Plan: | Reparatieplan Tonselse Veld middengebied |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.RepTonsVeldON01-0001 |
De aanleiding van dit reparatie bestemmingsplan is de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over de beroepen tegen het bestemmingsplan ‘Tonselse Veld 2014’.
Bij besluit van 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad van Ermelo het bestemmingsplan ‘Tonselse Veld 2014’ vastgesteld. Een aantal partijen heeft beroep ingesteld tegen dit plan. Dit beroep is op 20 februari 2017 behandeld door de Afdeling. Het bestemmingsplan maakte uitbreidingsmogelijkheden mogelijk voor de gevestigde bedrijven op het Tonselse veld Middengebied. De Afdeling heeft hiervan aangegeven dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de actuele behoefte hieraan.
De Afdeling draagt de raad van de gemeente Ermelo op om, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, een nieuw besluit te nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan, voor zover dit ziet op het Tonselse Veld middengebied. Er is door de Afdeling geen termijn genoemd waarbinnen de reparatie een feit moet zijn.
Het nieuwe raadsbesluit dient vervolgens op de gebruikelijke wijze te worden bekendgemaakt, en is vatbaar voor beroep bij de Afdeling.
Deze toelichting beschrijft waarop het bestemmingsplan ter hoogte van het Tonselse Veld middengebied is vernietigd. Vervolgens wordt de oplossingsrichting aangegeven. Daarna wordt explicitiet vermeld wat dit betekent voor de juridische onderdelen van het bestemmingsplan, bestaande uit de regels en verbeelding.
De achtergronden die zijn gebruikt voor de reparatie van het bestemmingsplan, zijn terug te vinden in de bijalge bij de toelichting. De conclusies zijn terug te vinden in de tekst zelf.
Het plangebied is gelegen aan het Tonselse Veld middengebied in Ermelo. De locatie ligt in de bebouwde kom en wordt omgeven door bedrijfsbestemmingen, recreatieve bestemmingen en woningen. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 700 m2. In de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven. Het niet ingetekende gedeelte betreft het plangebied voor dit reparatieplan.
Uitsnede plankaart (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
De uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017 is beschikbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl en is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (bijlage 1). Met onderhavig bestemmingsplan wordt, met inachtneming van deze uitspraak, het bestemmingsplan 'Tonselse Veld 2014' gedeeltelijk inhoudelijk gerepareerd voor zover dit betrekking heeft op het plangebied Tonselse Veld middengebied.
Daarnaast wordt de verdere bestuurlijke besluitvorming door de gemeenteraad en het vervolg van de wettelijke procedure aangegeven.
De toelichting levert de ruimtelijke- en juridische onderbouwing voor het nieuwe besluit dat door de gemeenteraad wordt genomen. De voorgestelde wijziging en reparaties zijn voor zover van toepassing en noodzakelijk, doorgevoerd in de regels en op de verbeelding.
Zover van toepassing op onderhavig plangebied, zijn de regels van het bestemmingsplan 'Tonselse Veld 2014' de basis voor dit reparatieplan.
Het bestemmingsplan 'Reparatieplan Tonselse Veld middengebied' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 2.1 de punten waarop de Afdeling het bestemmingsplan 'Tonselse Veld 2014' gedeeltelijk heeft vernietigd, tot welke overwegingen en keuzes dit vervolgens heeft geleid en hoe dit doorwerkt in de verbeelding en regels.
