Plan: | Wylerbaan 1c |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0241.BPWylerbaan1c-VSG1 |
Initiatiefnemer, de heer Belgers, is voornemens om aan de Wylerbaan 1c te Groesbeek een bouwplan te realiseren. Op de locatie Wylerbaan 1c maakt een vervallen schuur plaats voor een guesthouse/gastenverblijf.
Het hiervoor beschreven project kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat het in strijd is met de bijbehorende regels. Om de realisatie van het project planologisch-juridisch mogelijk te maken, is in dit geval gekozen voor een procedure tot vaststelling van een (nieuw) bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Onderhavig ruimtelijk plan vormt dat nieuwe bestemmingsplan.
In eerste instantie is ten behoeve van het bouwplan van initiatiefnemer voor de locatie Wylerbaan 1c en een voorgenomen (bouw)plan op de naastgelegen locatie Wylerbaan 1b één bestemmingsplan opgesteld en is met de terinzagelegging van het voorontwerp-bestemmingsplan “Wylerbaan 1b-c” ook een gezamenlijke bestemmingsplanprocedure gestart. Naar aanleiding van vooroverleg en inspraak op dit plan is echter besloten om de procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan afzonderlijk te vervolgen in een bestemmingsplan(procedure) voor enerzijds de locatie Wylerbaan 1c en anderzijds de locatie Wylerbaan 1b. Het voorliggende bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de locatie Wylerbaan 1c. De onderzoeken in de bijlagen betreffen nog wel beide locaties, maar dit heeft geen gevolgen voor de resultaten en conclusies van de onderzoeken.
Het plangebied is gelegen aan de noordkant van de kern van Groesbeek, aan de Wylerbaan. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving; de daaropvolgende luchtfoto geeft de exacte begrenzing van het plangebied weer. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de betrokken gronden en de omgeving.
Globale ligging (bron: Google Maps)
Exacte begrenzing van het plangebied.
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel het toegestane gebruik van gronden geregeld. Ook geeft het bestemmingsplan regels over hetgeen daarop gebouwd mag worden ten behoeve van dat gebruik. Aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit het bouwen van een bouwwerk moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels.
Toelichting
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
Verbeelding
De verbeelding, de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bijvoorbeeld bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding is getekend conform de richtlijnen uit het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012 en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Regels
De regels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven en formuleren van de regels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het project beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en terinzagelegging voor zienswijzen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het project beschreven. Daartoe wordt eerst de huidige situatie van het plangebied inzichtelijk gemaakt, zowel wat betreft de voorkomende functie(s) als bebouwing. Hierbij wordt mede de relatie met de omliggende omgeving uiteengezet. Vervolgens wordt ingegaan op het in het project betrokken (bouw)plan.
Het plangebied ligt op de overgang van de kern Groesbeek en het buitengebied. Deze overgang kenmerkt zich met de aanwezige open weiden, bosschages, hoogteverschillen en (lange) zichtlijnen als een glooiend en afwisselend landschap met fraaie uitzichten. In de directe omgeving zijn diverse (verblijfs)recreatieve en toeristische voorzieningen zoals camping 'De Oude Molen' en het Bevrijdingsmuseum gelegen. De naam van de camping verwijst naar de molen die in het verleden op de hoek van de Wylerbaan en de Nieuweweg stond. Het museum herinnert aan de hevige gevechten die tijdens de Tweede wereldoorlog in de nabije omgeving plaatsvonden.
Het plangebied omvat de locatie Wylerbaan 1c, ter plaatse waarvan momenteel een vervallen schuur staat die nog dienst doet als opslagruimte voor camping De Oude Molen. De schuur behoort bij de noordelijk van het plangebied gelegen woning (Wylerbaan 1d). Ten zuiden van het plangebied bevinden zich groepsaccommodatie Het Uitzicht (Wylerbaan 1b), met thans inpandig een bedrijfswoning, en een woning waar tevens een Bed&Breakfast is gehuisvest (Wylerbaan 1). Kijkend vanaf de Zevenheuvelenweg, Kamp en Wylerbaan vormt deze bebouwing samen met de nabijgelegen recreatieve voorzieningen het aangezicht van de entree van Groesbeek.
De bestaande bebouwing aan onderhavig deel van de Wylerbaan is op verschillende afstanden van de weg gelegen. Ook verschilt de oriëntatie ten opzichte van de Wylerbaan. De voorgevel van het hoofdgebouw aan de Wylerbaan 1b loopt schuin weg van deze weg, doordat deze in feite haaks op de Nieuweweg staat, terwijl de voorgevels van de schuur en woning aan de Wylerbaan 1c en 1d juist evenwijdig aan de Wylerbaan zijn gelegen. Hierdoor verspringen de voorgevels onderling en kent het plangebied een min of meer gebogen voorgevelrooilijn.
Bepalend voor de ligging van de huidige achtergevelrooilijn is de achterzijde van de oude schuur op de locatie Wylerbaan 1b.
De ruimte voor de schuur van Wylerbaan 1c, gelegen aan de Wylerbaan is ingericht met grind en is in gebruik als parkeerplaats. Op het voorterrein kunnen circa 8 auto's worden geparkeerd.
![]() |
|
Voorzijde van de groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b en de woning en B&B aan de Wylerbaan 1 | |
![]() |
|
Voorzijde van de schuur aan de Wylerbaan 1c en naastgelegen woning aan de Wylerbaan 1d | |
![]() |
|
Aanzicht vanaf de Zevenheuvelenweg |
Het bouwplan van initiatiefnemer voor de locatie Wylerbaan 1c is gericht op ontwikkeling van een verblijfsrecreatieve voorziening. Bedoeling is dat de bestaande schuur wordt gesloopt ten behoeve van de nieuwbouw van een gastenverblijf (guesthouse). 50-Plussers en gezelschappen van enkele personen vormen de doelgroep voor de voorziening. Met bijvoorbeeld verhoogde toiletten, grotere douches en grijpstangen wordt de inrichting van de te realiseren kamers hier ook specifiek op afgestemd.
Het gastenverblijf zal allereerst ruimte bieden aan 14 tweepersoonskamers. Het zijn grote kamers, met een oppervlakte van 40 m2 en groter. Daarnaast voorziet het bouwplan in een multifunctionele ruimte en een aantal ruimten voor berging/opslag. De precieze invulling van de multifunctionele ruimte moet nog worden uitgewerkt. Gedacht wordt aan een ruimte voor welness of actief bewegen. Het gebouw zal bestaan uit twee lagen met een kap, bovenop een kelder/souterrain.
