Thornsche Molen
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0241.BpBuThornscheMolen-VSG1 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap 1
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap 2
Artikel 6 Groen - Landelijk groen
Artikel 12 Waarde - Archeologie 3
Artikel 13 Waarde - Archeologie 4
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage 1: Beplantingsplan
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan 'Thornsche Molen' met identificatienummer NL.IMRO.0241.BpBuThornscheMolen-VSG1 van de gemeenten Groesbeek.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aardkundige waarde:
aardkundige kwaliteiten van natuur en landschap, waaronder geomorfologische, geologische, bodemkundige en geohydrologische verschijnselen.
archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet 1988 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.
extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving die verder geen op de activiteit gerichte inrichting of organisatie vergen, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, zwemmen, vissen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geomorfologisch:
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloed door menselijk handelen.
horecabedrijf:
een bedrijf dat tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, niet zijnde coffeeshops.
landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
MER Millingerwaard:
het besluit-/plan-MER "Integrale Planstudie / MER Millingerwaard, Meer ruimte voor mens en natuur!", rapportnummer 9T6964.F0, opgesteld door Royal Haskoning, 17 september 2010;
molen:
inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
molenbedrijf:
bedrijf gericht op het gebruik van een molen als zodanig.
natuurwaarden:
de in een gebied aanwezige en aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;
normaal onderhoud, gebruik en beheer:
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
ondergeschikte bouwonderdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.
ondergeschikte functie:
een functie die in ruimtelijke zin ondergeschikt is aan de hoofdfunctie binnen een bestemming.
oppervlakteverharding;
verharding van de oppervlakte die zowel geheel verhard, half-verhard of waterdoorlatend kan zijn;
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
peil:
voor gebouwen: de hoogte van het bestaande afgewerkte terrein (maaiveld) ter plaatse van de hoofdingang van het gebouw;
voor bouwwerken anders dan onder a bedoeld: de hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte terrein;
voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding.
ruw gebied:
bouwland met afwisselend hoge en lage gewassen, grote obstakels (rijen bebladerde bomen, lage boomgaarden enzovoort) met onderlinge afstanden van omstreeks tien tot vijftien maal hun hoogte, wijngaarden, maisvelden en dergelijke.
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
teeltondersteunende kassen:
permanente teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen.
teeltondersteunende voorziening:
ondersteunende voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij en wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen en schaduwhallen;
hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen);
overige teeltondersteunende voorzieningen: tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, zolang de teelt het vereist met een maximum van 3 maanden, waarbij de constructiepalen permanent aanwezig mogen zijn, bijvoorbeeld stellages met regenkappen bij de grondgebonden teelt van zachtfruit, boomteelthekken, hagelnetten en vraatnetten.
tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:
het huisvesten van tijdelijke werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.
watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit plan.
Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
windvang:
de mate waarin een molen met zijn wieken de wind kan onderscheppen (vangen).
woning:
een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.
de bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Bij het bepalen van de bouwhoogte van een molen wordt de hoogte van de wieken niet meegerekend.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
overschrijding bouwgrenzen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
askophoogte:
de hoogte vanaf het peil van het gebouw waarop de wieken aan de bovenas bevestigd zijn.
belthoogte:
de hoogte vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de belt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - Landschap 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
agrarisch gebruik;
het behoud, herstel en/of ontwikkeling en de bescherming van de landschapswaarden van het komgebied;
extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' het behoud en bescherming van aardkundige waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied' het behoud en de bescherming van het ganzen- en weidevogelgebied;
landschappelijke inpassing;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
de bestaande nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
Landschapswaarden
De landschapswaarden worden gevormd door:
herkenbaarheid van het rivierenlandschap en met name de openheid van het komgebied;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning landschapselement' waardevolle landschapselementen, veelal in de vorm van kolken.
Aardkundige waarden
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' is het beleid gericht op het behoud en bescherming van aardkundige waarden. Het betreft in het zuidwesten de rivierduin bij Persingen. Deze rivierduin is van nationaal belang en bestaat uit een rivierduincomplex met tuineerdgronden.
