direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Van der Valk Hotel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de voorgenomen vestiging van het Van der Valk Hotel Hattem op het Bedrijvenpark H2O. Het hotel is geprojecteerd in het noordelijke deel van het Bedrijvenpark H2O. Het gaat om een gebied gelegen aan de A28 in de oksel van het knooppunt Hattemerbroek (A28-A50) en ten zuiden van de Hanzelijn (spoorlijn). Het hotel (4 + sterren) zal ruimte bieden voor circa 150 kamers en diverse bijbehorende voorzieningen, zoals een restaurant, congres- en vergadergelegenheid en welness/fitnessgelegenheid. De bouwhoogte van het hotel zal maximaal 45 meter (exclusief installaties) bedragen en krijgt een oppervlakte van maximaal 15.000 m2 (bvo).

1.2 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van de locatie geldt het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark H2O'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Hattem op 17 september 2018 en is vervolgens onherroepelijk geworden na uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 juli 2019.

De bestemming is 'Bedrijventerrein' (artikel 3 van de planregels). Tevens is de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1', en de maatvoeringen 'maximum bebouwingspercentage van 80%' en een 'maximale bouwhoogte van 25 meter' van toepassing.

Direct ten zuiden van de locatie ligt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' (artikel 6 van de planregels).

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0001.png"

Figuur 1.1 Fragment van het ter plaatse geldende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De bestemming 'Bedrijventerrein' voorziet niet in de vestiging van een hotel. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.

1.3 Plangebied

In figuur 1.2 is het plangebied weergegeven waarvoor dit bestemmingsplan geldt. Het plangebied heeft betrekking op de locatie waar het hotel wordt gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0002.jpg"

Figuur 1.2 Plangebied van dit bestemmingsplan (bron: Rho Adviseurs)

1.4 Karakter en systematiek

1.4 Karakter en systematiek

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke (partiële) herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het bedrijvenpark. De gedeeltelijke herziening betreft de punten waarop strijdigheid met het geldende bestemmingsplan bestaat en de onderdelen waarop aanpassing van het geldende bestemmingsplan wenselijk is.

De punten van strijdigheid met het geldende bestemmingsplannen betreffen:

  • de functie van hotel, restaurant, congres- en vergadergelegenheid en welness/fitnessgelegenheid.
  • de maximale bouwhoogte.

Het betreffende plandeel wordt met de gedeeltelijke wijziging ten opzichte van het geldende bestemmingsplan als volgt aangepast:

  • het maximeren van de toegelaten bedrijvigheid op milieucategorie 3.2.

De mogelijkheid van vestiging van zware bedrijvigheid (milieucategorie 4.2 en 5.1) is daarmee op dit perceel verdwenen. De overige bestemmingsregels van het geldende bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O blijven ongewijzigd. Door de gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan wordt de vestiging van Van der Valk juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie en de geplande ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 gaat in op het geldende en relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 geeft de motivering waarom het hotel ter plaatse planologisch kan worden ingepast. Het gaat in dit hoofdstuk met name om de meest bepalende omgevingsaspecten.

De toelichting op de planregels en de verbeelding van het bestemmingsplan staat in Hoofdstuk 5.

Er wordt afgesloten met Hoofdstuk 6 waarin de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt beschreven. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop het plan economisch uitvoerbaar is en hoe het kostenverhaal plaatsvindt. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de voorbereidings- en vaststellingsprocedure van dit bestemmingsplan.

In de bijlagen zijn de achterliggende onderzoeken, rapportages en nadere informatie opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en ontwikkeling

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Geomorfologie

Het plangebied en omgeving is gelegen op de overgang van stuwwallengebied naar het IJsseldal en de lager gelegen veen- en zeekleigebieden. De plaatsen Wezep en Hattemerbroek zijn ontstaan op de flanken van de stuwwal De Veluwe. De overgang tussen het hoger en lager gelegen gebied is vanaf de Oude Weg goed zichtbaar: richting het zuiden is het gebied besloten en kleinschalig door de op de hogere gronden aanwezige bebouwing en beplanting, naar het noorden toe is het gebied open en grootschalig, met een duidelijke strokenverkaveling. In figuur 2.1 is de hoogte van het maaiveld in het plangebied en omgeving weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0003.png"

Figuur 2.1 Hoogte van het maaiveld (bron: www.ahn.nl)

2.1.2 Landschap

Het plangebied en omgeving valt onder het overgangsgebied tussen het Centraal Veluws Natuurgebied en de IJsselvallei enerzijds, en anderzijds de zeekleigebieden en de broeklanden van de voormalige Zuiderzee. Het landschap wordt gekenmerkt door kleinschaligheid, beslotenheid op de hogere delen en grootschaligheid, openheid in de lager gelegen gebieden. Het landschap in de omgeving van het plangebied kenmerkt zich door een rationele strokenverkaveling. Duidelijk zichtbaar zijn de "ontginningsdijkjes” zoals de Voskuilerdijk, de Middeldijk en de Oosterse Dijk. Langs deze dijkjes is in de loop van de tijd wat lintbebouwing ontstaan. De dijkjes met bebouwing vormen structurerende elementen in de omgeving.

2.1.3 Bodemopbouw en waterhuishouding

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in de omgeving van de locatie uit verschillende bodemtypen, namelijk: veengronden, podzolgronden, moerige gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0004.png"

Figuur 2.2 Bodemopbouw en waterhuishouding

De veengronden meer oostelijk bestaan uit waard- en koopgronden. De bovengrond van de waardgronden is 30 à 40 cm dik en bestaat uit matig humeuze, kalkloze overwegend zware rivierklei. De bovenste 15 à 30 cm van de koopveengronden bestaat uit zandig, veraard kleiig broekveen.

De podzolgronden op de hogere delen bestaan uit laarpodzolgronden en veldpodzolgronden. Veldpodzolgronden hebben een 10 à 40 cm dikke bovengrond, bestaande uit humeuze, leemarm en zwak lemig fijn zand. Laarpodzolgronden hebben een bovenlaag van 30 à 50 cm humusrijk fijn zand. Hieronder ligt grindrijk grof zand, dat binnen 120 cm -mv aanwezig is.

De moerige gronden vormen de overgang tussen de veengronden en de minerale gronden. Moerige gronden hebben een moerige bovenlaag van minder dan 40 cm of een moerige tussenlaag van 15 à 40 cm. Onder de moerige laag is zand aangetroffen. Op circa 80 cm-mv wordt leemarm matig grof zand aangetroffen.

2.1.4 Ontsluiting

Het plangebied wordt op dit moment ontsloten door de Zuiderzeestraatweg en de Oostersedijk. Er is in de bestaande situatie geen rechtstreekse ontsluiting op de rijkswegen A28 en A50. De ontsluiting op de A28 vindt momenteel plaats via de op- en afrit bij Wezep of via de op- en afrit Zwolle Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0005.jpg"

Figuur 2.3 Knooppunt Hattemerbroek (bron: Google Maps)

2.1.5 Feitelijke situatie

De locatie is gelegen aan de A28/A50 in de oksel van het knooppunt Hattemerbroek en ligt ten zuiden van de Hanzelijn, in het noordelijke deel van Bedrijvenpark H2O, plandeel Hattem. De gronden zijn nu agrarisch in gebruik. In het kader van de verdere aanleg van het bedrijventerrein is het gebied in het voorjaar van 2020 bouwrijp gemaakt. Het deel van het bedrijventerrein ter plaatse is nog niet ingevuld met bedrijven.

De omgeving van het bedrijventerrein is agrarisch gebied met hier en daar lintbebouwing in de vorm van woningen of andere functies.