Het te bouwen gebouw wordt met de voorgevel gebouwd in de denkbeeldige lijn tussen de voorste punt van het bestaande hoofdgebouw aan de Wylerbaan 1b en de voorste punt van de woning aan de Wylerbaan 1d. Door de nieuwbouw op deze wijze te oriënteren ten opzichte van de Wylerbaan wordt deze ingepast in de gebogen voorgevelrooilijn en het onderling verspringen van de voorgevels benadrukt.
Het achtererf wordt ingericht als parkeerterrein. Het voorerf zal naast enkele parkeerplaatsen ruimte bieden voor een groene inrichting.
Onderstaande tekening geeft in plattegrond het (bouw)plan weer, zoals dat voorafgaand aan dit bestemmingsplan is uitgewerkt. Na vaststelling van dit bestemmingsplan wordt binnen de kaders van het bestemmingsplan het bouwplan verder uitgewerkt, hierdoor kan het bouwplan op onderdelen nog wijzigen.
Situatietekening Wylerbaan 1c
Vooraanzicht straatbeeld Wylerbaan 1c
Het plangebied ligt bij de splitsing van de Nieuweweg, Molenweg en de Wylerbaan en op de overgang tussen de kern en het buitengebied. Komend en gezien vanaf de noordkant van Groesbeek (Wylerbaan en Zevenheuvelenweg) is de locatie beeldbepalend voor de entree van Groesbeek. Vanwege de relatie met het buitengebied en de betekenis voor de entree van Groesbeek is het noodzakelijk extra eisen te stellen aan de verschijningsvorm van het nieuw te bouwen gebouw en de erfinrichting.
Deze zijn verwoord in onderstaande eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit. De beeldkwaliteitseisen vormen de basis voor de verdere uitwerking van het bouwplan.
De geformuleerde beeldkwaliteitseisen kunnen niet, of niet voldoende, in een bestemmingsplan worden vastgelegd. Het is daarom de bedoeling dat de gemeenteraad deze beeldkwaliteitseisen gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan als welstandsbeleid vaststelt, zodat de eisen een toetsingskader vormen bij de welstandsbeoordeling van vergunningaanvragen.
Stedenbouw
Vanuit stedenbouwkundige optiek geldt dat het deel van de Wylerbaan waar het plangebied is gelegen wordt gekenmerkt door een recreatieve sfeer met bebouwing die heel verschillend is van vorm en qua uitstraling. Het nieuw te bouwen gebouw dient op zich daarom ook een geheel eigen vorm en uitstraling te krijgen.
De ligging aan de rand van de kern en de openheid en het heuvelachtige karakter van het aangrenzend buitengebied maken dat ook de achterzijde van de bebouwing in het plangebied zichtbaar is, vooral vanaf de Zevenheuvelenweg. Vanuit die optiek is het gewenst dat aan de bebouwing aan de naar het buitengebied gerichte zijde(n) een meer landelijke sfeer wordt gegeven.
Samengevat zijn de volgende principes leidend vanuit stedenbouwkundig oogpunt:
Architectuur
Bij het uitwerken van het bouwplan is de architectuur van groot belang. In het algemeen geldt dat de bebouwing aan moet sluiten op de sfeer van een aantrekkelijk recreatief gebied. De nieuwbouw waar het bouwplan in voorziet is afzonderlijk vormgegeven en presenteert zich als zelfstandig gebouw. Wel is de kleur- en materiaalkeuze en/of detaillering zodanig dat de vormgeving met naastgelegen bebouwing is afgestemd. Daardoor heeft het gebouw een eigen karakteristiek, maar is de bebouwing ook familie van elkaar. De volgende uitgangspunten zijn van belang bij de architectonische uitwerking:
Erf
Om de beeldkwaliteit op de locatie te waarborgen zijn ook richtlijnen voor het erf van belang. In de erfinrichting is het van belang om de ligging aan de rand van het landschap en de groene uitstraling van het gebied als uitgangspunt te nemen.
De richtlijnen zijn de volgende:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie benoemt 13 onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het merendeel van die onderwerpen betreft specifieke gebieden, projecten en netwerken zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol, de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Een onderwerp dat niet aan bepaalde gebieden, projecten en netwerken gebonden is, is duurzame verstedelijking. Voor dit onderwerp introduceert het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking', waarmee zorgvuldig ruimtegebruik en het voorkomen van overprogrammering op regionaal niveau worden nagestreefd. Inzet is optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
De ladder houdt in dat de gemeente, indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een stedelijke ontwikkeling, in de toelichting van het plan dient te motiveren of die ontwikkeling in een actuele regionale behoefte voorziet. Als dat het geval is dient gekeken te worden of deze in bestaand stedelijk gebied past (inbreiding). Pas als dat niet het geval is komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van een optimale ontsluiting door verschillende vervoersmodaliteiten. Ook wanneer een provinciale verordening of ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een omgevingsvergunning, die met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° Wabo wordt verleend, op een stedelijke ontwikkeling ziet, dienen deze drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden.
In het Barro heeft het Rijk voor de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht is juridisch verankerd dat in (de toelichting van) een bestemmingsplan, provinciale verordening of ruimtelijke onderbouwing op de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden ingegaan, indien deze op een stedelijke ontwikkeling betrekking hebben.
In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Planspecifiek
De SVIR richt zich op onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Ten aanzien van het in het project betrokken bouwplan en dit bestemmingsplan spelen echter geen nationale ruimtelijke belangen, gezien de locatie van het bouwplan en het plangebied van dit bestemmingsplan geen onderdeel zijn van een gebied, project of netwerk welk van nationaal ruimtelijk belang is.
Het Barro geeft derhalve geen regels voor het plangebied. Het project en dit bestemmingsplan hoeven ook niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Nu deze voorzien in nieuwbouw van een gastenverblijf ter plaatse van een te slopen vervallen schuur en daarmee functieverandering van vrijgekomen bebouwing ('rood voor rood') betreffen, vinden zij hun grondslag in een provinciale regeling die geen betrekking heeft op een stedelijke ontwikkeling, die in een regionale behoefte voorziet. Toepassing van de ladder is dan niet nodig.
Het Streekplan 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is in september 2005 van kracht geworden en geldt nog steeds. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun lokale zaken.
Het plangebied is volgens het Streekplan gelegen binnen het provinciale waardevolle landschap 'Stuwwal Nijmegen/ Bekken Groesbeek', dat deel uitmaakt van het nationale landschap De Gelderse Poort. Het plangebied ligt nog net in het open bekken van Groesbeek op de overgang van de open landbouwgebieden (oude bouwlanden) naar hogere gronden tussen Groesbeek en Kranenburg. Het waardevolle landschap behoort tot het multifunctionele gebied.
