bedrijf; hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door de gemeenteraad van Maasdriel aan te wijzen, onafhankelijke, agrarische deskundige; [I]
  • b. de waardevolle landschapselementen moeten behouden blijven; [II]
  • c. voor zover de vergroting/verandering plaatsvindt in een gebied met de aanduiding 'archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol terrein' mag de archeologische en/of cultuurhistorische waarde niet worden aangetast; dit dient te blijken uit een overgelegd archeologisch onderzoek.
    Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij de provincie Gelderland of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders van Maasdriel aan te wijzen terzake deskundige; [III]
  • d. voor zover de vergroting/verandering plaatsvindt in een gebied met de aanduiding 'Grondwaterbeschermingszone, milieubeschermingsgebied categorie II voor drinkwater' of 'Waterwingebied' mogen de grondwaterbeschermingsbelangen niet worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij de grondwaterbeheerder; [IV]
  • e. voor zover situering plaatsvindt in het op de kaart bestemmingen aangegeven 'karakteristiek komgebied' mag deze openheid niet onevenredig worden aangetast; [V]
  • f. voor zover situering plaatsvindt in het op de kaart bestemmingen aangegeven 'weidevogelgebied' mag de uitbreiding geen aantasting betekenen van de biotoopeisen voor weidevogels; [VI]
  • g. voor zover de situering plaatsvindt in het op de kaart bestemmingen aangegeven 'karakteristiek oeverwallenlandschap' mag geen aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschappelijke waarden; [VII]
  • h. voor zover de situering plaatsvindt in het op de kaart bestemmingen aangegeven 'karakteristieke verkaveling' mag geen aantasting plaatsvinden van de aanwezige perceleringskenmerken; [VIII]
  • i. de natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast; [IX]
  • j. bij bouwperceelvergroting bedraagt de maximale oppervlakte van het bouwperceel 1,5 ha; [X]
  • k. de breedte van het bouwperceel bedraagt ten minste 30 m; [XI]
  • l. de verhouding tussen de breedte en diepte van het bouwperceel bedraagt maximaal 1:3 en minimaal 1:1; [XII]
  • m. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; [XIII]
  • n. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en -kwaliteit; evenmin mag de regionale wateropgave belemmerd worden. Hiertoe dient het betrokken waterschap te worden gehoord; [XIV]
  • o. voor zover verandering/vergroting plaatsvindt binnen de gronden met de aanduiding 'waterberging zoekgebied' mogen de belangen van de waterberging niet worden aangetast; hiertoe wordt het betrokken waterschap gehoord. [XV]

De met Romeinse cijfers aangeduide voorwaarden zijn hieronder nader uitgewerkt.

Ad I
De Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen (SAAB) heeft advies uitgebracht inzake de geplande uitbreiding van de champignonkwekerij. Dit advies is als bijlage 1 opgenomen. De SAAB concludeert dat: "sprake is van een ruim volwaardig agrarisch bedrijf. Om de onderneming in zijn huidige hoedanigheid en naar de toekomst bedrijfseconomisch gezond te houden, vormt een uitbreiding/verandering van de champignonkwekerij een positieve ontwikkeling. De SAAB is dan ook van oordeel dat het voornemen tot uitbreiding van de bestaande kwekerij noodzakelijk kan worden geacht uit oogpunt van een doelmatige en toekomstgerichte agrarische bedrijfsvoering".

Ad II
In het plangebied ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding bevinden zich geen waardevolle landschapselementen. Het plangebied bestaat volledig uit grasland zonder landschappelijke waarde. Aan deze voorwaarde wordt derhalve voldaan.

Ad III
De voorgestane vergroting van het agrarisch bouwperceel vindt niet plaats binnen een gebied met de aanduiding 'archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevol terrein' zoals ingetekend op kaart 1 bestemmingen van het vigerende bestemmingsplan. De vergroting vindt echter wel plaats binnen een gebied waar volgens kaart 2 indicatieve archeologische waarden van het vigerende bestemmingsplan, een hoge verwachtingswaarde is. Ook binnen het nieuwere gemeentelijke archeologiebeleid valt het plangebied binnen een zone met archeologische verwachtingen. De beoordeling van het aspect archeologie is opgenomen in paragraaf 5.1.3.1. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Ad IV
De voorgestane vormverandering van het agrarisch bouwperceel vindt niet plaats binnen een gebied met de aanduiding 'Grondwaterbeschermingszone, milieubeschermingsgebied categorie II voor drinkwater' of 'Waterwingebied'. Een advies van de grondwaterbeheerder is niet nodig.

Ad V
De voorgestane vormverandering van het agrarisch bouwperceel vindt plaats binnen een gebied met de aanduiding 'karakteristiek komgebied'. Voorgenomen ontwikkeling omvat een relatief kleine uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de champignonkwekerij. Een groot deel van deze uitbreiding vindt plaats in het vigerend agrarisch bouwperceel. Een kleine uitbreiding van het agrarisch bouwperceel aan de noordwestkant is hiervoor noodzakelijk, terwijl aan de zuidoostzijde het bouwperceel verkleind wordt. Per saldo zal de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel afnemen. Door de beperkte toename van het bebouwd oppervlak buiten het vigerend bouwperceel wordt de openheid niet onevenredig aangetast. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Ad VI
De voorgestane vergroting van het agrarisch bouwperceel vindt niet plaats binnen een gebied met de aanduiding 'weidevogelgebied'. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Ad VII
De voorgestane vergroting van het agrarisch bouwperceel vindt niet plaats binnen een gebied met de aanduiding "karakteristiek oeverwallenlandschap". Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Ad VIII
De voorgestane vergroting van het agrarisch bouwperceel vindt niet plaats binnen een gebied met de aanduiding 'karakteristieke verkaveling'. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Ad IX
In paragraaf 5.1.1 zijn de aanwezige natuurwaarden beschreven. Deze worden niet onevenredig aangetast door de voorgenomen ontwikkeling. Aan deze voorwaarde wordt derhalve voldaan.

Ad X
Er is geen sprake van een vergroting van het bouwperceel. Per saldo zal het bouwperceel zelfs kleiner worden. In de wijzigingsvoorwaarde wordt een oppervlakte van maximaal 1,5 ha toegestaan. De oppervlakte van het vigerend bouwperceel bedraagt thans al 1,75 ha. Dit wordt 1,70 ha. Er is dus slechts sprake van een vormverandering, maar er wordt niet voldaan aan deze wijzigingsvoorwaarde. Dit is mede een reden waarom een procedure voor de herziening van het bestemmingsplan wordt doorlopen.

Ad XI
De grootste breedte van het toekomstige bouwperceel bedraagt circa 105 meter. De huidige grootste breedte bedraagt ook circa 105 meter. Er wordt dus aan deze voorwaarde voldaan.

Ad XII
Bij een breedte van circa 105 meter mag de diepte van het agrarisch bouwperceel variëren van minimaal 105 meter tot maximaal 315 meter. Onderhavig agrarisch bouwperceel wordt gewijzigd tot een diepte van circa 200 meter. Hiermee wordt voldaan aan deze wijzigingsvoorwaarde.

Ad XIII
In paragraaf 5.3.1 wordt de bodemkundige situatie beschreven. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Ad XIV
In paragraaf 5.2 wordt de waterkundige situatie beschreven. Hieruit blijkt dat de waterhuishoudkundige situatie niet aangetast wordt.

Dit concept wordt tevens ter toetsing aan het Waterschap Rivierenland toegezonden.