2.2 Ontwikkeling

2.2.1 Nut en noodzaak

De economische groei van de subregio Noord Noord Veluwe en de regio Zwolle biedt kansen voor de verdere ontwikkeling van Bedrijvenpark H20. Voor het goed functioneren van een regionaal bedrijvenpark zijn ondersteunende functies, zoals overnachtingsmogelijkheden, noodzakelijk.

De ligging nabij de Veluwe en het toeristische Hanzestad Hattem, bieden kansen voor het versterken van de toeristische sector.

Daarom is gekozen voor de ontwikkeling van een hotel op een goed bereikbare plek op het nieuwe bedrijventerrein, dat zowel de zakelijke als de toeristische markt kan bedienen. De behoefte aan hotelkamers is onderzocht door Horwath HTL, (zie bijlage 1).

2.2.2 Initiatief

Het nieuwe hotel kan vanaf de A28 en A50 worden bereikt via de Zuiderzeestraatweg en de nieuw aan te leggen ontsluiting naar het betreffende deel van het bedrijventerrein. De centrale ontsluitingsweg voert rechtstreeks naar het hotel. Bij het hotel worden overeenkomstig het gemeentelijk parkeerbeleid voldoende parkeerplaatsen aangelegd, zie verder de paragraaf over Verkeer en parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0006.jpg"

Figuur 2.4 Verkavelingsschets van het betreffende deel van het bedrijventerrein (bron: Bedrijvenpark H2O.nl / Royal HaskoningDHV)

Het hotel wordt gesitueerd op noordelijke kavel 0101 zoals op de verkavelingsschets in figuur 2.4 is aangegeven. Het gaat om een gebied gelegen aan de A28 in de oksel van het knooppunt Hattemerbroek (A28-A50) en ten zuiden van de Hanzelijn (spoorlijn). Het hotel wordt aan de zijde van de snelweg gerealiseerd. De parkeergelegenheid bevindt zich, zoals op de situatietekening in figuur 2.5 is te zien, aan de zuidoostelijke zijde van het te realiseren hotel. Het aantal parkeerplaatsen is overeenkomstig het gemeentelijk parkeerbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0007.jpg"

Figuur 2.5 Situeringschets (bron: Architectenbureau Teunissen)

In de onderstaande figuur 2.6 een impressie van het hotel gezien vanuit respectievelijk de centrale ontsluitingsweg, de zijde van de snelweg en de zijkant van het hotel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0010.png"

Figuur 2.6 Voorlopig ontwerp hotel (bron: Teunissen architecten)

 

Het hotel zal een hoogte krijgen van in totaal maximaal 45 meter. Dit is exclusief (plaatselijke) verhogingen ten behoeve van installaties, mogelijke opwekking van duurzame energie en voor andere ondergeschikte voorzieningen. Er is sprake van een bruto vloeroppervlakte van 15.000 m2. Er zal ruimte zijn voor circa 150 kamers. Naast de hotelfunctie komen er een restaurant, een congres- en vergadergelegenheid en een welness/fitness gelegenheid.

In paragraaf 2.2.3 is de gewenste beeldkwaliteit van de ontwikkeling beschreven en is geconcludeerd dat een grotere bouwhoogte dan is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan goed denkbaar is. De invulling van de locatie met het hotel kan zorgen voor een speelse en kwalitatieve toevoeging in het gebied. Daarbij komt dat met dit bestemmingsplan binnen de locatie geen zware industrie (milieucategorie 5.1) meer wordt toegestaan, maar de milieucategorie wordt verlaagd naar 3.2.

2.2.3 Beeldkwaliteit en stedenbouwkundige onderbouwing

Algemeen

Voor het Bedrijvenpark H2O wordt gestreefd naar een aantrekkelijk en goed functionerend terrein. Vanuit dit streven is een beeldregieplan opgesteld. Het beeldregieplan heeft als doel een samenhangende ruimtelijke kwalitatieve inrichting voor de locatie te realiseren. In het beeldregieplan zijn richtlijnen opgesteld over na te streven beeldkwaliteit van de uit te geven percelen, de architectuur en de openbare ruimte en de samenhang daartussen.

De richtlijnen zijn gericht op stimuleren in plaats van voorschrijven en sluiten aan bij de ruimtelijke opzet van het stedenbouwkundig plan. Voor de stedenbouwkundige opzet is gekozen voor een zonering van snelweg naar dorp en lintbebouwing Hattemerbroek. In de zone langs de snelweg krijgen de grotere bedrijven een plek. In de richting van het dorp nemen de kavels in grootte en schaal af. Dit geldt eveneens voor de massa en hoogte van de bebouwing. De Duurzaamheidstraat is de drager van het Oldebroekse deel van het plan van het bedrijvenpark. De Zuiderzeestraatweg is voor een groot deel bepalend voor de oriëntatie op het Hattemer deel. Op basis van deze opbouw worden vijf zones onderscheiden, elk met hun eigen karakteristieken.

Het beeldregieplan draagt het ambitieniveau van het Bedrijvenpark H2O uit. Het biedt kopers houvast bij het ontwerpen van hun pand en inrichting van het perceel. Het ontwerpproces start doorgaans lang voordat er een vergunning wordt aangevraagd. Het beeldregieplan kan dat proces ondersteunen, zonder onnodig regels voor te schrijven. In het beeldregieplan worden per zone eerst de belangrijkste regels uit het bestemmingsplan samengevat, waarop de gemeente als vergunningverlener zal toetsen. Het betreft dan de bouwhoogte, rooilijnen en dergelijke. Aanvullend daarop zijn per zone beeldregierichtlijnen en inspiratie in beeld en tekst opgenomen. Deze dienen als handreiking voor onder meer de architectuur. Zo wordt het mogelijk om voldoende aandacht te besteden aan de beeldkwaliteit zonder daar in het kader van vergunningverlening op te toetsen.

In dit bestemmingsplan wordt de maximaal toegestane bouwhoogte van 45 meter (exclusief installaties) afgestemd op het ontwerp van het hotel. Op de overige delen van het projectgebied blijft de huidige maximaal toegestane bouwhoogte van 25 meter gehandhaafd.

Beeldregieplan

Voor het Bedrijvenpark H2O in de gemeenten Oldebroek en Hattem is een beeldregieplan opgesteld waarin richtlijnen zijn opgenomen voor de beeldkwaliteit. De betreffende projectlocatie ten oosten van het knooppunt Hattemerbroek is onderdeel van dit beeldregieplan. Het Bedrijvenpark H2O is verdeeld in zes zones waar eigen beeldkwaliteitsrichtlijnen gelden.

In het beeldregieplan wordt het stedenbouwkundig kader beschreven; zowel het vigerend beleid, de bestemmingsplanregels als de stedenbouwkundige visie komen hierin aan de orde. Hieronder zijn het principe opbouw beeldregieplan, het stedenbouwkundig plan en de zonering met bouwhoogtes afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0011.jpg"

Figuur 2.7 Principe-opbouw beeldregieplan H2O (bron: Rho Adviseurs)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0012.jpg"

Figuur 2.8 Stedenbouwkundig plan H2O (bron: Rho Adviseurs)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0013.jpg"

Figuur 2.9 Bouwhoogtes Beeldregieplan H2O (bron: Rho Adviseurs)

Op de locatie waar het hotel is voorzien is in het beeldregieplan een groter bouwvolume toegestaan dan op de overige delen van het bedrijventerrein. Vanwege de ligging direct aan het knooppunt Hattemerbroek – aan de A28 – is hier een bebouwingsaccent en aansprekende architectuur gewenst. Hiermee wordt een bijzondere entree wordt gemaakt tot het Bedrijvenpark H2O en tot de provincie Gelderland.

