Plan: | Wylerbaan 1b |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0241.BPWylerbaan1b-GVS1 |
Initiatiefnemer, de heer Fleuren, is voornemens om groepsaccommodatie Het Uitzicht aan de Wylerbaan 1b te Groesbeek uit te breiden. Zijn (bouw)plan voorziet in uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw op deze locatie met een nieuwe vleugel en het slopen van de bestaande schuur achter het hoofdgebouw voor de nieuwbouw van een bedrijfswoning, werkplaats en parkeerkelder. Hiermee kan en zal de bestaande inpandige bedrijfswoning komen te vervallen. Tegelijkertijd moet het achterste terreingedeelte van de locatie een landschapstuin worden, waar gasten van de groepsaccommodatie mogen wandelen of verpozen. Zo kunnen zij ook hier genieten van het uitzicht op het omliggende landschap.
Het hiervoor beschreven project kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat het in strijd is met de bijbehorende regels. Om de realisatie van het project planologisch-juridisch mogelijk te maken, is in dit geval gekozen voor een procedure tot vaststelling van een (nieuw) bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Onderhavig ruimtelijk plan vormt dat nieuwe bestemmingsplan.
In eerste instantie is ten behoeve van het (bouw)plan van initiatiefnemer voor de locatie Wylerbaan 1b en een voorgenomen bouwplan op de naastgelegen locatie Wylerbaan 1c één bestemmingsplan opgesteld en is met de terinzagelegging van het voorontwerp bestemmingsplan “Wylerbaan 1b-c” ook een gezamenlijke bestemmingsplanprocedure gestart. Naar aanleiding van vooroverleg en inspraak op dit plan is echter besloten om de procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan afzonderlijk te vervolgen in een bestemmingsplan(procedure) voor enerzijds de locatie Wylerbaan 1c en anderzijds de locatie Wylerbaan 1b. Het voorliggende bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de locatie Wylerbaan 1b. De meeste onderzoeken in de bijlagen betreffen nog wel beide locaties, maar dit heeft geen gevolgen voor de resultaten en conclusies van de onderzoeken.
Het plangebied is gelegen aan de noordkant van de kern van Groesbeek, aan de Wylerbaan. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving; de daaropvolgende luchtfoto geeft de exacte begrenzing van het plangebied weer. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de betrokken gronden en de omgeving.
Globale ligging (bron: Google Maps)
Exacte begrenzing van het plangebied.
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel het toegestane gebruik van gronden geregeld. Ook geeft het bestemmingsplan regels over hetgeen daarop gebouwd mag worden ten behoeve van dat gebruik. Aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit het bouwen van een bouwwerk moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels.
Toelichting
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
Verbeelding
De verbeelding, de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bijvoorbeeld bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding is getekend conform de richtlijnen uit het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012 en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.
Regels
De regels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven en formuleren van de regels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het project beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en terinzagelegging voor zienswijzen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het project beschreven. Daartoe wordt eerst de huidige situatie van het plangebied inzichtelijk gemaakt, zowel wat betreft de voorkomende functie(s) als bebouwing. Hierbij wordt mede de relatie met de omliggende omgeving uiteengezet. Vervolgens wordt ingegaan op het in het project betrokken (bouw)plan.
Het plangebied ligt op de overgang van de kern Groesbeek en het buitengebied. Deze overgang kenmerkt zich met de aanwezige open weiden, bosschages, hoogteverschillen en (lange) zichtlijnen als een glooiend en afwisselend landschap met fraaie uitzichten. In de directe omgeving zijn diverse (verblijfs)recreatieve en toeristische voorzieningen zoals camping 'De Oude Molen' en het Bevrijdingsmuseum gelegen. De naam van de camping verwijst naar de molen die in het verleden op de hoek van de Wylerbaan en de Nieuweweg stond. Het museum herinnert aan de hevige gevechten die tijdens de Tweede wereldoorlog in de nabije omgeving plaatsvonden.
Het plangebied omvat de locatie Wylerbaan 1b. Vooraan het plangebied bevindt zich een hoofdgebouw van twee bouwlagen met een forse kap, dat plaats biedt aan groepsaccommodatie Het Uitzicht en een inpandige bedrijfswoning. Ook staan er diverse bijgebouwen, waaronder een achter het hoofdgebouw gelegen oude schuur. Het deel van het plangebied, dat achter de schuur en eveneens aan de Nieuweweg is gelegen, is ingericht als tuin en wordt afgeschermd door een bomenrij en opgaande beplanting. Het terrein bestaat hier onder meer uit gazon en een hertenweide. Gasten van groepsaccommodatie Het Uitzicht mogen thans geen gebruik maken van dit deel van het plangebied. Ten noorden van het plangebied staat een vervallen schuur die nog dienst doet als opslagruimte voor camping De Oude Molen, maar op termijn gesloopt zal worden in ruil voor de nieuwbouw van een guesthouse. De schuur en de locatie (Wylerbaan 1c) zullen dan niet meer behoren bij de noordelijk van het plangebied gelegen woning (Wylerbaan 1d).
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een woning waar tevens een Bed&Breakfast is gehuisvest (Wylerbaan 1). Kijkend vanaf de Zevenheuvelenweg, Kamp en Wylerbaan vormt deze bebouwing samen met de nabijgelegen recreatieve voorzieningen het aangezicht van de entree van Groesbeek.
De bestaande bebouwing aan onderhavig deel van de Wylerbaan is op verschillende afstanden van de weg gelegen. Ook verschilt de oriëntatie ten opzichte van de Wylerbaan. De voorgevel van het hoofdgebouw aan de Wylerbaan 1b loopt schuin weg van deze weg, doordat deze in feite haaks op de Nieuweweg staat, terwijl de voorgevels van de schuur en woning aan de Wylerbaan 1c en 1d juist evenwijdig aan de Wylerbaan zijn gelegen. Hierdoor verspringen de voorgevels onderling en is sprake van een min of meer gebogen voorgevelrooilijn.
Bepalend voor de ligging van de huidige achtergevelrooilijn is de achterzijde van de oude schuur op de locatie Wylerbaan 1b.
De ruimte voor de groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b is ingericht met klinkerverharding en is in gebruik als parkeerplaats. Op het voorterrein kunnen circa 10 auto's worden geparkeerd.
![]() |
|
Voorzijde van de groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b en de woning en B&B aan de Wylerbaan 1 | |
![]() |
|
Voorzijde van de schuur aan de Wylerbaan 1c en naastgelegen woning aan de Wylerbaan 1d | |
![]() |
|
Aanzicht vanaf de Zevenheuvelenweg |
Het (bouw)plan van initiatiefnemer voor de locatie Wylerbaan 1b is gericht op uitbreiding van de bestaande verblijfsrecreatieve voorziening. Met het oog op een doelmatige(r) bedrijfsvoering en een duurzame ontwikkeling van zijn bedrijf wil hij het aantal kamers van groepsaccommodatie Het Uitzicht uitbreiden naar circa 26. Daarnaast is het van belang dat het gebruik van het achterste terreingedeelte door gasten van de groepsaccommodatie wel toegestaan wordt, omdat het belangrijk is dat zij beschikking hebben over een buitenruimte.
Het (bouw)plan voorziet in dit kader allereerst in uitbreiding van het vooraan het plangebied gelegen bestaande hoofdgebouw met een nieuwe vleugel van één bouwlaag met kap. De vleugel is gesitueerd op circa 3 meter achter de voorgevel(rooilijn) van het bestaande hoofdgebouw en op zo'n 4 meter van de zijdelingse perceelsgrens met de locatie Wylerbaan 1c. Zowel qua situering als volume onderscheidt de vleugel zich dan ook duidelijk van het bestaande hoofdgebouw, hetgeen maakt dat ze in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw. Naast de nieuwbouw van de vleugel wordt ook het bestaande hoofdgebouw intern verbouwd en uitwendig aangepakt, zodat er een eenheid ontstaat in het aangezicht.
Onderdeel van het (bouw)plan is verder dat de oude schuur achter het bestaande hoofdgebouw en de overige bijgebouwen worden gesloopt. Nagenoeg ter plaatse van de oude schuur zullen een nieuwe bedrijfswoning en nieuwe werkplaats ten behoeve van de groepsaccommodatie worden gebouwd. Deze worden bovenop een parkeerkelder gebouwd, welke nieuw wordt gebouwd in het talud naar het achterste terreingedeelte van de locatie. De aan de achterzijde van het hoofdgebouw te realiseren extra parkeervoorzieningen zullen hierdoor niet zichtbaar zijn vanaf de Zevenheuvelenweg, Kamp en Nieuweweg. Ook zal het volume van de bedrijfswoning en werkplaats zo vanuit het omliggende landschap gezien maar uit één bouwlaag met kap bestaan. Als kap is daarbij overigens een zadeldak voorzien.
De voor- en achtergevel van de bedrijfswoning en werkplaats zijn in elkaars verlengde gelegen. Ten gevolge van de nieuwbouw ervan zal bovengronds de achtergevelrooilijn van de bebouwing op de locatie Wylerbaan 1b met ongeveer 2 meter naar achteren verschuiven ten opzichte van de oude schuur. Hiermee is de impact van de verschuiving van de achtergevelrooilijn richting het buitengebied landschappelijk gezien gering. Vanwege de nieuwbouw van de bedrijfswoning zal bij de interne verbouwing van het bestaande hoofdgebouw de bestaande inpandige bedrijfswoning vervallen en worden ruimten verbouwd tot extra kamers en recreatieruimte.
Door de uitbreiding van het aantal kamers zal de parkeerbehoefte bij de groepsaccommodatie toenemen. Met name de achter het hoofdgebouw nieuw te bouwen parkeerkelder zal in de nodige parkeergelegenheid voorzien. Hierdoor hoeft de parkeerbehoefte nog maar voor een klein deel opgevangen te worden aan de voorzijde van het bestaande hoofdgebouw en nieuw te bouwen vleugel. Ten behoeve van de beeldkwaliteit daarvan zal het voorerf meer groen worden (her)ingericht.
