direct naar inhoud van 5.3 Milieu
Plan: Buitengebied herziening 2011, Winkelseweg 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1062-VG01

5.3 Milieu

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk genoemd. Naast bovengenoemde wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.

5.3.1 Bodem

Binnen het plangebied hebben door de jaren heen diverse bodemonderzoeken plaatsgevonden. Uit bodemonderzoeken die in 2006 hebben plaatsgevonden (Verkennend bodemonderzoek, 17 augustus 2006, Milec, B06043/VO.01 en Aanvullendbodemonderzoek, 3 oktober 2006, Tauw, R001-4478793WDO-nva-V01-NL) bleek dat op het terrein een beperkte ernstige verontreiniging met zware metalen aanwezig was. De verontreiniging is in 2006 verwijderd (ca 2,5 ton).

Na de sanering zijn nog twee bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn hierna vermeld.

Verhoeven Milieutechniek bv uit Zaltbommel heeft in opdracht van de voormalige eigenaar van de grond een bodemonderzoek verricht ten behoeve van de voorgenomen transactie van de grond: rapport "Verkennend (NEN 5740) en aanvullend bodemonderzoek Winkelseweg 10 (L 845 ged. en 846 ged.) te Hedel" (9 februari 2007, B06.3049). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 opgenomen. De conclusie van het onderzoek is hieronder weergegeven:

"Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat er lichte verontreinigingen in de bodem op de onderzoekslocatie aanwezig zijn. Vanwege de geringe mate van verontreinigingen zijn de risico’s voor de volksgezondheid en het milieu verwaarloosbaar.

Met het uitgevoerde verkennend en aanvullend bodemonderzoek is, ons inziens, de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie gelegen aan de Winkelseweg 10 (L 845 ged. en 846 ged.) in voldoende mate vastgesteld. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen onroerend goed transactie en toekomstige nieuwbouw."

Amitec bv uit Uden heeft in opdracht van de initiatiefnemer een controle bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Controle bodemonderzoek, G.J.W. Ruisch Beheer BV, Project: Winkelseweg 10 te Hedel" (18 juni 2008, 8.010 - RAP VO.01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 opgenomen. De relevante delen van de conclusies en aanbevelingen zijn hieronder opgenomen:

"Conclusies
De locatie kan niet aangemerkt worden als onverdacht terrein, omdat bijmengingen zijn aangetroffen, die waarschijnlijk de streefwaarde overschrijdingen hebben veroorzaakt. Op deellocatie B zijn zink en PAK aangetroffen, welke te herleiden zijn aan de puin- en betonhoudende bijmenging. Op deellocatie C is PAK aangetroffen, welke te herleiden is op de aanwezige kolenlaag. Het in het grondwater aangetroffen zware metaal zink, komt in Gelderland van nature voor in verhoogde concentraties.

Aanbeveling
Op basis van de onderzoeksresultaten is er géén nader onderzoek noodzakelijk en bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt géén belemmeringen voor het huidige gebruik en voor geplande herontwikkeling van het perceel."

Algemene conclusie
De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Opgemerkt wordt dat in het kader van de nog te verlenen omgevingsvergunning voor het gebruik van het tankstation een 'nulsituatie-onderzoek' moet plaatsvinden. Het hierboven beschreven bodemonderzoek is hiervoor niet geschikt.

5.3.2 Lucht

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als gestelde grenswaarden voor PM10 en NO2 niet worden overschreden.

Door het Ministerie van VROM is een rekenhulp opgesteld waarmee aan de hand van een eenvoudige berekening kan worden bepaald of een ontwikkeling al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (NIBM-tool).

