Plan: | Buitengebied herziening 2010, Laarstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1068-OH01 |
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle gebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.
Beschermde gebieden
Het plangebied is geen onderdeel van beschermde gebieden zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.
De afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt ruim 4 km. Gezien deze grote afstand is het onwaarschijnlijk dat externe effecten optreden op dit natuurgebied als gevolg van de aanleg en het gebruik van het transportbedrijf.
Beschermde soorten
Met het doel te bepalen of binnen het plangebied beschermde soorten voorkomen heeft Staro Natuur en Buitengebied uit Gemert een onderzoek uitgevoerd: rapport "Quickscan natuurwaarden, Laarstraat Kerkdriel" (november 2011, nr. P11-0201). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 opgenomen.
Staro concludeert dat:
Met het uitgevoerde onderzoek is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond. In het kader van de benodigde omgevingsvergunning zullen de diverse aanbevelingen worden getoetst.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Er worden derhalve geen cultuurhistorische waarden aangetast.
Archeologie
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede uit de themakaart archeologie van het streekplan weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.
uitsnede themakaart archeologie streekplan
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Analyse
Het plangebied ligt binnen een zone die op de kaart is aangeduid met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De grondwerkzaamheden hebben een oppervlakte van meer dan 100 m².
Hoewel de bodem ter plaatse deel geroerd is in het kader van saneringswerkzaamheden, wordt door de regionaal archeoloog een archeologisch onderzoek aanbevolen.
Met het doel de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied te bepalen heeft Vestigia uit Amersfoort een onderzoek uitgevoerd: rapport "Nieuwbouw bedrijfshal aan de Laarstraat te Kerkdriel, gemeente Maasdriel. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek" (7 december 2011, nr. V949). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 toegevoegd.
Vestigia concludeert dat er binnen het plangebied geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Vestigia concludeert verder dat de archeologische verwachtingswaarde ter plaatse van de aangetroffen verstoringen kan worden bijgesteld naar laag, maar dat onder de verstoringen een hoge verwachtingswaarde blijft gelden. Onderstaande tabel geeft de diepte van de verstoring per boorpunt weer.
boorpunt | verstoring |
1 | 70 cm -mv |
2 | 40 cm -mv |
3 | 60 cm -mv |
4 | 50 cm -mv |
5 | 60 cm -mv |
6 | 80 cm -mv |
7 | 60 cm -mv |
Uit de boorstaten kan worden opgemaakt dat de verstoringen tot ten minste 40 cm onder het maaiveld reiken. In de planregels is opgenomen (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie') dat voor bodemverstoringen dieper dan 40 cm onder maaiveld een nader onderzoek moet worden uitgevoerd.
Het plan omvat het aanleggen van retentievoorzieningen aan de west- en oostzijde van het plangebied (ter plaatse van de boorpunten 1 en 7). Deze retentievoorzieningen hebben een diepte van circa 60 cm onder maaiveld. Op basis van de planregels is hiervoor een omgevingsvergunning nodig. Uit het genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de voorgestane retentievoorzieningen geen archeologische waarden te verwachten zijn. Het archeologisch onderzoek biedt voldoende informatie om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.