De oriëntatie van de met het (bouw)plan nieuw te realiseren bebouwing sluit aan op die van de bestaande bebouwing op de locatie. Dit betekent dan ook dat zowel de voorgelrooilijn als de enigszins verschoven achtergevelrooilijn schuin weg blijven lopen van de Wylerbaan.
Ten behoeve van het gebruik van het terreingedeelte achter de nieuw te bouwen bedrijfswoning en werkplaats door de gasten van de groepsaccommodatie zal dit deel van het plangebied worden heringericht als landschapstuin. Deze landschapstuin is met name bedoeld als een buitenruimte bij de groepsaccommodatie, waar gasten kunnen genieten van het (uitzicht op het omliggende) landschap, en niet zozeer als een passend in het landschap aangelegde tuin. De herinrichting van het achterste terreingedeelte heeft zo vooral het gebruik ten behoeve van extensieve recreatie tot doel. Bedrijfsmatig recreatief gebruik, zoals de aanleg van een barbecuegelegenheid, tennisbaan of een basketbalveld, blijft uitgesloten.
Onderstaande tekeningen geven in plattegrond en in perspectief het (bouw)plan voor de locatie Wylerbaan 1b weer, zoals dat voorafgaand aan dit bestemmingsplan is uitgewerkt. Om zichtbaar te maken wat het uiteindelijke ruimtelijke beeld wordt, tonen de afbeeldingen ook het bouwplan voor de nieuwbouw van een guesthouse op de locatie Wylerbaan 1c. Na vaststelling van dit bestemmingsplan wordt het (bouw)plan voor de locatie Wylerbaan 1b binnen de in het plan vastgelegde kaders verder uitgewerkt. Hierdoor kan het (bouw)plan op onderdelen nog wijzigen.
Situatietekening toekomstige situatie locatie Wylerbaan 1b en de naastgelegen locatie Wylerbaan 1c
Vooraanzicht vanaf de Wylerbaan in de toekomstige situatie
Achteraanzicht vanuit het omliggende landschap in de toekomstige situatie
Het plangebied ligt bij de splitsing van de Nieuweweg, Molenweg en de Wylerbaan en op de overgang tussen de kern en het buitengebied. Komend en gezien vanaf de noordkant van Groesbeek (Wylerbaan en Zevenheuvelenweg) is de locatie beeldbepalend voor de entree van Groesbeek. Vanwege de relatie met het buitengebied en de betekenis voor de entree van Groesbeek is het noodzakelijk extra eisen te stellen aan de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen gebouwen en de erfinrichting.
Deze zijn verwoord in onderstaande eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit. De beeldkwaliteitseisen vormen de basis voor de verdere uitwerking van het (bouw)plan.
De geformuleerde beeldkwaliteitseisen kunnen niet, of niet voldoende, in een bestemmingsplan worden vastgelegd. De gemeenteraad heeft daarom bij besluit van 25 september 2014 deze beeldkwaliteitseisen gelijktijdig met de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan als welstandsbeleid vastgesteld, zodat de eisen een toetsingskader vormen bij de welstandsbeoordeling van vergunningaanvragen.
Stedenbouw
Vanuit stedenbouwkundige optiek geldt dat het deel van de Wylerbaan waar het plangebied is gelegen wordt gekenmerkt door een recreatieve sfeer met bebouwing die heel verschillend is van vorm en qua uitstraling. Met de in het plangebied nieuw te bouwen gebouwen dient de geheel eigen vorm en uitstraling van de bebouwing dan ook te worden behouden en versterkt.
De ligging aan de rand van de kern en de openheid en het heuvelachtige karakter van het aangrenzend buitengebied maken dat ook de achterzijde van de bebouwing in het plangebied zichtbaar is, vooral vanaf de Zevenheuvelenweg. Vanuit die optiek is het gewenst dat aan de bebouwing aan de naar het buitengebied gerichte zijde(n) een meer landelijke sfeer wordt gegeven.
Samengevat zijn de volgende principes leidend vanuit stedenbouwkundig oogpunt:
Architectuur
Bij het uitwerken van het bouwplan is de architectuur van groot belang. In het algemeen geldt dat de bebouwing aan moet sluiten op de sfeer van een aantrekkelijk recreatief gebied. Wat betreft uitbreiding van het oorspronkelijke hoofdgebouw wordt aangesloten op de vormgeving van dat hoofdgebouw, zodat ook na uitbreiding dit gebouw zich als een zelfstandig gebouw presenteert. De nieuw te bouwen bedrijfswoning en werkplaats worden afzonderlijk vormgegeven, opdat de bebouwing zich onderscheidt van het hoofdgebouw en de uitbreiding daarvan. Wel is de kleur- en materiaalkeuze en/of detaillering zodanig dat de vormgeving en uitstraling afgestemd is op die van het hoofdgebouw. Daardoor krijgt ieder gebouw een eigen karakteristiek, maar is de bebouwing ook familie van elkaar.
De volgende uitgangspunten zijn van belang bij de architectonische uitwerking:
Erf
Om de beeldkwaliteit ter plaatse van het plangebied te waarborgen zijn ook richtlijnen voor het erf van belang. In de erfinrichting dient de ligging aan de rand van het landschap en de groene uitstraling van het gebied als uitgangspunt te worden genomen.
De richtlijnen zijn de volgende:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie benoemt 13 onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het merendeel van die onderwerpen betreft specifieke gebieden, projecten en netwerken zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol, de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Een onderwerp dat niet aan bepaalde gebieden, projecten en netwerken gebonden is, is duurzame verstedelijking. Voor dit onderwerp introduceert het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking', waarmee zorgvuldig ruimtegebruik en het voorkomen van overprogrammering op regionaal niveau worden nagestreefd. Inzet is optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
De ladder houdt in dat de gemeente, indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een stedelijke ontwikkeling, in de toelichting van het plan dient te motiveren of die ontwikkeling in een actuele regionale behoefte voorziet (trede 1). Als dat het geval is dient gekeken te worden of deze in bestaand stedelijk gebied past (inbreiding) (trede 2). Pas als dat niet het geval is komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van een optimale ontsluiting door verschillende vervoersmodaliteiten (trede 3). Ook wanneer een provinciale verordening of ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een omgevingsvergunning, die met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° Wabo wordt verleend, op een stedelijke ontwikkeling ziet, dienen deze drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden.
In het Barro heeft het Rijk voor de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht is juridisch verankerd dat in (de toelichting van) een bestemmingsplan, provinciale verordening of ruimtelijke onderbouwing op de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden ingegaan, indien deze op een stedelijke ontwikkeling betrekking hebben.
In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Planspecifiek
De SVIR richt zich op onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Ten aanzien van het in het project betrokken (bouw)plan en dit bestemmingsplan spelen echter geen nationale ruimtelijke belangen, gezien de locatie van het (bouw)plan en het plangebied van dit bestemmingsplan geen onderdeel zijn van een gebied, project of netwerk welk van nationaal ruimtelijk belang is.
Het Barro geeft derhalve geen regels voor het plangebied. Wel dient voor het project en dit bestemmingsplan de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. Dit omdat in het (bouw)plan een grotere uitbreiding van de groepsaccommodatie is voorzien dan is toegestaan volgens het provinciale en regionale beleid voor uitbreiding van niet aan het buitengebied gebonden functies. De drie tredes uit de ladder voor duurzame verstedelijking zijn hieronder doorlopen.
Trede 1: Regionale ruimtevraag
In de Strategische Visie Groesbeek 2025 en de Structuurvisie Groesbeek 2025 is aangegeven dat Groesbeek de komende jaren, in regionaal verband en met en door de sector, haar imago als uitstekende recreatiegemeente verder wil uitbouwen. Dit wil de gemeente bereiken door het verder benutten van de kwaliteiten van het aantrekkelijke landschap, zonder die van het totaal uit het oog te verliezen.
Daarnaast levert een toename van recreatie en toerisme economische ontwikkeling op en daardoor middelen voor het verder versterken van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit.
De inzet van de gemeente Groesbeek is dat gasten langer in de gemeente verblijven. In dit kader wil de gemeente een goed en breed aanbod voor verblijfsrecreatie ontwikkelen, in alle segmenten van de markt. Hierom wordt ook ingezet op verblijfsrecreatie in de vorm van voorzieningen voor nachtverblijf.
Gezien de hiervoor beschreven ambities van het gemeentelijk strategisch en ruimtelijk beleid bestaat er een actuele regionale behoefte aan het vergroten en verbreden van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen voor nachtverblijf binnen de gemeente Groesbeek. Het (bouw)plan voor uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie op de locatie Wylerbaan 1b en dit bestemmingsplan voorzien in deze behoefte. Dit nu zij voorzien in realisatie van de nodige extra kamers en gezamenlijke faciliteiten als recreatieruimten en een buitenruimte, en zo een duurzame ontwikkeling van de verblijfsrecreatieve voorziening voor nachtverblijf tot doel hebben.
Trede 2: Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
Voor bepaalde verblijfsrecreatieve voorzieningen voor nachtverblijf is het bestaand stedelijk gebied veelal geen geschikte vestigingsplaats. Bijvoorbeeld campings, bungalowparken en/of groepsaccommodaties vragen een groene omgeving en één of meer (gezamenlijke) buitenruimten, waar gasten kunnen recreëren. Die groene omgeving en buitenruimten zijn juist te vinden of te realiseren in het buitengebied of een locatie aan de rand van of tegen een kern aan. Het spreekt dan ook min of meer voor zich dat het bestaand stedelijk gebied niet kan voorzien in de actuele regionale behoefte aan vergroting en verbreding van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen voor nachtverblijf binnen de gemeente Groesbeek, voor zover het betreft ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bestaande campings, bungalowparken en/of groepsaccommodaties.
