direct naar inhoud van Planregels
Plan: Windpark Avri
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMWINDPARKAVRI-VSG1

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Windpark Avri met identificatienummer NL.IMRO.0236.GDMWINDPARKAVRI-VSG1 van de gemeente Geldermalsen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.6 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zoals deze gold op het moment van van tervisielegging van het ontwerp van dit plan;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorende voorziening:

bij een windturbine(park) behorende voorzieningen ten behoeve van de realisatie en/of het beheer van windturbines zoals bouw- en servicepaden, opstelplaatsen, groenvoorzieningen en terreinafscheidingen, dan wel ten behoeve van het transport van elektriciteit zoals kabeltracés, net- en inkoopstations, transformator- en schakelgebouwen, alsmede voorzieningen voor telecommunicatie;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 kwetsbaar object:

kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zoals deze gold op het moment van van tervisielegging van het ontwerp van dit plan;

1.14 opstelplaats:

een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;

1.15 peil:

de hoogte van NAP + 3,5 m;

1.16 rotor:

het samenstelsel van drie wieken en hub (ook wel de naaf genoemd) van een windturbine;

1.17 rotordiameter:

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een wiek wordt beschreven;

1.18 waterhuishoudkundige voorziening:

voorziening die nodig is voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder mede begrepen: duiker, gemaal, inlaat en bemalingsinstallatie;

1.19 wiek:

rotorblad van een windturbine;

1.20 windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan het hart van de rotor;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Windturbine

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie door middel van windturbines;
    • 2. transformatorstations, transformatorkasten, bijbehorende voorzieningen en windmeetmasten;
    • 3. kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bae2' tevens voor:
    • 1. afvalinzameling, -bewerking en -verwerking, beheer van de openbare ruimte en opwekking van duurzame energie, indien en voor zover deze bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal milieucategorie 4.2 met daarbij behorende opslag van goederen;
    • 2. zend- en ontvangstinstallaties;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bae3' tevens voor:
    • 1. afvalstort en opwekking van duurzame energie, indien en voor zover deze bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal milieucategorie 4.2, met daarbij behorende stortplaatsen;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bae4' tevens voor:
    • 1. afvalinzameling, -bewerking en -verwerking en opwekking van duurzame energie, indien en voor zover deze bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal milieucategorie 4.1, met daarbij behorende:
      • voorzieningen en/of installaties voor grondwatermonitoring;
      • locaties voor innovatieve activiteiten en/of -processen (pilots);
  • e. alsmede voor de daarbij behorende:
    • 1. nutsvoorzieningen, kabels en leidingen, hekwerken, openbare nutsvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen;
    • 2. agrarische nevenactiviteiten ten behoeve van terreinbeheer of bedrijfsvoering;
    • 3. bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken geen bouwwerk zijnde, installaties, terreinen, alsmede bijbehorende voorzieningen zoals toegangswegen, opstelplaatsen, parkeervoorzieningen, overige verhardingen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen;
    • 4. ontsluitingen ten behoeve van calamiteiten;
  • f. waarbij geldt dat binnen de bestemming, tenzij het bestaande vergunde activiteiten betreft, zijn uitgesloten:
    • 1. uitingen van reclame, anders dan op een windturbine;
    • 2. risicovolle (bedrijfs-)activiteiten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, anders dan op grond van deze bestemming zijn toegelaten;
    • 3. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
    • 4. activiteiten waarvoor geen m.e.r. is vastgesteld dan wel geen m.e.r.-beoordelingsbesluit is genomen als bedoeld in het Besluit m.e.r.;
    • 5. activiteiten indien en voor zover voor deze activiteiten een passende beoordeling nodig is als bedoeld in artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Windturbines

Binnen deze bestemming zijn windturbines toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal 1 windturbine toegestaan;
  • b. windturbines zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - windturbinemast 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - windturbinemast 2';
  • c. de windturbines moeten onderling vergelijkbaar zijn betreffende de vormgeving, de draairichting van de rotorbladen, de vermogensklasse en de ashoogte, waarbij het onderlinge verschil in de ashoogte van de turbines niet meer mag bedragen dan 10% van de maximale ashoogte;
  • d. de ashoogte mag niet meer bedragen dan 120 meter;
  • e. de rotordiameter mag niet meer bedragen dan 131 meter;
  • f. antennedragers zijn toegestaan.
3.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend gebouwen zijn toegestaan ten behoeve de bouw, het functioneren en/of het beheer en onderhoud van een windturbine of windturbines dan wel ten behoeve van de elektriciteitsverbinding;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 5 m bedragen, uitgezonderd aan het gebouw bevestigde bliksemafleiders tot een bouwhoogte van maximaal 10 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag maximaal 25 m2 bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de bestemming zijn erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 15 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen
  • a. Het totaal opgesteld vermogen van het windpark moet minder dan 15,0 MW bedragen.
  • b. Het brongeluid bedraagt maximaal 106 dB(A).
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbinemast 1' mag de contour voor het plaatsgebonden risico ten hoogste 130 m (PR 10-6) respectievelijk 44 m (PR 10-5) bedragen.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windturbinemast 2' mag de contour voor het plaatsgebonden risico ten hoogste 186 m (PR 10-6) respectievelijk 65,5 m (PR 10-5) bedragen.
3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en de stalling van goederen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van puin, met uitzondering van het storten van afvalstoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bae3';
  • c. stortheuvels met een hoogte van meer dan 22 m +NAP.
3.3.3 Voorwaarden
  • a. Windturbines moeten zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening als bedoeld in de Activiteitenregeling milieubeheer.
  • b. Windturbine 1 (de meest westelijk) mag niet eerder in gebruik worden genomen dan dat het gebruik van beperkt kwetsbare objecten ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' beëindigd is.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (in totaal) meer dan 500 m2 aan oppervlakteverharding;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen van watergangen of het afgraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
3.4.2 Uitzondering

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
3.4.3 Voorwaarden

De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits advies is gevraagd aan het Waterschap Rivierenland.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Middelmatig

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Middelmatig' aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - slechts worden gebouwd, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld in lid 4.2 onder a. sub 1. door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • b. het bepaalde in lid 4.2, onder a. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. bodemverstorende werken met een (totale) oppervlakte van ten hoogste 1000 m²;
    • 3. bodemverstorende werken op een diepte van ten hoogste 0,3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a. ten behoeve van het bouwen, indien en voor zover:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 4.2, onder a. in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000 m²
  • c. een diepte betreffen van ten hoogste 0,3 m;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
4.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan een archeologisch deskundige advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.4.3.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van dubbelbestemming te wijzigingen dan wel de dubbelbestemming te verwijderen indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Vormen van verboden gebruik

Als een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval beschouwd het gebruik van gebouwen, gronden en/of water:

  • a. voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
  • b. als kampeerterrein en/of kampeerplaats;
  • c. voor seksinrichtingen.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 veiligheidszone - windturbine

In afwijking van het bepaalde in de binnen deze gebiedsaanduiding voorkomende bestemmingen, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' nieuwe kwetsbare objecten zijn uitgesloten.

7.2 vrijwaringszone - windturbine

Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine':

  • a. is de overslag van rotorbladen van windturbines toegestaan;
  • b. is de bouw van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

9.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Windpark Avri.