Plan: | De Kampen-Noord 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1071-VG01 |
Als gevolg van de invoering van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 zijn provincies verplicht een ruimtelijke structuurvisie op te stellen met een uitvoeringsagenda. Het beleid zoals verwoord in de structuurvisie werd voorheen in het streekplan geformuleerd. De basis voor de structuurvisie wordt gevormd door het Streekplan uit 2005 (Vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005) met dezelfde naam, waaruit het bestaande beleid is overgenomen.
In dit streekplan heeft de provincie Gelderland haar grondgebied opgedeeld in verschillende regio's. Hedel valt in de regio Rivierenland. Rivierenland wordt omschreven als een grotendeels groene en weidse uitstraling. De west-oost en noord-zuid georiƫnteerde stromen lopen evenwel ook midden door dit gebied. De druk op dit gebied is groot: Betuwelijn, A15, A2 maar ook Ruimte voor Rivier. Naast het regionaal centrum Tiel spelen Geldermalsen, Zaltbommel, Culemborg en Druten een belangrijke rol in de sociaal-economische structuur. De regio werkt aan de uitbouw van de fijnmazige sociaal-economische structuur met behoud van ruimtelijke kwaliteit. De landbouwkundige betekenis van dit gebied is groot. Maas, Linge, Nederrijn vormen belangrijke basislijnen voor recreatief-toeristische ontwikkelingen.
Met het provinciaal ruimtelijk beleid wil de provincie bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Het geheel aan kenmerken heeft betekenis voor de samenleving en kan worden uitgedrukt in de begrippen 'gebruikswaarde', 'belevingswaarde', 'toekomstwaarde'.
Om zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en stedelijke vernieuwing te stimuleren geldt als uitgangspunt dat de regio's een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken accommoderen in bestaand bebouwd gebied. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is selectief en spitst zich toe op de tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, bestaande uit het groenblauwe raamwerk en het rode raamwerk. In het groenblauwe raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen. In het rode raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten.
Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. Vooral voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt.
De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent o.a. het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Ook in het bedrijfsleven is sprake van voortgaande schaalvergroting. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen. Bij bundeling van werkfuncties valt onderscheid te maken naar de omvang van publieks-/werknemers-stromen (= meer centrale, goed bereikbare locaties) en van goederen-stromen (= ligging aan ontsluitende infrastructuur weg/water of op specifieke terreinen bijvoorbeeld in verband met milieuzonering).
De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties (Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties, vastgesteld op 30 juni 2010) is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. De opgave voor Gelderland is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit op het juiste moment en het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat er maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te ontwikkelen en herontwikkelen. Afstemming van de planning bij de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen tussen de gemeentelijke overheden in een regio is daarom van groot belang.
Gelderland is een provincie met een grote variƫteit aan landschappen en haar identiteit wordt mede bepaald door regionale verscheidenheid. Deze kwaliteiten staan op verschillende plaatsen in de provincie onder druk. . Regionale planning en afstemming van bedrijventerrein is een provinciaal belang. Daarvoor zullen de zes Gelderse regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen moeten gaan opstellen. Dit document is het kader voor de regionale afstemming en planning van bedrijventerreinen.
Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder dienen de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.
De provincie Gelderland heeft de Ruimtelijke Verordening Gelderland (Ruimtelijke verordening Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 15 december 2010) vastgesteld. In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat.
Per 27 juni 2012 is in de Ruimtelijke Verordening Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties opgenomen. Hierin is vastgelegd, dat een nieuw bedrijventerrein alleen mogelijk is als daar voldoende vraag naar is en de SER-ladder voldoende is toegepast. Wat betreft de behoefte aan bedrijventerrein binnen de gemeente Maasdriel wordt verwezen naar paragraaf 3.2. van deze toelichting. In paragraaf 2.1. onder het kopje 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' wordt ingegaan op de SER-ladder.
De regio Rivierenland bestaat uit de gemeenten Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas & Waal en Zaltbommel. De regio grenst aan de westzijde aan de provincie Zuid-Holland (Diefdijk en Linge) en Noord-Brabant (Afgedamde Maas), aan de noordzijde aan de provincie Utrecht (Lek en Nederrijn), aan de zuidzijde aan de provincie Noord-Brabant (Maas) en aan de oostzijde aan het Knooppunt Arnhem-Nijmegen.
In Rivierenland geldt, overeenkomstig het "Convenant Bedrijventerreinen Rivierenland" (vastgesteld december 2001), het vestigingscriterium 'meerwaarde voor Rivierenland'. Dat wil zeggen dat een bedrijf dat zich in Rivierenland wil vestigen een toegevoegde waarde voor de regio moet hebben. Aandachtspunten hierbij zijn arbeidsmarktperspectief, aanvulling op huidige productiestructuur, relaties met andere reeds aanwezige sectoren/ketenfunctie, hoofdvestigingen en 'groene bedrijven'. Het Convenant vormt voor de regio Rivierenland onderdeel van het streekplanbeleid voor bedrijventerreinen, voor zover niet strijdig met de generieke beleidslijnen van dit streekplan.
Het "Convenant Bedrijventerreinen Rivierenland" is ondertekend door de gemeente Maasdriel. De gemeente Maasdriel mag op grond van dit convenant enkel bedrijventerreinen ontwikkelen voor lokale bedrijven. Een lokaal bedrijventerrein wordt in het convenant gedefinieerd als: kernen met een lokale functie hebben een opvangtaak voor lokale initiatieven en voor verplaatsing en uitbreiding van in de gemeente aanwezige bedrijvigheid voor zover dit naar aard en schaal en functie passend is.
Voor het onderhavige plangebied betekent dit dat uitgegaan wordt van kavels tot maximaal 5.000 m2. Op het moment dat een bedrijf deze maatvoering wenst te overstijgen dan is verplaatsing naar een subregionaal bedrijventerrein aan de orde. Uitzondering op deze regel is het bestaande bedrijf dat reeds in het plangebied aanwezig is. Dit bedrijf krijgt op basis van het plan de mogelijkheid om uit te breiden tot maximaal 10.000 m2. Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein in de gemeente Tiel betekent dat de belangen van het bedrijf onevenredig worden geschaad ten opzichte van de belangen vertegenwoordigt door het vestigingsbeleid.