Door de ligging in een tot het multifunctionele gebied behorend waardevol landschap geldt conform het generieke streekplanbeleid (paragraaf 2.12 van de structuurvisie), bij in achtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied, een 'ja, mits'-benadering voor ruimtelijke ingrepen in het plangebied. De benadering houdt in dat een ruimtelijke ingreep hier slechts plaats mag vinden, mits recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van het betreffende landschap. Ook voor de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap 'Stuwwal Nijmegen/Bekken Groesbeek' geldt dat ze zijn beschreven in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Ten aanzien van (de directe omgeving van) het plangebied zijn de volgende relevant:
Het generiek beleid voor functieverandering in het buitengebied is opgenomen in paragraaf 2.3 van de structuurvisie. De provincie wil bevorderen dat gebouwen in het buitengebied die hun huidige functie verliezen of verloren hebben, op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Dit moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.
Het beleid voor functieverandering is alleen van toepassing op legale fysiek bestaande vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied. Uitgangspunt is dat bij functieverandering verevening plaatsvindt, bijvoorbeeld in de sloop van een aanzienlijk deel van de vrijgekomen of vrijkomende bebouwing. Voorwaarde is dat de functieverandering wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige bouwperceel en verkleining van het bouwvlak. Ook dient alle overtollige (bedrijfs)bebouwing te worden gesloopt, met uitzondering van monumentale en karakteristieke bebouwing.
Naast wonen ondersteunen ook niet-agrarische werkfuncties in het buitengebied de vitaliteit van het landelijk gebied. Daarom wil de provincie via haar beleid ook functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied naar kleinschalige vormen van niet-agrarische bedrijvigheid, zoals (verblijfs)recreatie, mogelijk maken. Bij functieverandering naar kleinschalige vormen van niet-agrarische bedrijvigheid geldt onder meer dat:
In de Notitie functieverandering buitengebied is het functieveranderingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op regionaal niveau uitgewerkt. De provincie heeft per brief van 21 mei 2010 aangegeven dat deze regionale regeling voortaan leidend is in die gebieden, die op grond van de structuurvisie zijn aangewezen als Multifunctioneel gebied.
De Notitie functieverandering buitengebied geeft als regionaal uitgangspunt dat in Multifunctioneel gebied functieverandering naar niet-agrarische bedrijvigheid mogelijk is tot 50% van de bestaande bebouwing, met een maximum van 750 m2 in bestaande gebouwen, waarbij overig vrijkomende bebouwing wordt gesloopt. Indien meer dan 500 m2 gebruikt wordt voor de nieuwe functie, dient extra verevening plaats te vinden. Met dit uitgangspunt worden meer mogelijkheden geboden om de gewenste verbetering van ruimtelijke kwaliteit te realiseren.
Volgens de notitie dient voorts bij functieverandering naar niet-agrarische bedrijvigheid bijzondere aandacht te worden gegeven aan de functies verblijfsrecreatie, dagrecreatie en zorg. Deze specifieke functies kunnen een grote bijdrage leveren aan het versterken van de vitaliteit van het landelijk gebied. Daarom is ervoor gekozen om bij functieverandering naar een van deze functies extra ruimte te bieden door hiervoor genoemd maximum met 250 m2 te verhogen. De gemeente kan daarvoor, indien gewenst, lokaal maatwerk opnemen in een bestemmingsplan.
In de Notitie functieverandering buitengebied is tot slot aangegeven dat het in bijzondere gevallen mogelijk is gemotiveerd af te wijken van het op regionaal niveau uitgewerkte beleid. Dit kan indien beleidsafwijking leidt tot een grote toename van de ruimtelijke kwaliteit. Zo is het mogelijk dat, bijvoorbeeld gelet op bruikbaarheid en beeldkwaliteit, in sommige gevallen sloop en herbouw de voorkeur verdienen boven hergebruik van een bestaand gebouw. Een beleidsafwijking behoeft, naast een goede motivering, instemming van de provincie.
Beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 (geel: waardevol landschap)
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) is in december 2010 vastgesteld en in juni 2012 volgde een herziening. De RVG betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de ‘juridische vertaling’ van het streekplan cq. structuurvisie.
In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het beleid zoals dat in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoord is. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Uit de bij de RVG behorende kaart Verstedelijking volgt dat het plangebied gelegen is in een gebied, waar op grond van artikel 2.3 van de RVG nieuwe bebouwing slechts onder voorwaarden is toegestaan. Bepaald is dat een bestemmingsplan in dit gebied nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken onder meer mogelijk kan maken in geval van een functieverandering naar een niet-agrarische functie. Daarbij zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
In artikel 20.2 van de RVG is voorts de 'ja, mits'-benadering in regels vastgelegd. Bepaald is dat als een gebied in een waardevol landschap is gelegen, er slechts bestemmingen kunnen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen behouden of versterken.
Planspecifiek
Het in het project betrokken bouwplan ziet op functieverandering van vrijgekomen bebouwing, nu het beoogt om de in het plangebied gelegen in onbruik geraakte schuur te slopen en daarvoor in de plaats een gastenverblijf terug te bouwen. Strikt genomen passen het bouwplan en daarmee dit bestemmingsplan niet helemaal binnen het functieveranderingsbeleid, zoals dat in de provinciale structuurvisie is opgenomen en voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen in de regionale regeling Notitie functieverandering buitengebied verder is uitgewerkt. Een beleidsafwijking ten behoeve van het bouwplan en dit bestemmingsplan kan echter als volgt worden verantwoord en gemotiveerd.
De locatie Wylerbaan 1c is gelegen aan de rand van het bestaand bebouwd gebied van de kern Groesbeek. Aan de overzijde van de weg liggen camping De Oude Molen, met de groepsaccommodaties Seven Hills en Old Mill, en het Nationaal Bevrijdingsmuseum, welke vallen binnen een groter gebied met veel verblijfsrecreatieve voorzieningen, waarvan ook bungalowpark De Zeven Heuvelen, zwembad De Lubert, camping De Lubert en Resort De Zeven Heuvelen deel uitmaken. Voor de bebouwing op het naastgelegen perceel Wylerbaan 1b is eerder al een functieverandering gerealiseerd naar een groepsaccommodatie, Het Uitzicht. Aan de Wylerbaan 1 is momenteel een Bed&Breakfast voorziening gevestigd. Gelet hierop ligt onderhavige locatie dicht tegen de kern aan, op de overgang van de kern naar het buitengebied, en in een gebied met veel verblijfsrecreatieve voorzieningen. Gezien deze specifieke locatiekenmerken mag het hier voorgenomen bouwplan anders beschouwd worden dan een functieverandering op een locatie elders in het buitengebied.
