Plan: | Buitengebied herziening 2010, Laarstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1068-OH01 |
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland. In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e nota Waterhuishouding) moet het waterschap invulling geven aan 'duurzaam stedelijk beheer'. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water.
Waterschap Rivierenland heeft het Waterbeheerplan 2010-2015 opgesteld. Het plan gaat over het waterbeheer in het gehele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap.
Voor voorliggend bestemmingsplan is vooral het voorkomen van wateroverlast aan de orde. Voor nieuw stedelijk gebied geldt dat deze zodanig ontworpen dient te zijn dat er voldoende ruimte voor water is. Een perceeleigenaar dient het hemelwater zelf zoveel mogelijk op te vangen op zijn perceel.
Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit van belang. De chemische waterkwaliteit mag niet verslechteren ten opzichte van de toestand in het jaar 2000. Voorkomen moet worden dat prioritaire (vervuilende) stoffen in het oppervlaktewater terecht komen.
Analyse
Binnen het plangebied wordt een retentievoorziening aangelegd waarin het hemelwater afkomstig van de daken en verharde oppervlakken binnen het plangebied wordt gebufferd en gezuiverd, waarna het geloosd wordt op de aangrenzende watergang.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid in het Waterbeheerplan 2010-2015.
De Nota Rioleringsbeleid bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.
Ten aanzien van onderhavig plan is de afkoppeling van het hemelwater aan de orde. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden. Voor nieuwe bedrijventerreinen met lichte bedrijfscategorieën wordt gestreefd naar een afkoppeling van 100%.
Analyse
Het plan omvat een retentievoorziening waarmee het hemelwater voor 100% wordt afgekoppeld van de riolering.
Conclusie
Het plan past binnen het Rioleringsbeleid 2005.
Gezamenlijk met de gemeente Zaltbommel en Waterschap Rivierenland heeft de gemeente Maasdriel het Waterplan Bommelerwaard opgesteld waarin het waterbeleid is opgenomen. Het waterplan bevat ambities ten aanzien van onder meer de waterkwantiteit en -kwaliteit, ecologie en stedelijk grondwater. Voorts zijn aandachtspunten opgenomen.
Analyse
In deze paragraaf 5.2 zijn diverse kwantitatieve en kwalitatieve wateraspecten opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het Waterplan Bommelerwaard.
Conclusie
Het plan past binnen het Waterplan Bommelerwaard.
De gemeente Maasdriel heeft op 3 mei 2007 het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2007-2011 vastgesteld. Dit plan omvat de beleidsvoornemens en maatregelen voor het Maasdrielse rioolstelsel en het daarmee verband houdende waterbeheer. In het GRP zijn een aantal doelen opgesteld, te weten:
Analyse
Voor onderhavig plan is met name de doel 2 van toepassing. Dit doel houdt in dat het hemelwater zoveel mogelijk geïnfiltreerd moet worden in de bodem of afgevoerd moet worden naar oppervlaktewater. Daarbij is het voorkomen van vervuiling van de bodem c.q het oppervlaktewater aandachtspunt (doel 4). In paragraaf 5.2.4 wordt ingegaan op de manier van berging van het hemelwater binnen het plangebied. Er wordt aan de doelstellingen voldaan.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid zoals dat is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011.
Het plangebied grenst aan de westzijde aan en B-watergang (nr. 035044B).
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Zoals vermeld is het beleid van het waterschap primair gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van het gebiedseigen water. Gestreefd moet worden naar een hydrologisch neutrale situatie.
De hoeveelheid hemelwater die tijdens een regenbui valt en die moet worden vastgehouden wordt de 'bufferopgave' genoemd. De bufferopgave is afhankelijk van de oppervlakte van bebouwing en terreinverharding en van de intensiteit van de regenbui.
De toename van de oppervlakte van de bebouwing en de terreinverharding bedraagt respectievelijk 880 m² en 4600 m², tezamen 5480 m².
Uitgangspunt voor het berekenen van de bufferopgave zijn hevige regenbuien die eens in de 10 jaar (T=10) en eens in de 100 jaar (T=100) voorkomen. Hierbij valt 43,6 mm respectievelijk 66,4 mm neerslag. De bufferopgave bedraagt bij T=10, 239 m3 en bij T=100, 364 m3.