In het bestemmingsplan is de bouwhoogte van deze bebouwingszone vastgelegd op 25 meter en richting de Zuiderzeestraatweg neemt de bebouwingshoogte af naar maximaal 10 meter om aan te sluiten bij de maat en schaal van het agrarische bebouwingslint. De bebouwingshoogte is zodanig opgebouwd dat de hogere gebouwen niet of nauwelijks zichtbaar zijn vanuit de zijde van Hattemerbroek omdat de verhoogde horizon dit zicht wegneemt.

Onderstaande afbeeldingen geven een impressie weer van de opbouw van de bouwhoogte van de bebouwingszones, gezien vanaf de Schipsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0014.jpg"

Figuur 2.10 Opbouw bouwhoogtes bebouwingszones met projectie nieuw hotel Van der Valk, gezien vanaf Schipsweg 2 (bron: Teunissen architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0015.jpg"

Figuur 2.11 Opbouw bouwhoogtes bebouwingszones met projectie nieuw hotel Van der Valk, gezien vanaf Schipsweg 5 (bron: Teunissen architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0016.jpg"

Figuur 2.12 Opbouw bouwhoogtes bebouwingszones met projectie nieuw hotel Van der Valk, gezien vanaf Schipsweg 6 (bron: Teunissen architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0017.jpg"

Figuur 2.13 Opbouw bouwhoogtes bebouwingszones met projectie nieuw hotel Van der Valk, gezien vanaf Schipsweg 15 (bron: Teunissen architecten)

Uitgangspunten voor ontwikkeling

De ontsluiting van de projectlocatie dient plaats te vinden via de Zuiderzeestraatweg. Het uitgangspunt is om parkeren en opslag aan de achterzijde van het gebouw te situeren en niet zichtbaar vanaf de snelweg. Parkeren dient daarbij groen ingepast te worden, met hagen en/of hoog opgaande beplanting.

De randen van het bedrijventerrein worden omzoomd met groen en water. Langs de snelwegen in de ruimte tussen de kavels en de wegen wordt het groen doorgezet en wordt het bestaande groen (en bomen) als uitgangspunt genomen. Het is van belang dat de groene uitstraling van het plan ook wordt meegenomen op de kavels, zodat openbare ruimte en privé terreinen een samenhangend geheel gaan vormen. Parkeervoorzieningen kunnen een plaats krijgen achter de voorgevelrooilijn, mits groen ingepast. Daarbij is het niet zozeer de bedoeling dat de auto's in het geheel worden onttrokken uit het zicht vanuit de openbare ruimte, maar uitgangspunt is dat auto's niet prominent het beeld bepalen en zodanig een harde overgang vormt tussen groenzone en parkeerterrein.

De belangrijkste aspecten vanuit beeldregie zijn:

  • Aansprekende architectuur aan de A28/A50;
  • representatieve zijde, transparante gevel (met veel glas) aan de A28/A50;
  • grotere bouwvolumes (bebouwingaccent, entreevorming);
  • parkeren groen ingepast en bij voorkeur aan de achterzijde, onttrokken uit het zicht van de snelweg.

Toetsing

Met het planvoornemen van het Van der Valk Hotel wordt een verbijzondering aan het knooppunt Hattemerbroek voorzien, zoals is beoogd in het stedenbouwkundig plan. Door de hoogbouw heeft het een expressieve uitstraling richting de omgeving en zowel vanuit de snelwegen A28 en A50 als de spoorlijn zal het gebouw een contrast vormen met de overwegend horizontale lijnen van het landschap.

Het gebouw bestaat uit een breed basement (plint) waarin de algemene voorzieningen zijn ondergebracht, met daarboven op één verticaal element in ellips vorm. De publieke voorzieningen die een groter ruimtebeslag innemen dan de hotelkamers zijn gesitueerd in de plint en de kamers in het verticale deel. Het gebouw, zowel plint als de toren, heeft een alzijdige oriëntatie waardoor het gebouw vanuit alle zijden van de omgeving een representatieve uitstraling heeft.

Reclame is voorzien op zowel de oost- als de westgevel van het verticale deel van het gebouw.

De bebouwing heeft in basis een neutrale kleurstelling (aardetinten) en veel glas. De subtiele horizontale belijning van de galerijen en balkons lopen rondom door. De twee zijvleugels waaruit de plint bestaat hebben een gebogen vorm richting de kern, waaruit de hoteltoren is opgetrokken. De plint is daarmee een verbindend horizontaal element die de overgang en verbinding vormt met de horizontale lijnen van het landschap en de snelweg. Er is zodoende een samenspel tussen de verticaliteit van de hoteltoren en horizontaliteit van de plint.

Het gebouw is met een hoogte van 45 meter (exclusief installaties) hoger dan in het bestemmingsplan is toegestaan, maar draagt bij aan de uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan. Door de ruime opzet van het gebied, de gekozen neutrale kleurstelling en materialisatie is de overschrijding van de maximale toegestane bouwhoogte van 25 meter goed denkbaar.

De ontwikkeling valt binnen Zone 1 van het beeldregieplan van Bedrijvenpark H2O. De voorschriften in Zone 1 richten zich op een representatieve en transparante uitstraling naar de A28 en A50. Het bestemmingsplan Van der Valk Hotel voorziet op een deel van de kavel in een grotere bouwhoogte, die op een positieve manier kan bijdragen aan deze representatieve uitstraling. Wanneer het uitgewerkte plan beschikbaar is, zal het door H2O worden getoetst aan de richtlijnen in het beeldregieplan. Aandacht voor de groene inpassing wordt bij iedere aanvraag benadrukt en geadviseerd.

2.2.4 Uitgangspunten en voorzieningen duurzaam hotel

Tijdens de bouw en het gebruik van het hotel zal er aandacht zijn voor duurzaamheid. Er wordt naar gestreefd om verschillende duurzaamheidsaspecten toe te passen:

  • duurzame energie;
  • klimaat -en bodemdalingsbestendig bouwen;
  • optimaal gebruik van grondstoffen en materialen.

Duurzame energie

  • Er wordt uitgegaan van een gasloos gebruik van het hotel;
  • gebruik maken van alternatieve energieopwekking, zoals PV panelen;
  • energiebesparende maatregelen zoals hergebruik warmte uit ventilatielucht;
  • hergebruik warmte die vrijkomt bij het koelingsproces, energiezuinige verlichting en
  • tussenmeters kunnen bijdragen aan een vermindering van het energieverbruik.

Klimaat- en bodemdalingsbestendig

  • Bij de realisatie van het hotel zal er aandacht zijn klimaat adaptief bouwen;
  • groene daken en aanleg van een gescheiden riolering voor vuilwater en hemelwater.

Optimaal gebruik grondstoffen

  • Bij de realisatie als het gebruik van het hotel circulaire bouw- en grondstoffen gebruiken;
  • bij de bouw zal naar een Milieu Prestatie Gebouw (MPG) waarde van kleiner of gelijk aan 1 gestreefd worden;
  • het bouwafval zal tijdens de bouw gescheiden afgevoerd worden;
  • ook tijdens het gebruik van het hotel zal het bedrijfsafval gescheiden verzameld en afgevoerd worden.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

3.1 Inleiding

In het ter plaatse geldende bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O, zie Geldend bestemmingsplan, is het relevante beleid ter zake van het bedrijventerrein op de verschillende overheidsniveau's beschreven. Naar deze beschrijving wordt op deze plaats verwezen.

In dit hoofdstuk wordt specifiek ingegaan op het beleid dat van toepassing is voor de onderbouwing van de vestiging van een hotel op het bedrijventerrein. De voornaamste input voor dit beleid is het behoefteonderzoek dat door Horwath is gedaan.

Op basis van de genoemde input is onderzocht wat de mogelijkheden zijn om een hotel op deze locatie te vestigen. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, daarom is de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing. In dit geval zijn, aangezien dit in provinciaal beleid door middel van regels in de omgevingsverordening is vastgelegd, de regionale afspraken en afstemming van belang.