Verondersteld mag worden dat een functieverandering door sloop van de in onbruik geraakte schuur op de locatie Wylerbaan 1c en nieuwbouw van een guesthouse goed aan zal sluiten op en passen bij het cluster van recreatieve voorzieningen in de directe omgeving. Daarbij is zij passend binnen de ambitie vanuit de gemeentelijke Kadernota toerisme en Strategische Visie Groesbeek 2025 om te streven naar versterking en diversifiëring van het toeristisch-recreatief product binnen de gemeente Groesbeek. Het guesthouse zal voorzien in overnachtingsmogelijkheden die in Groesbeek nog niet of nauwelijks worden aangeboden, aangezien het in vergelijking met een hotel ruimere kamers, flexibelere aankomst- en vertrektijden en meer privacy biedt en geen sprake is van verplichte afname van diensten als ontbijt. Derhalve zal met de functieverandering in functioneel opzicht een kwaliteitsverbetering worden bereikt.
Doordat de locatie bovenaan een heuvel en binnen het Waardevolle landschap "Stuwwal Nijmegen/bekken Groesbeek" is gelegen, is het gelet op behoud dan wel versterking van de landschappelijke kwaliteit(en) wel noodzakelijk dat het ontwerp voor de nieuwe bebouwing aan een aantal randvoorwaarden voldoet. Uit het voor het guesthouse getoonde ontwerp is gebleken dat dit het geval is. Zo is het te bouwen gebouw in de bestaande verspringende voorgevelroolijn gesitueerd, wordt het niet dieper dan het gebouw van de naastgelegen bestaande groepsaccommodatie en zijn de zij- en achtergevels bewust mee ontworpen. Ook zullen met het guesthouse de bebouwingshoogten van de bebouwing aan de Wylerbaan 1 tot en met Wylerbaan 1d aflopen in de richting van het buitengebied en blijft van een afstand gezien, vanaf bijvoorbeeld de Zevenheuvelenweg of Derdebaan, de bebouwing van groepsaccommodatie Het Uitzicht aan de Wylerbaan 1b, het guesthouse en de woning aan de Wylerbaan 1d één ruimtelijke eenheid. De open ruimte en de doorkijkmogelijkheden tussen deze bebouwing zullen ook nagenoeg in stand blijven. In het bestemmingsplan zijn hiervoor genoemde randvoorwaarden ook in regels vastgelegd; in gelijktijdig met dit plan vast te stellen beeldkwaliteitseisen zal nog vastgelegd worden dat ook de materialisering van het guesthouse moet worden afgestemd op die van de gebouwen in de directe omgeving.
Rijdende over betreffend deel van de Wylerbaan is voorts geen uitzicht op het omringende landschap. Door het aflopen van de weg, de dicht op de weg gelegen bestaande bebouwing en het talud aan de zijde van camping De Oude Molen zal de hogere bebouwingshoogte van het guesthouse ten opzichte de te slopen schuur hier ook niet ervaren worden. Daarbij zal het te realiseren bouwvolume niet gaan uitkomen boven de boomgrens van de bomen(rij) langs de Wylerbaan ter plaatse van camping De Oude Molen. Er gaan zo geen zichtlijnen verloren.
Dit overziend mag worden geconstateerd dat met het ontwerp voor het guesthouse en het bestemmingsplan landschappelijke kernkwaliteiten als bebouwing langs radiale wegen en lange zichtlijnen tenminste behouden blijven. Nu als gevolg van de functieverandering juist de in onbruik geraakte schuur uit het landschapsbeeld zal verdwijnen, zal in zijn totaliteit bovendien sprake zijn van een kwaliteitsverbetering wat landschappelijke kwaliteit(en) betreft.
Op basis van het voorgaande wordt ondanks het beleid in dit specifieke geval de beoogde functieverandering aanvaardbaar geacht, ook al voorziet deze in plaats van een reductie van bebouwd oppervlak juist in een toename van bebouwd oppervlak en bebouwingshoogte. Gelet op zowel de functionele als landschappelijke kwaliteitsverbetering is afwijking van het provinciaal en regionale functieveranderingsbeleid ten behoeve van onderhavig (bouw)plan verantwoord.
Regionaal Plan 2005-2020
De komende jaren wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, internationale concurrerende regio Arnhem Nijmegen. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor ‘het goede leven’: het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Uitsnede beleidskaart uit het Regionaal Plan 2005-2020. Plangebied is rood omcirkelt.
Het Regionaal Plan geeft geen directe ruimtelijke voorschriften ten aanzien van het plangebied. Wel onderschrijft het Regionaal Plan het voor recreatie en toerisme benutten en uitbouwen van de in de regio aanwezige potenties op het gebied van natuur, landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en daarmee nieuwe economische dragers introduceren in het landelijk gebied.
Voorwaarden die worden gesteld bij het uitbreiden van recreatieve voorzieningen zijn onder andere: aansluiting op omgevingskenmerken, waar mogelijk inspelen op regionale identiteit, in de nabijheid dienen er mogelijkheden te zijn voor particuliere initiatieven en/of commerciële activiteiten, een goede fietsbereikbaarheid en aansluiting op het openbaar vervoer.
Planspecifiek
Het in het project betrokken bouwplan past goed binnen de omgeving waar diverse recreatieve voorzieningen aanwezig zijn. Het versterkt daarmee de lokale positie van de regio ten aanzien van het bieden van een diversiteit aan recreatieve voorzieningen. Doordat het gebied tussen de kern en het landelijk gebied ligt en daarmee beide kwaliteiten kan gebruiken, is de locatie zeer geschikt voor de voorgestelde verblijfsaccommodatie. Tenslotte is de bereikbaarheid ook optimaal doordat het plangebied nabij belangrijke uitvalswegen van Groesbeek ligt.
Het bouwplan en dit bestemmingsplan passen binnen de regionale doelstellingen die zijn gesteld door de stadregio Arnhem-Nijmegen.
Kadernota toerisme
Volgens de op 22 mei 2008 vastgesteld Kadernota toerisme is de belangrijkste ambitie op het vlak van recreatie en toerisme:
"Het ontwikkelen en versterken van het toeristisch recreatieve product van Groesbeek zodat de sector zich verder ontwikkelt tot een belangrijke economische drager van de gemeentelijke economie, waarbij de kernwaarden van de plaats behouden blijven".
Deze ambitie is opgebouwd uit drie elementen, te weten: de kernwaarden (behoud van de specifieke kwaliteiten van natuur, landschap en cultuur), versterken (kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod) en ontwikkelen (stimuleren van nieuwe voorzieningen).