Het (bouw)plan en dit bestemmingsplan omvatten voorts de uitbreiding van een reeds bestaande groepsaccommodatie, die gelegen is binnen een cluster van (verblijfs)recreatieve voorzieningen. Dat cluster en de locatie Wylerbaan 1b liggen niet (geheel) binnen het bestaand stedelijk gebied. Wel zijn zij gelegen aan de rand ervan c.q. er tegenaan, nu zij op de overgang liggen van de kern Groesbeek naar het buitengebied en omliggende waardevolle landschap. Met het (bouw)plan is de verschuiving van de bebouwing van de groepsaccommodatie richting dit buitengebied overigens gering. Dit samen maakt dat het (bouw)plan en dit bestemmingsplan dan wel niet in het bestaand stedelijk gebied in de actuele regionale behoefte voorzien, maar hiermee wel slechts sprake van een beperkte verdere verstedelijking buiten het bestaand stedelijk gebied en die verstedelijking bovendien aangrenzend aan het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt.
Trede 3: Bouwen buiten bestaand stedelijk gebied
Zoals bij trede 2 is aangegeven is de locatie Wylerbaan 1b gelegen binnen een cluster van (verblijfs)recreatieve voorzieningen. Dit cluster is op meerdere wijzen goed te bereiken. Het cluster en de locatie zijn gelegen aan en nabij meerdere hoofdwegen: de Wylerbaan, Nieuweweg, Molenweg en de Zevenheuvelenweg. Daarnaast is voorbij de T-splitsing Nieuweweg-Molenweg-Wylerbaan aan beide zijden een bushalten aanwezig, waar de busverbinding tussen station Nijmegen en het centrum van Groesbeek meerdere keren per uur langskomt. Tot slot liggen in de nabijheid van het plangebied diverse vrijliggende fiets- en wandelpaden, waaronder het 'Pieterpad'.
Gelet op het aanbod aan verschillende vervoersmodaliteiten ter plaatse van het plangebied is in dit geval een duurzame ruimte gevonden voor (een beperkte) verstedelijking buiten het bestaand stedelijk gebied. In zijn algemeenheid mag op basis van het doorlopen van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking verondersteld worden dat er met het in het project betrokken (bouw)plan en onderhavig bestemmingsplan sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik.
Het Streekplan 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is in september 2005 van kracht geworden en geldt nog steeds. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun lokale zaken.
Het plangebied is volgens het Streekplan gelegen binnen het provinciale waardevolle landschap 'Stuwwal Nijmegen/ Bekken Groesbeek', dat deel uitmaakt van het nationale landschap De Gelderse Poort. Het plangebied ligt nog net in het open bekken van Groesbeek op de overgang van de open landbouwgebieden (oude bouwlanden) naar hogere gronden tussen Groesbeek en Kranenburg. Het waardevolle landschap behoort tot het multifunctionele gebied.
Door de ligging in een tot het multifunctionele gebied behorend waardevol landschap geldt conform het generieke streekplanbeleid (paragraaf 2.12 van de structuurvisie), bij in achtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied, een 'ja, mits'-benadering voor ruimtelijke ingrepen in het plangebied. De benadering houdt in dat een ruimtelijke ingreep hier slechts plaats mag vinden, mits recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van het betreffende landschap. Ook voor de kernkwaliteiten van het waardevolle landschap 'Stuwwal Nijmegen/Bekken Groesbeek' geldt dat ze zijn beschreven in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Ten aanzien van (de directe omgeving van) het plangebied zijn de volgende relevant:
In paragraaf 2.13.4 van de structuurvisie is aangegeven dat als uitgangspunt voor het multifunctioneel gebied geldt dat initiatieven voor intensieve vormen van recreatie en toerisme in beginsel mogelijk zijn. Hierbij is van belang dat de verkeersafwikkeling en de mate van (boven)lokale uitstraling op mens en milieu in ogenschouw worden genomen. Voorkomen dient te worden dat initiatieven onoverkomelijke belemmeringen opwerpen voor de ontwikkeling van de agrarische bedrijven in de directe omgeving. Daarnaast moet de relatie worden gelegd met de bijdrage aan het regionaal toeristisch-recreatieve product en omgevingskenmerken. Voor initiatieven in een tot het multifunctioneel gebied behorend waardevol landschap wordt tot slot de hiervoor al genoemde 'ja, mits'-benadering gehanteerd. Het al dan niet toestaan is naar aard, schaal en verschijningsvorm van initiatieven in deze gebieden nadrukkelijk afhankelijk van de effecten op de kernkwaliteiten en gebiedskenmerken.
Op in het buitengebied gevestigde recreatiebedrijven is naast het voorgaande ook het in paragraaf 2.1.4 van de structuurvisie opgenomen generiek beleid voor niet-agrarische bedrijvigheid van toepassing. Volgens dit beleid geldt voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak per planperiode, tot maximaal 375 m2. Als het bestaand bedrijfsoppervlak groter is dan 375 m2, is op basis van jurisprudentie een uitbreiding van 10% toegestaan. Aangegeven is verder dat in een regionale beleidsinvulling voor functieverandering tevens de uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied kunnen worden betrokken.
Het plangebied ligt in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Voor deze regio vormt de Notitie functieverandering buitengebied de regionale beleidsinvulling voor functieverandering. De provincie heeft per brief van 21 mei 2010 aangegeven dat deze regionale regeling voortaan leidend is in de gebieden die volgens de structuurvisie zijn aangewezen als multifunctioneel gebied.
Volgens de Notitie functieverandering buitengebied (paragraaf 4.2) is de bestaande niet-agrarische bedrijvigheid een bijzondere categorie van bedrijvigheid in het buitengebied. Vaak betreft het bedrijven die hier in het verleden zijn ontstaan en waarvoor verplaatsing (naar een bedrijventerrein) in veel gevallen geen reële oplossing is. Binnen de Stadsregio zouden deze bedrijven zo mogelijk meer mogelijkheden voor uitbreiding moeten worden geboden dan volgens de structuurvisie is toegestaan. Het is hierbij gewenst om de uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande niet-agrarische bedrijvigheid te differentiëren voor de verschillende gebiedstypen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk naar gebiedsgebonden en niet-gebiedsgebonden functies.
Voor niet-gebiedsgebonden functies in multifunctioneel gebied geeft de Notitie functieverandering buitengebied aan dat bij rechte een uitbreidingsmogelijkheid van 20% van de bestaande oppervlakte kan worden geboden, met een absoluut maximum van 500 m2. Indien de bestaande oppervlakte 500 m2 of meer bedraagt, is onder voorwaarde van een zekere ruimtelijke kwaliteitsbijdrage een uitbreiding van 15% van de bestaande oppervlakte mogelijk.
In de Notitie functieverandering buitengebied is tot slot aangegeven dat voor die situaties, waarin hiervoor genoemde mogelijkheden geen oplossing bieden voor een bedrijfseconomisch vereiste uitbreiding, deze uitbreiding mogelijk toch kan plaatsvinden. In specifieke gevallen is het mogelijk gemotiveerd af te wijken van het op regionaal niveau uitgewerkte beleid. Een beleidsafwijking behoeft een goede motivering en instemming van de provincie.
Beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 (geel: waardevol landschap)
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) is in december 2010 vastgesteld en in december 2012 volgde een tweede herziening. De RVG betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de ‘juridische vertaling’ van het streekplan cq. structuurvisie.
In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het beleid zoals dat in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoord is. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.
Uit de bij de RVG behorende kaart Verstedelijking volgt dat het plangebied gelegen is in een gebied, waar op grond van artikel 2.3 van de RVG nieuwe bebouwing slechts onder voorwaarden is toegestaan. Bepaald is dat een bestemmingsplan in dit gebied nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken onder meer mogelijk kan maken ten behoeve van uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid. Dit tot een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak, met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter mag zijn dan 375m2 en een grotere uitbreiding kan worden toegestaan, indien deze uitbreiding in overeenstemming is met een door de provincie geaccordeerd regionaal beleidskader. Voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen is de Notitie functieverandering buitengebied het hier bedoelde regionaal beleidskader. In deze notitie is zoals eerder beschreven aangegeven dat voor een niet aan het buitengebied gebonden functie een uitbreiding mogelijk is met 20% tot maximaal 500 m2 dan wel met 15% onder voorwaarde van een zekere ruimtelijke kwaliteitsbijdrage.
In artikel 20.2 van de RVG is voorts de 'ja, mits'-benadering in regels vastgelegd. Bepaald is dat als een gebied in een waardevol landschap is gelegen, er slechts bestemmingen kunnen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten als vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen behouden of versterken.
Planspecifiek
Het in het project betrokken (bouw)plan heeft betrekking op uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid en meer specifiek op uitbreiding van de in het plangebied aanwezige niet aan het buitengebied gebonden functie. Dit nu beoogd wordt om de bebouwing van de bestaande groepsaccommodatie uit te breiden en het achterste terreingedeelte in te richten tot een buitenruimte in de vorm van een landschapstuin. Het (bouw)plan en dit bestemmingsplan zijn niet in overeenstemming met het beleid voor bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied, zoals dat in de provinciale structuurvisie is vervat en in de regionale regeling Notitie functieverandering buitengebied nader is uitgewerkt. Als gevolg van het (bouw)plan komt het bebouwd oppervlak van de volledig bovengronds gelegen bebouwing uit op circa 688 m2. Daarmee wordt het maximum van 500 m2 ruim overschreden en neemt het bebouwd oppervlak toe met aanzienlijk meer dan 15%. Een beleidsafwijking ten behoeve van het (bouw)plan en dit bestemmingsplan kan echter, rekening houdende met de 'ja, mits'-benadering, als volgt worden verantwoord en gemotiveerd.