3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking, Besluit ruimtelijke ordening

De ladder voor duurzame verstedelijking is als proces-vereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat overheden bij het toestaan van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen:

  • De behoefte moeten beschrijven;
  • bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk wordt gerealiseerd.

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt:

‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of iets een stedelijke ontwikkeling is en of deze binnen bestaand stedelijk gebied ligt. Omdat het gebied al een stedelijke functie heeft, is in dit geval sprake van een functiewijziging van bedrijven naar hotel binnen bestaand stedelijk gebied. Hierna is de behoefte beschreven.

Beschrijving behoefte

De behoefte is beschreven in Bijlage 1 Behoefteonderzoek, Horwath HTL 4 mei 2020. Uit de behoefteanalyse blijkt dat er in zowel kwantitatief als kwalitatief opzicht tot 2030 voldoende marktruimte ontstaat voor het geplande hotel met circa 150 kamers.

Er zijn 3 scenario's doorgerekend voor de groei van de vraag naar hotelkamers. Het middenscenario gaat uit van een gemiddelde jaarlijkse groei tot 2030 van 2,2%, het positieve scenario van 3,7% en het negatieve scenario van 1,1%.

Voor de marktverwachting wordt uitgegaan van een gezonde kamerbezetting van 65% en het middenscenario, waarin de hotelmarkt zich in 2023 heeft hersteld en daarna doorgroeit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0018.png"

Figuur 3.1 Marktruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0019.png"

Conclusie

De marktruimte in het middenscenario is naar verwachting 557 kamers in de periode tot 2030. Hieruit wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan nieuwe hotelkamers en dat er door het toevoegen van hotelkamers naar verwachting geen onaanvaardbare leegstand zal ontstaan.

Er zijn initiatieven voor 530 kamers bekend (geen harde plancapaciteit). Als daar uiteindelijk de helft daadwerkelijk van wordt gerealiseerd, dan blijft er nog marktruimte over voor 267 kamers (557-290).

3.3 Omgevingsverordening Gelderland

De instructieregels in de omgevingsverordening (geconsolideerde versie december 2018) werken door in bestemmingsplannen. De volgende regels zijn relevant voor het mogelijk maken van een hotel op een bedrijventerrein

In Artikel 2.6 (vaststelling Regionaal programma werklocaties) en 2.8 (inhoud Regionaal programma werklocaties) worden eisen gesteld aan het opstellen en de inhoud van Regionale programma's voor werklocaties.


Het doel is om op basis van een goede analyse tot heldere afspraken te komen over de gewenste, toekomstige, ruimtelijk-economische ontwikkeling van werklocaties, zodat het beschikbare aanbod aan werklocaties kwalitatief en kwantitatief goed aansluit bij de marktvraag, de regionale economische ambities en kracht van het gebied. Het zorgdragen voor een goede ruimtelijke ordening, omgevingskwaliteit, duurzaamheid en bereikbaarheid dient nadrukkelijk een integraal onderdeel uit te maken van het afsprakenkader. Ook het inbouwen van flexibiliteit in de afspraken en een goede monitoring is cruciaal om ook op (middel)lange termijn de goede ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken.


Om aan elk type bedrijf een goede plek te kunnen bieden, is per regio een divers en samenhangend aanbod aan typen werklocaties nodig. Bedrijven stellen immers verschillende eisen aan een locatie wat betreft bereikbaarheid, uitstraling, fysieke ruimte en milieugebruiksruimte. Dit betekent onder andere dat er voldoende kavels moeten zijn voor grootschalige logistiek, watergebonden bedrijven, kleinschalige lokale bedrijvigheid en bedrijven in de hogere milieucategorie. Dit laatste is nodig, zodat er ruimte is voor industrie en recycling van grondstoffen. De provincie spreekt bewust over ‘voldoende’, omdat een overaanbod van terreinen ruimtelijk en economisch niet gewenst is en hanteert hiervoor de volgende uitgangspunten:

  • Bedrijven die grootschalig zijn en/of milieuhinder of veel verkeersbewegingen veroorzaken, moeten een plek krijgen waar zij ruimte hebben om te ondernemen en geen hinder ondervinden van andere functies. En andere functies, zoals wonen, moeten geen hinder ondervinden van de bedrijven. Veelal betekent dit functiescheiding.
  • Bedrijven die gemengd kunnen worden met andere functies, kunnen een plek krijgen in stedelijke gebieden met gemengde milieus buiten bedrijventerreinen of op bedrijventerreinen waar dit passend is (denk aan binnensteden, gemengde werklocaties).
  • Een bedrijf moet qua aard, schaal en functie passen bij de productiestructuur, de werkgelegenheidsstructuur, de bereikbaarheid en de omvang van de kern waar het terrein ligt.

Toetsing

Voldoende bedrijventerrein en een goed functionerend terrein zijn van provinciaal belang. De provincie sluit een hotel op een bedrijventerrein niet uit. In dit geval is gekozen voor de vestiging van een hotel die ook een ondersteunende functie kan vervullen voor het regionale bedrijventerrein. Goede overnachtingsmogelijkheden zijn namelijk belangrijk voor het functioneren van regionale bedrijventerreinen.

Artikel 2.10 (nieuw bedrijventerrein en uitbreiding van bestaand bedrijventerrein)  

  • 1. Een bestemmingsplan maakt een nieuw bedrijventerrein of een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein alleen mogelijk voor zover deze ontwikkeling past binnen het vigerende Regionaal programma werklocaties.
  • 2. Als een ontwikkeling niet past binnen het vigerende Regionaal programma werklocaties, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie een nieuw bedrijventerrein of de uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
    • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • b. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
    • c. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.
  • 3. Bij het maken van regionale afspraken over nieuwe bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen houden de gemeentebesturen rekening met artikel 2.11.

Toetsing

In de begripsbepaling is voor bedrijventerrein het volgende opgenomen: 'aaneengesloten terrein voor de bedrijfsmatige uitoefening van industriële, logistieke, ambachtelijke en dienstverlenende activiteiten en groothandel met de daarbij horende voorzieningen, bedoeld voor de vestiging van meerdere bedrijven'.

In dit geval is geen sprake van uitbreiding van bedrijventerrein, maar het mogelijk maken van een hotel op een bedrijventerrein. Dit hotel is een dienstverlenende activiteit. Het hotel bedient zowel de zakelijke als de toeristische markt en kan een ondersteunende functie vervullen voor de bedrijven op het bedrijventerrein. Een hotel is geen gevoelige functie en belemmert de mogelijkheden voor nog te vestigen bedrijvigheid niet.

3.4 Regionaal Programma Werklocaties Noord-Veluwe

Er zijn in regionaal verband afspraken gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio. Het regionale programma is vastgesteld op 12 november 2019.

De totale vraag in de regio Noord-Veluwe wordt geraamd op circa 95 (excl. vervangingsvraag) tot circa 120 (incl. vervangingsvraag) hectare t/m 2030. Het planaanbod (januari, 2019) in de Noord-Veluwe bedraagt 95 hectare.

De vraag in Noord Noord-Veluwe wordt geraamd op 61,6 hectare en het aanbod is 60,2 hectare. Bedrijvenpark H2O (plandeel Hattem) is met 16,5 hectare onderdeel van de plancapaciteit. Vraag en aanbod zijn in dit deelgebied redelijk in balans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0020.png"

Figuur 3.2 Vraag en aanbod bedrijventerreinen Noord Noord-Veluwe

De subregio streeft naar toekomstbestendige en duurzame werklocaties. De lokale economie kent een sterke en stabiele basis (veel en divers MKB en familiebedrijven). Daarnaast zijn er nieuwe impulsen onder andere in de logistiek (H2O) en onder andere dankzij de dynamiek van regio Zwolle een toenemende vraag naar bedrijfslocaties in diverse sectoren. De regio is zich bewust van het unieke landschap, aantrekkelijke ligging en hanteert daarom actief de principes van een goede ruimtelijke ordening.

