direct naar inhoud van 5.1 Actuele waarden
Plan: Buitengebied herziening 2011, Winkelseweg 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0263.BP1062-VG01

5.1 Actuele waarden

5.1.1 Flora en fauna

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle natuurgebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

Beschermde gebieden
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten beschermde gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben of beschermde gebieden.
De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Uiterwaarden Waal) bedraagt ruim 5,5 km. Het plan heeft een beperkte uitstraling op de omgeving. Bovendien betreft het een verplaatsing van een bestaand tankstation. Geconcludeerd wordt dat het plan niet van externe invloed is op Natura 2000-gebieden.

Beschermde soorten
Om vast te stellen of het plan van negatieve invloed is op beschermde soorten heeft Staro Natuur en Buitengebied uit Gemert een onderzoek uitgevoerd: rapport "Quickscan natuurwaarden, Winkelseweg 10 te Hedel" (januari 2012, nr. P11-0221). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 opgenomen.

De conclusies van het onderzoek staan hieronder weergegeven:

"Conluderend kan gesteld worden dat:

  • de herinrichting van het gebied geen effect zal hebben op beschermde gebieden;
  • de aanbevelingen voor vogels, zoals beschreven in paragraaf 4.2.6, in acht genomen dienen te worden;
  • nader onderzoek noodzakelijk is om vast te stellen of vleermuizen de woning gebruiken als vaste rust- of verblijfplaats;
  • de werkzaamheden voor de overige soortgroepen in het plangebied geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben;
  • altijd rekening moet worden gehouden met de zorgplicht."

Conclusie
Het nader onderzoek, wat noodzakelijk is om vast te stellen of vleermuizen de woning gebruiken als rust- of verblijfplaats, zal in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de sloop worden uitgevoerd.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Archeologie en cultuurhistorie
5.1.2.1 Archeologie

De gemeente Maasdriel heeft geen eigen archeologiebeleid vastgesteld. Derhalve is het bepaalde in de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing. Daarin is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² én gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Analyse
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen hebben een oppervlakte van meer dan 100 m². Het plangebied ligt voorts binnen een zone die is aangeduid met de aanduiding middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Een archeologisch onderzoek is derhalve vereist.

Oranjewoud B.V. uit Heerenveen heeft ter plaatse een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch Rapport 2006/90, Inventariserend veldonderzoek Winkelseweg 10 te Hedel" (27 november 2006, nr. 168616). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3. In het onderzoeksrapport is de volgende aanbeveling opgenomen:

"Op grond van het bureau- en veldonderzoek zijn er onvoldoende aanwijzingen voor een archeologische vindplaats in het plangebied. Voor verder archeologisch onderzoek is daarom geen aanleiding. Het onderhavige rapport kan ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing van nog op te starten bestemmingsplanprocedures worden gebruikt."

Ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van sloop-, bouw-, sanerings- of graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikelen 53 en 54 Monumentenwet 1988.

Regionaal archeoloog (Regio Rivierenland) heeft een eerdere versie van deze paragraaf beoordeeld. Zijn opmerkingen zijn in deze paragraaf verwerkt.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig, die als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling worden aangetast.

Conclusie
Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.