Toetsing
Het plangebied grenst aan de Baronieweg (onderdeel van de provincialeweg N831). Naar verwachting zullen hiervan in 2010 ca 14.500 en in 2020 ca 17.100 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken. (bron: DHV, rapport Actualisatie luchtberekening; Omlegging N831 (doss. A3702.01.001, reg.nr. OR-SE20061692, 27 juni 2006) en de DHV, MEMO Aanvullende beschouwing luchtkwaliteit en geluid (doss. B7558-02.001, kenm. MD-E/20080119, 4 september 2008)).
In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan voor de aanleg van de rondweg is een onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat de weg voldoet aan de eisen van de Wet luchtkwaliteit.

Onderhavig plan betreft de verplaatsing van een bestaand tankstation. In het kader van de gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn slechts de extra verkeersbewegingen van het tankstation aan de orde. Gedacht moet worden aan de vaste klanten van het bestaande tankstation die 'meeverhuizen' naar de nieuwe locatie. Gebruikers van de Baronieweg die op doorreis gebruik maken van het tankstation kunnen buiten beschouwing worden gelaten.
In het kader van het akoestisch onderzoek naar industrielawaai (zie paragraaf 5.3.3.2) is een inschatting gemaakt van het aantal verkeersbewegingen op het terrein van het tankstation. In totaal betreft het 1840 verkeersbewegingen, waarvan 60 vrachtwagenbewegingen (3,3%). Op basis van de bekende omzetgegevens van het bestaande tankstation is bepaald dat het aantal bezoekers dat speciaal voor het tankstation komt maximaal 50% bedraagt. Dat betreft 920 verkeersbewegingen (waarvan 3,3% vrachtwagens).
Onderstaande tabel bevat de resultaten van de berekening met de NIBM-tool (uitgevoerd op 4 januari 2012).

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1062-VG01_0013.jpg"

Het tankstation betreft geen gevoelige functie in het kader van luchtkwaliteit. Een verantwoording met betrekking tot een gezond woon- en leefklimaat kan achterwege blijven, omdat het tankstation geen luchtgevoelige functie betreft.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet vereist.

5.3.3 Geluid
5.3.3.1 Verkeerslawaai

Het plan omvat geen geluidgevoelige objecten. Een akoestisch onderzoek naar het verkeerslawaai is derhalve niet nodig.

Het plan omvat voorts twee ontwikkelingen waarbij weliswaar (vracht)autoverkeer aan de orde is, maar die gezien worden als inrichtingen in het kader van de Wet geluidhinder. Een verantwoording van het lawaai is derhalve opgenomen in paragraaf 5.3.3.2 Industrielawaai.

5.3.3.2 Industrielawaai

Binnen de nieuwe inrichting van het tankstation wordt geluid geproduceerd. De geluidsproductie wordt voornamelijk veroorzaakt door de (vracht)autoverkeersbewegingen. In de directe omgeving liggen enkele geluidgevoelige objecten, waarvan de woning Winkelseweg 8 het meest belemmerend is.

Amitec bv uit Uden heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het industrielawaai van de inrichting: rapport "Akoestisch onderzoek (Industrielawaai); G.J.W. Ruisch Beheer B.V.; Project: Winkelseweg 10 te Hedel" (26 juli 2010, nr. 8.010-AVi.2). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 toegevoegd. De conclusie van het onderzoeksrapport is hieronder integraal weergegeven.

"Uit de resultaten van het voorliggend onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • 1. De inrichting voldoet in de representatieve bedrijfssituatie bij alle woningen aan een etmaalwaarde van 48 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT). Het is daarvoor noodzakelijk dat de deuren van de wasstraat een goede geluidsisolatie hebben (Rw = 50 dB) en dat de inrichting in de avond- en nachtperiode niet toegankelijk is voor vrachtwagens. Langs de gehele zuidgrens van de inrichting dient een geluidsscherm geplaatst te worden met een hoogte van minimaal 3 meter en een totale lengte van 50 meter. Het scherm dient een oppervlaktegewicht te hebben van minimaal 15 kg/m². De noordzijde van het scherm dient absorberend uitgevoerd te worden om ongewenste reflecties te voorkomen. De wasboxen dienen gesloten uitgevoerd te worden. Dat wil zeggen: de zij- en achterwanden dienen te bestaan uit halfsteens muren en de wasboxen dienen voorzien te worden van een dak (hout of steenachtig). De voorzijde (noordzijde) van de wasboxen mag wel open blijven.
  • 2. De inrichting voldoet in de representatieve bedrijfssituatie aan de geluidseisen voor de maximale geluidsniveaus (LAmax) uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening, namelijk 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.
  • 3. De inrichting voldoet ter plaatse van woningen van derden aan de streefwaarde van 50 dB(A) uit de Circulaire van 29 februari 1996 van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (MBG 96006131) "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer"."