Er zijn geen specifieke afspraken gemaakt over de vestiging van ondersteunende functies op de bedrijventerreinen.

Conclusie:

De regio sluit ondersteunende hotels op bedrijventerreinen niet uit. De economische groei van de regio Zwolle en de recreatieve mogelijkheden van de Noord-Veluwe bieden kansen voor een hotel in de zakelijke en toeristische markt.

Hoofdstuk 4 Inpassing van het hotel

In dit hoofdstuk komen de diverse onderzoeken in verband met omgevingsaspecten die voor dit bestemmingsplan nodig zijn aan de orde. In een aantal gevallen wordt verwezen naar de onderzoeken die al in het kader van het Geldend bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O zijn uitgevoerd.

4.1 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent twee soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

• alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;

• het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en

• de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0021.png"

Figuur 4.1 Kaart gebiedsbescherming en omgevingsaspecten (bron: Rho Adviseurs)

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt circa twee kilometer. De tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied bedraagt circa 700 meter.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied is wel gevoelig voor stikstofdepositie. Uit het Stikstofonderzoek (bijlage 2) blijkt, dat significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Stikstofonderzoek

Het Stikstofonderzoek (zie bijlage 2) is inmiddels uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er sprake is van 0,00 mol/hectare/jaar. Er is geen sprake van een overschrijding. Er is, uitgaande van geen beweiding, geen vergunning nodig op grond van de Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

In het voorjaar van 2015 is ter plaatse van het plangebied een actualiserende quickscan flora- en fauna uitgevoerd (rapportnr. 2015.1962, d.d. april 2015). Voor plandeel Hattem wordt geconcludeerd dat geen beschermde plantensoorten aanwezig zijn. Vanwege verblijfplaatsen van vleermuizen en nestplaatsen van de huismus is ontheffing aangevraagd en verkregen. Ter uitvoering hiervan is een faunatoren gebouwd nabij de Zuiderzeestraatweg. In het plangebied van dit bestemmingsplan is het gebruik hetzelfde gebleven. De agrarische gronden worden bemest, beweid en indien nodig gemaaid. Hierdoor zijn nieuwe soorten niet mogelijk. Verder zijn geen beschermde soorten aanwezig. De conclusies uit deze quickscan kunnen overgenomen worden. Nader visonderzoek heeft al plaatsgevonden.

In het voorjaar van 2020 is het betreffende gebied bouwrijp gemaakt. Het bouwrijp maken van het gebied vindt plaats op basis en aan de hand van een ecologisch werkprotocol. Voorafgaand aan de werkzaamheden van het bouwrijp maken, is het terrein nogmaals bezocht door een ecoloog. Het terrein is geïnspecteerd en vrijgegeven.

Nader onderzoek is niet nodig.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.2 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de realisatie van bedrijvenpark H2O plandeel Hattem is door middel van uitgevoerde bodemonderzoeken (Grontmij, 10 februari 2005 en 12 juni 2006) inzicht verkregen in de bodemkwaliteit. Voor plandeel Hattem wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de gedempte sloten sanering noodzakelijk is vanwege sterk verhoogd gehaltes aan PAK. Ook buiten de gedempte sloten zijn zink- en loodverontreinigingen aangetroffen die moeten worden gesaneerd. In het plan-/projectMER dat is uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van Bedrijvenpark H2O (27-9-2016) is aangegeven dat de verontreinigingen niet urgent zijn en kunnen worden gesaneerd tijdens het bouwrijp maken van de grond. Dit heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2020. Daarvan uitgaande vormt bodem geen belemmering. Er is geen aanvullend bodemonderzoek nodig.

4.3 Archeologie

Toetsingskader 

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek en conclusie

In het bestemmingsplan voor bedrijvenpark H2O worden archeologische resten beschermd middels een dubbelbestemming (Waarde – Archeologie). Deze dubbelbestemming komt niet voor ter plaatse van de beoogde locatie van het hotel. Er is aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd, het terrein is vrijgegeven. Op het beoogde perceel van Hotel Hattem ligt sowieso al geen dubbelbestemming archeologie. Er is geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

In het projectgebied komen geen specifieke cultuurhistorische waarden voor.

4.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein H2O plandeel Hattem is overleg gevoerd met de waterbeheerder. Dit proces heeft geleid tot het opstellen van een waterhuishoudkundig plan (bijlage 3). De ontwikkelingen die deze partiële herziening mogelijk maken, wijken niet af van de gehanteerde uitgangspunten.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.6 Relatie met omliggende functies

Geluid vanwege omliggende (toekomstige) bedrijvigheid

Het hotel wordt gesitueerd op bedrijventerrein H2O. Het bedrijventerrein ten zuidoosten van het plangebied/hotel staat bedrijven toe t/m milieucategorie 4.2. Dit betekent dat er bedrijven kunnen worden gevestigd die enige mate van geluid kunnen produceren. Het geluid vanwege bedrijven wordt in het algemeen getoetst op basis van het Activiteitenbesluit (type A/B-inrichtingen) of de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (vergunningplichtige of type C-inrichtingen). De grenswaarden uit het Activiteitenbesluit gelden ter plaatse van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen zoals aangewezen in het Besluit geluidhinder. In artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder is een hotel niet als ander geluidsgevoelig gebouw aangewezen.

Dit betekent dan ook dat het nieuw te realiseren hotel voor de toekomstige omliggende bedrijven niet als geluidsgevoelig wordt gezien en daarom ook geen belemmering zal zijn bij vergunningverlening voor die bedrijven.

Geuremissie vanwege (toekomstige) bedrijvigheid

Een hotel kan worden aangemerkt als een geurgevoelig object omdat er sprake zal zijn van menselijk verblijf. Het bedrijventerrein ten zuidoosten van het plangebied/hotel staat bedrijven toe t/m milieucategorie 4.2. Dit betekent dat er bedrijven kunnen worden gevestigd die enige mate van geur kunnen emitteren. Nu een hotel als geurgevoelig kan worden gezien, is het de vraag of toekomstige bedrijven belemmerd zullen worden door het hotel. Dit hangt samen met het toetsingskader voor geur dat kan of moet worden gehanteerd.

Voor veel bedrijven geldt het toetsingskader zoals vastgelegd in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit (vangnetvoorschrift). Op grond van artikel 2.7a moet het “aanvaardbaar hinderniveau” worden bepaald voor wat betreft geur. Omdat de gemeente Hattem geen specifiek geurhinderbeleid heeft, kan bijvoorbeeld worden aangesloten bij het toetsingskader van het Gelders geurbeleid, zoals vastgelegd in de "Beleidsregels geur bedrijven (niet-veehouderijen) Gelderland 2017". Op basis van deze beleidsregels valt het hotel in de categorie D geurgevoelige object. Dit zijn verblijfsobjecten gelegen op een industrieterrein voor bedrijven in milieucategorie 4 of hoger. Gedeputeerde Staten stellen voor dergelijke objecten het aanvaardbaar hinderniveau vast op het niveau dat bereikt kan worden door het treffen van redelijke maatregelen.

De conclusie is dat bij realisatie van bedrijven op het bedrijvenpark rekening moet worden gehouden met het hotel, maar dat op basis van het Gelders geurbeleid per geval een zodanig acceptabel geurhinderniveau kan worden vastgesteld dat het niet de verwachting is dat er belemmeringen ontstaan. Voor één hogere categorie geurgevoelig object (categorie C) geldt al een grenswaarde van 5 OUE/m3 als 98-percentiel bij zeer hinderlijke geur. Dergelijke waarden worden alleen in zeer specifieke gevallen bereikt.