Extensief recreatief medegebruik
De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Gebouwen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 m, waarbij erf- en terreinafscheidingen een open karakter dienen te hebben;
sleufsilo's en mestsilo's niet zijn toegestaan;
lichtmasten niet zijn toegestaan;
paardenbakken niet zijn toegestaan;
teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
de huisvesting van tijdelijke werknemers;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
de uitoefening van vollegrondsfruitteelt zonder kas is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Dit zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid;
teeltondersteunende voorzieningen;
boomteelt en hoogstam fruitteelt;
laagstam fruitteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone- omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied'.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.4.2 Uitzonderingen
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.4.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
|
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning
|
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
|
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de bestemming; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de hydrologische waarden; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden |
afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem (> 50 cm), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
|
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de aardkundige waarden, zoals opgenomen |
diepploegen en diepwoelen van de bodem, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
|
|
dempen van poelen, sloten en greppels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
|
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning landschapselement' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de landschapswaarden zoals opgenomen in 3.1.2 |
het beplanten van gronden met houtgewas
|
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijk waardevolle openheid |
het vellen of rooien van houtgewas, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning landschapselement'
|
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning landschapselement' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de landschapswaarden zoals opgenomen in 3.1.2 ;
|
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven
|
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur
|
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
agrarisch gebruik;
het behoud, herstel en/of ontwikkeling en de bescherming van de landschapswaarden van het oeverwalgebied
extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' het behoud en bescherming van aardkundige waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied' het behoud en de bescherming van het ganzen- en weidevogelgebied;
landschappelijke inpassing;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
de bestaande nutsvoorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
Landschapswaarden
De landschapswaarden worden gevormd door:
herkenbaarheid van het rivierenlandschap en met name de oeverwal;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning landschapselement' waardevolle landschapselementen, veelal kolken en wielen.
Aardkundige waarden
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' is het beleid gericht op het behoud en bescherming van aardkundige waarden. Het betreft in het zuidwesten de rivierduin bij Persingen. Deze rivierduin is van nationaal belang en bestaat uit een rivierduincomplex met tuineerdgronden.
Extensief recreatief medegebruik
De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
4.2.2 Gebouwen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 m, waarbij erf- en terreinafscheidingen een open karakter dienen te hebben;
sleufsilo's en mestsilo's niet zijn toegestaan;
lichtmasten niet zijn toegestaan;
paardenbakken niet zijn toegestaan;
uitsluitend de onderstaande teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan:
lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 m;
overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4,5 m;
in afwijking van het voorgaande zijn teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied'.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
de huisvesting van tijdelijke werknemers;
de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
de uitoefening van vollegrondsfruitteelt zonder kas is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Dit zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid;
teeltondersteunende voorzieningen;
boomteelt en hoogstam fruitteelt;
laagstam fruitteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone- omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied'.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 4.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
4.4.2 Uitzonderingen
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
4.4.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
|
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning
|
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
|
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de bestemming; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de hydrologische waarden; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden
|
afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem (> 50 cm), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
|
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de aardkundige waarden, zoals opgenomen
|
diepploegen en diepwoelen van de bodem, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
|
|
dempen van poelen, sloten en greppels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
|
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning landschapselement' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de landschapswaarden, zoals opgenomen in 4.1.2 |
het vellen of rooien van houtgewas
|
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden;
|
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven
|
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur
|
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een molenbedrijf;
een horecabedrijf in de vorm van een restaurant;
een info- en bezoekerscentrum;
ondergeschikte detailhandel;
landschappelijke inpassing;
het behoud, herstel en/of ontwikkeling en de bescherming van de aanwezige landschapswaarden;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven, en overeenkomstig de in 5.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
5.1.2 Nadere detailering van de bestemming
Parkeren
Het parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
Detailhandel
Detailhandel is toegestaan als ondergeschikte activiteit, uitsluitend in ter plaatse vervaardigde goederen van het molenbedrijf.
c Voorwaardelijke verplichting
De gronden en bouwwerken binnen deze bestemming mogen overeenkomstig de onder 5.3.2 opgenomen voorwaardelijke verplichting worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 10 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ten behoeve van de kolk, conform het beplantingsplan (bijlage 1).
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
5.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover in een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan zijn gebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van die aanduiding 'bouwvlak'.
5.2.3 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt het volgende:
De bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 19 m. Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt de hoogte van de wieken buiten beschouwing gelaten.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:
bouwhoogte lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8 m;
bouwhoogte erfafscheidingen maximaal 2 m;
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 5,6 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel zoals bedoeld onder 5.1.2 onder b;
bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
vuurwerkbedrijven;
inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
wonen;
seksinrichtingen.
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt mede begrepen het gebruik van en het ingebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken binnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in lid 5.1.1 zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ten behoeve van de herstel werkzaamheden van de kolk, conform het beplantingsplan (bijlage 1). In afwijking hiervan mogen gronden en bouwwerken binnen deze bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 10 jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ten behoeve van de kolk, conform het beplantingsplan (bijlage 1).