Aan de overzijde van de weg liggen camping De Oude Molen, met de groepsaccommodaties Seven Hills en Old Mill, en het Nationaal Bevrijdingsmuseum, welke vallen binnen een groter gebied met veel verblijfsrecreatieve voorzieningen, waarvan ook bungalowpark De Zeven Heuvelen, zwembad De Lubert, camping De Lubert en Resort De Zeven Heuvelen deel uitmaken. Voor de naastgelegen locatie aan de Wylerbaan 1c geldt dat de gemeente een procedure tot vaststelling van een bestemmingsplan is gestart ten behoeve van een functieverandering van de in onbruik geraakte schuur naar een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van een guesthouse. Aan de Wylerbaan 1 is thans een Bed&Breakfast voorziening gevestigd. Gelet hierop ligt onderhavige locatie dicht tegen de kern aan, op de overgang van de kern naar het buitengebied, en in een gebied met veel (verblijfs)recreatieve voorzieningen. Gelet op deze specifieke locatiekenmerken mag het op de locatie Wylerbaan 1b voorgenomen (bouw)plan anders worden beschouwd dan een uitbreiding van een niet aan het buitengebied gebonden functie op een locatie elders in het buitengebied.
Op de locatie zelf is reeds eerder een functieverandering gerealiseerd naar een groepsaccommodatie, Het Uitzicht. Verondersteld mag worden dat een uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie een versterking zal betekenen voor de aanwezigheid van het cluster van verblijfsrecreatieve voorzieningen ter plaatse. Daarbij is gezien het voorgenomen (bouw)plan de beoogde uitbreiding van de groepsaccommodatie passend binnen de ambitie vanuit de gemeentelijke Kadernota toerisme, Strategische Visie Groesbeek 2025 en Structuurvisie Groesbeek 2025 om te streven naar een divers, kwalitatief goed aanbod van groepsaccommodaties in de gemeente Groesbeek. De bouw van een nieuwe vleugel aan het bestaande hoofdgebouw en een nieuwe, afzonderlijke bedrijfswoning heeft namelijk niet alleen tot doel om in deze vleugel en ter plaatse van de huidige inpandige bedrijfswoning extra alsook groter en luxer kamers te kunnen realiseren, maar maakt ook mogelijk dat er inpandig enkele centrale ruimten voor onder andere dagverblijf en het bereiden van maaltijden ingericht kunnen worden. Verder is het met (bouw)plan de bedoeling het achtererf in te richten als landschapstuin, opdat het in tegenstelling tot nu wel een buitenterrein wordt voor extensief gebruik (wandelen, verpozen) door gasten van de groepsaccommodatie, maar net als nu nog altijd niet voor bedrijfsmatig recreatief medegebruik (aanleggen tennisbaan, barbecuegelegenheid). Derhalve zal er met deze uitbreiding van de niet aan het buitengebied gebonden functie in functioneel opzicht een kwaliteitsverbetering worden bereikt.
Gezien de locatie bovenaan een heuvel en binnen het Waardevolle landschap "Stuwwal Nijmegen/bekken Groesbeek" is gelegen, is het gelet op behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten van dit landschap wel noodzakelijk dat in ruimtelijke zin de impact van de uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie zo gering mogelijk blijft. Uit het getoonde (bouw)plan is gebleken dat dit het geval is. Zo is de aan het bestaande hoofdgebouw nieuw te bouwen vleugel op enige afstand van de bestaande verspringende voorgevelroolijn gesitueerd en op minstens 4 meter van de zijdelingse perceelsgrens met Wylerbaan 1c. Ook wordt zij qua bouwhoogte en volume duidelijk een aan dat hoofdgebouw ondergeschikt bouwwerk. De te bouwen nieuwe bedrijfswoning en werkplaats zijn voorzien ter plaatse van de te slopen oude schuur achter het bestaande hoofdgebouw en bovenop een parkeerkelder en zijn zo gesitueerd dat deze in het verlengde liggen van het hoofdgebouw en de nieuwe vleugel, er voldoende ruimte voor een inrit naar de parkeerkelder is en de voor de inrit noodzakelijke verschuiving van de huidige achtergevelrooilijn tot circa 2 meter beperkt blijft. Daarnaast hebben ook de nieuwe bedrijfswoning en werkplaats een lagere goot- en bouwhoogte dan het bestaande hoofdgebouw en krijgen deze een zadeldak in plaats van het op het bestaande hoofdgebouw aanwezige en voor de nieuwe vleugel voorziene volumineuze(r) afgeknot tentdak. Hiermee blijft er net als nu tussen de bebouwing op de locaties Wylerbaan 1b en Wylerbaan 1c open ruimte en een doorkijkmogelijkheid bestaan. Ook ontstaat er geen aaneengesloten volume in combinatie met het bouwplan voor het guesthouse op de locatie Wylerbaan 1c. Verder is de impact van de verschuiving van de achtergevelrooilijn richting van het buitengebied landschappelijk gezien gering en neemt naar het buitengebied toe de hoogte van de bebouwing af. Dit tezamen maakt dat de uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie, waar het (bouw)plan in voorziet, past in de ritmiek van de bebouwing langs de Wylerbaan. Ook blijft de bebouwing van groepsaccommodatie Het Uitzicht aan de Wylerbaan 1b, het aan de Wylerbaan 1c te realiseren guesthouse en de woning aan de Wylerbaan 1d één ruimtelijke eenheid, waarvan het al aanwezige en nog te realiseren volume niet uitkomt boven de boomgrens van de bomen(rij) langs de Wylerbaan ter plaatse van camping De Oude Molen. Rijdend over betreffend deel van de Wylerbaan en vanuit het landschap gezien, bijvoorbeeld vanaf de Kamp of de Zevenheuvelenweg, zal de nieuwe vleugel aan het bestaande hoofdgebouw van de groepsaccommodatie weinig zichtbaar zijn en niet opvallen. Nu voor de nieuwe bedrijfswoning en werkplaats geldt dat zij een met de oude schuur vergelijkbaar situering en karakteristiek krijgen, gaan er dan ook geen zichtlijnen verloren. De meerwaarde van de parkeerkelder is gelegen in het feit dat hier geparkeerde auto's niet zichtbaar zullen zijn in het landschap.
In het bestemmingsplan zijn de hiervoor beschreven situering, omvang en karakteristiek van bebouwing op de locatie Wylerbaan 1b ook in regels vastgelegd. In gelijktijdig met dit plan afzonderlijk vast te stellen beeldkwaliteitseisen is aanvullend bepaald dat de zij- en achtergevels van (nieuwe) bebouwing bewust mee ontworpen moeten worden en de materialisering ervan dient te worden afgestemd op die van de bebouwing in de directe omgeving en ligging ten opzichte van het buitengebied c.q. waardevolle landschap.
Dit overziend mag worden geconstateerd dat met het bestemmingsplan en het onderliggende (bouw)plan voor de uitbreiding van groepsaccommodatie Het Uitzicht gewaarborgd is dat landschappelijke kernkwaliteiten als bebouwing langs radiale wegen en lange zichtlijnen minstens behouden blijven en de massa, waarmee de groepsaccommodatie kan worden c.q. wordt uitgebreid, geen afbreuk zal doen aan het waardevolle landschap. Aangezien de inzet van het inrichtingsplan voor de landschapstuin is de landschappelijke kwaliteit van het achtererf en de landschappelijke inpassing van de bebouwing van de groepsaccommodatie waar mogelijk te versterken, zal in zijn totaliteit bovendien sprake zijn van enige kwaliteitsverbetering als het gaat om de landschappelijke kwaliteit(en).
Op basis van het voorgaande wordt ondanks het beleid in dit specifieke geval de beoogde uitbreiding van de niet aan het buitengebied gebonden functie aanvaardbaar geacht, ook al is er qua oppervlak sprake van een toename van de bebouwing tot boven het maximum van 500 m2 en met meer dan 15%. Gelet op de functionele kwaliteitsverbetering en constatering dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten ten minste worden behouden en waar mogelijk versterkt, is een afwijking van het provinciale en regionale beleid voor uitbreiding van niet aan het buitengebied gebonden functies ten behoeve van het onderhavig (bouw)plan verantwoord.
Regionaal Plan 2005-2020
De komende jaren wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, internationale concurrerende regio Arnhem Nijmegen. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor ‘het goede leven’: het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Uitsnede beleidskaart uit het Regionaal Plan 2005-2020. Plangebied is rood omcirkelt.
Het Regionaal Plan geeft geen directe ruimtelijke voorschriften ten aanzien van het plangebied. Wel onderschrijft het Regionaal Plan het voor recreatie en toerisme benutten en uitbouwen van de in de regio aanwezige potenties op het gebied van natuur, landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en daarmee nieuwe economische dragers introduceren in het landelijk gebied.
Voorwaarden die worden gesteld bij het uitbreiden van recreatieve voorzieningen zijn onder andere: aansluiting op omgevingskenmerken, waar mogelijk inspelen op regionale identiteit, in de nabijheid dienen er mogelijkheden te zijn voor particuliere initiatieven en/of commerciële activiteiten, een goede fietsbereikbaarheid en aansluiting op het openbaar vervoer.
Planspecifiek
Het plangebied ligt op de overgang van de kern Groesbeek naar het landelijk gebied, in een gebied met meerdere verblijfsrecreatieve voorzieningen. Omdat hier de kwaliteiten van beide gebruikt kunnen worden en de bereikbaarheid door de ligging nabij de belangrijke uitvalswegen van Groesbeek optimaal is, is de locatie ook zeer geschikt voor dergelijke voorzieningen. Gezien het in het project betrokken (bouw)plan ziet op een zodanige uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie op de locatie Wylerbaan 1b dat de bebouwing niet te ver in het landschap doordringt, sluit het (bouw)plan goed aan op de kenmerken van de omgeving. Het versterkt dan ook de lokale positie van de regio ten aanzien van het bieden van een diversiteit aan recreatieve voorzieningen.
Het (bouw)plan en dit bestemmingsplan passen derhalve binnen de regionale doelstellingen voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Kadernota toerisme
Volgens de op 22 mei 2008 vastgesteld Kadernota toerisme is de belangrijkste ambitie op het vlak van recreatie en toerisme:
"Het ontwikkelen en versterken van het toeristisch recreatieve product van Groesbeek zodat de sector zich verder ontwikkelt tot een belangrijke economische drager van de gemeentelijke economie, waarbij de kernwaarden van de plaats behouden blijven".
Deze ambitie is opgebouwd uit drie elementen, te weten: de kernwaarden (behoud van de specifieke kwaliteiten van natuur, landschap en cultuur), versterken (kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod) en ontwikkelen (stimuleren van nieuwe voorzieningen).