Uit het onderzoeksrapport komt naar voren dat de inrichting kan voldoen aan de eisen van de Wet geluidhinder, mits aan een aantal bouwtechnische randvoorwaarden wordt voldaan. Een nadere toetsing van deze randvoorwaarden vormt onderdeel van de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruik van het tankstation.

Conclusie
Het aspect industrielawaai vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.3.4 Reuk/geur

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen gevestigd waarvoor het plan een belemmering zou kunnen vormen.

5.3.5 Externe veiligheid

Deze paragraaf is in samenwerking met Amitec bv uit Uden opgesteld.

Personen moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm die de kans uitdrukt dat een persoon, die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast legt het Bevi een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een inrichting of buisleiding overlijdt. De gemeente moet een verantwoording afleggen bij veranderingen van het groepsrisico in het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen kunnen voordoen: het invloedsgebied.

5.3.5.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voorliggend bestemmingsplan omvat het oprichten van een nieuw tankstation met LPG. De voorgenomen ontwikkelingen moeten derhalve getoetst worden aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit kader is overleg gevoerd met de regionale brandweer. Het advies van de brandweer is opgenomen als bijlage .

In het Bevi wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en groepsgebonden risico.

5.3.5.1.1 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) betreft de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een inrichting zou kunnen overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen binnen die inrichting. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is.

Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart, die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten richtwaardecontour). In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn de afstanden (bijlage 1, tabel 1) opgenomen, waar rekening mee moet worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bij een doorzet LPG van minder dan 1500 m³/jaar bedraagt volgens de huidige regelgeving voor nieuwe LPG-tankstations de richtwaardecontour 110 m, bij een doorzet van minder dan 1000 m³/jaar bedraagt de richtwaardecontour 45 m. Binnen deze richtwaardecontour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht. In onderhavig geval betekent dat dat de inrichting van het tankstation zodanig moet zijn dat binnen de richtwaardecontour zich geen (beperkt) kwetsbare objecten bevinden.
In artikel 1 van het Bevi is aangegeven wat onder 'beperkt kwetsbare objecten' en 'kwetsbare objecten' wordt verstaan. Volgens artikel 1 lid a onder g van het Bevi, zijn bedrijfsgebouwen 'beperkt kwetsbare objecten'. Woningen betreffen 'kwetsbare objecten'.

Aangezien er (beperkt) kwetsbare objecten liggen op een afstand van minder dan 110 m is een beperking van de doorzet noodzakelijk. Uitgaande van een beperking van de doorzet tot minder dan 1000 m³/jaar en de bijhorende richtwaardecontour van 45 m kan worden voldaan aan de eisen van de Revi. Dat betekent dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten op een afstand van minder dan 45 m tot het vulpunt liggen. Op de inrichtingsschets (hoofdstuk 4) is het vulpunt LPG en de bijbehorende richtwaardecontour weergegeven. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aanwezig. De ligging van het vulpunt is tevens op de verbeelding vastgelegd.

Door de beperking van de doorzet LPG worden de bedrijfseconomische groeimogelijkheden van het tankstation met LPG wel beperkt. Het Bevi is niet bedoeld om bedrijven economisch te beperken, maar om de veiligheid voor de omgeving te vergroten. Bedrijfseconomisch heeft deze beperking van de doorzet niet de voorkeur.