Op circa 700 meter is een RWZI gelegen. Op basis van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering is een maximale richtafstand 500 meter met betrekking tot geur (groter dan 300.000 i.e.) aangegeven, zodat nader onderzoek is t.a.v. de RWZI niet noodzakelijk wordt geacht.

Voor de geuremissie geldt daarbij in het Geldend bestemmingsplan de volgende regeling: bedrijven die in de kolom G van de bedrijvenlijst in bijlage 1 van de regels van het geldende bestemmingsplan zijn aangemerkt met een geurafstand (dit zijn geurrelevante bedrijven), en waarbij door het bedrijf niet wordt voldaan aan een factor 2x deze afstand tot de meest nabijgelegen woning buiten het plangebied, zijn niet toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bedrijven. Eventueel kan van deze regeling worden afgeweken met omgevingsvergunning indien wordt voldaan aan het toetsingskader voor geur dat is opgenomen in bijlage 3 van de regels van het geldende bestemmingsplan. De geurafstand wordt hierbij gemeten tot het punt waar de gevel van een woning volgens het geldende bestemmingsplan zou kunnen worden gebouwd. Een hotel is een geurgevoelige functie, dus bij de vestiging van toekomstige bedrijven waarbij geur de richtafstand bepaalt moet rekening worden gehouden met het hotel. Hierbij wordt overigens wel gerekend vanaf de gevel van het hotel.

4.7 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. In het Geldend bestemmingsplan is aanvullend onderzoek gedaan naar de verkeerssituatie in het kader van de ontwikkeling van het Bedrijvenpark H2O.

Onderzoek

Bereikbaarheid

Met de realisatie van het Bedrijvenpark H2O en de vestiging van Hotel Van der Valk nemen de verkeersintensiteiten in en rond en plangebied verder toe, maar is ook sprake van een verbeterde verkeersstructuur. De belangrijkste effecten worden veroorzaakt door de te verplaatsen aansluiting op de A28. Er vindt daardoor een verschuiving plaats van verkeer die met de bestaande wegenstructuur via de Zuiderzeestraatweg naar Zwolle reed en nu via de Duurzaamheidstraat en de Rondweg naar de nieuwe aansluiting gaat rijden. Op de wegen die naar de nieuwe aansluiting leiden is daarom een toename van de verkeersdruk aan de orde. Op deze wegen is echter nog voldoende restcapaciteit beschikbaar om het aanvullende verkeer te verwerken. Er is geen sprake van een onaanvaardbare verkeerssituatie. Effecten op het gebied van luchtkwaliteit blijven beneden de grenswaarden en de Wet geluidhinder geeft voldoende beschermingsmogelijkheden om het akoestisch klimaat aanvaardbaar te houden. Wel moet de bestaande rotonde (Zuiderzeestraatweg/Rondweg) worden aangepast om het aanvullende verkeer te kunnen verwerken.

Door de realisatie van het Bedrijvenpark H2O ontstaat een extra verkeerstoename op het hoofdwegennet (met name de A28). Hier is in de autonome situatie al sprake van verzadiging, waardoor op termijn behoefte bestaat aan maatregelen vanuit de wegbeheerder (Rijkswaterstaat). Het voornemen maakt deze problematiek niet wezenlijk anders.

Ontsluiting

Bedrijvenpark H2O en daarmee het plangebied wordt ontsloten op de Zuiderzeestraatweg. De aan te leggen centrale ontsluitingsweg wordt rechtstreeks op het plangebied aangesloten. Met het verleggen van de aansluiting Wezep op de A28 ondervindt het plangebied een snelle aansluiting op het hoofdwegennet. Het overgrote deel van de bezoekers (regio Gelderland) zal gebruik gaan maken van deze nieuwe snellere route om op de A28 te komen. Een kleiner deel van de bezoekers (regio Overijssel) zal gebruik blijven maken van de Zuiderzeestraatweg en IJsselallee en zo richting Zwolle rijden.

De Zuiderzeestraatweg is een gebiedsontsluitingsweg met binnen de bebouwde kom een maximum snelheid van 50 km/u. Tussen de IJssel en Zwolle geldt een maximum snelheid van 80 km/u en tussen de IJssel en Wezep geldt sinds 2019 een maximum snelheid van 60 km/u.

Aan de Zuiderzeestraatweg halteren ieder uur twee bussen in zowel de richting van Zwolle als Nunspeet Vanaf deze bushaltes is het hotel naar verwachting in circa 10 minuten lopen te bereiken. Fietsers maken op het gehele traject van de Zuiderzeestraatweg gebruik van de vrijliggende fietspaden.

De infrastructuur behorende bij het Bedrijvenpark H2O (zowel op het bedrijvenpark als aansluitende wegen) is ingericht op het op een veilige wijze afwikkelen van het verkeer. Dit geldt zowel voor gemotoriseerd als voor langzaam verkeer. De centrale ontsluitingsweg van het hotel over het nieuwe bedrijventerrein sluit aan op de Zuiderzeestraatweg. Langs deze ontsluiting maken fietsers gebruik van een vrijliggend fietspad.

Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen moet op eigen terrein worden opgevangen. Het aantal parkeerplaatsen moet daarbij voldoen aan de gemeentelijke parkeernota (Nota Parkeernormen, december 2013). Hierin is opgenomen dat voor een hotel 11,8 parkeerplaatsen per 10 kamers moeten worden gerealiseerd. Daarnaast worden in het hotel bijbehorende voorzieningen gerealiseerd waarvoor extra parkeerplaatsen nodig zijn. In de parkeernota is voor een restaurant een parkeernorm opgenomen van 16 parkeerplaatsen per 100 m² bvo en voor een congres- en vergadergelegenheid geldt een norm van 8 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Daarnaast wordt in het hotel voor hotelgasten een welness/fitnessgelegenheid gerealiseerd.

Dit betekent voor de ontwikkeling een parkeerbehoefte van maximaal 385 parkeerplaatsen bij een bezetting van 100% aanwezigheidspercentage. Doordat niet alle faciliteiten op elk moment van de dag maximaal worden gebruikt is het benodigde aantal parkeerplaatsen lager. Voor de parkeerbehoefte is uitgegaan van het drukste moment van de week op basis van de aanwezigheidspercentages. Op basis van ervaringscijfers van het vergelijkbare Van der Valk Hotel Best zijn op een 'werkdag avond' de meeste gasten/bezoekers gelijktijdig in het hotel aanwezig. In totaal zijn er 296 parkeerplaatsen nodig om aan de parkeerbehoefte te voldoen. Omdat een deel van de hotelgasten ook gebruik maakt van het restaurant, zit er een dubbeling in de parkeerbehoefte (25% dubbeling). Binnen het plangebied worden 263 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarmee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernota. Zie Bijlage 4 Parkeerberekening benodigde aantal parkeerplaatsen.

Verkeersgeneratie en -afwikkeling

Ter plaatse van het plangebied is op basis van het vigerende bestemmingsplan nu nog zware bedrijvigheid toegestaan waarvoor volgens het CROW (publicatie 381) een verkeersgeneratie geldt van 73 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) per hectare. De betreffende locatie voor het hotel is ongeveer circa 2 hectare groot. Op basis van de huidige planologische situatie geldt een verkeersgeneratie van circa 150 mvt/etmaal.

Voor een 4* hotel met restaurant en congres- en vergadergelegenheid geldt een verkeersgeneratie van totaal 547 mvt/etmaal. In tabel 4.7 is de verkeersgeneratie weergegeven.