Ad XV
De voorgestane vormverandering van het agrarisch bouwperceel vindt niet plaats binnen een gebied met de aanduiding 'waterberging zoekgebied'. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Conclusie
Het plan voldoet aan alle voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO, op een na. De oppervlakte van het bouwperceel voldoet niet. Zoals eerder gemeld wordt echter geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

2.5 Conclusies beleidskader

Concreet houdt het beleidskader het volgende in voor de ontwikkeling van het plangebied:

  • 1. het plan past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid;
  • 2. voor de vormwijziging van het agrarisch bouwperceel wordt aan bijna alle wijzigingsvoorwaarden zoals genoemd in artikel 4.5.2 van het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied, binnendijks deel' voldaan. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid, maar er wordt een procedure voor de herziening van het bestemmingsplan doorlopen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk is de gebiedsanalyse opgenomen. Uitgangspunt daarbij is de lagenbenadering, bestaande uit:

  • de onderste laag;
  • de aanwezige infrastructuur;
  • de ruimtelijke en functionele structuur.

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0005.jpg"

wijdere omgeving

3.1 Onderste laag

3.1.1 Bodem

Ammerzoden ontstond op een oeverwal, een vruchtbaar gebied langs de Maas. Vanaf het ontstaan van Ammerzoden was de landbouw de belangrijkste economische activiteit. Van de 9e eeuw tot circa 1300 is de Bommelerwaard langzaam ontgonnen en voor landbouw geschikt gemaakt. Men werkte vanaf de oeverwallen (en de stroomruggen) steeds verder de komgronden in. In de late middeleeuwen werkten de boeren voor hun heer en (steeds meer) voor zichzelf. Op de oeverwal deed men aan akkerbouw, terwijl de zware klei van de komgronden enkel geschikt was voor hooiland, de teelt van wilgenhout en soms weidegrond. Ook de uiterwaarden werden als weidegrond gebruikt.

In de decennia na de oorlog groeide het dorp stapsgewijs, vooral in westelijke richting. De naoorlogse ruilverkaveling (jaren '60 en '70) zorgde ervoor dat veel gronden rondom Ammerzoden vruchtbaar zijn gemaakt. De landbouw werd hierdoor grootschaliger.

Zoals reeds vermeld ontstond de kern Ammerzoden op een oeverwal langs de Maas. De buurtschap Wordragen is een van oudsher op woerden (kunstmatige woonheuvels) gesitueerde nederzetting. De oeverwallen en woerden liggen op ca 3,20 m +NAP en liggen daarmee bijna 1 m hoger vergeleken met de omliggende gronden (op ca 2,20 m +NAP). Ook de bebouwing binnen het plangebied zelf ligt op een dergelijke hogere plek, terwijl het agrarische perceel laag ligt (bron: www.ahn.nl).

De bodemsoort ter plaatse van het plangebied is een zogenaamde poldervaaggrond bestaande uit zavel en lichte klei (bron: www.bodemdata.nl). Poldervaaggronden zijn gronden waarin de verschillende bodemvormende processen nog weinig invloed hebben gehad. Dit zijn relatief jonge gronden met een eigen, onafhankelijk van zijn omgeving geregelde waterhuishouding. Het zijn over het algemeen goede landbouwgronden.

3.1.2 Grond- en oppervlaktewater

Ter plaatse van het plangebied is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) tussen de 40 en 80 cm onder maaiveld (bron: www.bodemdata.nl).

Ten zuiden van Ammerzoden stroomt de Maas. In het verleden heeft deze rivier aan de noordzijde om Ammerzoden heen gelopen. Hier is nog steeds de oude Maasarm in het landschap en de structuur van Ammerzoden herkenbaar.

Op het terrein zelf bevindt zich geen oppervlaktewater.

3.1.3 Ecologische structuur

Het plangebied vormt geen onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of andere ecologische structuren.

3.1.4 Landschap

Het plangebied ligt in het rivierenlandschap, bestaande uit oeverwallen, kommen en dijken. Meer specifiek ligt het plangebied in een karakteristiek komgebied, dat zich kenmerkt door grootschalige openheid. Het opgaande groen blijft hier beperkt tot laanbeplanting (onder andere langs de Zandweg en de Achterdijk) en kleine bosjes.

Binnen het plangebied zelf bevindt zich naast de erfbeplanting in de tuin rondom de woning geen opgaand groen. De grootste delen van het erf zijn verhard. Het perceel achter het bouwperceel is in gebruik als maïsakker, waarin jaarlijks verschillende maïsdoolhoven worden gemaaid.

3.2 Infrastructuur

3.2.1 Wegenstructuur

De kern Ammerzoden ligt aan de uiterwaarden van de Maas. Rondom de kern zelf liggen twee ringvormige linten met daaraan lintbebouwing. Deze ringvormige structuur volgt een oude riviermeander die geheel rondom Ammerzoden liep (Ammerzoden lag vroeger ten zuiden van de Maas). De belangrijke ontsluitingsroute voor Ammerzoden, de N831 - N832, loopt deels over deze binnenste ring. Deze route loopt vanaf Aalburg en Heusden langs de Maas richting Ammerzoden en gaat via de binnenste ring naar het noorden, richting Gameren en Zaltbommel. Haaks op de ringstructuur ligt een aantal wegen naar het buitengebied. Onderhavig plangebied ligt aan zo'n weg die het buitengebied in loopt.

Een andere belangrijke ontsluitingsroute voor Ammerzoden vormt de Ammerzodenseweg in oostelijke richting naar Hedel en de autosnelweg A2.

Het plangebied zelf is direct ontsloten op de Zandweg. Het bouwperceel grenst aan de oostzijde aan deze weg en wordt aan de andere zijden omgeven door het open buitengebied. Via de Zandweg kan men in zuidelijke richting naar de kern Ammerzoden en noordwaarts via de Vamerenweg en de Kerkwijksekade (niet afgebeeld) naar Kerkwijk. Van hieruit is de N832 te bereiken. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Lange Achterdijk.

Het wegprofiel van de Zandweg is behoorlijk smal, zeker gezien er veel vrachtverkeer over de weg rijdt. De bermen zijn op verschillende plekken stukgereden.

Het perceel heeft twee opritten naar de Zandweg. Over de zuidelijke oprit is de woning en het 'boerenerf' bereikbaar. Hier zijn parkeerplaatsen voor de woning en bezoekers aan het bedrijf.

De noordelijke oprit biedt de mogelijkheid om het gebouw met de bestaande champignonkwekerij te bereiken. Langs de noordelijke gevel van de kwekerij ligt een strook van betonplaten. Met name deze toegang wordt door het vrachtverkeer gebruikt. Via deze noordelijke toerit zijn ook "Hoppies Dooltuinen" te bereiken. Het parkeren voor de dooltuinen vindt plaats op een grasstrook parallel aan de Zandweg.

3.2.2 Waterlopen

In de polders rondom Ammerzoden ligt een groot aantal grotere en kleinere gegraven waterlopen, sloten en weteringen, die het rivierengebied voldoende droog houden. Het plangebied is volledig omgeven door sloten. Aan de zuid- en oostkant van het plangebied loopt de Kleine Wetering; een waterloop van ca 3 meter breed, tussen het plangebied en de Zandweg in.

3.3 Ruimtelijke en functionele structuur

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0006.jpg"

directe omgeving

Algemeen
De dorpskern Ammerzoden heeft een overwegende woonfunctie. De bebouwing aan de twee ringen rondom Ammerzoden bestaat uit (agrarische) bedrijven afgewisseld met woningbouw. Aan de rand van de dorpskern liggen her en der verspreid enkele concentraties van bedrijven. Ten noorden van de kern ligt (gedeeltelijk deel uitmakend van de buitenste ring) de buurtschap Wordragen. In dit cluster is de functie met name agrarisch. Onderhavig plangebied ligt in deze buurtschap.

Direct aan de zuidoostkant grenzend aan het plangebied staat een burgerwoning (op de afbeelding aangegeven met 'w'). Wat verder ten zuidoosten daarvan liggen twee agrarische bedrijven met ieder een bedrijfswoning (op de afbeelding aangegeven met 'bw'). Ook aan de Lange Achterdijk ligt een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning.