Aanvullende regelgeving
Op 1 juli 2007 is de Regeling tot wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. In deze regeling is een extra tabel (2a) opgenomen, die betrekking heeft op bestaande tankstations met LPG in een bestaande situatie. In deze tabel zijn kortere afstanden ten opzichte van het vulpunt opgenomen waarmee rekening moet worden gehouden.
In de toelichting behorende bij de regeling is onder meer het volgende aangegeven: "De regeling is thans uitgebreid met afstanden ter voldoening aan de grenswaarde 10-6 per jaar voor bestaande LPG-tankstations. Deze tankstations moeten in 2010 voldoen aan de gestelde afstanden."
De saneringsafstanden waarmee voor tankstations met LPG aan de grenswaarde 10-6 per jaar wordt voldaan zijn gebaseerd op afspraken met de LPG-sector. In 2005 zijn afspraken gemaakt tussen het Ministerie van VROM en de LPG-sector (Vereniging Vloeibaar Gas).
Eén van de afspraken houdt in dat de LPG-sector zorgt voor het oplossen van knelpunten met betrekking tot externe veiligheid bij tankstations met LPG door het toepassen van een verbeterde vulslang op LPG-tankauto’s, het aanbrengen van een hittewerende coating op tankauto’s en het saneren van de overblijvende knelpuntsituaties. Tevens is afgesproken dat wanneer uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen een positief effect hebben op de aan te houden afstand tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, de regeling in overeenstemming zal worden gebracht met de nieuwe afstanden. Uit onderzoek door TNO naar de effecten van een verbeterde vulslang en hittewerende coating is gebleken dat de resultaten positief zijn. Het RIVM heeft ingestemd met de resultaten en de conclusies van deze onderzoeken.

Uit onderzoek is gebleken dat tankstations met LPG veiliger worden als de voornoemde voorzieningen worden getroffen en daardoor kunnen de afstanden ten opzichte van het vulpunt voor tankstations met LPG verkleind worden. De afstanden voor bestaande situaties zijn vastgelegd in tabel 2a van bijlage 1 Revi. In deze tabel wordt uitgegaan van de afstanden van de 10-6-contour, waarbij aangenomen wordt dat gebruik gemaakt wordt van verbeterde vulslangen en de LPG-tankauto's zijn voorzien van een hittewerende coating.

Voorzien was dat de kleinere afstanden per 1 januari 2010 van toepassing zouden worden op bestaande situaties. Bij brief van 15 oktober 2009 van het ministerie VROM is dit uitgesteld tot 1 juli 2010. Echter, het wijzigen van grote afstanden naar kleine afstanden voor nieuwe LPG-tankstations, moet met toestemming van de EU. Dit betekent dat een wijziging voorlopig niet te verwachten is.

5.3.5.1.2 Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) betreft de kans per jaar dat een groep personen, van minimaal een bepaalde omvang, overlijdt als direct gevolg van één ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit risico is niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weer te geven, maar kan wel vertaald worden in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het schadegebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal slachtoffers.

Momenteel ligt er in de omgeving van het nieuwe tankstation met LPG geen inrichting die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt.

Er is een indicatieve berekening uitgevoerd met betrekking tot het groepsrisico (volgens Revi 2004). Voor de rapportage hiervan wordt verwezen naar bijlage 8. Uit deze rapportage blijkt dat in de nieuwe situatie de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden en dat er zelfs nog een marge aanwezig is. Dit betekent dat het groepsrisico voor het realiseren van het onderhavige plan geen belemmering vormt.
Doordat de maatregelen genoemd in het LPG-convenant in de praktijk reeds zijn ingevoerd zijn de kleinere afstanden gezien ook voor nieuwe situaties van toepassing. De in de bijlage opgenomen berekening volgens Bevi/Revi 2004 is dus slechts een theoretisch verhaal.