Planspecifiek
Het in het project betrokken (bouw)plan sluit goed aan op de in de Kadernota toerisme benoemde ambitie en daarbij behorende elementen. De beoogde uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b zal leiden tot een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Tegelijkertijd gaan met de realisering van het (bouw)plan de ter plaatse aanwezige kernwaarden niet verloren. De verschuiving van de achtergevelrooilijn van de bebouwing is beperkt en met de herinrichting van het achterste terreingedeelte tot landschapstuin zal het gebruik van dit deel van het plangebied als buitenruimte bij de groepsaccommodatie en voor alleen extensieve recreatie groen worden ingepast. Streven hierbij is bovendien om waar mogelijk landschappelijke elementen te herstellen en/of te ontwikkelen. Uitvoering van het project is vanuit het oogpunt van toeristisch beleid dan ook zeer gewenst.
Strategische visie Groesbeek 2025
Op 21 juni 2012 is de strategische visie Groesbeek 2025 vastgesteld. De Strategische Visie Groesbeek 2025 vormt een integraal kader voor toekomstige beleidsopgaven en besluiten gemeentebreed. De Strategische Visie is geen blauwdruk. De koers ligt er, de weg er naar toe kan op verschillende wijzen worden ingevuld. De koers is te onderscheiden in drie ontwikkelingslijnen:
De derde ontwikkelingslijn bestaat uit de volgende ambities:
Werken aan: een nog mooier Groesbeek waar iedereen van kan genieten. De kwaliteit en diversiteit verder versterken met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid.
Inspelen op: recreatie en toerisme, ruimtelijke kwaliteit.
Voortbouwen op: de unieke kwaliteiten van dit landschap.
Basis voor de ontwikkelingslijn Spannend landschap is het feit dat de gemeente Groesbeek Nationaal landschap is: een landschap rijk aan kwaliteit en diversiteit. Hierdoor is het buitengewoon mooi wonen en recreëren in Groesbeek. Behoud en beheer van wat er is staat buiten kijf, maar behoud is geen vanzelfsprekendheid. Groesbeek kiest ervoor blijvend aan het landschap te werken, ook in perioden dat de aandacht en middelen van overheden beperkt zijn. Inzet is om het imago als uitstekende recreatiegemeente verder uit te bouwen. Een toename van recreatie en toerisme biedt kansen voor economische ontwikkeling, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. Gewerkt wordt onder meer aan een kwaliteitsverbetering van het aanbod en overnachtingsmogelijkheden in alle segmenten van de markt. Ook wordt gewerkt aan een hogere ruimtelijke kwaliteit; wanneer er iets nieuws gebouwd wordt, wordt eerst het oude opgeruimd. In alles geldt dat de kwaliteiten van het landschap worden benut zonder hieraan afbreuk te doen.
De drie ontwikkelingslijnen steunen op vijf sterke pijlers: leefomgeving, bereikbaarheid, woonkwaliteit, werkklimaat en voorzieningenaanbod.
Planspecifiek
Met de beoogde uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie en inrichting van het achterste terreingedeelte als landschapstuin wordt, zoals in paragraaf 3.2 al is toegelicht, in functioneel opzicht een kwaliteitsverbetering bereikt. Gelet hierop sluit het (bouw)plan bij aan de gewenste kwaliteitsverbetering van het aanbod en overnachtingsmogelijkheden en zal het bijdragen aan het nagestreefde imago van uitstekende recreatiegemeente. Hierbij worden de kwaliteiten van het landschap benut, zonder daaraan afbreuk te doen. Zoals eerder toegelicht, blijven met dit bestemmingsplan en het (bouw)plan landschappelijke kernkwaliteiten als bebouwing langs radiale wegen en lange zichtlijnen minstens behouden en zal ook de massa, waarmee de groepsaccommodatie kan worden c.q. wordt uitgebreid, geen afbreuk doen aan de kwaliteiten van het landschap. In zijn totaliteit zal bovendien sprake zijn van een hogere ruimtelijke kwaliteit. Niet alleen zal voor een deel van de uitbreiding van de bebouwing eerst een oude schuur worden opgeruimd, inzet van het (bouw)plan is ook dat het voorerf zoveel mogelijk groen wordt ingericht. Verder wordt er met het inrichtingsplan voor de landschapstuin ingezet op het waar mogelijk herstellen en versterken van de landschappelijke kwaliteiten van het achterste terreingedeelte en de landschappelijke inpassing van de bebouwing van de groepsaccommodatie. Met het project en dit bestemmingsplan wordt als zodanig invulling gegeven aan de koers en ambities, die in de Strategische Visie Groesbeek 2025 zijn omschreven.
Structuurvisie Groesbeek 2025
De ruimtelijke vertaling van de Strategische Visie vindt plaats in de Structuurvisie Groesbeek 2025. Het vaststellen van een of meer structuurvisies voor het grondgebied van de gemeente is wettelijk verplicht. Een structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Groesbeek.
De structuurvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente en geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Het geeft geen eindbeeld, maar een afwegings- en sturingskader - in feite het decor - voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Groesbeek.
Het in de structuurvisie vervatte kader volgt in haar opbouw de pijlers uit de Strategische Visie. Voor elke pijler zijn de ambities aangegeven en geconcretiseerd. Bij de beschrijving per pijler zijn, waar ruimtelijk relevant, de ontwikkelingslijnen uit de Strategische Visie uitgediept. Uitwerking van de ontwikkelingslijn Spannend landschap is evident aan de orde bij de pijler Leefomgeving. Relevante pijlers zijn daarnaast de pijlers Werkklimaat en Voorzieningenaanbod.
Bij de pijler Leefomgeving is beschreven dat het aantrekkelijke landschap van Groesbeek niet alleen voor een hoge woon- en leefkwaliteit zorgt voor inwoners van de gemeente. Het schitterende landschap zal voor veel mensen ook aanleiding zijn om Groesbeek te bezoeken en er eventueel langer te verblijven. Gezien een toename van recreatie en toerisme economische ontwikkeling oplevert, en daardoor middelen voor het verder versterken van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit, benoemt de structuurvisie onder andere meer recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid als ambitie voor de pijler Leefomgeving. Een concreet onderdeel van deze ambitie is het ontwikkelen van een goed en breed aanbod in verblijfsrecreatie en inzet op verblijfsrecreatieve voorzieningen voor nachtverblijf. Dit met het oog op een langer verblijf van gasten in de gemeente. Vanuit de ambitie versterken naar een robuuste landschapsstructuur geldt tegelijkertijd wel dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden ingepast en moeten aansluiten bij de karakteristieken van het landschappelijke deelgebied, waarin ze plaatsvinden.
In de beschrijving van de pijler Werkklimaat is voor de ambitie vitaal buitengebied aangegeven dat het noordelijk hellinggebied, waarin het plangebied is gelegen, minder gunstige mogelijkheden heeft voor landbouw dan andere gebieden en hier daarom kansen zijn voor bijvoorbeeld recreatieve activiteiten in plaats van grondgebonden agrarische productie. Het grondgebruik wordt dan namelijk minder intensief en omgevingsbelastend.
Ambitie voor de pijler Voorzieningenaanbod is onder meer behoud van een breed voorzieningenaanbod. Vanuit deze ambitie worden kwalitatieve verbeteringen van bestaande voorzieningen dan ook toegejuicht.
Planspecifiek
In vorig onderdeel van deze paragraaf is beschreven dat en waarom het in het project betrokken (bouw)plan en dit bestemmingsplan passend zijn binnen de koers en ambities van de Strategische Visie Groesbeek 2025. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is de ruimtelijke vertaling van de strategische visie.
Geconcludeerd kan worden dat het (bouw)plan en dit bestemmingsplan eveneens passend zijn binnen de ambities voor de pijlers Leefomgeving, Werkklimaat en Voorzieningenaanbod, zoals zij in de Structuurvisie Groesbeek 2025 zijn geconcretiseerd. De beoogde uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b en inrichting van het achterste terreingedeelte als landschapstuin dient een duurzame ontwikkeling van deze verblijfsrecreatieve voorziening voor nachtverblijf en daarmee het behoud ervan. Maar het (bouw)plan zal zeker ook bijdragen aan ontwikkeling van een goed en breed aanbod in verblijfsrecreatie. Voorts zijn zoals eerder toegelicht het (bouw)plan, inrichtingsplan, dit bestemmingsplan en de beeldkwaliteitseisen zo opgezet dat de karakteristieken en (kern)kwaliteiten, die vanwege de ligging van het plangebied op de overgang van de kern Groesbeek naar het noordelijk hellinggebied ter plaatse aanwezig zijn, zoveel mogelijk worden behouden en waar mogelijk versterkt.
Geldend bestemmingsplan
Tot de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan geldt ter plaatse van het plangebied het bestemmingsplan “Buitengebied Groesbeek”. De in het plangebied gelegen gronden hebben de bestemming 'Recreatie - 1' (groen) en 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' (lichtgroen).
In de regels voor de bestemming 'Recreatie - 1' is bepaald dat de als zodanig aangewezen gronden bestemd zijn voor dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen zoals opgenomen in de 'Tabel Recreatie - 1'. Nu op de verbeelding voor betreffend bestemmingsvlak de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 8' opgenomen is, volgt uit de tabel dat binnen de bestemming een verblijfsrecreatieve groepsaccommodatie is toegestaan. Op basis van de regels zijn daarnaast binnen de bestemming onder meer één bedrijfswoning met een maximale inhoud van 750 m3, beroep of dienstverlening aan huis, 100 m2 ondergeschikte horeca en parkeervoorzieningen toegestaan. Volgens de bouwregels in combinatie met de 'Tabel Recreatie - 1' mag het bestemmingsvlak 'Recreatie - 1' in dit geval tot een oppervlakte van maximaal 500 m2 worden bebouwd. Met deze wijze van bestemmen is de vrijstelling op grond van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), die in het verleden ter realisatie van de bestaande groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b is verleend, vertaald in het bestemmingsplan.