De bebouwing aan de Zandweg bestaat uit boerderijen en woonhuizen uit één laag met kap, direct aan de weg gelegen. Daarachter bevindt zich het agrarische bedrijf in een grootschaliger bebouwingscomplex. In het geval van onderhavig plangebied ligt de bedrijfsbebouwing deels achter de woning, maar is deze ook gedeeltelijk langs de weg gesitueerd.

Champignonkwekerij De Hopwaag
De heer Van Hemert is in 1986 op deze locatie gestart met een klein melkveebedrijf. Daarbij huurde hij twee champignoncellen elders in Ammerzoden. Tussen 1990 en 2008 zijn op het agrarisch bouwperceel verschillende champignoncellen en -loodsen gebouwd. De heer Van Hemert is in 1997 gestopt met de melkveehouderij en heeft zich volledig gericht op de champignonteelt.

Er staat nu een vijftal kleinere en grotere bedrijfsgebouwen ten behoeve van de champignonkwekerij en opslag. De bedrijfsgebouwen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 6.640 m². Ten noorden van de grote champignonhal ligt een laad- en losvloer van betonplaten. Deze heeft een oppervlakte van circa 1.250 m².

In de zuidoosthoek van het perceel staat het woonhuis, bestaande uit één laag met een rieten kap met een oppervlakte van zo'n 140 m².

Naast de familie van Hemert zijn thans dagelijks 24 personen werkzaam bij de champignonkwekerij.

Hoppies Dooltuinen
Aan de noordzijde van het champignonbedrijf exploiteren de initiatiefnemers sinds 2006 tevens "Hoppies Dooltuinen"; een doolhofpark met thans onder andere de volgende voorzieningen:

  • verschillende maïsdoolhoven;
  • 18 holes midgetgolfbaan;
  • traptractoren;
  • speeltoestellen;
  • klauterberg;
  • blote voetenpad;
  • horecagelegenheid in een oude SRV-wagen.

De maïsdoolhoven liggen op het gehele westelijke terreindeel achter de champignonkwekerij. De andere activiteiten vinden plaats in de noordoosthoek van het perceel, in de hoek tussen de Zandweg en de Achterdijk. Deze zijn direct zichtbaar vanaf de openbare weg en ogen wat rommelig. Ook het parkeerveld dat direct aan de Zandweg ligt, zorgt voor een rommelige aanblik.

Jaarlijks komen er tussen de 3.000 en 4.000 bezoekers naar "Hoppies Dooltuinen".

Hoofdstuk 4 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Het plan valt onder te verdelen in twee initiatieven die in het volgende hoofdstuk apart worden beschreven en toegelicht, te weten:

  • vormverandering van het bouwperceel ten behoeve van de champignonkwekerij;
  • ontwikkeling van de nevenactiviteiten van "Hoppies Dooltuinen".

Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. bouwplan;
  • 2. verkeer en parkeren;
  • 3. groen en water.

4.1 Bouwplan

De onderdelen van het bouwplan zijn op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0007.jpg"

bouwplan champignonkwekerij en recreatieruimte

4.1.1 Champignonkwekerij

Binnen het plangebied functioneert thans een champignonkwekerij met champignoncellen en -loodsen. Ten behoeve van de continuïteit van de bedrijfsvoering is een uitbreiding van champignonkwekerij "De Hopwaag" noodzakelijk. De inititatiefnemer is voornemens de champignonkwekerij uit te breiden door de bestaande champignoncellen te verlengen. Met deze vergroting is een nieuwe manier van werken mogelijk met voordelen als lage plukkosten, betere kwaliteit en teeltduurverkorting.

De uitbreiding wordt gebouwd aan de noordzijde van de bestaande champignoncellen, daar waar nu de betonnen rijplaten liggen. De oppervlakte van het aan te bouwen bedrijfsdeel bedraagt circa 2.300 m². De laad- en losvloer met een oppervlakte van 1.250 m², wordt langs de nieuwe noordgevel gesitueerd.

De goothoogte van de uitbreiding bedraagt 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 7 meter. De uitbreiding heeft daarmee dezelfde goot- en bouwhoogte als het reeds bestaande kwekerijgebouw. Door de nieuwbouw wordt de bebouwing met circa 24 m naar het noorden toe uitgebreid.

De bebouwing bestaat evenals het bestaande gebouw uit rood metselwerk met een donkergroene stalen beplating van de topgevels. De dakbedekking is van antraciet-kleurig eternit.

Op onderstaande afbeelding is het nieuwe aanzicht van de noordgevel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0008.jpg"

noordgevel

4.1.2 Hoppies Dooltuinen

De afgelopen jaren is ook de nevenactiviteit "Hoppies Dooltuinen" steeds verder ontwikkeld. De familie Van Hemert is voornemens de dooltuinen nog verder te professionaliseren, waarbij het volledige buitenterrein wordt heringericht tot een zogenaamd 'speellandschap'. De prognose is dat de nieuwe dooltuinen circa 10.000 bezoekers per jaar zullen trekken (bron: ZLTO raming). Voor het speellandschap wordt het maximum aantal bezoekers op één dag dan ook op 160 geraamd. Het ontwerp van het terrein met het speellandschap is opgesteld door HAS Kennistransfer in samenwerking met twee studenten (Niek van Dijk en Cédric Ketzer) en is opgenomen als bijlage 2 (definitief ontwerp).

De geologie van het gebied heeft gediend als inspiratie voor het vlekkenplan. Een oude meandergordel van de Maas die door het plangebied loopt, bepaalt voor een groot deel de vormgeving. Parallel aan de oude meandergordel worden enkele waterlopen met flauwe oevers toegevoegd. In overleg met het waterschap worden de nieuwe waterlopen gevoed door de Kleine Wetering ten zuiden van het plangebied. De bestaande sloot aan de noordzijde krijgt een meer natuurlijke, meanderende uitstraling, wat past binnen het gemeentelijk beleid van zoekgebied voor waterberging. Aan de noordzijde wordt het water via deze sloot weer afgevoerd. Een waterpartij midden in het terrein dient als retentievijver, met een overstort naar de nieuwe waterlopen. Een meer uitgebreide beschrijving hiervan staat in paragraaf 5.2.

Het terrein wordt ingedeeld in verschillende thema's. Zo wordt er ruimte ingericht als speelnatuur voor oudere en voor jongere kinderen en een picknickweide met midgetgolfbaan. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen bij de inrichting.

Naast de recreatieve functie streeft de opdrachtgever ook een belangrijke educatieve functie na. Via het programma "Boerderij Educatie Rivierenland" kunnen basisschoolklassen een educatief lesprogramma op de boerderij volgen. Zo kunnen kinderen zelf beleven waar hun voedsel vandaan komt.

Om de bestaande kwaliteiten van het gebied (openheid, grote schaal van de polder) te waarborgen is door BTA-Design een beeldkwaliteitsplan opgesteld: "Beeldkwaliteitsplan natuurspeellandschap" (27 juni 2014). Dit beeldkwaliteitsplan is bij deze toelichting opgenomen als bijlage 3.