Onverminderd het voorgaande is er sprake van een toename van het groepsrisico. Hieronder wordt gemotiveerd of deze toename acceptabel is. Omdat het gaat het om het verplaatsen van een reeds bestaand tankstation met LPG wordt de risicosituatie van de bestaande bedrijfslocatie meegewogen.

Bestaande bedrijfslocatie Uithovensestraat 44
In de directe omgeving van het bestaande tankstation zijn woningen gerealiseerd en ook voor het perceel van het tankstation en de directe omgeving is nieuwe woningbouw voorzien. Mede om deze reden is besloten om het bedrijf te verplaatsen, waardoor op de huidige locatie van het tankstation het groepsrisico tot nul gereduceerd wordt.

Voorts ligt in de directe nabijheid van de huidige locatie een brandweerkazerne. Indien er thans calamiteiten plaatsvinden bij dit tankstation dan kan de ploeg behorende bij deze kazerne niet worden opgeroepen, omdat de kazerne zelf binnen de risicocontour van het tankstation ligt. Dit houdt in dat de brandweer van elders moet komen en er thans dus een verhoogd risico is voor de directe omgeving ten opzichte van gelijkwaardige tankstations met LPG zonder een brandweerkazerne in de directe omgeving. Dit betekent dat met het bedrijf op de nieuwe locatie het omgevingsrisico lager is dan op de huidige locatie.

Nieuwe bedrijfslocatie
In de directe omgeving van het tankstation ligt een bedrijventerrein, waarop zowel kantoor- als industriefuncties aanwezig zijn. Door de inrichting van het tankstation aan de omgeving aan te passen (met name door de plaatsing van het vulpunt) is voorkomen, dat een groot aantal personen in de risicocontour van het groepsrisico komt.
Verder ligt in de omgeving van het tankstation een aantal glastuinbouwbedrijven met bedrijfswoningen. Gezien het beperkte aantal bedrijven en de daaraan gerelateerde persoonsbezetting heeft dit maar een beperkte invloed. Bovendien is een deel van de kassen buiten de risicocontour gesitueerd, waardoor deze bedrijven maar weinig invloed op het groepsrisico hebben.

Aanvullend op het bovenstaande heeft er ook nog een toetsing plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 13 van het Bevi. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op specifieke aandachtspunten, zoals opgenomen in dit artikel:

  • maatregelen ter beperking van het groepsrisico door de inrichting die het risico veroorzaakt;
  • voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid;
  • mogelijke maatregelen ter verbetering van de mogelijkheden voor rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers.

Maatregelen ter beperking groepsrisico door de inrichting die het risico veroorzaakt
De LPG-tankauto en -vulslang zijn technisch gewijzigd, wat tot gevolg heeft dat de PR-contour kleiner wordt. Door deze maatregelen zal ook het groepsrisico afnemen. Verder is het toekomstig tankstation zodanig ingericht dat voorkomen is dat een groot aantal personen in de risicocontour van het groepsrisico komt.

Voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
De eerste ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico is om geen wijziging te laten plaatsvinden ten opzichte van de bestaande situatie. Dit houdt in dat de nieuwe vestiging van het tankstation niet plaatsvindt. Gezien op de huidige locatie en de directe omgeving woningbouw is gepland of al is gerealiseerd is hier al een groot risico aanwezig. Wordt hierbij ook nog betrokken dat de brandweerkazerne nabij de huidige locatie bij calamiteiten met het huidige tankstation niet kan worden bemand, dan geeft dit een toename van het risico. Het handhaven van de vestiging op de huidige locatie ten opzichte van de nieuwe locatie is mede om deze redenen geen gewenste situatie.

