Plan: | De Kampen-Noord 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1071-VG01 |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Hieronder zijn deze weergegeven.
Doordat de ontwikkeling van Kampen-Noord zich afspeelt op lokaal niveau heeft het verder geen duidelijk herkenbare relatie met het overige ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro: op 30 december 2011 inwerking getreden) wordt aan de provincies opdracht gegeven bij verordening nadere regels te stellen over het tegengaan van onnodige verstedelijking in het landelijk gebied en daarbij de toepassing van de SER-ladder te betrekken. Met de SER-ladder wordt een prioriteitsstelling bedoeld om eerst binnen het bestaande bebouwd gebied te zoeken naar mogelijkheden van herstructurering of intensivering (eventueel transformatie) en pas als dat niet leidt tot resultaten buiten bestaand bebouwd gebied te zoeken.
Uit paragraaf 2.2 blijkt, dat de provincie Gelderland kiest voor zuinig ruimtegebruik. Het uitgangspunt is, dat in regionaal verband een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken in bestaand bebouwd gebied moet worden geaccommodeerd.
Rondom alle kernen in de provincie zijn contouren getrokken, waarbinnen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Zo wordt onnodige verstedelijking van het landelijk gebied voorkomen. Het plangebied ligt binnen deze contour en is aangewezen voor ontwikkeling van een bedrijventerrein.
Uit paragraaf 3.2 blijkt dat sinds 2010 er geen gebruiksklare bedrijfsgronden meer binnen de gemeente in de aanbieding zijn. Herstructurering of intensivering van bestaande terreinen is niet aan de orde. Kortom binnen bestaand bebouwd gebied is geen ruimte om te voldoen aan de behoefte aan bedrijfsvestiging binnen de gemeente Maasdriel.
Wat betreft de regionale aspecten van één en ander wordt verwezen naar paragraaf 2.2.4.