Het ontwerp leidt tot de volgende juridische regelingen zoals deze ook zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan:

  • 1. Ten behoeve van het speellandschap wordt op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie en educatie' opgenomen, waarbinnen speellandschap met ondersteunende horeca zijn toegestaan. Binnen deze aanduiding mogen speeltoestellen tot een hoogte van maximaal 5 meter komen. Gebouwen buiten een bouwvlak zijn uitgesloten. Er is een maximum totaal bezoekersaantal van 160 personen per dag opgenomen.
  • 2. Evenwijdig aan de Lange Achterdijk (noordzijde plangebied) is een strook van 25 meter breed waar de 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken tot 100 m²' geldt. Hier zijn speeltoestellen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde slechts tot een oppervlakte van 100 m² toegestaan. Dit om hier de openheid te waarborgen.
  • 3. Er wordt een nieuwe ruimte ten behoeve van recreatie en educatie gebouwd. Deze ruimte is gesitueerd tegen de westzijde van de bestaande en nieuwe champignonkwekerij aan. Deze ruimte heeft een oppervlakte van maximaal 615 m² en doet dienst als entree en toiletruimte en als educatieve ruimte voor lezingen, rondleidingen, (kook)workshops en ondersteunende horeca.

4.1.3 Vormverandering agrarisch bouwperceel

Ten behoeve van de uitbreiding van de champignonkwekerij en de bouw van de recreatieruimte vindt een vormverandering plaats van het agrarisch bouwperceel. Het vigerend agrarisch bouwperceel heeft een oppervlakte van circa 17.500 m² (1,75 ha). Het toe te voegen deel is circa 2.000 m² groot. Daarentegen wordt aan de andere kant van het bouwperceel zo'n 2.500 m² verwijderd. Dit resulteert in een gepland agrarisch bouwperceel van circa 17.000 m² (1,70 ha); per saldo circa 500 m² kleiner dan het vigerend bouwperceel.

De vergroting van het bouwperceel vindt plaats aan de noordwestzijde, terwijl ter compensatie aan de zuid- en oostkant een strook van het bouwperceel verwijderd wordt.

Onderstaande afbeelding geeft de situatie van het nieuwe bouwperceel weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0009.jpg"

situering nieuw bouwperceel

4.2 Verkeer en parkeren

4.2.1 Verkeersaantrekkende werking

Champignonkwekerij
De voorgenomen uitbreiding van de agrarische bedrijfsbebouwing heeft een oppervlakte van circa 2.300 m². De uitbreiding betreft met name een optimalisering van het werkproces. In de nieuwe situatie werken in de champignonkwekerij, naast de initiatiefnemer zelf, 48 personen; een toename van 24 personen. Dit zijn in het algemeen werknemers van Oosteuropese afkomst. Aangenomen wordt dat zij via een uitzendbureau werken en met een personenbusje vanaf hun verblijfsadres komen, met acht personen per busje. Derhalve is er per dag een toename van drie busjes (3 x 8 = 24) die heen en terug rijden. Als gevolg van de toename in personeel zijn derhalve zes verkeersbewegingen te verwachten.

De uitbreiding van de kwekerij leidt naar verwachting tevens tot zes extra verkeersbewegingen per etmaal voor vrachtverkeer. De totale toename van het aantal verkeersbewegingen per etmaal is dus twaalf bewegingen. De extra verkeersbewegingen hebben geen noemenswaardige impact op de verkeersafwikkeling op de Zandweg.

Hoppies Dooltuinen
In de huidige situatie is sprake van circa 4.000 bezoekers per jaar.

Met de professionalisering van "Hoppies Dooltuinen" tot het geplande speellandschap kan uitgegaan worden van een maximum van 10.000 bezoekers per jaar (bron: ZLTO raming) in de periode van april tot en met september (zes maanden). Bij twintig openingsdagen per maand resulteert dat in gemiddeld 83 bezoekers per dag. Op een drukke dag kan uitgegaan worden van ongeveer het dubbele aantal, namelijk 160 bezoekers. In de bestaande situatie met een jaarlijks bezoekersaantal van 4.000 personen bedraagt het aantal bezoekers op een drukke dag circa 66 personen.

Gesteld kan worden dat de bezoekers allen met de auto naar de locatie komen. Per auto zijn gemiddeld drie inzittenden (één volwassene en twee kinderen). Dit resulteert voor de huidige situatie in 22 auto's die ieder voor twee verkeersbewegingen zorgen (komen en gaan). Er is derhalve sprake van 44 verkeersbewegingen per etmaal, op een erg drukke dag. In de geplande situatie zijn er 54 auto's die ieder voor twee verkeersbewegingen zorgen. Er is dan sprake van 108 verkeersbewegingen per etmaal, op een erg drukke dag (piekbelasting).

De toename van het aantal verkeersbewegingen pet etmaal is derhalve 64 bewegingen. De extra verkeersbewegingen hebben geen noemenswaardige impact op de verkeersafwikkeling op de Zandweg.

4.2.2 Ontsluiting

De inrit aan de zuidzijde blijft onveranderd. De inrit aan de noordzijde dient door de uitbreiding van de bebouwing verder naar het noorden op te schuiven. Er worden geen extra inritten aangelegd.

Het huidige profiel van de Zandweg is, gezien de huidige verkeersdruk, al vrij smal. Omdat de verkeersbewegingen als gevolg van het plan nog iets verder zullen toenemen, zijn maatregelen nodig. Aan weerszijden van de rijweg wordt een strook slijtvaste bermverharding (bijv. grasbetonkeien) van 50 cm breed aangebracht.

Ten behoeve van de verkeersveiligheid van met name het langzame verkeer wordt tevens aan de westzijde van de sloot langs de Zandweg een vrijliggend fietspad aangelegd. Ter hoogte van de Achterdijk sluit het fietspad met een overbrugging over de sloot aan op de Zandweg. Het fietspad sluit binnen het plangebied aan op de te verplaatsen inrit voor Hoppies Dooltuinen. Het vrijliggende fietspad wordt dus alleen langs het noordelijke deel van het plangebied, langs het speellandschap, aangelegd.

Ten behoeve van de verkeerskundige maatregelen hoeven geen bomen gekapt te worden, geen sloten te worden verlegd en geen kabels en leidingen te worden verplaatst.

4.2.3 Parkeren

De gemeente Maasdriel heeft geen eigen parkeerbeleid of parkeernormen vastgesteld. In deze paragraaf wordt de parkeerbehoefte beschreven aan de hand van de verwachte bezoekersaantallen. Op de afbeelding 'bouwplan champignonkwekerij en recreatieruimte' is de parkeersituatie binnen het plangebied inzichtelijk gemaakt.

Champignonkwekerij
Ten gevolge van de uitbreiding van de champignonkwekerij is naar verwachting sprake van een toename van de parkeerbehoefte van drie parkeerplaatsen voor de personenbusjes waarmee het personeel komt. Op het zuidelijke deel van het terrein is meer dan voldoende ruimte voor deze parkeerplaatsen. Er is ruimte voor 12 parkeerplaatsen, maar daarnaast is nog voldoende verhard terrein waar auto's kunnen parkeren.

Hoppies Dooltuinen
Zoals in paragraaf 4.2.1 reeds beschreven is het verwachte bezoekersaantal op een zeer drukke dag ongeveer 160 personen. Gesteld kan worden dat de bezoekers allen met de auto naar de locatie komen. Per auto zijn gemiddeld drie inzittenden (één volwassene en twee kinderen). Dit resulteert in 54 auto's op een drukke dag. Er wordt daarom uitgegaan van een parkeerbehoefte van 54 plaatsen voor Hoppies Dooltuinen.

Ten noorden van de nieuwe laad- en losvloer van de kwekerij zullen minstens 60 parkeerplaatsen worden aangelegd. Dit is meer dan de te verwachten parkeerbehoefte bij een erg drukke dag. Er is voor grasparkeerplaatsen gekozen om het geheel landschappelijk in te laten passen. Ten noorden van de parkeerplaatsen is nog ruimte voor eventuele extra parkeerplaatsen.

Conclusie
Het plangebied biedt voldoende ruimte om aan de verwachte parkeerbehoefte van zowel de kwekerij als van het speellandschap te voldoen.