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 5.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1.1, nader gedetailleerd in 5.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
5.4.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 2300 m2 |
- het aanbrengen van verhardingen is noodzakelijk in het kader van de bedrijfsvoering; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden;
|
- het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven; |
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;
|
- het beplanten van gronden met houtgewas.
|
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waardevolle openheid. |
Artikel 6 Groen - Landelijk groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landelijk groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'water' de instandhouding van wateren;
extensief agrarisch gebruik;
speel- en recreatievoorzieningen;
bruggen en (wandel)paden;
water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
parkereren ten behoeve van in de directe nabijheid gelegen woningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m;
in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen niet meer dan 1,5 m bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van speel- en recreatievoorzieningen maximaal 4 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:
een staanplaats voor kampeermiddelen;
als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen en als oefenterrein voor het racen en crossen met motoren en bromfietsen;
opslag-, stort- of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan;
het aanbrengen van verhardingen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in dit artikel de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren of afgraven en ontginnen van gronden.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning;
indien het aanleggen van (half) verhardingen betrekking heeft op een oppervlakte kleiner of gelijk aan 25 m² per aan deze bestemming grenzend bouwperceel.
6.4.3 Toepassingsvoorwaarden
De in artikel 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de waarden binnen deze bestemming.
Artikel 7 Natuur
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de aanleg, het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' het behoud en bescherming van aardkundige waarden;
ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied' het behoud en de bescherming van het ganzen- en weidevogelgebied;
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
extensief recreatief medegebruik;
een ontsluitingsweg van een perceel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, paden en parkeervoorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
Aardkundige waarden
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundige waarden' is het beleid mede gericht op het behoud en bescherming van aardkundige waarden. Het betreft in het midden de Meander van Erlecom, welke een provinciaal belang heeft. Het gebied bestaat uit een oude Meander van de Waal, welke is afgesneden van de rivier.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
lawaaisporten;
bezoekerscentrum;
exploitatie als vergaderlocatie;
het aanleggen van drainage.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 7.4.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
7.4.2 Uitzonderingen
Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
die bestaan uit graafwerkzaamheden ten behoeve van waterstaatswerken.
7.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 7.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 7.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 7.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
7.4.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden
|
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning
|
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen
|
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de bestemming; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de hydrologische waarden; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden
|
aanbrengen van (infrastructurele) ondergronds leidingen
|
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden
|
afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem (> 50 cm)
|
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden;
|
dempen van poelen, sloten en greppels
|
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van grondwaterafhankelijke natuurwaarden; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterberging;
|
het vellen of rooien van houtgewas
|
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschaps- en natuurwaarden;
|
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
|
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur.
|
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten, waarbij het bestaande aantal rijstroken niet wordt vermeerderd, onderscheiden in:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' een gebiedsontsluitingsweg;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - erftoegangsweg' een erftoegangsweg;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' een langzaamverkeersverbinding;
voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
verblijfsvoorzieningen;
beeldende kunstwerken;
nutsvoorzieningen;
water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met de daarbij behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden opgericht gebouwen van openbaar nut, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
8.2.2 Gebouwen van openbaar nut
Voor gebouwen van openbaar nut, zoals abri's en voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, gelden de volgende regels:
de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van lichtmasten en andere bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding niet meer mag bedragen dan 8 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 teneinde het oprichten van grotere gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
de omgevingsvergunning mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik, laten gebruiken of doen gebruiken van de gronden binnen deze bestemming voor:
opslag-, stort- of bergplaats van andere, al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
het al dan niet ten verkoop opstellen en opslaan van nieuwe of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen, aanhangwagens, machines, c.q. onderdelen daarvan.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschriving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterhuishoudkundige doeleinden;
waterberging en waterlopen;
groenvoorzieningen;
paden;
extensief recreatief medegebruik;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aanlegsteigers, bruggen, dammen en/of duikers.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
9.2.2 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal 4,5 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
het aanleggen van terrassen op pontons.
Artikel 10 Leiding - Gas
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits:
de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
graafwerkzaamheden;
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
diepploegen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
het permanent opslaan van goederen.
10.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld onder 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
10.4.3 Verlening
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 11 Leiding - Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse watertransportleiding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits:
de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen leiding niet wordt geschaad;
er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
graafwerkzaamheden;
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
diepploegen;
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
het permanent opslaan van goederen.