Verder bestaat de mogelijkheid om in de omgevingsvergunning voor de nieuwe locatie de verkoop van LPG niet toe te staan, dan wel de doorzet aan LPG per jaar in te perken. Beide mogelijkheden hebben hun negatieve invloed op de bedrijfseconomische toekomst van het tankstation, omdat de initiatiefnemer van het plan tevens inrichtinghouder is van het huidige en toekomstige tankstation wordt dit als een onaanvaardbare optie beschouwd.

Een derde mogelijkheid is het tankstation met LPG elders binnen de gemeente te realiseren. Sinds 1996 is er gezocht naar alternatieve terreinen, waarbij gebleken is dat buiten het plangebied geen perceel te vinden is, dat zodanig ruimtelijk is gelegen (planologisch en milieutechnisch) dat dit een realistisch alternatief is.

Een vierde mogelijkheid is het beperken van het tijdstip van LPG-levering. Dit zou betekenen dat de levering alleen in de dag- of in de nachtperiode plaatsvindt. Hoewel dit idee sympathiek klinkt heeft de praktijk geleerd dat dit een schijnveiligheid geeft en niet bijdraagt aan een verlaging van het groepsrisico.
Indien de levertijden beperkt zijn zal er vaker een levering plaatsvinden doordat 'just in time'-levering niet meer mogelijk is. De inrichtinghouder zal er dan sneller voor kiezen om een levering te laten komen binnen de toegestane levertijd om zeker te zijn van voldoende voorraad LPG in de tank. Dit heeft tot gevolg dat er vaker leveringen plaatsvinden.
Gezien het lossen van LPG als de gevaarlijkste situatie wordt beschouwd is het beperken van het aantal lossingen een eerste stap voor het verminderen van het (groeps)risico. Verder komt het tankstation te liggen in een gemengd gebied van werken en wonen. In geval er wordt gekozen voor levering in de dag- of in de nachtperiode zal er altijd wel een omgevingsgroep (werknemers of bewoners) worden benadeeld. In de dagperiode is een groot aantal werknemers aanwezig, in de nachtperiode een (weliswaar) klein aantal bewoners.

Om de hierboven genoemde redenen is de keuze gemaakt om niet te kiezen voor een beperking van het tijdstip van levering. Verdere mogelijkheden voor het verlagen van het groepsrisico zijn niet aanwezig.

Mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid
In onderstaand schema worden de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid voor het maatscenario beschouwd. Deze beschouwing is opgesteld door de sector GHOR van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid in overleg met Brandweer Bommelerwaard. Voor de slachtofferbepaling is gebruik gemaakt van de slachtoffermodule uit de handreiking Verantwoorde brandweeradvisering externe veiligheid.

Rampenbestrijding  
Materieel   De mogelijkheden voor de rampenbestrijding liggen bij dit scenario voornamelijk in het voorkómen van een dreigende Bleve. Hiervoor is de inzet van minimaal twee blusvoertuigen noodzakelijk. Deze kunnen ongeveer 10 tot 15 minuten na alarmering ter plaatse zijn.  
Bereikbaarheid   De bereikbaarheid van de geplande opstelplaats van de LPGtankwagen is goed.  
Blus-/koelwater   In de directe omgeving van het LPG-vulpunt is voldoende direct bruikbaar blus-/koelwater beschikbaar.  
Tijd   Eind 2010 zullen alle LPG-tankwagens die lossingen verrichten bij LPG-tankstations zijn voorzien van hittewerende bekleding. Deze bekleding garandeert dat een aangestraalde LPG-tankwagen minimaal 75 minuten voldoende beschermd zal zijn tegen de warmtestraling. De verwachting is dat hiermee voldoende tijd beschikbaar is ter voorkoming van een Bleve.  
Slachtoffers   Indien het niet mogelijk blijkt om een dreigende Bleve te voorkomen en evacuatie van omwonenden niet slaagt of mogelijk is, verwachten wij 73 slachtoffers die binnen één uur medische hulp behoeven. Binnen dit eerste uur zijn maximaal 10 ambulances beschikbaar. Het aantal slachtoffers stijgt derhalve boven de mogelijkheden voor de rampenbestrijding uit.  