4.3 Groen en water

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plan hoeft geen (waardevolle) opgaande beplanting te worden verwijderd. Ter plaatse van de nieuwbouw bevindt zich thans deels de verharde laad- en losvloer en deels grasland.

Er worden enkele nieuwe watergangen en een waterpartij aangelegd. Het nieuwe water dient als waterberging en staat via een dam met een duiker in verbinding met de bestaande A-watergang. In paragraaf 5.2 wordt er dieper op de waterhuishouding ingegaan. Ook wordt nieuwe beplanting in het speellandschap aangebracht. Een en ander conform de beschrijving in paragraaf 4.1.2 en bijlage 2.

Hoofdstuk 5 Gevolgen voor

In dit hoofdstuk worden de gevolgen van het plan voor de omgeving beschreven.

5.1 Actuele waarden

5.1.1 Flora en fauna
5.1.1.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.

5.1.1.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (> 6.500 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Uiterwaarden Waal) kan er geen sprake zijn van negatieve effecten van het plan op natuurgebieden.

Soortenbescherming
De gronden binnen het plangebied zijn thans in agrarisch gebruik.

Staro Natuur en Buitengebied uit Gemert heeft een quickscan uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten: rapport "Quickscan flora en fauna Zandweg 17 te Ammerzoden" (oktober 2013, nr. 13-0190). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 4. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.

"In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet.

Soorten van FFtabel 1
Mogelijk wordt het plangebied gebruikt door enkele grondgebonden zoogdieren en amfibieën die zijn opgenomen in FFtabel 1. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.

Soorten van FFtabel 3
De mogelijk in het plangebied voorkomende vleermuizen staan vermeld op FFtabel 3 en de Habitatrichtlijn en zijn strikt beschermd. Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De voorgenomen ontwikkelingen hebben echter geen negatief effect tot gevolg ten aanzien van het foerageergebied van vleermuizen. Aanleggen van een boomgaard of het planten van andere groenstructuren zal een positief effect hebben op vleermuizen.

Soorten van FFtabel vogels
De in het plangebied voorkomende vogelsoorten staan vermeld op FFtabel vogels en zijn strikt beschermd. Het plangebied vormt foerageergebied voor vogels. In het plangebied zijn geen nesten aanwezig die jaarrond beschermd zijn. De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op vogels."

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Cultuurhistorie
5.1.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.1.2.2 Analyse

Binnen het plangebied liggen geen cultuurhistorische objecten die als gevolg van het plan kunnen worden aangetast.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Archeologie
5.1.3.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.1.3.2 Analyse

In het voorjaar van 2013 heeft de gemeente Maasdriel haar eigen archeologiebeleid vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de beleidskaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0010.jpg"

uitsnede beleidskaart archeologie

Het plangebied ligt binnen twee beleidszones:

  • Waarde - archeologie 5, hetgeen betekent dat voor alle ruimtelijke ontwikkelingen met een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld én een oppervlakte van meer dan 1.000 m² een nader onderzoek in de vorm van een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek nodig is.
  • Waarde - archeologie 6, waarbij een onderzoeksplicht geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen met een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld én een oppervlakte van meer dan 5.000 m².

De oppervlakte van de bodemverstorende werkzaamheden is niet groter dan de oppervlakte waarvoor een onderzoeksplicht geldt. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet verplicht. Om vast te stellen of binnen het plangebied sprake is, of kan zijn van archeologische resten die door de werkzaamheden verstoord dreigen te worden, is toch een archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Herinrichtingslocatie aan de Zandweg 17 te Ammerzoden, gemeente Maasdriel" (31 maart 2014, nr. V14-2796). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd. Hieronder zijn de conclusies uit het onderzoeksrapport integraal geciteerd.

"Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

In de ondergrond bevindt zich op een diepte van 60 tot 100 cm onder maaiveld een intacte oeverwal, die gezien de relatief hoge en droge ligging ten opzichte van de lage en natte omgeving in het verleden theorie een geschikte locatie voor bewoning vormde. In de boringen zijn echter geen concrete landschappelijke aanwijzingen voor een bewoonbaar niveau, zoals: er zijn geen gerijpte bodems, laklagen of fosfaatafzettingen aangetroffen.
In het westelijk deel van het plangebied ligt de oeverwal op de beddingafzettingen van de Velddriel stroomrug. In het oostelijk deel bevinden zich onder de oeverwal oudere komafzettingen of oeverafzettingen.

In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

Er zijn, afgezien van de bouwvoor direct onder maaiveld (ca. 30 cm –mv), geen sporen of aanwijzingen aangetroffen voor erosie of sterke degradatie van het potentiële archeologische niveau aan de top van de oeverwal aangetroffen. Indien sprake is geweest van bewoning op de oeverwallen in het verleden, dan zullen eventuele vindplaatsen in deze laag waarschijnlijk goed zijn geconserveerd.

Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?

Op basis van de landschappelijke en bodemkundige analyse behoudt het gehele plangebied na het verrichte verkennende booronderzoek een verhoogde archeologische verwachting voor de stroomrug in de ondergrond. In de boringen zijn op het bewuste niveau geen archeologische (cultuur)lagen of indicatoren aangetroffen, maar omdat de verkennende onderzoekstrategie niet was gericht op, noch geschikt is voor het opsporen van archeologische indicatoren, vormt het ontbreken van primaire of secundaire archeologische indicatoren in de boormonsters geen reden tot het verlagen van de verwachting in deze fase. Hiervoor zou een karterend onderzoek verricht moeten worden, dat wel is gericht op het opsporen van indicatoren.

Bij de beperkte inspectie van het maaiveld zijn bovendien wel enkele scherven uit de (Late) IJzertijd en de Middeleeuwen gevonden. Omdat aan het maaiveld en in de boringen geen aanwijzingen zijn gevonden voor het opbrengen van stadsafval of grond van elders, is aannemelijk dat het aardewerk afkomstig is uit de ondergrond van het plangebied. Een uitgebreidere veldkartering, in een eventuele karterende fase, zou hierover meer uitsluitsel kunnen geven.

Indien de relevante archeologische laag verstoord dreigt te worden, is er gezien de resultaten van onderhavig onderzoek aanleiding tot het nemen van vervolgstappen in het kader van de archeologische monumentenzorg. De initiatiefnemer heeft aangegeven, dat de verstoringen niet dieper zullen reiken dan 40 cm onder maaiveld. Op kaart met de interpretatie van de boringen (kaart 4) zijn drie zones aangegeven met de maximaal toelaatbare verstoringsdiepte. Deze ‘maximale verstoringsdiepte’ is afhankelijk van de diepte van het archeologisch relevante niveau, zijnde de top van de intacte oeverwal onder de oeverafzettingen met een buffer van 20 cm. Op basis van het definitieve ontwerp (afbeelding 3) wordt het archeologisch relevante niveau nergens bedreigd. Vestigia archeologie & cultuurhistorie adviseert dan ook geen verdere vervolgstappen. De adviezen zijn afgestemd op de verstoringsdieptes zoals ze in het ontwerp (afbeelding 3 ) zijn opgenomen. Wijzigingen in het ontwerp zullen tot gevolg hebben dat de plannen opnieuw tegen het licht van de archeologische verwachting zullen moeten worden gehouden.

Alleen daar waar onverhoopt de ‘toelaatbare verstoringsdiepte’ overschreden wordt, luidt het advies aanvullend archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Dit onderzoek zou kunnen bestaan uit een karterend booronderzoek, waarbij in een dichter boorgrid wordt gecheckt of er daadwerkelijk aanwijzingen voor een archeologische vindplaats op oeverwalhoogte aanwezig zijn. Hierbij verdient het de voorkeur tevens een vlakdekkende veldkartering te verrichten."