Planspecifiek
Het in het project betrokken bouwplan sluit goed aan op de in de Kadernota toerisme benoemde ambitie. Het gastenverblijf zal namelijk voorzien in overnachtingsmogelijkheden die in Groesbeek nog niet of nauwelijks worden aangeboden, nu het in vergelijking met een hotel ruimere kamers, flexibelere aankomst- en vertrektijden en meer privacy biedt en geen sprake is van verplichte afname van diensten als ontbijt. Hiermee draagt het project bij aan versterking en diversifisering van het toeristisch-recreatief product in de gemeente Groesbeek. Met de realisering van het bouwplan zullen de landschappelijke kernkwaliteiten ook ten minste behouden blijven en zal juist een in onbruik geraakte schuur uit het landschapsbeeld verdwijnen. Uitvoering van het project is vanuit het oogpunt van toeristisch beleid dan ook zeer gewenst.
Strategische visie Groesbeek 2025
Op 21 juni 2012 is de strategische visie Groesbeek 2025 vastgesteld. De Strategische Visie Groesbeek 2025 vormt een integraal kader voor toekomstige beleidsopgaven en besluiten gemeentebreed. De Strategische Visie is geen blauwdruk. De koers ligt er, de weg er naar toe kan op verschillende wijzen worden ingevuld. De koers is te onderscheiden in drie ontwikkelingslijnen:
De derde ontwikkelingslijn bestaat uit de volgende ambities:
Werken aan: een nog mooier Groesbeek waar iedereen van kan genieten. De kwaliteit en diversiteit verder versterken met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid.
Inspelen op: recreatie en toerisme, ruimtelijke kwaliteit.
Voortbouwen op: de unieke kwaliteiten van dit landschap.
Planspecifiek
Als gevolg van de realisering van het in het project betrokken bouwplan zullen landschappelijke kernkwaliteiten als bebouwing langs radiale wegen en lange zichtlijnen minstens behouden blijven. Nu met het bouwplan juist een in onbruik geraakt schuur uit het landschapsbeeld zal verdwijnen en gelijktijdig het erf zoveel mogelijk groen wordt ingericht, zal daarbij in zijn totaliteit sprake zijn van een kwaliteitsverbetering wat landschappelijke kwaliteit(en) betreft. Zoals eerder toegelicht, versterkt en diversifiseert het nieuw te bouwen gastenverblijf ook het toeristisch-recreatief product in de gemeente Groesbeek. Met het project en dit bestemmingsplan wordt in die zin invulling gegeven aan de koers en gestelde ambities die in de Strategische Visie Groesbeek 2025 zijn omschreven.
Structuurvisie Groesbeek 2025
De ruimtelijke vertaling van de Strategische Visie vindt plaats in de Structuurvisie Groesbeek 2025. Het vaststellen van een of meer structuurvisies voor het grondgebied van de gemeente is wettelijk verplicht. Een structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Groesbeek.
De structuurvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente en geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Het geeft geen eindbeeld, maar een afwegings- en sturingskader - in feite het decor - voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Groesbeek.
Het in de structuurvisie vervatte kader volgt de pijlers en ontwikkelingslijnen van de Strategische Visie.
Planspecifiek
In vorig onderdeel van deze paragraaf is beschreven dat en waarom het in het project betrokken bouwplan en dit bestemmingsplan passend zijn binnen de koers en ambities van de Strategische Visie Groesbeek 2025. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is de ruimtelijke vertaling van de strategische visie. Gelet hierop worden het bouwplan en dit bestemmingsplan eveneens passend geacht in de Structuurvisie Groesbeek 2025.
Geldend bestemmingsplan
Tot de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan geldt ter plaatse van het plangebied het bestemmingsplan “Buitengebied”. De (omliggende) gronden zijn bestemd voor 'Agrarisch gebied met landschappelijke, ecologische en recreatieve potenties' (licht groen), 'Niet agrarische bedrijven'(paars) en 'Burgerwoningen'(oranje). Het plangebied heeft alleen betrekking op de laatste twee bestemmingen. Zie onderstaande verbeelding van het vigerend bestemmingsplan.
Voor de bestemming "Burgerwoningen" geven de voorschriften aan dat de gronden bestemd zijn voor burgerwoningen met bijbehorende bouwwerken. Hierbij is bepaald dat per bestemmingsvlak slechts één woning toegestaan is en dat woningen uitsluitend ter plaatse van de bestaande woning toegestaan zijn. Gezien de woning aan de Wylerbaan 1d binnen hetzelfde bestemmingsvlak valt, is deze dan ook de toegestane burgerwoning. Voor Wylerbaan 1c geldt hierop gelet dat de gronden slechts gebruikt mogen worden voor tuinen en erven bij die burgerwoning en dat er alleen bij een burgerwoning behorende bouwwerken mogen worden gebouwd.
De voor "Agrarisch gebied met landschappelijke, ecologische en recreatieve potenties" aangewezen gronden zijn volgens de voorschriften bestemd voor onder meer agrarisch grondgebruik en behoud en ontwikkeling van landschappelijke, ecologische en recreatieve waarden. Op de verbeelding is in dit geval ter plaatse geen agrarisch bedrijf aangegeven. Daardoor zijn op het terrein achter de bestaande schuur uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarisch grondgebruik en recreatief medegebruik toegestaan. Voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt de vereiste van een omgevingsvergunning. Dit om te voorkomen dat de gronden van het terrein minder geschikt worden voor het toegestane gebruik en ter bescherming van de aanwezige waarden.
Het project beoogt nieuwbouw ten behoeve van verblijfsrecreatie en kan hierop gelet niet in overeenstemming met de bovenstaande bestemmingen worden gerealiseerd. Ook kan het terrein achter de schuur gelet op zijn bestemming niet zonder meer als parkeerterrein of erf ten behoeve van het gastenverblijf worden ingericht en gebruikt.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een bestemmingswijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit geen belemmering is voor de beoogde bestemming(en) van het plangebied.
Planspecifiek
Voor het voorliggend plan is een bodemonderzoek uitgevoerd. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd, is op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de functieverandering naar verblijfsrecreatie in het plangebied. Het onderzoek is als bijlage 1 opgenomen.
In de Wet milieubeheer gaat titel 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen projecten die 'in betekenende mate' en die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. Projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling NIMB.
Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan achterwege blijven, als men op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen (de NIBM-tool van Infomil) aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt.