11.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld onder 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
11.4.3 Verlening
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen leiding niet wordt geschaad;
er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Archeologisch rapport
Het bevoegde gezag kan in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 100 m2 en waarbij benodigde graafwerkzaamheden dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in 12.1 verlangen dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
12.2.2 Koppelen voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.2.3 Berekening gezamenlijke oppervlakte
Voor de berekening van de oppervlakte zoals bedoeld in 12.2.1 wordt de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken betrokken die een zodanige samenhang vertonen dat deze redelijkerwijs moeten worden beschouwd als zijnde één bouwwerk.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
12.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in 12.1 over een oppervlakte groter dan 100 m² de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodem verlagen of afgraven van gronden;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder maaiveld;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, die in bodemingreep dieper dan 0,3 m tot gevolg hebben;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
het slopen van bouwwerken.
12.3.2 Uitzonderingen
Het onder 12.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;
waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning.
12.3.3 Toepassingsvoorwaarden
De in 12.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
12.3.4 Koppelen voorwaarden
Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 4
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende lage archeologische verwachtingswaarden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Archeologisch rapport
Het bevoegde gezag kan in geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een bouwwerk of bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 1000 m2 en waarbij benodigde graafwerkzaamheden dieper zijn dan 0,3 m onder maaiveld die worden gebouwd op en/of in de gronden als bedoeld in artikel 13.1, verlangen dat alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
13.2.2 Koppelen voorwaarden
Indien uit het in het vorige lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.2.3 Berekening gezamenlijke oppervlakte
Voor de berekening van de oppervlakte zoals bedoeld in artikel 13.2.1 wordt de gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken betrokken die een zodanige samenhang vertonen dat deze redelijkerwijs moeten worden beschouwd als zijnde één bouwwerk.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
13.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1 over een oppervlakte groter dan 1000 m² de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodem verlagen of afgraven van gronden;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder maaiveld;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, die in bodemingreep dieper dan 0,3 m tot gevolg hebben;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
het slopen van bouwwerken.
13.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 13.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van archeologisch onderzoek en/of het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
indien op basis van door een deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;
waarmee legaal is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, aanlegvergunning of ontgrondingvergunning.
13.3.3 Toepassingsvoorwaarden
De in artikel 13.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
13.3.4 Koppelen voorwaarden
Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen in die zin dat deze bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden al dan niet behoudenswaardig zijn of al dan niet langer aanwezig zijn.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
behoud, bescherming en het vervullen van een waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam;
instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan rivierdijken, alsmede werkzaamheden in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering;
14.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in 14.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat bestaande gebouwen en andere bouwwerken mogen blijven bestaan.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 voor het oprichten van (nieuwe) bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), alsmede voor hogere bouwwerken dan toegestaan in 14.2 mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen, het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
het (proef)boren naar gas (waaronder schaliegas).
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
17.1 Algemeen
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
'wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundige waarden';
'wetgevingszone - omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied';
'wetgevingszone - omgevingsvergunning landschapselement';
aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
17.1.1 Algemeen
De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de beschermingszone van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.1.2 Maatvoering
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m.
17.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1.2 onder voor het bouwen overeenkomstig deze dubbelbestemming en de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de beschermingszone van de waterkering.
17.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
17.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen:
17.2.2 Bouwregels
Voor de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:
binnen een straal van 100 meter vanuit het middelpunt van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de belthoogte, zoals opgenomen in onderstaande tabel;
vanaf een afstand van 100 m vanuit het middelpunt van de 'vrijwaringszone - molenbiotoop', geldt de volgende formule:
h = x/n + c*z
h = maximum bouwhoogte
x = afstand gebouw of bouwwerk tot molen
n = waardering voor de omgeving van de molen in verband met het functioneren van de molen (op basis van 75 voor ruw gebied)
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + hoogte belt)
Aanduiding |
Naam |
Straat |
Nummer |
Plaats |
Belthoogte |
Askophoogte (z) |
n |
vrijwaringszone - molenbiotoop |
Thornsche molen |
Kapiteldijk |
ong. |
Leuth |
4,5 m |
16,5 m |
75 |
17.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 en een hogere bouwhoogte toestaan, mits hierdoor hetzij direct, hetzij indirect het huidige en het toekomstige functioneren van de molen door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
17.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
het ophogen van gronden;
het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
Uitzonderingen
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel
van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
welke ten tijde van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering waren.
Verlening
De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Thornsche Molen'.
Vastgesteld: 26 maart 2015