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn volgens de regels bestemd voor onder meer agrarisch grondgebruik, extensief recreatief medegebruik en behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en, vanwege de ter plaatse vastgelegde aanduiding 'erosiedal', in het bijzonder voor het reliëf van erosiedalen.
Op de verbeelding is in dit geval ter plaatse geen (agrarisch) bouwvlak vastgelegd. Daardoor zijn op het terrein achter de bestaande schuur uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erf- en terreinafscheidingen toegestaan, waarbij de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen en de afrastering een open karakter dient te hebben.
Voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt de vereiste van een omgevingsvergunning. Dit om te voorkomen dat de gronden van het terrein minder geschikt worden voor het toegestane gebruik en ter bescherming van de aanwezige waarden.
Het in het project betrokken (bouw)plan ziet op uitbreiding van de bestaande bebouwing ten behoeve van de verblijfsrecreatieve groepsaccommodatie. Ook beoogt het een herinrichting van het achterste terreingedeelte ten behoeve van het gebruik ervan voor extensieve recreatie c.q. als buitenruimte bij de groepsaccommodatie. Dit kan niet in overeenstemming met bovenstaande bestemmingen worden gerealiseerd. Behalve dat een beperkt deel van de nieuw te realiseren bebouwing buiten het vastgelegde vlak met de bestemming 'Recreatie - 1' is voorzien, wordt met de uitbreiding van de bestaande bebouwing ook het toegestane bebouwd oppervlak ruim overschreden. Verder kan het achterste terreingedeelte gelet op de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' niet zonder meer tot landschapstuin worden (her)ingericht en voor extensieve recreatie en als buitenruimte worden gebruikt. Ook is ondergronds bouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen hier niet toegestaan.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een bestemmingswijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit geen belemmering is voor de beoogde bestemming(en) van het plangebied.
Planspecifiek
Voor het voorliggend plan is een bodemonderzoek uitgevoerd. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd, is op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het plangebied in het plangebied geen belemmeringen voor de beoogde uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie en inrichting van het achterste terreingedeelte als landschapstuin. Het onderzoek is als bijlage 1 opgenomen.
In de Wet milieubeheer gaat titel 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen projecten die 'in betekenende mate' en die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. Projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling NIMB.
Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan achterwege blijven, als men op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen (de NIBM-tool van Infomil) aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt.
Planspecifiek
In relatie tot de categorieën van projecten, genoemd in de Regeling NIBM, kan het project waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft worden aangemerkt als gering van omvang. Daardoor mag, ook al zal door het uitbreiden van de bestaande groepsaccommodatie het verkeer naar en van het plangebied toenemen, normaal gesproken worden verwacht dat de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit dusdanig gering is, dat deze niet in betekenende mate zal bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onderstaande afbeelding van het resultaat bij toepassing van de NIBM-tool op onderhavig project bevestigt, gelet op de aanzienlijke onderschrijding van de grens voor 'niet in betekende mate', dat de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van dit bestemmingsplan op de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' is en wat dit aspect betreft geen nader onderzoek nodig is. Hierbij is redelijkerwijs als uitgangspunt genomen dat elke kamer voor 4 bewegingen per dag zorgt (26*4). Voorts zijn er 12 bewegingen door het personeel en 4 per dag voor toeleveranciers gerekend. Het aandeel vrachtverkeer is bepaald door de toeleveranciers, wat 5% is.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden worden niet beschouwd als geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wgh. Het project hoeft wat dit betreft niet aan het bepaalde in de Wgh te worden getoetst.
In de huidige situatie is een inpandige bedrijfswoning aanwezig in het bestaande hoofdgebouw van groepsaccommodatie Het Uitzicht. Met het in het project betrokken (bouw)plan wordt beoogd deze uit te plaatsen door een nieuwe bedrijfswoning te bouwen achter het bestaande hoofdgebouw. Via dit bestemmingsplan wordt de bouw van deze woning mogelijk gemaakt. Een bedrijfswoning dient wel te worden gezien als een geluidsgevoelig object.
De Wylerbaan is een landelijke weg waar 50 km/h gereden mag worden. Het (bouw)plan en bestemmingsplan situeren de nieuw te bouwen bedrijfswoning op circa 35 meter van deze weg. Ten opzichte van de inpandige bedrijfswoning is hiermee sprake van een aanzienlijke vergroting van de afstand tot de weg, gezien die op 4 meter van de Wylerbaan is gelegen. Aangenomen kan worden dat het uitplaatsen van de bedrijfswoning sowieso een verbetering betekent als het gaat om de geluidsbelasting op de gevels van de bedrijfswoning vanwege het wegverkeer over de Wylerbaan.
De nieuwe bedrijfswoning is echter ook gesitueerd binnen de geluidszone van de Nieuweweg, nu de achter- en zijgevel van de woning op circa 45 meter zijn voorzien van deze weg, waar ook een maximumsnelheid van 50 km/h geldt. De Nieuweweg is in vergelijking met de Wylerbaan een aanzienlijk drukkere hoofdweg. Ten einde te beoordelen of de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen bedrijfswoning de ingevolge de Wgh geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt, is derhalve akoestisch onderzoek noodzakelijk. Volledigheidshalve is in het uitgevoerde onderzoek ook de te verwachten geluidsbelasting vanwege het wegverkeer over de Wylerbaan meegenomen.
Het rapport van het uitgevoerde akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is in bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen bedrijfswoning niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Een procedure tot het verlenen van een hogere grenswaarde is daarmee niet nodig. Het (bouw)plan en dit bestemmingsplan kunnen uitvoerbaar worden geacht in het kader van de Wet geluidhinder.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om hinder en gevaar te voorkomen en dus te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de uit te breiden dan wel de nieuwe functie(s). Dit is zowel van belang vanuit de uit te breiden dan wel de nieuwe functie(s) gezien als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van milieuzonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer én de geurcontouren en vaste afstanden vanuit de Wet geurhinder en veehouderij is dit geregeld. De vragen daarbij zijn:
Planspecifiek
Vanuit het oogpunt van het voorkomen van geurhinder zijn de geurbelasting en -contouren van agrarische bedrijven van belang. In de Verordening geurhinder en veehouderij 2009 en bijbehorende Geurgebiedsvisie Groesbeek 2009 is dit uitgewerkt. De navolgende afbeelding uit de Geurgebiedsvisie toont dat het plangebied (groen omcirkeld) niet gelegen is in de nabijheid van intensieve veehouderijen. Ook toont de afbeelding dat zelfs in de doorgerekende worst-case-situatie de geurbelasting ter plaatse van het plangebied een zodanige waarde heeft dat het woon- en leefklimaat er goed tot zeer goed is.
Het plangebied ligt ook niet binnen de vaste afstandscontouren van overige agrarische bedrijven. Hierop gelet beperkt de in het plangebied voorziene uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie de geurruimte, bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijen en andere agrarische bedrijven niet en is geen geurhinder te verwachten binnen het plangebied.
Zoals aangegeven in de vorige paragraaf is groepsaccommodatie Het Uitzicht geen geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de groepsaccommodatie echter, onder meer voor wat betreft geluid, wel beschouwd te worden als een milieugevoelig object. Het betreft een functie waar met zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven. Op basis van de aanwezige stofuitstoot, geluids- en geurbelasting en kans op ongelukken vanwege de in de nabijheid gelegen bedrijven en wegen kan redelijkerwijs worden verondersteld, dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat als het om uitbreiding van dit milieugevoelig object gaat.
Voorts is vanuit het oogpunt van milieuzonering de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van belang. Deze Handreiking van de VNG geeft indicatieve richtafstanden voor milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) tot gevoelige functies (zoals woningen).
Op basis van deze richtafstanden kan worden beoordeeld of uitbreiding van de groepsaccommodatie niet leidt tot onevenredige hinder en/of overlast voor omliggende woningen.
De groepsaccommodatie kan worden gezien als een bedrijf, vallend onder SBI-code 5510: Hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra. Zo'n bedrijf valt onder (milieu)categorie 1. De aan te houden indicatieve richtafstand tot een rustige woonwijk is 10 m voor het aspect geluid. De directe omgeving is echter te kenschetsen als een gemengd gebied met meerdere intensieve recreatieve voorzieningen, gelegen op de overgang van stedelijk naar landelijk gebied. Dit gebied is dan ook zeker niet aan te merken als een rustige woonwijk zoals de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' die omschrijft.
Aangezien de woningen in de nabijheid van het plangebied, Wylerbaan 1 en 1d, onderdeel uitmaken van het gemengd gebied is een kleinere richtafstand dan 10 meter te verantwoorden. Andere woningen in de nabijheid van het plangebied, waarvan de omgeving wel als een rustige woonwijk aangemerkt dient te worden, liggen op minstens 30 meter afstand van de grens van het plangebied en derhalve buiten de indicatieve richtafstand. In aanvulling hierop kan worden opgemerkt dat aan de betreffende zijde van het plangebied de landschapstuin is voorzien, waar dit bestemmingsplan slechts het gebruik voor extensieve recreatie en tuinen bij de bedrijfswoning toestaat, maar bedrijfsmatig recreatief gebruik uitsluit. Ook verschuiven met het (bouw)plan en dit bestemmingsplan de bovengronds aanwezige bebouwing van de groepsaccommodatie en de recreatieve bestemming maar een aantal meter in de richting van betreffende woningen in de rustige woonwijk. De afstand van deze bebouwing en bestemming tot die woningen blijft ruim 60 meter bedragen. Daarbij mag volgens dit bestemmingsplan de bebouwing aan de achterzijde van de recreatieve bestemming enkel gebruikt worden ten behoeve van een bedrijfswoning, een werkplaats, opslag- en bergruimte(n) en parkeervoorzieningen. Gelet hierop kan redelijkerwijs worden verondersteld dat het in het project betrokken (bouw)plan en dit bestemmingsplan, voor zover mogelijk, waarborgen dat uitbreiding van de bestaande recreatieve functie geen onevenredige hinder en/of overlast tot gevolg heeft voor omliggende woningen.