Functie   Omvang   Verkeersgeneratie per eenheid   Totale verkeersgeneratie [mvt/etmaal]  
Hotel   150 kamers   2,165 (CROW 381)   325  
Restaurant   800 m2   0,14   112  
Congresfunctie   1.000 m2   0,11   110  
Totaal       547  

Tabel 4.7: Verkeersgeneratie Hotel van der Valk Hattem

In het drukste uur van de dag wordt doorgaans 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dit zou een verkeerstoename zijn van circa 40 mvt in het drukste uur (10% van 547-150) ten opzichte van de huidige planologische situatie. Verwacht wordt dat het verschil in verkeersgeneratie na de aanpassingen van de verkeersstructuur niet zullen leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Conclusie

Het plan is na de infrastructurele aanpassingen goed bereikbaar vanuit de verschillende vervoerswijzen. De parkeerbehoefte voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen en wordt binnen het plangebied opgelost. Als gevolg van de ontwikkeling ontstaat een planologische verkeerstoename, welke verdeeld over de dag niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Voor de risicoaspecten van vervoer van gevaarlijks stoffen over de weg, het spoor en water zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0022.png"

Figuur 4.2 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied paars gemarkeerd

Overeenkomstig de professionele risicokaart, waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden (figuur 4.2). Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het water met een externe werking op het plangebied. Wel bevindt het plangebied zich binnen het invloedsgebied van twee gasleidingen, het spoor en de A28. Hiervoor is door AVIV een onderzoek uitgevoerd naar het groepsrisico, zie bijlage 5. Hieronder worden de risicovolle bronnen apart besproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0023.png"

Figuur 4.3 Overzicht wegvakken en andere risicobronnen ten opzichte van het plangebied

Weg

Ten noorden van het plangebied bevindt zich de A28 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door maatgevende stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Het plangebied valt in het invloedsgebied. Omdat de afstand tussen de weg en plangebied minder dan 200 meter betreft, is een berekening van het groepsrisico noodzakelijk. In de berekening zijn drie wegvakken meegenomen: G62, G3 en O114 (zie figuur 4.3).

Voor wegvakken G62 en G3 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 gelijk is aan 0 m. Voor wegvak O114 is de waarde gelijk aan 13 meter. Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 60 meter. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.

Tabel 4.1 Overzicht groepsrisico A28 ten opzichte van de oriëntatiewaarde (OW)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0024.png"

Uit tabel 4.1 blijkt dat voor de wegvakken G62-O114 het groepsrisico, in zowel de huidige als toekomstige situatie, kleiner is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico voor het knooppunt is in de huidige situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde maar neemt in de toekomstige situatie toe tot groter dan 10% van de oriëntatiewaarde. Hierdoor is een uitgebreide verantwoording GR noodzakelijk.

Voor de wegvakken O114, G62 en G3 en voor de verbindingsbogen geldt een plasbrandaandachtsgebied volgens de regeling Basisnet Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij de realisering van (kwetsbare) objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 m voor het PAG wordt gemeten vanaf de buitenste kantstrepen. Wegvak G62 en G3 liggen op meer dan 200 m van het plangebied. Wegvak O114 ligt op een afstand van circa 52 meter van het plangebied. Hiermee ligt het plangebied buiten het plasbrandaandachtsgebied van alle wegvakken. Het plangebied ligt echter wel gedeeltelijk binnen het plasbrandaandachtsgebied vanuit de verbindingsboog tussen A50 en A28. De afstand van het plangebied tot de verbindingsboog bedraagt circa 25 meter. Afhankelijk van de uiteindelijke planindeling moet mogelijk rekening gehouden worden met de effecten van een plasbrand. Dit moet zo ingericht worden dat de ontwikkeling buiten het PAG blijft. Wanneer de bebouwing binnen het PAG wordt gerealiseerd, gelden op grond van het Bouwbesluit 2012 aanvullende bouwvoorschriften.

Spoor

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 900 meter het spoortraject 360 M1 (Amersfoort Oost – Hattem). Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie D4 en bedraagt meer dan 4 kilometer. Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied. Omdat de afstand tussen het plangebied en het spoor meer dan 200 m bedraagt, hoeven er volgens het Basisnet in principe geen beperkingen worden gesteld. Wel dient vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording GR te worden opgesteld. Daarnaast bevindt zich ten noordoosten van het plangebied het spoortraject 40 AH (Weesp - Zwolle) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ook hier wordt het invloedsgebied bepaald door D4 en bedraagt meer dan 4 kilometer. Het plangebied bevindt zich ook in dit invloedsgebied.

Uit het onderzoek van AVIV blijkt dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen voor beide spoorlijnen op 1 meter vanuit het midden van de spoorbundel ligt. Het plangebied valt hier niet in.

Tabel 4.2 Groepsrisico voor spoor ten opzichte van de oriëntatiewaarde (OW)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0025.png"

Uit tabel 4.2 blijkt dat in zowel de huidige als toekomstige situatie is het groepsrisico voor het spoor kleiner dan de oriëntatiewaarde. Door de herontwikkeling neemt het groepsrisico toe, maar blijft het kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Het BEVT schrijft voor dat wanneer het groepsrisico kleiner is dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde, volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Ook langs spoorwegen kan een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aanwezig zijn waarin, bij de realisering van (kwetsbare) objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 meter voor het PAG wordt gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf van het buitenste doorgaande spoor. Alleen voor de spoorlijn Weesp - Zwolle is een PAG voorgeschreven. Het plangebied ligt op circa 31 meter van het buitenste doorgaande spoor en daarmee buiten het PAG.

Buisleidingen

Door het plangebied loopt de buisleiding N-570-20 met een grootte van 12 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied bedraagt 140 meter. Daarnaast bevindt zich ten oosten van het plangebied de buisleiding A-655. Deze buisleiding heeft een grootte van 24 inch en een werkdruk van 80 bar. Het invloedsgebied hiervan bedraagt 330 meter. Het plangebied bevindt zich in beide invloedsgebieden van de buisleidingen (figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0026.png" Figuur 4.4 Buisleidingen A-655 en N-570-20 en het plangebied oranje ingetekend

Voor de buisleidingen is er geen sprake van een PR 10-6-contour. Het groepsrisico van de aardgasleidingen is berekend voor de huidige en toekomstige situatie door AVIV. Het groepsrisico voor leiding A-6550 is zowel in de huidige als de toekomstige situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. Leiding N-570-20 heeft in de huidige situatie een groepsrisico kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde maar in de toekomstige situatie neemt het groepsrisico toe en wordt hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Tabel 4.3 Groepsrisico Buisleidingen A-655 en N-570-20 ten opzichte van de oriëntatiewaarde (OW)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpVanderValkhotel-0002_0027.png"

Voor aardgasleiding N-570-20 geldt een belemmeringenstrook van ten minste 4 meter aan weerszijden van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding, voor aardgasleiding A-655 is dit 5 meter. De belemmeringenstrook dient ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Binnen deze strook mogen geen nieuwe bouwwerken opgericht worden. De belemmeringenstrook rond aardgasleiding N-570-20 doorkruist het plangebied. Men is voornemens om parkeerplaatsen te realiseren op de belemmeringenstrook van aardgasleiding N-570-20. De betrokken partijen zijn hierover in overleg met de Gasunie.