Planspecifiek
In relatie tot de categorieën van projecten, genoemd in de Regeling NIBM, kan het project waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft worden aangemerkt als gering van omvang. Daardoor mag, ook al zal door de nieuwbouw van het guesthouse het verkeer naar en van het plangebied toenemen, normaal gesproken worden verwacht dat de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit dusdanig gering is, dat deze niet in betekenende mate zal bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onderstaande afbeelding van het resultaat bij toepassing van de NIBM-tool op onderhavig project bevestigt, gelet op de aanzienlijke onderschrijding van de grens voor 'niet in betekende mate', dat de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van dit bestemmingsplan op de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' is en wat dit aspect betreft geen nader onderzoek nodig is. Hierbij is redelijkerwijs als uitgangspunt genomen dat elke kamer voor 4 bewegingen per dag zorgt (14*4). Voorts zijn er 8 bewegingen door het personeel en 2 per dag voor toeleveranciers gerekend. Het aandeel vrachtverkeer is bepaald door de toeleveranciers, wat 5% is.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden worden niet beschouwd als geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wgh. Daarbij voorziet het in het project betrokken bouwplan niet in een bedrijfswoning en maakt dit bestemmingsplan deze ook niet mogelijk, zodat ook om deze reden het nieuw te bouwen gastenverblijf niet als zodanig dient te worden beschouwd.
Het project hoeft gelet hierop niet aan het bepaalde in de Wgh te worden getoetst.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om hinder en gevaar te voorkomen en dus te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie(s). Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie(s) gezien als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van milieuzonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer én de geurcontouren en vaste afstanden vanuit de Wet geurhinder en veehouderij is dit geregeld. De vragen daarbij zijn:
Planspecifiek
Vanuit het oogpunt van het voorkomen van geurhinder zijn de geurbelasting en -contouren van agrarische bedrijven van belang. In de Verordening geurhinder en veehouderij 2009 en bijbehorende Geurgebiedsvisie Groesbeek 2009 is dit uitgewerkt. De navolgende afbeelding uit de Geurgebiedsvisie toont dat het plangebied (groen omcirkeld) niet gelegen is in de nabijheid van intensieve veehouderijen. Ook toont de afbeelding dat zelfs in de doorgerekende worst-case-situatie de geurbelasting ter plaatse van het plangebied een zodanige waarde heeft dat het woon- en leefklimaat er goed tot zeer goed is.
Het plangebied ligt ook niet binnen de vaste afstandscontouren van overige agrarische bedrijven. Hierop gelet beperkt de in het plangebied voorziene nieuwe functie de geurruimte, bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijen en andere agrarische bedrijven niet en is geen geurhinder te verwachten binnen het plangebied.
Voorts is vanuit het oogpunt van milieuzonering de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van belang. Deze Handreiking van de VNG geeft indicatieve richtafstanden voor milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) tot gevoelige functies (zoals woningen).
Op basis van deze richtafstanden kan worden beoordeeld of nieuwbouw van het guesthouse niet leidt tot onevenredige hinder en/of overlast voor omliggende woningen.
Het guesthouse kan worden gezien als een bedrijf, vallend onder SBI-code 5510: Hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra. Zo'n bedrijf valt onder (milieu)categorie 1. De aan te houden indicatieve richtafstand tot een rustige woonwijk is 10 m voor het aspect geluid. De directe omgeving is echter te kenschetsen als een gemengd gebied met meerdere intensieve recreatieve voorzieningen, gelegen op de overgang van stedelijk naar landelijk gebied. Dit gebied is dan ook zeker niet aan te merken als een rustige woonwijk zoals de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' die omschrijft.
Aangezien de woningen in de nabijheid van het plangebied, Wylerbaan 1, 1a/b en 1d, onderdeel uitmaken van het gemengd gebied is een kleinere richtafstand dan 10 meter te verantwoorden. Andere woningen in de omgeving liggen op meer dan 90 meter afstand vanaf de grens van het plangebied en liggen hiermee buiten de richtafstand. Om deze reden kan redelijkerwijs worden verondersteld dat de nieuwe recreatieve functie geen onevenredige hinder en/of overlast tot gevolg heeft voor omliggende woningen.
Nabij het plangebied zijn verder geen bedrijven gevestigd, waarvoor een zodanige indicatieve richtafstand geldt, dat daar in dit geval rekening mee moet worden gehouden.
Het aspect milieuzonering vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor de uitvoering van het voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Planspecifiek
Via de site Risicokaart.nl kan worden vastgesteld of er in de directe omgeving van een plangebied inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van de Risicokaart (plangebied met rood omcirkeld).
Bron: www.risicokaart.nl
Op de kaart is te zien dat aan de Nieuweweg een tankstation met LPG is gevestigd, waarvan het vulpunt en reservoir echter aan de Zevenheuvelenweg liggen. Zichtbaar is ook dat de in dit bestemmingsplan op te nemen (verblijfs)recreatieve bestemming(en) gelegen zijn buiten de grens van de inrichting en de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. De onderlinge afstand bedraagt circa 150 m.
Het rapport "Inventarisatie van knelpunten in relatie tot het groepsrisico van gemeentelijke inrichtingen gemeente Groesbeek" (9R5759.01, Royal Haskoning, 30 december 2005) bevat een tekening, waarop naast de plaatsgebonden risicocontour ook het invloedsgebied van het GR nader inzichtelijk is gemaakt. De hierna volgende afbeelding is een uitsnede van deze tekening.
Bron: Royal Haskoning, 30 december 2005
Op basis van de tekening uit betreffend rapport blijkt dat de (verblijfs)recreatieve bestemming niet alleen buiten de plaatsgebonden risicocontour is gelegen, maar ook buiten het invloedsgebied van het GR.
Ten aanzien van het groepsrisico kan dan ook verondersteld worden dat hoewel ten gevolge van het project op de locatie Wylerbaan 1c hier het aantal (tegelijkertijd) aanwezige personen toeneemt, dit met betrekking tot het GR verantwoord is, nu de locatie en (verblijfs)recreatieve bestemming buiten en op een behoorlijke afstand van het invloedsgebied van het GR liggen.
Uit de Risicokaart is tenslotte op te maken dat zich in de directe omgeving verder geen activiteiten met opslag en/of transport van gevaarlijke stoffen bevinden. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf opgenomen. Hierin wordt onder andere beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van Waterschap Rivierenland. Er is gekeken naar de toename verhard oppervlak, de gevolgen voor de waterkwaliteit en of het plangebied ligt in een beschermd watergebied.
Planspecifiek
Voor het buitengebied geldt dat bij een toename van meer dan 1500 m2 aan verhard oppervlak het plan moet worden voorgelegd aan het Waterschap.