In voorgaande toetsing van het in het project betrokken (bouw)plan en dit bestemmingsplan voor wat betreft bedrijven en milieuzonering is de parkeerkelder als onderdeel van betreffend(e) bedrijf/inrichting beschouwd. Dit nu de parkeerkelder specifiek bestemd is voor het parkeren door gasten van de groepsaccommodatie, deze met 18 parkeerplaatsen relatief gezien van beperkte omvang is en het parkeren ondergronds plaatsvindt. Indien de parkeerkelder afzonderlijk beschouwd zou worden, valt het volgende op te merken. Voor parkeergarages geldt volgens de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG voor het aspect geluid een aan te houden indicatieve richtafstand tot een rustige woonwijk van 30 meter. Aangezien deze richtafstand in feite betrekking heeft op grootschalige (openbare) parkeergarages, kan deze voor de ten behoeve van de uit te breiden groepsaccommodatie te realiseren parkeerkelder als ruim worden beschouwd. Geconstateerd wordt dat de afstand tussen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – parkeerkelder', waar volgens onderhavig bestemmingsplan realisatie van de parkeerkelder toegestaan is, en de percelen van betreffende woningen in de rustige woonwijk eveneens ruim 60 meter bedraagt. Daarbij is de toegang tot de parkeerkelder niet voorzien aan de zuidwestzijde hiervan, die het dichtste bij de percelen van betreffende woningen in de rustige woonwijk ligt. De toegang komt aan de verdiept gelegen (noord)oostzijde van de kelder, die alleen vanaf de Wylerbaan bereikbaar is. Het in- en uitrijden van personenauto's zal daardoor op nog grotere afstand van deze percelen plaatsvinden. Ook zal een eventueel toegangssysteem bij de parkeerkelder zich op nog grotere afstand dan 60 meter bevinden.
Voor het nieuw te bouwen guesthouse op de naastgelegen locatie Wylerbaan 1c geldt dat het ook een bedrijf betreft, dat valt onder (milieu)categorie 1 en met een indicatieve richtafstand van 10 m. Dat de werkelijke afstand tussen de beide bedrijven minder dan 10 m bedraagt, mag gezien het feit dat het beide recreatiebedrijven zijn en gelet op de ligging in een gemengd gebied verantwoord worden geacht. Nabij het plangebied zijn verder geen bedrijven gevestigd, waar een zodanige indicatieve richtafstand voor geldt, dat daar in relatie tot het in het project betrokken (bouw)plan en dit bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden.
Uit het voorgaande volgt dat met het in het project betrokken (bouw)plan en dit bestemmingsplan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd is. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Planspecifiek
Via de site Risicokaart.nl kan worden vastgesteld of er in de directe omgeving van een plangebied inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van de Risicokaart (plangebied met rood omcirkeld).
Bron: www.risicokaart.nl
Op de kaart is te zien dat aan de Nieuweweg een tankstation met LPG is gevestigd, waarvan het vulpunt en reservoir echter aan de Zevenheuvelenweg liggen. Zichtbaar is ook dat de in dit bestemmingsplan op te nemen (verblijfs)recreatieve bestemming(en) gelegen zijn buiten de grens van de inrichting en de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. De onderlinge afstand bedraagt circa 150 m.
Het rapport "Inventarisatie van knelpunten in relatie tot het groepsrisico van gemeentelijke inrichtingen gemeente Groesbeek" (9R5759.01, Royal Haskoning, 30 december 2005) bevat een tekening, waarop naast de plaatsgebonden risicocontour ook het invloedsgebied van het GR nader inzichtelijk is gemaakt. De hierna volgende afbeelding is een uitsnede van deze tekening.
Bron: Royal Haskoning, 30 december 2005
Op basis van de tekening uit betreffend rapport blijkt dat zowel de (verblijfs)recreatieve als de tuinbestemming niet alleen buiten de plaatsgebonden risicocontour is gelegen, maar ook buiten het invloedsgebied van het GR.
Ten aanzien van het groepsrisico kan dan ook verondersteld worden dat hoewel ten gevolge van het project op de locatie Wylerbaan 1b hier het aantal (tegelijkertijd) aanwezige personen toeneemt, dit met betrekking tot het GR verantwoord is, nu de locatie en (verblijfs)recreatieve en tuinbestemming bestemming buiten en op een behoorlijke afstand van het invloedsgebied van het GR liggen.
Uit de Risicokaart is tenslotte op te maken dat zich in de directe omgeving verder geen activiteiten met opslag en/of transport van gevaarlijke stoffen bevinden. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf opgenomen. Hierin wordt onder andere beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van Waterschap Rivierenland. Er is gekeken naar de toename verhard oppervlak, de gevolgen voor de waterkwaliteit en of het plangebied ligt in een beschermd watergebied.
Planspecifiek
Voor het buitengebied geldt dat bij een toename van meer dan 1500 m2 aan verhard oppervlak het plan moet worden voorgelegd aan het Waterschap.
Uit de oppervlakte analyse zoals is beschreven in de memo waterberging (zie bijlage 3) neemt het verhard oppervlak met maximaal 655 m2 toe.
Dit bestemmingsplan heeft wat de toename van verhard oppervlak betreft dan ook geen, of slechts een geringe, invloed op de waterhuishouding. Ook heeft het geen invloed op de waterkwaliteit. Het plan ziet niet op functies die leiden tot het lozen van vervuild water op grond- of oppervlaktewater. Dit nu het betrekking heeft op uitbreiding van de bestaande bebouwing van de in het plangebied aanwezige groepsaccommodatie en inrichting van het achterste terreingedeelte als landschapstuin. Gezien het plangebied daarbij niet in een beschermd watergebied ligt, volgt uit de Digitale Watertoets dan ook dat er met dit bestemmingsplan geen waterschapsbelang gemoeid is. Het plan behoeft geen nadere toetsing door Waterschap Rivierenland.
Ten behoeve van een volledigheidshalve toets is voor de afwatering een analyse gemaakt naar de bergingsmogelijkheden binnen het plangebied. Deze is terug te vinden in de memo waterberging in bijlage 3. Uit deze memo blijkt dat met het voorgenomen project op locatie 1b minimaal 43,5 m3 water zal moeten worden geborgen. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig binnen het plangebied. Door het bergen van het water te realiseren in kratten zal de druk op het rioolwaterstelsel maar minimaal toenemen.
Het plan wordt uitvoerbaar geacht uit het oogpunt van water(huishouding).
Om de beoordelen of met dit bestemmingsplan sprake is van een goede ruimtelijke ordening, is ook het effect van het project op de verkeersstructuur en het parkeren van belang.
Planspecifiek
De ontsluiting van de locatie Wylerbaan 1b vindt plaats via de Wylerbaan. Zoals in paragraaf 4.1.2. redelijkerwijs is aangenomen, zal als gevolg van het project het aantal voertuigbewegingen per dag over de Wylerbaan met maximaal 120 toenemen. In relatie tot de huidige verkeersintensiteit van de Wylerbaan is geen sprake van een significante toename. Het profiel van de Wylerbaan behoeft derhalve geen aanpassing. Ten opzichte van de huidige situatie zal het aantal inritten niet toenemen. Gezien het voorgaande is het niet noodzakelijk de verkeersstructuur aan te passen.
Om na te gaan of het in het project betrokken (bouw)plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid is een parkeerbalans opgesteld. Voor het benodigde aantal parkeerplaatsen is daarbij gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers, zoals die zijn gegeven in Publicatie 182 van het CROW.
De functie kan worden ingedeeld bij de categorie 'Hotel', hiervoor wordt een normering aangehouden van minimaal 0,5 en maximaal 1,5 parkeerplaats per kamer.
Op basis van ervaringen uit het verleden en aangezien het een verblijfsrecreatieve voorziening betreft waar in hoofdzaak aan een groep of groepen van personen logies wordt verstrekt, zal er niet meer dan 0,8 parkeerplek per kamer benodigd zijn. Voor de woning wordt 1,85 parkeerplaats per woning aangehouden.
Parkeerbalans
Nodig:
26 kamers x 0,8 parkeerplaats: = 20,8 parkeerplaatsen
1 woning x 1,85 parkeerplaats: = 1,85 parkeerplaatsen
Totaal: = 23 parkeerplaatsen
In plan opgenomen:
parkeerkelder: = 18 parkeerplaatsen
voorerf: = 8 parkeerplaatsen
overig eigen terrein: = 2 parkeerplaatsen
Totaal: = 28 parkeerplaatsen
De parkeerbalans laat zien dat er in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien; het aantal in het (bouw)plan opgenomen parkeerplaatsen is groter dan de parkeerbehoefte. Vanuit oogpunt van verkeer en parkeren is dit bestemmingsplan uitvoerbaar.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied op grond van de Natuurbeschermingswet. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing van de Flora- en Faunawet of een Natuurbeschermingswetvergunning worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gebieden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Het doel van gebiedsbescherming is significant negatieve effecten op de voor de beschermde gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat ook ruimtelijke ontwikkelingen of activiteiten buiten een als beschermd aangewezen gebied effect(en) kunnen hebben op de instandhouding van dat gebied (externe werking).
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Om de gebiedsbescherming in en in de nabijheid van het plangebied te kunnen beoordelen is de Gebiedendatabase van het Ministerie van LNV (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000) geraadpleegd. Onderstaand een weergave van het resultaat daarvan (kaartmachine versie 1), waarbij gezocht is op alle mogelijk aanwezige aangewezen beschermde gebieden. Hieruit blijkt dat binnen een straal van 3 km van het plangebied de volgende beschermde gebieden liggen:
Het plangebied is echter niet gelegen in of in de (directe) nabijheid van een Natura 2000, Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, Beschermd natuurmonument of de (P)EHS. Daarbij voorziet voorliggend bestemmingsplan niet in nieuwe gebruiks- en bouwmogelijkheden van dien aard en/of omvang, dat daardoor verstoring zal optreden van de habitats in deze beschermde gebieden. Met het plan wordt de op de locatie Wylerbaan 1b gelegen verblijfsrecreatieve bestemming maar beperkt vergroot en in het overige deel van het plangebied alleen het gebruik voor extensieve recreatie mogelijk gemaakt. Daarnaast omvatten de nieuw geboden bouwmogelijkheden bouwwerken die ruimtelijk ondergeschikt zijn aan het bestaande hoofdgebouw, gedeeltelijk gelegd zijn ter plaatse van te slopen bestaande bebouwing en/of niet zichtbaar in het landschap aanwezig zullen zijn. Als gevolg van dit bestemmingsplan zijn dan ook geen (significant) negatieve effecten te verwachten op de instandhouding(sdoelstellingen) van de niet in de (directe) nabijheid gelegen beschermde gebieden - ook niet in de vorm van externe werking.