Zelfredzaamheid  
Schuilen/vluchten   Het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om direct van de risicobron weg te vluchten. Gezien de beperkte omvang van het plangebied (enkel het terrein van het LPG-tankstation) is schuilen voor de effecten van het maatscenario binnen het plangebied niet zinvol.  
Aanwezige populatie   Binnen het plangebied zijn geen functies opgenomen die specifiek zijn bedoeld voor verblijf door verminderd of niet-zelfredzame personen. Ook binnen het effectgebied dat buiten het plangebied ligt, zijn dergelijke functies niet aanwezig.  
Alarmering   Het landelijk sirenenetwerk is aangelegd om op grote schaal burgers te alarmeren. De verwachting is dat waarschuwing via dit sirenenetwerk binnen een groot deel van het effectgebied onvoldoende hoorbaar zal zijn voor personen die buiten verblijven.  
Gevaarsinschatting   Een calamiteit bij het LPG-tankstation zal binnen de inrichting (het plangebied) goed zichtbaar zijn. De verwachting is dat aanwezige personen binnen het plangebied goed in staat zullen zijn om het risico in te schatten. Buiten het plangebied is de zichtbaarheid van het incident echter niet zeker. Om die reden is tevens de verwachting dat buiten het plangebied aanwezige personen niet in staat zullen zijn een goede inschatting te maken van het gevaar.
Daarnaast voert de gemeente Maasdriel geen actieve campagne om burgers voor te lichten over de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Een dergelijke campagne draagt verder bij aan het maken van de juiste gevaarsinschatting door burgers.  

Mogelijke maatregelen ter verbetering van de mogelijkheden voor rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers
Hieronder worden mogelijke maatregelen gegeven ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers. Dit betreft een niet-limitatieve lijst. Niet alle maatregelen zijn te treffen binnen de ruimtelijke procedure. Indien u dergelijke maatregelen overweegt, verzoeken wij u contact met ons op te nemen.

  • 1. Burgers binnen het effectgebied van het maatscenario voorlichten over de risico's van het LPG-tankstation (actieve risicocommunicatie)
    Actieve risicocommunicatie kan een positieve bijdrage leveren aan een juiste gevaarsinschatting door burgers bij calamiteiten. Een juiste gevaarsinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van burgers. Om die reden adviseren wij u actieve risicocommunicatie toe te passen.
  • 2. Omliggende bedrijven stimuleren om in hun BHV-plannen scenario's op te nemen die betrekking hebben op het LPG-tankstations
    Door omliggende bedrijven in, eventueel beschikbare, BHV-plannen scenario's op te laten nemen die betrekking hebben op grootschalige calamiteiten bij het LPG-tankstation, wordt adequaat optreden bij een dergelijke calamiteit door de bedrijven bevorderd. Hiermee wordt de zelfredzaamheid van personen binnen de bedrijven vergroot.
  • 3. Uitsluiten van toekomstige vestiging van verminderd tot niet-zelfredzamen binnen 400 meter vanaf het LPG-tankstation
    Geconstateerd is dat op dit moment binnen het effectgebied van het LPG-tankstation geen bestemmingen aanwezig zijn die specifiek bedoeld zijn voor verblijf door verminderd tot niet-zelfredzame personen. Wij adviseren u om deze situatie vast te leggen door de vestiging van dergelijke functies in de omliggende bestemmingsplannen uit te sluiten.

Conclusie
Het plan voldoet aan de eisen van de bestaande regelgeving en kan tevens aan de nieuwe regelgeving betreffende externe veiligheid inrichtingen voldoen. De PR-contour bedraagt 45 m bij een gelimiteerde doorzet LPG van minder dan 1000 m³/jaar.

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.