Uit de oppervlakte analyse zoals is beschreven in de memo waterberging (zie bijlage 2) neemt het verhard oppervlak met maximaal 625 m2 toe.
Dit bestemmingsplan heeft wat de toename van verhard oppervlak betreft dan ook geen, of slechts een geringe, invloed op de waterhuishouding. Ook heeft het geen invloed op de waterkwaliteit. Het plan ziet, nu het betrekking heeft op het mogelijk maken van een functieverandering naar verblijfsrecreatie en nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van een verblijfsrecreatieve voorziening, niet op functies die leiden tot het lozen van vervuild water op grond- of oppervlaktewater. Gezien het plangebied daarbij niet in een beschermd watergebied ligt, volgt uit de Digitale Watertoets dan ook dat er met dit bestemmingsplan geen waterschapsbelang gemoeid is. Het plan behoeft geen nadere toetsing door Waterschap Rivierenland.
Ten behoeve van een volledigheidshalve toets is voor de afwatering een analyse gemaakt naar de bergingsmogelijkheden binnen het plangebied. Deze is terug te vinden in de memo waterberging in bijlage 2. Uit deze memo blijkt dat met het voorgenomen project op locatie 1c minimaal 41,5 m3 water zal moeten worden geborgen. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig binnen het plangebied. Door het bergen van het water te realiseren in kratten zal de druk op het rioolwaterstelsel maar minimaal toenemen.
Het plan wordt uitvoerbaar geacht uit het oogpunt van water(huishouding).
Om de beoordelen of met dit bestemmingsplan sprake is van een goede ruimtelijke ordening, is ook het effect van het project op de verkeersstructuur en het parkeren van belang.
Planspecifiek
De ontsluiting van de locatie Wylerbaan 1c vindt plaats via de Wylerbaan. Zoals in paragraaf 4.1.2. redelijkerwijs is aangenomen, zal als gevolg van het project het aantal voertuigbewegingen per dag over de Wylerbaan met maximaal 66 toenemen. In relatie tot de huidige verkeersintensiteit van de Wylerbaan is geen sprake van een significante toename. Het profiel van de Wylerbaan behoeft derhalve geen aanpassing. Ten opzichte van de huidige situatie zal het aantal inritten niet toenemen. Gezien het voorgaande is het niet noodzakelijk de verkeersstructuur aan te passen.
Om na te gaan of het in het project betrokken bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid is een parkeerbalans opgesteld. Voor het benodigde aantal parkeerplaatsen is daarbij gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers, zoals die zijn gegeven in Publicatie 182 van het CROW.
De functie kan worden ingedeeld bij de categorie 'Hotel', hiervoor wordt een normering aangehouden van minimaal 0,5 en maximaal 1,5 parkeerplaats per kamer.
Op basis van ervaringen uit het verleden en aangezien het een verblijfsrecreatieve voorziening betreft waar in hoofdzaak aan kleine gezelschappen van enkele personen logies wordt verstrekt, zal er niet meer dan 0,8 parkeerplek per kamer benodigd zijn.
Parkeerbalans
Nodig:
14 kamers x 0,8 parkeerplaats: = 11,2 parkeerplaatsen
Totaal: = 12 parkeerplaatsen
In plan opgenomen:
inpandig: = 1 parkeerplaats
achterterrein: = 12 parkeerplaatsen
Totaal: = 13 parkeerplaatsen
De parkeerbalans laat zien dat er in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien. Daarnaast is ook aan de wegzijde, voor het nieuw te bouwen gastenverblijf, voldoende ruimte voor een aantal parkeerplaatsen.
Vanuit oogpunt van verkeer en parkeren is dit bestemmingsplan uitvoerbaar.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied op grond van de Natuurbeschermingswet. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing van de Flora- en Faunawet of een Natuurbeschermingswetvergunning worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gebieden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Het doel van gebiedsbescherming is significant negatieve effecten op de voor de beschermde gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat ook ruimtelijke ontwikkelingen of activiteiten buiten een als beschermd aangewezen gebied effect(en) kunnen hebben op de instandhouding van dat gebied (externe werking).
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Om de gebiedsbescherming in en in de nabijheid van het plangebied te kunnen beoordelen is de Gebiedendatabase van het Ministerie van LNV (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000) geraadpleegd. Onderstaand een weergave van het resultaat daarvan (kaartmachine versie 1), waarbij gezocht is op alle mogelijk aanwezige aangewezen beschermde gebieden. Hieruit blijkt dat binnen een straal van 3 km van het plangebied de volgende beschermde gebieden liggen:
Het plangebied is echter niet gelegen in of in de (directe) nabijheid van een Natura 2000, Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, Beschermd natuurmonument of de (P)EHS. Gelet op de aard van de activiteit (verblijfsrecreatie) waarop dit plan betrekking heeft en het feit dat het nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk maakt ter plaatse van te slopen bestaande bebouwing, zijn als gevolg van voorliggend bestemmingsplan geen (significant) negatieve effecten te verwachten op de instandhouding van deze beschermde gebieden – ook niet in de vorm van externe werking.
Het plangebied ligt wel in het Nationale Landschap Gelderse Poort. De kernkwaliteiten van dit landschap zijn:
Zoals elders in deze toelichting is toegelicht, zal het in het project betrokken bouwplan deze kernkwaliteiten eerder behouden en versterken, dan teniet doen. Als het om gebiedsbescherming gaat, mag dit bestemmingsplan dan ook uitvoerbaar worden geacht.
Voor het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hierbij is gekeken in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de schuur aan Wylerbaan 1c geschikt kan zijn voor gierzwaluwen. In het pand zijn nestresten van boerenzwaluwen aangetroffen. Verder is het pand in principe geschikt als verblijfplaats voor gewone dwergvleermuizen en laatvliegers, vanwege de aanwezigheid van geschikte openingen die toegang verlenen tot de spouwmuren.
Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikte habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.
Ten behoeve van de aangetroffen soorten en de geschiktheid van de schuur aan Wylerbaan 1c zijn mitigerende maatregelen nodig. In het kader van dit bestemmingsplan is het voldoende aannemelijk dat bij de uitvoering van de sloop van de schuur voldoende middelen voor handen zijn om de habitat van mogelijk aanwezige soorten te mitigeren en/of compenseren. Voor het uitvoeren van de sloop zullen aan de hand van een op te stellen activiteitenplan maatregelen worden getroffen.
Hiermee mag het plan voldoende uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect ecologie.
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan bij (bouw)plannen vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het (bouw)plan aangepast kunnen worden.