Het plangebied ligt wel in het Nationale Landschap Gelderse Poort. De kernkwaliteiten van dit landschap zijn:
Zoals elders in deze toelichting is toegelicht, zal het in het project betrokken bouwplan deze kernkwaliteiten eerder behouden en versterken, dan teniet doen. Als het om gebiedsbescherming gaat, mag dit bestemmingsplan dan ook uitvoerbaar worden geacht.
Voor het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hierbij is gekeken in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Het onderzoek is gericht op de locaties Wylerbaan 1b en 1c. Uit het onderzoek komt naar voren dat alleen de schuur aan Wylerbaan 1c geschikt kan zijn voor gierzwaluwen.
Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikte habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.
Hiermee mag het plan voldoende uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect ecologie.
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan bij (bouw)plannen vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het (bouw)plan aangepast kunnen worden.
Planspecifiek
Het gemeentelijk beleid inzake archeologie als vastgelegd in de 'Notitie Interimbeleid archeologie' en daarna vertaald in het op 29 augustus 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek" bepaalt voor het plangebied dat archeologisch onderzoek nodig is bij een verstoring van meer dan 100 m2. Via dit bestemmingsplan wordt die mogelijkheid geboden. Derhalve is door een archeologisch bureau een bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage: 5). Onderstaande een afbeelding van de in 2013 vervaardigde Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Groesbeek, die laat zien dat er een hoge verwachting geldt voor het plangebied en het plangebied met voornoemd onderzoek reeds onderzocht is (rood omkaderd onderzoeksterrein).
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de ligging van het plangebied op de flank van een stuwwal verhoogt de kans op aanwezigheid van archeologische resten. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek en een oppervlaktekartering uitgevoerd.
Op basis van de waargenomen bodemverstoringen kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is daarom door het booronderzoek naar laag bijgesteld. Hiermee is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is het gebied rond Groesbeek diverse malen getroffen door bombardementen. Daarnaast lag de Duitse verdedigingslinie tussen het dorp Groesbeek en de Duitse landgrens. De gevechten hebben geleid tot onontploft materiaal in de grond. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn.
Planspecifiek
Op de locatie Wylerbaan 1b zijn in het verleden diverse detectieonderzoeken gedaan naar mogelijk explosief materiaal in de bodem. Dit is gebeurd in het kader van vergravingen ten behoeve van onder meer nieuwe bouwwerken, aanleg van een visvijver en aanleg van een paardenbak. Er is destijds geen materiaal gevonden. Verondersteld mag worden dat het plangebied hiermee reeds voldoende onderzocht is en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van dit plan vanwege mogelijk explosief materiaal in de bodem. Verder vooronderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient bij vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan te worden vastgesteld, indien op de in het plan begrepen gronden een bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Gelet op artikel 6.2.1 onder a. en b. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft onderhavig bestemmingsplan betrekking op als zodanig aangewezen bouwplannen, nu dat het de bouw van één of meer woningen en hoofdgebouwen mogelijk maakt. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro (in combinatie met artikel 6.2.1a van het Besluit ruimtelijke ordening) kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, of als het totaal van verhaalbare exploitatiebijdragen minder dan € 10.000,– bedraagt.
Een bepaling in een bestemmingsplan kan een oorzaak zijn van (plan)schade als bedoeld in artikel 6.1 Wro. Ook door (een), door gemeente uit te keren, tegemoetkoming(en) in planschade kan de economische uitvoerbaarheid in het geding komen.
Planspecifiek
Ten behoeve van het project is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, als bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening. De kosten zijn dankzij de anterieure overeenkomst anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is. Omdat in de overeenkomst ook is geregeld dat eventuele tegemoetkomingen in planschade door gemeente op initiatiefnemer kunnen worden verhaald, is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gewaarborgd.
Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld conform de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen standaarden, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De opzet van verbeelding en regels wordt hierna beschreven.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere aanduidingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) en/of kadastrale kaart).
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in Hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de regels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de regels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Het geven van een bestemmingsomschrijving is verplicht voor iedere bestemming die in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Voor de overige onderdelen geldt dat zij kunnen worden opgenomen, afhankelijk van wat er binnen de bestemming moet worden geregeld.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
'Recreatie - 1': De als zodanig bestemde gronden zijn hierbij onder andere bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsaccommodatie. Een hotel is niet toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'specifieke bouwaanduiding - schuur' enkel gebouwen voor parkeervoorzieningen en opslag en berging alsmede één bedrijfswoning resp. een werkplaats zijn toegestaan. Dit met inbegrip van de bedrijfswoning tot de gezamenlijke oppervlakte, die in de regels is vermeld, en tot de maximale goot- en bouwhoogten, die op de verbeelding zijn gegeven voor het bouwvlak. Voor gebouwen ter plaatse van zowel de aanduiding 'bedrijfswoning' als 'specifieke bouwaanduiding - schuur' is in het kader van de vereiste van een zadeldak bepaald dat de dakhelling minstens 25° moet bedragen. De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen. Het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zoals aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen is niet toegestaan. Met deze regeling is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het onlangs in werking getreden bestemmingsplan "Buitengebied Groesbeek". Ook zijn hiermee de beeldkwaliteitseisen voor verloop en ligging van voor- en achtergevelrooilijn, de naar het buitengebied toe afnemende bebouwingshoogte en de kapvorm via de verbeelding en de regels vastgelegd. Voor de opgenomen maximale goot- en bouwhoogten geldt overigens dat deze bepaald zijn in relatie tot de Wylerbaan. Gezien het bestemmingsvlak een aan deze weg gelegen bouwperceel is, volgt uit de wijze van meten dat het peil ten opzichte waarvan de goot- en bouwhoogte van gebouwen gemeten moet worden overeenkomt met de hoogte van de kruin van de Wylerbaan ter hoogte van de hoofdtoegang tot het hoofdgebouw, dat op het bouwperceel is gebouwd, vermeerderd met 0,2 m.
'Tuin - Landschapstuin': Deze bestemming regelt de inrichting en het gebruik van het achterste terreingedeelte bij de groepsaccommodatie als landschapstuin. De als zodanig bestemde gronden zijn in dit geval onder andere bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuur-, landschaps- en geomorfologische waarden, tuinen behorende bij de bedrijfswoning van de groepsaccommodatie en uitsluitend extensieve recreatie. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en ondergrondse bouwwerken toegestaan. Voor ondergrondse bouwwerken geldt dat deze slechts mogen worden gebouwd ten behoeve van parkeervoorzieningen bij de groepsaccommodatie en alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - parkeerkelder'. Ten behoeve van het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuur-, landschaps- en geomorfofologische waarden is voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de vereiste van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten opgenomen. Werken of werkzaamheden, die onderdeel uitmaken van het in de bijlagen bij de regels opgenomen inrichtingsplan voor de landschapstuin of het normale beheer en onderhoud betreffen, zijn uitgezonderd van deze vergunningplicht. Tot slot is, om zeker te stellen dat het achterste terreingedeelte conform de bestemming wordt (her)ingericht en dat ook blijft, een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze bepaalt dat het gebruik van de als landschapstuin bestemde gronden voor extensieve recreatie pas toegestaan is, nadat deze overeenkomstig het inrichtingsplan voor de landschapstuin zijn (her)ingericht en die inrichting in stand wordt gehouden.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c (voor)overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Hiertoe wordt op basis van het eerste lid van dit artikel een voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het waterschap en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding kunnen zijn. Gelijktijdig met het (voor)overleg zal het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd voor inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening.
Na behandeling van de ingekomen vooroverleg- en inspraakreacties wordt vervolgens het voorontwerp omgezet naar een ontwerpbestemmingsplan. Eventuele uit de reacties volgende wijzigingen worden dan verwerkt.
Het ontwerpbestemmingsplan dient ingevolge artikel 3.8 Wro overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage te worden gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na beantwoording van eventueel ingekomen zienswijzen en (gewijzigde) vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekendgemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Wylerbaan 1b-c" is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg verstuurd aan onderstaande diensten en instanties:
De ontvangen vooroverlegreacties van provincie en waterschap zijn in een Nota vooroverleg en inspraak samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In bijlage 6 is de nota separaat als bijlage bij de toelichting opgenomen.
Het voorontwerpbestemmingsplan "Wylerbaan 1b-c" heeft van 25 oktober 2012 tot en met 5 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 4 inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn in een Nota vooroverleg en inspraak samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De nota is in bijlage 6 separaat als bijlage bij de toelichting opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig artikel 3.8 Wro van 10 april 2014 tot en met 21 mei 2014 voor een ieder voor zienswijzen ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging is 1 zienswijze ingekomen op het ontwerpbestemmingsplan.
De zienswijze is in een Nota zienswijzen samengevat en van beantwoording voorzien. De zienswijze heeft aanleiding gegeven om de toelichting en regels op onderdelen aan te passen en het bestemmingsplan, met in achtname van de uit de Nota zienswijzen volgende wijzigingen, gewijzigd vast te stellen. Verwezen wordt naar het vaststellingsbesluit en de in bijlage 7 separaat als bij de toelichting opgenomen Nota zienswijzen. De vastgestelde wijzigingen zijn verwerkt in de toelichting en regels van het voorliggende bestemmingsplan.