De bodem binnen het plangebied bestaat in hoge mate uit klei. De waterdoorlatendheid van de bodem is derhalve slecht. In het vervolg van deze paragraaf is ervan uitgegaan dat de infiltratie nihil is (worst case scenario).
Afvoer van het hemelwater kan alleen plaatsvinden door lozing op de aangrenzende B-watergang. Dit kan echter niet plaatsvinden zonder de bergingscapaciteit van de watergang te vergroten omdat zonder vergroting binnen het plangebied of elders wateroverlast zou kunnen optreden. Deze bergingscapaciteit wordt vergroot door middel van retentievijvers op het eigen terrein, die rechtstreeks op de B-watergang mogen worden aangesloten.
Binnen het plangebied is een retentievoorziening nodig met een effectieve waterberging van 239 m3 (T=10) en ruimte voor een extra berging van 125 m3 (T=100 -/- T=10) tot aan het maaiveld.
De retentievoorziening moet boven het zomerpeil worden aangelegd. De peilenkaart Bommelerwaard van Waterschap Rivierenland geeft ter plaatse een zomerpeil aan van 2,4 meter +NAP. De hoogte van het terrein bedraagt 3 meter +NAP (bron: www.ahn.nl). De totale waterberging heeft een diepte van maximaal 0,6 meter. De effectieve waterberging bedraagt 0,3 meter, waarbij het water tot 0,3 meter onder het maaiveldniveau blijft.
De initiatiefnemer wil de retentievoorziening in verband met de mogelijke archeologische waarden afgraven tot aan het zomerpeil.
In geval de initiatiefnemer de retentievoorziening permanent watervoerend wenst aan te leggen adviseert het waterschap de bodem van de retentievijver circa 1 meter onder het zomerpeil aan te leggen. Hiermee blijft sprake van 'gezond' water (temperatuur, zuurstofgehalte).
Het waterschap heeft als aanvullende voorwaarde dat de oevers van de retentievijvers (=oppervlaktewater) voor minimaal 35% voorzien moeten zijn van een natuurvriendelijk talud, bijvoorbeeld in de vorm van een onderwaterbanket. In geval van droogvallende voorzieningen is deze eis niet aan de orde.
Het waterschap geeft aan dat de bermsloot aan de zijde van de Laarstraat moet worden 'opgewaardeerd' naar B-watergang (waterdiepte 50 cm t.o.v. zomerpeil; bodembreedte 50 cm; obstakelvrije zone 1 m aan weerszijden). Deze bermsllot ligt echter buiten het plangebied, op gronden van de gemeente. Opwaardering van de bermsloot kan onafhankelijk van de ontwikkeling van het plan plaatsvinden.
De duikers ter plaatse van de inritten hebben een minimale doorsnede van 800 mm.
Uitgaande van 0,3 meter effectieve waterberging moet de oppervlakte van de retentievoorziening ten minste 800 m² bedragen om 239 m3 water (T=10) te kunnen vasthouden. Om in geval van T=100 364 m3 water tot aan het maaiveld (0,6 m) te kunnen vasthouden, is een oppervlakte van 600 m² nodig. De oppervlakte van 800 m² is maatgevend.
Kaartbijlage 1 toont een retentievoorziening met een oppervlakte van ruim 800 m². Er kan aan de bufferopgave worden voldaan.
Het schone hemelwater afkomstig van de daken mag rechtstreeks op de retentievoorziening worden geloosd. Het hemelwater afkomstig vanaf de terreinverharding is licht vervuild en wordt middels een lamellenfilter gezuiverd alvorens het wordt geloosd op de retentievoorziening. De lozingspunten van het hemelwater zijn op de inrichtingsschets aangegeven.
De afvoer van het schone hemelwater is in voorgaande paragrafen beschreven.
De bedrijfsruimte wordt door middel van een drukriolering aangesloten op de bestaande riolering in de Laarstraat.
Uit het voorgaande blijkt dat het schone hemelwater en het vuile afvalwater strikt worden gescheiden. Er wordt geen hemelwater op het riool geloosd. Hiermee is sprake van een vorm van duurzaam waterbeheer.