Plan: | De Kampen-Noord 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1071-VG01 |
Om te kijken of de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein geen archeologische waarden in onevenredige zin aantast, is in november 2006 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek was om eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang, en diepteligging van de eventuele vondsten.
Hieronder volgt de samenvatting van het uitgevoerde onderzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Dit onderzoek is als bijlage 6 bij het plan gevoegd.
De in het veld vastgestelde paleo-geografische opbouw komt goed overeen met de bevindingen van het bureauonderzoek. Verspreid over het plangebied komen oever- en komafzettingen op beddingafzettingen voor. De oeverafzettingen zijn afkomstig van de stroomgordel van Hedel-Wordragen en (mogelijk) de Winkelse stroomgordel. In vrijwel het gehele plangebied zijn in dit oeverpakket dikke kleiige lagen (komklei) te onderscheiden. De oever- en komafzettingen worden naar beneden toe geleidelijk zandiger en gaan tussen 1,50 en 2,80 m–Mv over in de zandige beddingafzettingen van de stroomgordel van Hedel-Wordragen. Opvallend is het voorkomen van zand binnen 1,0 m–Mv in het zuidoosten van het plangebied. Vermoedelijk betreft het de jongste fase van de stroomgordel van Hedel-Wordragen. In het noordoosten en westen van het plangebied is het pakket oever- en komafzettingen veel dikker en reikt hier tot ten minste 3,0 m-Mv.
Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen archeologische resten aangetroffen die kunnen wijzen op het voorkomen van archeologische vindplaatsen in het plangebied. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamheden dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden geen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. De geplande ingrepen kunnen, voor zover het archeologische waarden betreft, zonder beperkingen worden uitgevoerd.
Het volgende is van toepassing m.b.t. het van archeologisch onderzoek vrijgestelde plangebied. Het is niet uit te sluiten dat binnen het van archeologisch onderzoek vrijgestelde plangebied, ondanks de wettelijke vrijstelling, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ingevolge de Monumentenwet 1988 (artikelen 53 en 54).
Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, is het verzoek om navolgende tekst in de vergunning op te nemen: "Ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de sloop-, bouw-, sanerings- of graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 (voor monumenten) en artikel 54 (voor waarnemingen) van de Monumentenwet 1988. Opdrachtgever verplicht de aannemer(s) dan ook om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de graafwerkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Maasdriel".