Verantwoording groepsrisico

Voor het project is een uitgebreide verantwoording GR geschreven. Deze is te vinden in bijlage 5 en 6. Hieruit blijkt dat er maatregelen genomen kunnen worden om de risico's te beperken. Dit is bijvoorbeeld het creëren van een 'Safe-Haven' door het toepassen van mechanische ventilatie die handmatig centraal uitgezet kan worden. Ook het aangeven van vluchtroutes, hebben van noodverlichting en een aparte lift voor de brandweer wordt toegepast in de ontwikkeling. Ook het aanwezige personeel dient geïnformeerd te worden over de verschillende risico's bij een incident. Tevens blijft de reeds aanwezige calamiteitenroute langs de spoorlijn Weesp - Zwolle in stand, zodat het plangebied vanuit meerdere zijden goed bereikbaar is. Het terrein wordt zo ingericht dat onder andere ambulances direct (na)bij de ingang van het hotel kunnen parkeren. Dit bevordert de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee gasleidingen, het spoor en de A28. Er is een uitgebreide verantwoording voor het groepsrisico geschreven. Ook ligt het plangebied mogelijk binnen een plasbrandaandachtgebied en wordt het plangebied doorkruist door een buisleiding. Dit betekent dat bij de inrichting van het plangebied rekening moet worden gehouden met de aanvullende eisen die hieruit voortvloeien: de aanvullende eisen voor gebouwen binnen een PAG en de aanvullende eisen binnen de belemmeringenstrook langs de buisleiding. Indien aan deze randvoorwaarden wordt voldaan en met in acht neming van de verantwoording groepsrisico, vormt het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

De uitwerking van het bouwplan zal parallel aan de procedure van het bestemmingsplan worden voorgelegd aan de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland.

4.9 Luchtkwaliteit

De bijdrage van het beoogde hotel aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen zal naar verwachting minder zijn dan bij een bedrijf uit milieucategorie 5 waarmee in het vigerend bestemmingsplan is rekening gehouden. Uit de NSL-Monitoringstool blijkt dat in 2016 de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs A28 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. Ook blijkt uit de rekenresultaten van het onderzoek naar luchtkwaliteit dat is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan en MER voor Bedrijvenpark H2O dat ter plaatse van omliggende bestaande woningen ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan. Er is echter niet getoetst aan de luchtkwaliteit op het bedrijvenpark zelf. Niettemin bestaan er geen aanwijzingen dat een aanvullende berekening moet worden uitgevoerd om de luchtkwaliteit ter plaatse te bepalen. Er wordt geen overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer verwacht.

4.10 Geluid

Het hotel ligt in een hoogbelaste locatie voor wat betreft geluid vanwege de snelwegen A28 en A50 en de Hanzelijn. Daarnaast zal er in de toekomst sprake zijn van een mogelijke geluidbelasting vanwege nieuw te vestigen bedrijven.

Zoals aangegeven in paragraaf 4.6 is een hotel geen geluidsgevoelig gebouw en hoeft er geen toetsing plaats te vinden op basis van de Wet geluidhinder, Activiteitenbesluit milieubeheer of Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.

Het is in het belang van de hotelexploitant dat er sprake is van een goed verblijfsklimaat. Dit zal worden gerealiseerd middels voldoende geluidwering van de gevels van de hotelkamers.

4.11 Kabels en leidingen

In het zuidelijke deel van het projectgebied is een gasleiding aanwezig met bijbehorende belemmeringenstrook. Deze strook moet vrijgehouden worden voor onderhoud. Enkel middels een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken. Verder zijn in en nabij het plangebied geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Bij de bouw van het hotel en de aanleg van overige voorzieningen dient rekening te worden gehouden met de belemmeringenstrook van de gasleiding. In het kader van het wettelijke overleg is afstemming met de Gasunie gezocht.

4.12 Vormvrije m.e.r. beoordeling

In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D10 van de bijlage opgenomen, dat aanleg, wijziging of uitbreiding van een hotelcomplex buiten stedelijke zones m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit maximaal 15.000 m2 bvo en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

In een m.e.r.- beoordeling wordt getoetst of een m.e.r. procedure doorlopen moet worden. De wettelijke regeling voor de m.e.r.-beoordeling gaat uit van het principe 'nee, tenzij'. Dat wil zeggen, een volwaardige m.e.r.-procedure is alleen noodzakelijk als sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen' die het betreffende project voor het milieu kan hebben. Daarbij moet het bevoegd gezag rekening houden met de omstandigheden zoals aangegeven in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten:

  • de plaats van het project;
  • de omvang van het project;
  • de kenmerken van de potentiële milieueffecten (in samenhang met de eerste twee criteria).

Het bevoegd gezag dient een m.e.r-beoordelingsbeslissing te nemen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de omvang van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Het college heeft op 16 februari 2021 besloten dat een m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is.

Voor het project is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. geschreven. Uit de informatie in deze notitie blijkt, dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is zodoende niet noodzakelijk. Zie ook Bijlage 7.

Hoofdstuk 5 Plansystematiek

5.1 Toelichting op de regeling

Hieronder worden de relevante regels van dit bestemmingsplan kort toegelicht.

Deze gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan is op maat ten behoeve van de vestiging van Van der Valk en krijgt als volg vorm. De regels van het geldende bestemmingsplan worden van toepassing verklaard, met een beperkt aantal wijzigingen.

De wijzigingen met deze gedeeltelijke herziening zijn de volgende:

  • De vestiging van het hotel met bijbehorende faciliteiten wordt mogelijk gemaakt binnen de bestemmingsomschrijving van artikel 3 in de planregels.
  • Ter plaatse worden bedrijven toegestaan tot en met maximaal milieucategorie 3.2. Zwaardere milieucategorieën worden uitgesloten omdat deze zich slecht verhouden met de hotelfunctie.
  • Op de verbeelding is een maximale bouwhoogte van 45 meter aangegeven exclusief installaties, ondergeschikte bouwonderdelen, reclameuitingen, voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie en daarmee gelijk te stellen voorzieningen. Voor de realisering van deze ondergeschikte bouwonderdelen biedt de Wijze van meten (artikel 2) in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan enige ruimte. De omvang van de locatie waar maximaal 45 meter (exclusief installaties) bouwhoogte is toegestaan is afgestemd op het ontwerp.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid van het plan

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het kostenverhaal gaat via de gronduitgifte. Met betrekking tot mogelijke planschade wordt door partijen een reguliere planschadeovereenkomst getekend.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg en participatie

Overleg

Het concept bestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), opgesteld en vroegtijdig overlegd met onder meer de betreffende buurgemeenten, de provincie, het waterschap, de Veiligheidsregio en de Omgevingsdienst. Van het overleg wordt verslag gedaan in deze paragraaf.

Zie voor de overlegreacties, en de beantwoording daarvan, bijlage 8: Notitie van Overleg. In de notitie is ook aangegeven of de reacties leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Participatie

Het concept bestemmingsplan is tevens onderwerp van participatie met de omwonenden en andere belanghebbenden.

Van dit traject wordt ook verslag gedaan in deze paragraaf. Voor het bestemmingsplan wordt geen afzonderlijk inspraaktraject gevolgd.

Op 2 juli 2020 is een informatieavond belegd over de voorgenomen bouw van het hotel. Hotel Van der Valk, Bedrijvenpark H2O en de gemeente Hattem hebben tijdens de informatieavond belangstellenden geïnformeerd over onder andere de bouw van het hotel en de bestemmingsplanprocedure. Circa 100 belangstellenden hebben de informatieavond bezocht. Naar aanleiding van de informatieavond hebben enkele omwonenden een brief naar het bestuur gestuurd waarin zij enkele vragen stellen over de te volgen procedure en de impact van het hotel op de omgeving. De inhoud van de brief is opgenomen in bijlage 8 (Notitie van Overleg) en voorzien van een gemeentelijke reactie.

6.2.2 Procedure tot vaststelling

Het ontwerp van het bestemmingsplan wordt bekendgemaakt en ter visie gelegd door de gemeente. Gedurende zes weken bestaat de mogelijkheid zienswijzen in te dienen op het bestemmingsplan.

De gemeenteraad beslist over de vaststelling van het bestemmingsplan en betrekt bij het besluit de mogelijk ingekomen zienswijzen.