Op basis van het uitgevoerde onderzoek worden in dit bestemmingsplan drie zones opgenomen ten behoeve van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden. Voor iedere zone geldt een plicht tot nader onderzoek indien sprake is van een verstoringsdiepte die groter is dan de geadviseerde maximale verstoringsdiepten met een oppervlakte van meer dan 250 m². Onderstaande tabel geeft per zone de verstoringsdiepte tot waar een vrijstelling geldt.

zone   maximale verstoringsdiepte  
Waarde - Archeologie A   80 cm -mv  
Waarde - Archeologie B   50 cm -mv  
Waarde - Archeologie C   40 cm -mv  

Wordt de toelaatbare verstoringsdiepte overschreden met een oppervlakte van meer dan 250 m², dan dient een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

In het ontwerp (DO), zoals opgenomen als bijlage 2, wordt nergens dieper gegraven dan de maximale verstoringsdiepte. Op basis van het ontwerp (DO) is een aanvullend onderzoek niet nodig.

5.1.3.3 Conclusie

In de regels bij dit bestemmingsplan zijn de in het archeologisch onderzoeksrapport voorgeschreven zones met maximaal toelaatbare verstoringsdiepten overgenomen in verschillende dubbelbestemmingen. Mits voldaan wordt aan deze verstoringsdiepten, vormt het aspect archeologie geen planologische belemmering voor het plan. Het ontwerp (DO) voldoet aan de verstoringsdiepten en een aanvullend onderzoek is in dit geval dan ook niet nodig.

5.2 Waterhuishouding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater) in de huidige en toekomstige situatie.

5.2.1 Bronnen

Voor het opstellen van deze waterparagraaf zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

  • 1. bodemonderzoek "Resultaten bodemonderzoek ter plaatse van de huidige en toekomstige mestplaat" (31 januari 2012, nr. B11.4777/BRFRPP-01/MV);
  • 2. website www.bodemdata.nl.

5.2.2 Beleid
5.2.2.1 Nationaal en provinciaal beleid

Het nationale en provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:

  • het Nationaal Waterplan:
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
  • het Provinciaal Waterplan Gelderland 2010-2015:
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Gelderland voor de periode 2010-1015. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren.

5.2.2.2 Waterschap Rivierenland

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Rivierenland. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap:
    In dit plan is beschreven wat het waterschap wil bereiken en op welke manier. De aspecten van het beheer van waterkeringen, het watersysteem en de afvalwaterketen zijn in dit plan geïntegreerd.
  • brochure Partners in Water:
    In de brochure Partners in Water worden vier thema’s benoemd waaraan aandacht moet worden besteed in een watertoets: waterneutraal inrichten, schoon inrichten, veilig inrichten en bijzondere wateren en voorzieningen. In deze watertoets wordt hieraan op de volgende wijze invulling gegeven.

Schoon inrichten
Er worden waterlopen aangelegd die aansluiten bij de ambitie van het waterschap en de gemeente binnen het zoekgebied voor waterberging. De waterloop langs de Lange Achterdijk krijgt een meanderend verloop en flauwe, natuurlijke oevers. Deze waterloop biedt mogelijkheden voor extra berging bovenop de aan te leggen waterpartij.

Veilig inrichten
Het plan heeft geen gevolgen voor waterkeringen zoals dijken en hun beschermingszones. Het veiligheidsbelang van de polder is niet in het geding.

Bijzondere wateren en voorzieningen
Er zijn geen bijzondere wateren en/of voorzieningen van toepassing.

5.2.2.3 Gemeentelijk beleid
  • Nota 'Samen door één buis, binnen het afsprakenkader voor riolering':
    De Nota 'Samen door één buis' bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.
    Ten aanzien van onderhavig plan is de afkoppeling van het hemelwater aan de orde. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden. Er wordt naar gestreefd om geen hemelwater aan te sluiten op het riool.
  • Waterplan Bommelerwaard:
    Samen met de gemeente Zaltbommel en Waterschap Rivierenland heeft de gemeente Maasdriel het Waterplan Bommelerwaard opgesteld waarin het waterbeleid is opgenomen. Het waterplan bevat ambities ten aanzien van onder meer de waterkwantiteit en -kwaliteit, ecologie en stedelijk grondwater. Voorts zijn aandachtspunten opgenomen. In deze waterparagraaf zijn diverse kwantitatieve en kwalitatieve wateraspecten opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het Waterplan Bommelerwaard.
5.2.3 Watersysteem
5.2.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.3.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zwak tot matig zandige kleibodem. De waterdoorlatendheid is naar verwachting slecht.

5.2.3.2 Oppervlaktewater

Het plangebied wordt omkaderd door sloten en het wordt aan de zuid- en oostzijde begrensd door een leggerwatergang (Kleine Wetering). Binnen het plangebied zelf komt geen oppervlaktewater voor.

5.2.3.3 Grondwater

Voor projecten die liggen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland is het zomerpeil van belang. Het zomerpeil ter plaatse bedraagt 1,25 m +NAP. Omdat onbebouwde deel van het plangebied zelf op een plaatselijke hoogte van circa 2,30 m +NAP ligt, kan gesteld worden dat het zomerpeil zich bevindt op circa 1,05 m -mv. Hiermee ligt het grondwater relatief diep.

5.2.3.4 Keur/attentie/grondwaterbeschermingsgebieden

Op onderstaande afbeelding is te zien welke waterlopen rondom het plangebied liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0011.jpg"

waterlopen Waterschap Rivierenland

De watergang Kleine Wetering (008219A) is een zogenaamde A-watergang die van primair belang is voor het waterbeheer en daarom ook door het waterschap onderhouden wordt. Aan weerszijden van deze watergang is een 4 meter brede beschermingszone aangewezen die dient als onderhoudsstrook. Deze strook dient vrij van obstakels te blijven. De waterloop zelf ligt buiten onderhavig plangebied, maar de beschermingszone ligt wel binnen het plangebied.

Voor de uitvoering van dit plan is volgens de Keur van het waterschap een watervergunning vereist. Deze watervergunning zal vóór de daadwerkelijke aanleg aangevraagd worden.

 

5.2.4 Hemelwater
5.2.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.

In de eerste kolom staat het type verharding. De bebouwing betreft de uitbreiding van de champignonkwekerij inclusief de recreatieve ruimte voor het speellandschap. Voor de bestrating wordt de nieuwe laad- en losvloer gerekend. Het parkeren voor het speellandschap vindt plaats op halfverhard terrein (grastegels) en hiervoor mag, conform de eisen van het waterschap, de toename van het verhard oppervlak voor 50% gerekend worden. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).

omschrijving   bestaand   afname   toename   nieuw  
bebouwing   6.955   m2   0   m2   2.900   m2   9.855   m2  
bestrating - verhard (100%)   8.000   m2   1.000   m2   1.250   m2   8.250   m2  
bestrating - halfverhard (50%)   0   m2   0   m2   975   m2   975   m2  
totaal   14.955   m2   1.000   m2   5.125   m2   19.080   m2  

De totale toename van de verharding is 19.080 - 14.955 = 4.125 m2.

5.2.4.2 Berekening bergingscapaciteit

De benodigde bergingscapaciteit is berekend met behulp van de vuistregel van 664 m³ waterberging per hectare verharding (T=100 +10%), waarbij rekening is gehouden met een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,30 meter.

Onderhavig plan resulteert in een toename van het verharde oppervlak van 4.125 m². Derhalve is een waterberging noodzakelijk van (664 x (4.125/10.000)) 274 m³.

5.2.4.3 Ontwerp bergingscapaciteit

Het waterschap hanteert de volgende voorkeursvolgorde bij de keuze van het soort bergingsvoorziening:

  • hemelwater vasthouden door hergebruik of infiltratie (bovengronds)
  • hemelwater bergen in open water
  • hemelwater brengen naar kunstmatige bergingsvoorzieningen (wadi’s, bassins, kratten, kelders)

Voor de locatie van bergingsvoorzieningen geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  • waterberging in het plangebied
  • waterberging in uitbreidingsgebieden
  • waterberging aan de rand van het stedelijk gebied
  • benutten bergingscapaciteit in het landelijk gebied

Voor onderhavig plan is gekozen voor het bergen van het hemelwater in een nieuw aan te leggen waterpartij. Deze waterpartij heeft een maximale diepte van 50 cm -mv en een totale oppervlakte van circa 850 m² vanaf de insteek. Bij een helling van 1:4 heeft de bodem een oppervlakte van circa 650 m². Het bergend vermogen van de plas is derhalve zo'n 375 m³ ((650 x 0,5) + (200 x 0,5 x 0,5)). De benodigde berging van 274 m³ past daar zonder problemen in.

De bodem van de waterpartij ligt op circa 0,55 meter boven het zomerpeil en de waterpartij is derhalve niet van nature watervoerend. Afhankelijk van de neerslag die valt, zal deze regelmatig droogvallen. De initiatiefnemer is voornemens om het hemelwater afkomstig van het verhard oppervlak naar deze waterpartij te leiden. Via een pompsysteem wordt zo nodig extra water aangevoerd en rondgepompt, zodat er wel permanent water in (delen van) de waterpartij staat.

Er is een overstortmogelijkheid op de omliggende waterlopen via een dam met duiker. Deze wordt geplaatst aan de zuidzijde van het plangebied, waar het water vanuit het plangebied gecontroleerd de bestaande A-watergang (008219A) in kan lopen. De indicatieve locatie van de dam is ingetekend in het ontwerp, zoals opgenomen in bijlage 2. Hierbij is rekening gehouden met de onderhoudsstrook van 4 meter breed langs de A-watergang.

Watervergunningen
Ten behoeve van het voorgenomen plan met waterlopen, waterpartijen en waterberging is een watervergunning nodig. Deze vergunning wordt in een later stadium aangevraagd. De concrete, technische uitwerkingen van de verschillende onderdelen zijn ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan nog niet bekend. Ten behoeve van een snelle behandeling van de aanvraag dienen de concrete plannen vóór de aanvraag aan waterschap te worden voorgelegd.

5.2.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Zandweg geloosd worden.

 

5.2.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

 

5.2.7 Advies waterschap

De waterlopen en waterpartij evenals de manier van waterberging zijn ontworpen in overleg met het waterschap. Waterschap is dan ook akkoord met deze aanpak, mits de nodige informatie ten behoeve van de watervergunning tijdig wordt aangereikt.

5.2.8 Conclusie

De volgende conclusies kunnen worden getrokken

  • 1. Ter plaatse is sprake van een zwak tot matig zandige kleibodem. De waterdoorlatendheid is naar verwachting slecht. Het zomerpeil bevindt zich op circa 1,95 m -mv. Hiermee ligt het grondwater relatief diep.
  • 2. De totale toename van de verharding is 4.125 m2. Derhalve is een waterberging van 274 m³ nodig. Het hemelwater wordt geleid naar een nieuw aan te leggen waterpartij met een capaciteit van circa 375 m³. Er is een overstort naar de omliggende waterlopen.
  • 3. Het afvalwater wordt geloosd op het bestaande riool in de Zandweg.
  • 4. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
  • 5. Er wordt extra waterbergend vermogen toegevoegd in de vorm van een waterloop langs de Lange Achterdijk. Deze ligt binnen het waterbergingszoekgebied zoals ook aangeduid op de vigerende bestemmingsplankaart.
  • 6. Het ontwerp van de watervoorzieningen is opgesteld in overleg met het waterschap. De informele reactie van het waterschap op deze waterparagraaf wordt te zijner tijd toegevoegd.

5.3 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkeling aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.3.1 Bodem
5.3.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Er moet inzichtelijk worden gemaakt of bodemverontreiniging de voorgenomen bestemmingswijziging in de weg staat.

5.3.1.2 Analyse

Champignonkwekerij De Hopwaag
Uit informatie van de initiatiefnemer volgt dat in de bedrijfsbebouwing van de kwekerij personen niet structureel, gedurende twee of meer uren per (werk)dag verblijven. Er wordt daarom volstaan met een eind- en nulsituatie onderzoek. Een verkennend bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

Voor de vormwijziging van het agrarische bouwperceel heeft Verhoeven Milieutechniek een bodemonderzoek (eind- en nulsituatie) uitgevoerd: rapport "Resultaten bodemonderzoek ter plaatse van de huidige en toekomstige mestplaat" (31 januari 2012, nr. B11.4777/BRFRPP-01/MV). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 6.

De mengmonsters en de peilbuizen zijn geanalyseerd op het voorkomen van verschillende stoffen (o.a. EOX, OCB, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink). Er worden slechts overschrijdingen van de streef- en achtergrondwaarden aangetoond, maar de tussenwaarden worden niet overschreden. Een vervolgonderzoek wordt op basis van deze resultaten niet noodzakelijk geacht.

Met het uitgevoerde eind- en nulsituatie bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee de eindsituatie ter plaatse van de huidige mestplaat, en de nulsituatie ter plaatse van de toekomstige mestplaat, in voldoende mate vastgesteld.

Aanbevolen wordt om bij beëindiging van de activiteiten bij de toekomstige mestplaat een eindsituatie-onderzoek uit te voeren.

Hoppies Dooltuinen
In het speellandschap is géén sprake van een structureel langdurig verblijf van dezelfde personen. Omdat het wel een gevoelige functie betreft die intensief gebruikt zal worden door kinderen heeft Verhoeven Milieutechniek een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek, Locatie De Hopwaag B.V. achter de Zandweg 17 te Ammerzoden" (28 maart 2014, nr. B14.5594/BRFRPP-01/MV). De conclusies van dit onderzoek zijn hieronder integraal overgenomen. Het onderzoeksrapport zelf is opgenomen als bijlage 7.

"In de geplaatste boringen zijn zintuigelijk geen bodemvreemde materialen en/of bijmengingen waargenomen die kunnen duiden op gedempte watergangen. Analytisch zijn in de bovengrond geen verontreinigingen met de onderzochte parameters aangetoond. In de twee peilbuizen stroomafwaarts van de champignonkwekerij zijn maximaal lichte verontreinigingen met barium aangetoond. De overige onderzochte parameters zijn aangetoond in gehalten beneden de betreffende streefwaarden.

Aangezien in de grond geen verontreinigingen en in het grondwater maximaal lichte verontreinigingen zijn aangetoond dient de gestelde hypothese voor een onverdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging te worden aanvaard.

Met het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is, ons inziens, de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie gelegen achter de Zandweg 17 te Ammerzoden in voldoende mate vastgesteld. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen aanleg van een natuurlijke speeltuin/landschap."

5.3.1.3 Conclusie

De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3.2 Lucht
5.3.2.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.3.2.2 Analyse

De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. Het totaal aantal verkeersbewegingen neemt toe met 76, waarvan 6 bewegingen van vrachtverkeer. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven (uitgevoerd op 5 november 2013).

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0012.png"

Uit de berekening blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge intensiteit. Daarom kan worden aangenomen dat de fijnstofconcentratie van de omgeving voldoende laag is om in een gezond leefklimaat te voorzien.

5.3.2.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3.3 Geluid
5.3.3.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.3.3.2 Analyse

Wegverkeerslawaai
De voorgestane ontwikkeling betreft het toevoegen van een bedrijfsgebouw ten behoeve van een champignonkwekerij. Hiertoe is een verandering van de vorm van het agrarisch bouwperceel gewenst. Daarnaast vormt de ontwikkeling van een recreatief speellandschap onderdeel van het plan. Een champignonkwekerij en het speellandschap zijn op basis van de Wet geluidhinder niet aan te merken als geluidgevoelige objecten. Een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai is derhalve niet nodig.

Industrielawaai
Het plan omvat de realisatie van een zogenaamd speellandschap en de uitbreiding van de champignonkwekerij. Er moet onderbouwd worden dat de voorgenomen ontwikkelingen een goede ruimtelijke ordening niet in de weg staan. Hiertoe is voor het aspect geluid door db/a Consultants een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch rapport Omgevingsvergunning activiteit milieu De Hopwaag B.V." (6 februari 2014, nr. AR 10.119/3). Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 opgenomen. In het onderzoek zijn verschillende bij de inrichting behorende geluidproducerende activiteiten onderzocht:

  • geluidsuitstraling champignonkwekerij (directe geluidhinder);
  • spelende kinderen speellandschap (directe geluidhinder);
  • verkeersaantrekkende werking (indirecte geluidhinder).

De conclusies van het onderzoek zijn als volgt.

  • "Bij de dichtstbijzijnde woningen is het hoogste langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 35 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee voldoet het geluidniveau aan de normstelling voor landelijke omgeving.
  • Het hoogste maximale geluidsniveau bij de dichtstbijzijnde woningen bedraagt 59 dB(A) tijdens de dagperiode. Hiermee voldoet het maximale geluidniveau aan de normstelling voor landelijke omgeving.
  • Bovenstaande conclusies gelden voor het totale geluid afkomstig van de activiteiten bij de champignonkwekerij en het speellandschap. Het geluid afkomstig van het speellandschap blijft dus ook beneden de 40 db(A). Hiermee is tevens aangetoond dat de bestemmingsplanherziening voor het initiatief niet strijdig is met een goede ruimtelijke ordening.
  • Het hoogste geluidniveau vanwege het verkeer van en naar de inrichting (indirecte hinder) bedraagt 36 dB(A) bij de woning Zandweg 15. Bij de dichtstbijzijnde woning wordt daarmee ook aan de normstelling voor indirecte hinder voldaan.
  • De equivalente geluidbelasting vanwege de verkeersaantrekkende werking vormt geen belemmering voor de te volgen ruimtelijke ordening procedure."

5.3.3.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3.4 Reuk/geur
5.3.4.1 Inleiding

Bij de ruimtelijke ontwikkeling van agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat:

  • het plan geen belemmering vormt voor omliggende geurgevoelige objecten (woningen);
  • sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.3.4.2 Analyse

Invloed plan op omliggende woningen
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten optreedt moet worden getoetst of de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.).

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen. Ook een champignonkwekerij is hierin opgenomen. Voor de champignonkwekerij geldt een richtafstand van 30 meter voor het aspect geur. Er is geen sprake van mestfermentatie; de champignoncompost wordt kant en klaar geleverd.

Er is reeds een bouwperceel met champignonkwekerij aanwezig. Dit plan betreft een vormverandering hiervan. Het bouwperceel wordt uitgebreid aan de noordwest zijde en verkleind aan de zuidoost zijde. Binnen de richtafstand van 30 meter liggen geen woningen.

De dichtstbijzijnde woning aan de kant waar de uitbreiding plaatsvindt ligt op circa 240 meter vanaf het nieuwe bouwperceel. Deze ligt dus ruim buiten de richtafstand van 30 meter.

Het speellandschap is geen geurbelastende activiteit en deze heeft dan ook geen invloed op omliggende woningen

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het plan niet tot een belemmering voor de omliggende woningen leidt.

Beoordeling woon- en leefklimaat
De uitbreiding van de champignonkwekerij betreft geen geurgevoelig object. Ditzelfde geldt voor het speellandschap. Een beoordeling van het woon- en leefklimaat is derhalve niet aan de orde.

5.3.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3.5 Externe veiligheid
5.3.5.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.3.5.2 Analyse

Voorliggend plan betreft de realisatie van een bedrijfsgebouw ten behoeve van een champignonkwekerij. Dit is geen (beperkt) kwetsbaar object zoals omschreven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het speellandschap is echter wel een beperkt kwetsbaar object conform het Bevi.

De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1104-VG01_0013.jpg"

uitsnede risicokaart

Het plangebied en omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.

Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen.

Transport gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied liggen geen transportroutes over weg, water en spoor.

Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied ligt op zo'n 950 meter afstand een buisleiding van Defensie. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied van het groepsrisico van deze leiding.

5.3.5.3 Conclusie

Het plan ligt niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de juridische regels

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1 )
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2 )
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch met waarden - Landschaps- en cultuurhistorische waarden (artikel 3)
Binnen deze bestemming is de bestaande champignonkwekerij inclusief de uitbreiding geregeld. Deze is geheel opgenomen binnen het agrarisch bouwvlak. Het speellandschap is in dit artikel geregeld met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie en educatie'. Voor beide ontwikkelingen zijn tevens bouwregels opgenomen inzake de toegestane hoogten en de situering.

Ook zijn er mogelijkheden tot het afwijken van de bouwregels in bepaalde specifieke gevallen. Daarnaast zijn er regels opgenomen voor een omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden en wijzigingsbevoegheden ten behoeve van vorm- en functieverandering.

Waarde - Archeologie A (artikel 4)
De bescherming en veiligstelling van de op en in deze gronden mogelijk voorkomende archeologische waarden is geregeld in dit artikel. Er is een vergunningenstelsel opgenomen voor bodemverstorende werken en werkzaamheden vanaf een diepte van 80 cm en een totale oppervlakte vanaf 250 m².

Waarde - Archeologie B (artikel 5)
De bescherming en veiligstelling van de op en in deze gronden mogelijk voorkomende archeologische waarden is geregeld in dit artikel. Er is een vergunningenstelsel opgenomen voor bodemverstorende werken en werkzaamheden vanaf een diepte van 50 cm en een totale oppervlakte vanaf 250 m².

Waarde - Archeologie C (artikel 6)
De bescherming en veiligstelling van de op en in deze gronden mogelijk voorkomende archeologische waarden is geregeld in dit artikel. Er is een vergunningenstelsel opgenomen voor bodemverstorende werken en werkzaamheden vanaf een diepte van 40 cm en een totale oppervlakte vanaf 250 m².

Waterstaat - Waterlopen (artikel 7)
In dit artikel is de onderhoudsstrook met een breedte van 4 meter vanaf de insteek van de watergang geregeld. De watergang waarvoor deze onderhoudsstrook geldt, ligt buiten het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 8 )
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 9 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van de afstand van bebouwing tot wegen.

Algemene aanduidingsregels (artikel 10)
De gebiedsaanduidingen 'karakteristiek komgebied' en 'waterberging zoekgebied' zijn geregeld in dit artikel.

Algemene afwijkingsregels (artikel 11 )
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages. Ook zijn onder voorwaarden evenementen toegestaan.

Algemene wijzigingsregels (artikel 12 )
De wijzigingsregel betreft een afwijking van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 13 )
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 14 )
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dat geldt ook voor mogelijke planschadevergoedingen waaromtrent een verhaalsovereenkomst met de gemeente is gesloten.

Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

7.2 Kostenverhaal

De gemeente en de grondeigenaren hebben een (anterieure) overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal conform artikel 6.12 Wro. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins' verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 2. Vaststelling door gemeenteraad
  • 3. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

In het kader van de voorbereiding, als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken, van 2 oktober 2014 tot en met 12 november 2014, ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijze ingebracht.

Er is slechts een kleine ambtelijke aanpassing in artikel 1.31 van de regels, waarbij de openingstijden van de ondersteunende horeca beperkt worden tot die zoals genoemd in de APV.

8.2 Vaststelling door gemeenteraad

Op 29 januari 2015 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2014, Zandweg 17" gewijzigd vastgesteld.