Planspecifiek
Het gemeentelijk beleid inzake archeologie als vastgelegd in de 'Notitie Interimbeleid archeologie' bepaalt voor het plangebied dat archeologisch onderzoek nodig is bij een verstoring van meer dan 100 m2. Via dit bestemmingsplan wordt die mogelijkheid geboden. Derhalve is door een archeologisch bureau een bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage: 4). Onderstaand een afbeelding van de Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Groesbeek die laat zien dat er een hoge verwachting geldt voor het plangebied (rood omcirkeld).
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de ligging van het plangebied op de flank van een stuwwal verhoogt de kans op aanwezigheid van archeologische resten. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek en een oppervlaktekartering uitgevoerd.
Op basis van de waargenomen bodemverstoringen kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is daarom door het booronderzoek naar laag bijgesteld. Hiermee is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is het gebied rond Groesbeek diverse malen getroffen door bombardementen. Daarnaast lag de Duitse verdedigingslinie tussen het dorp Groesbeek en de Duitse landgrens. De gevechten hebben geleid tot onontploft materiaal in de grond. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn.
Planspecifiek
Het op de locatie Wylerbaan 1c nieuw te bouwen gastenverblijf is voorzien ter plaatse van de te slopen vervallen schuur. Op het deel van de locatie waar dit bestemmingsplan nieuwbouw mogelijk maakt, heeft daarmee reeds eerder een bodemingreep plaatsgehad. Voorts zijn op de direct naastgelegen locatie Wylerbaan 1b in het verleden al diverse detectieonderzoeken gedaan naar mogelijk explosief materiaal in de bodem.
Dit is gebeurd in het kader van vergravingen ten behoeve van o.a. nieuwe bouwwerken, aanleg van een visvijver en aanleg van een paardenbak. Er is destijds geen materiaal gevonden. Hiermee is het voldoende aannemelijk dat in het gebied, waar dit bestemmingsplan bodemingrepen mogelijk maakt, in het verleden al bodemingrepen zijn gedaan en dit gebied reeds voldoende onderzocht is. Verder vooronderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient bij vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan te worden vastgesteld, indien op de in het plan begrepen gronden een bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Gelet op artikel 6.2.1 onder a. en b. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft onderhavig bestemmingsplan betrekking op als zodanig aangewezen bouwplannen, nu dat het de bouw van één of meer woningen en hoofdgebouwen mogelijk maakt. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro (in combinatie met artikel 6.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening) kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, of als het totaal van verhaalbare exploitatiebijdragen minder dan € 10.000,– bedraagt.
Een bepaling in een bestemmingsplan kan een oorzaak zijn van (plan)schade als bedoeld in artikel 6.1 Wro. Ook door (een), door gemeente uit te keren, tegemoetkoming(en) in planschade kan de economische uitvoerbaarheid in het geding komen.
Planspecifiek
Ten behoeve van het project is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, als bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening. De kosten zijn dankzij de anterieure overeenkomst anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is. Omdat in de overeenkomst ook is geregeld dat eventuele tegemoetkomingen in planschade door gemeente op initiatiefnemer kunnen worden verhaald, is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gewaarborgd.
Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld conform de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen standaarden, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De opzet van verbeelding en regels wordt hierna beschreven.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere aanduidingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) en/of kadastrale kaart).
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in Hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de regels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de regels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Het geven van een bestemmingsomschrijving is verplicht voor iedere bestemming die in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Voor de overige onderdelen geldt dat zij kunnen worden opgenomen, afhankelijk van wat er binnen de bestemming moet worden geregeld.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemming:
'Recreatie - 1': De als zodanig bestemde gronden zijn hierbij onder andere bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een logiesverstrekkend bedrijf. Daaronder vallen onder meer accommodaties voor recreatief nachtverblijf als een gastenverblijf (guesthouse) of een groepsaccommodatie. Een hotel is niet toegestaan. Gebouwen ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorziening mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit tot de gezamenlijke oppervlakte, die in de regels voor het als zodanig aangeduide bestemmingsvlak is vermeld, en voor hoofd- c.q. bedrijfsgebouwen tot de maximale goot- en bouwhoogten, die op de verbeelding zijn gegeven voor het bouwvlak. Ook de bouw van bijbehorende bouwwerken als aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen is alleen toegestaan binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak. Ten behoeve van de aansluitend aan het hoofd- c.q. bedrijfsgebouw in één bouwlaag te bouwen berging en opslagruimte is een gezamenlijke oppervlakte van 80 m2 toegestaan. Met deze regeling is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de in voorbereiding zijnde herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek". Ook zijn hiermee de beeldkwaliteitseisen voor verloop en ligging van voor- en achtergevelrooilijn op de verbeelding vastgelegd. Voor de opgenomen maximale goot- en bouwhoogten geldt overigens dat deze bepaald zijn in relatie tot de Wylerbaan. Gezien het bestemmingsvlak een aan deze weg gelegen bouwperceel is, volgt uit de wijze van meten dat het peil ten opzichte waarvan de goot- en bouwhoogte van gebouwen gemeten moeten worden overeenkomt met de hoogte van de kruin van de Wylerbaan ter hoogte van de hoofdtoegang tot het hoofdgebouw, dat op het bouwperceel is of wordt gebouwd, vermeerderd met 0,2 m.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c (voor)overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Hiertoe wordt op basis van het eerste lid van dit artikel een voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het waterschap en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding kunnen zijn. Gelijktijdig met het (voor)overleg zal het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd voor inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening.
Na behandeling van de ingekomen vooroverleg- en inspraakreacties wordt vervolgens het voorontwerp omgezet naar een ontwerpbestemmingsplan. Eventuele uit de reacties volgende wijzigingen worden dan verwerkt.
Het ontwerpbestemmingsplan dient ingevolge artikel 3.8 Wro overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage te worden gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na beantwoording van eventueel ingekomen zienswijzen en (gewijzigde) vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerp bestemmingsplan "Wylerbaan 1b-c" is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg verstuurd aan onderstaande diensten en instanties:
De ontvangen vooroverlegreacties van provincie en waterschap zijn in een Nota vooroverleg en inspraak samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In bijlage 5 is de nota separaat als bijlage bij de toelichting opgenomen.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Wylerbaan 1b-c" heeft van 25 oktober 2012 tot en met 5 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 4 inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn in een Nota vooroverleg en inspraak samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De nota is in bijlage 5 separaat als bijlage bij de toelichting opgenomen.
De terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan voor zienswijzen is op 23 juli 2013 bekendgemaakt zoals voorgeschreven in de Wro. Het ontwerp heeft vervolgens van 25 juli 2013 tot en met 4 september 2013 voor een ieder gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingekomen.