Plan: | Buitengebied herziening 2011, Winkelseweg 10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0263.BP1062-VG01 |
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland. In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e nota Waterhuishouding) moet het waterschap invulling geven aan 'duurzaam stedelijk beheer'. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water.
Waterschap Rivierenland heeft het Waterbeheerplan 2010-2015 opgesteld. Het plan gaat over het waterbeheer in het gehele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap.
Voor voorliggend bestemmingsplan is vooral het voorkomen van wateroverlast aan de orde. Voor nieuw stedelijk gebied geldt dat deze zodanig ontworpen dient te zijn dat er voldoende ruimte voor water is. Een perceeleigenaar dient het hemelwater zelf zoveel mogelijk op te vangen op zijn perceel.
Naast de waterkwantiteit is de waterkwaliteit van belang. De chemische waterkwaliteit mag niet verslechteren ten opzichte van de toestand in het jaar 2000. Voorkomen moet worden dat prioritaire (vervuilende) stoffen in het oppervlaktewater terecht komen.
Analyse
Binnen het plangebied wordt een retentievoorziening aangelegd waarin het hemelwater afkomstig van de daken en verharde oppervlakken binnen het plangebied wordt gebufferd en gezuiverd, waarna het geloosd wordt op de aangrenzende watergang.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid in het Waterbeheerplan 2010-2015.
De Nota Rioleringsbeleid bevat het gebundelde beleid inzake riolering en is bedoeld voor gebruik bij de planvoorbereiding.
Ten aanzien van onderhavig plan is de afkoppeling van het hemelwater aan de orde. Hiermee wordt voorkomen dat schoon water via het riool wordt afgevoerd en vervolgens moet worden gezuiverd. Het rioolsysteem zou daarmee onnodig belast worden. Voor nieuwe bedrijventerreinen met lichte bedrijfscategorieën wordt gestreefd naar een afkoppeling van 100%, waarbij een vrijstelling geldt voor de eerste 500 m² nieuwe verharding/bebouwing.
Analyse
Het plan omvat een retentievoorziening waarmee het hemelwater voor 100% wordt afgekoppeld van de riolering.
Conclusie
Het plan past binnen het Rioleringsbeleid 2005.
Gezamenlijk met de gemeente Zaltbommel en Waterschap Rivierenland heeft de gemeente Maasdriel het Waterplan Bommelerwaard opgesteld waarin het waterbeleid is opgenomen. Het waterplan bevat ambities ten aanzien van onder meer de waterkwantiteit en -kwaliteit, ecologie en stedelijk grondwater. Voorts zijn aandachtspunten opgenomen.
Analyse
In deze paragraaf 5.2 zijn diverse kwantitatieve en kwalitatieve wateraspecten opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van het Waterplan Bommelerwaard.
Conclusie
Het plan past binnen het Waterplan Bommelerwaard.
Binnen het plangebied liggen enkele sloten die op de legger van het waterschap zijn aangeduid als C-watergangen. Voor deze watergangen geldt geen onderhoudsplicht, maar is wel de Keur van het waterschap van toepassing.
Aan het plangebied grenzen voorts enkele C-watergangen. Deze watergangen liggen evenwijdig aan de Oude Rijksweg en de rondweg [N831] en zorgen voor de opvang van het hemelwater vanaf de verhardingen van deze wegen.
Aan de westzijde van de Oude Rijksweg ligt een A-watergang.
Ten behoeve van het realiseren van het tankstation wordt een uitrit aangelegd waarbij een C-watergang wordt voorzien van een duiker. Deze C-watergang verliest zijn bergingscapaciteit over een oppervlakte van 13,5 m². De C-watergang is 80 cm diep. De watergang ligt daarmee geheel boven het zomerpeil. Uitgaande van een waterbergende schijf van 50 cm in geval van T=10 en een waterberging tot aan het maaiveld in geval van T=100 bedraagt de waterberging van het te dempen deel 6 m³ (T=10) respectievelijk 8 m³ (T=100). Deze inhoud moet worden gecompenseerd.
Zoals vermeld is het beleid van het waterschap primair gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van het gebiedseigen water. Gestreefd moet worden naar een hydrologisch neutrale situatie.
De hoeveelheid hemelwater die tijdens een regenbui valt en die moet worden vastgehouden wordt de 'bufferopgave' genoemd. De bufferopgave is afhankelijk van de oppervlakte van bebouwing en terreinverharding en van de intensiteit van de regenbui.
De toename van de oppervlakte van de bebouwing en de terreinverharding bedraagt respectievelijk 750 m² en 2750 m², tezamen 3500 m². Zoals vermeld hoeft voor de berekening van de benodigde bufferopgave de eerste 500 m² niet te worden gecompenseerd. Uitgangspunt voor de berekening is derhalve een toename van de verharding met 3000 m².
Uitgangspunt voor het berekenen van de bufferopgave zijn hevige regenbuien die eens in de 10 jaar (T=10) en eens in de 100 jaar (T=100) voorkomen. Hierbij valt 43,6 mm respectievelijk 66,4 mm neerslag. De bufferopgave ten behoeve van de nieuwe verharding bedraagt bij T=10, 131 m³ en bij T=100, 200 m³. Inclusief de te compenseren inhoud van de te dempen watergang bedraagt de bufferopgave 137 m³ bij T=10 en 208 m³ bij T=100.
De bodem binnen het plangebied bestaat in hoge mate uit klei. De waterdoorlatendheid van de bodem is derhalve slecht. In het vervolg van deze paragraaf is ervan uitgegaan dat de infiltratie nihil is (worst case scenario).
Afvoer van het hemelwater kan alleen plaatsvinden door lozing op de aangrenzende C-watergangen. Dit kan echter niet plaatsvinden zonder de bergingscapaciteit van de watergangen te vergroten omdat zonder vergroting binnen het plangebied of elders wateroverlast zou kunnen optreden.
Het vergroten van de capaciteit van de C-watergangen kan op twee manieren:
De eerste mogelijkheid vraagt relatief veel ruimte. In het kader van zuinig ruimtegebruik is derhalve gekozen voor de tweede mogelijkheid: een geïsoleerde voorziening op het eigen terrein.
Binnen het plangebied is een retentievoorziening nodig met een effectieve waterberging van 137 m3 (T=10) en ruimte voor een extra berging van 71 m3 (T=100 -/- T=10) tot aan het maaiveld.
De retentievoorziening moet boven het zomerpeil worden aangelegd. De peilenkaart Bommelerwaard van Waterschap Rivierenland geeft ter plaatse een zomerpeil aan van 1,5 meter +NAP. De hoogte van het terrein bedraagt (na ophoging met 0,5 meter) 2,94 meter +NAP. De totale waterberging heeft een diepte van maximaal 1,44 meter. De effectieve waterberging bedraagt 1,14 m, waarbij het water tot 30 cm onder het maaiveldniveau blijft.
Voorts is er de voorwaarde dat de retentievoorziening binnen 48 uur weer beschikbaar is voor nieuwe berging. Dit moet worden bereikt door het vertraagd lozen van het water vanuit de retentievoorziening op de watergang. De lozing mag maximaal 1,5 l/s/ha x 0,7800 ha = 1,17 l/s bedragen.
Gedurende de periode van 48 uur mag maximaal (48 x 3600 x 1,17 =) 202.176 l = 202 m3water op de watergang worden geloosd. Ten behoeve van het weer beschikbaar maken van de retentievoorziening voldoet de maximale afvoer. Na een maximale lozing gedurende 48 uur is de retentievoorziening weer beschikbaar.
De initiatiefnemer wil de retentievoorziening zodanig aanleggen dat deze permanent watervoerend is. Het waterschap adviseert de bodem van de retentievoorziening ca 1 meter onder het zomerpeil aan te leggen. Hiermee blijft sprake van 'gezond' water (temperatuur, zuurstofgehalte).
Het waterschap eist voorts dat minimaal 35% van de oevers ecologisch zijn ingericht. Aan deze eis kan worden voldaan middels het aanbrengen van oevers met een talud van 1:5.
Bovenbeschreven gegevens zijn in onderstaand schema weergegeven.
schema verwerking schoon hemelwater
Uitgaande van 1,14 meter effectieve waterberging moet de oppervlakte van de bergingsvoorziening ten minste 120 m² bedragen om 137 m3 water (T=10) te kunnen vasthouden. Om in geval van T=100 208 m3 water tot aan het maaiveld (1,44 m) te kunnen vasthouden, is een oppervlakte van 144 m² nodig. De oppervlakte van 144 m² is maatgevend.
De inrichtingsschets in hoofdstuk 4 toont twee retentievoorzieningen met een gezamenlijke oppervlakte van circa 200 m². De voorzieningen worden gekoppeld met een duiker met een diameter van ten minste 300 mm. Er kan aan de bufferopgave worden voldaan. Voorts is er de mogelijkheid onder de verhardingen een infiltratie-transportriool (it-riool) aan te leggen. Hoewel de infiltratie zeer beperkt zal zijn, kan het it-riool indien nodig bijdragen aan de berging van het hemelwater.
Het schone hemelwater afkomstig van de daken mag rechtstreeks op de retentievoorziening worden geloosd. Het hemelwater afkomstig vanaf de terreinverharding is licht vervuild en moet gezuiverd worden alvorens het kan worden geloosd op de retentievoorziening.
Door de retentievoorziening bovenstrooms op de C-watergang aan te sluiten is er sprake van doorstroming, hetgeen de kwaliteit van het water bevorderd.
De afvoer van het schone hemelwater is in voorgaande paragrafen beschreven.
De tankshop en carwash worden aangesloten op de bestaande riolering in de Winkelseweg.
Uit het voorgaande blijkt dat het schone hemelwater en het vuile afvalwater strikt worden gescheiden. Er wordt geen hemelwater op het riool geloosd. Hiermee is sprake van een vorm van duurzaam waterbeheer.
Deze paragraaf wordt ter toetsing toegezonden aan Waterschap Rivierenland.