Dit Middels de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:943) is het bestemmingsplan 'Tonselse Veld 2014' vernietigd, voor zover dit betrekking heeft op het Tonselse Veld middengebied. Voor het tot vernietiging overgaan heeft de Afdeling volgende motivering aangedragen onder artikel 29.4 en 31.3 van de uitspraak:
"Gelet op de algemene bedrijfsbestemming die onder meer aan de plandelen ter plaatse van de percelen Harderwijkerweg 132, [locatie 2] en [locatie 3] is toegekend, is de Afdeling van oordeel dat in dit plan een bedrijventerrein wordt mogelijk gemaakt waaronder de percelen Harderwijkerweg 132, [locatie 2], 136 en [locatie 3] worden begrepen. Ingevolge artikel 2.3.2.1 van de Omgevingsverordening Gelderland mag in een bestemmingsplan slechts voorzien worden in een bedrijventerrein indien dit past binnen het Regionaal Programma. In het Regionaal Programma staat dat voor het is besloten om de verdere planvorming te beëindigen. Het besluit voor zover dat betrekking heeft op de plandelen ter plaatse van de percelen Harderwijkerweg 132, [locatie 2], 136 en [locatie 3] is derhalve in strijd met het Regionaal Programma en daarmee in strijd met artikel 2.3.2.1 van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Voor zover de raad zich onder verwijzing naar de plantoelichting op het standpunt stelt dat er behoefte is aan de planontwikkeling, overweegt de Afdeling dat, wat daar ook van zij, dit de strijdigheid van het plan voor zover dat betrekking heeft op de plandelen ter plaatse van de percelen Harderwijkerweg 132, [locatie 2], 136 en [locatie 3] met artikel 2.3.2.1 van de Omgevingsverordening Gelderland niet wegneemt."
en:
"Uit artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro, in samenhang bezien met artikel 3:2 van de Awb, volgt dat de raad bij de vaststelling van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te beoordelen of hieraan een actuele regionale behoefte bestaat. Aan de plandelen ter plaatse van de percelen Harderwijkerweg 132, [locatie 2] en [locatie 3] is een algemene bedrijfsbestemming toegekend. De raad dient derhalve te motiveren dat een actuele regionale behoefte bestaat aan een bedrijventerrein en kan niet volstaan met het motiveren van de behoefte aan het specifieke bedrijf dat daar is gevestigd of voornemens is om zich te vestigen. De raad heeft zich onder verwijzing naar de provinciale prognose voor bedrijventerreinen op het standpunt gesteld dat het bedrijventerrein dat in het plan is voorzien in een actuele regionale behoefte voorziet. Uit het rapport van Rekenkamer Oost-Nederland blijkt echter dat Gelderland nog steeds kampt met een overaanbod aan bedrijventerreinen. Ook wordt in het Regionaal Programma geconstateerd dat het planaanbod de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen tot 2020 overtreft. De raad heeft niet gemotiveerd waarom desondanks een actuele regionale behoefte bestaat aan het in dit plan mogelijk gemaakte bedrijventerrein. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het besluit in zoverre in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro is vastgesteld."
Samengevat heeft de Afdeling besloten het bestemmingsplan te vernietigen voor zoverre het betrekking heeft op het Tonselse Veld middengebied, aangezien het plan in strijd is met het Regionaal programma werklocaties en daarmee in strijd is met artikel 2.3.1 van de Omgevingsverordening Gelderland.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor het Tonselse Veld middengebied. Zoals onder 2.1 is verwoord was het plan in strijd met het Regionaal programma werklocaties, waardoor er tevens een strijdigheid was met de Omgevingsverordening. Reeds is een nieuw Regionaal programma werklocaties vastgesteld in 2019. In dit programma is het Tonselse Veld meegenomen als bedrijventerrein. Hiermee is er geen strijdigheid meer met de Omgevingsverordening Gelderland, voor zover het bestemmingsplan alleen de huidige aanwezige bedrijvigheid positief bestemt.
In navolging wordt onder hoofdstuk 3 en 4 beschreven hoe het reparatieplan voldoet aan het beleidskader en de uitvoeringsaspecten.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.
Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.
De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Schematisch overzicht Ladder voor Duurzame Verstedelijking
In het gebied Tonselse Veld middengebied gaat het met betrekking tot de Ladder om de functie bedrijvigheid. De ladder is van toepassing op de bedrijven gevestigd aan de Harderwijkerweg 132, 134C, 136 en 138.
Functie bedrijvigheid
Alle vijf bedrijven kennen een sterke verbondenheid met Ermelo. Ze zijn hier al van oudsher gevestigd, de meeste ondernemers wonen zelf in Ermelo en hun personeel woont bijvoorbeeld grotendeels in Ermelo en omgeving. Het gaat dus om lokaal gebonden bedrijvigheid. Voor de Ladder moet bepaald worden wat de marktregio is van de voorziening die mogelijk wordt gemaakt. De marktregio is afhankelijk van de aard van de voorziening. Het betreft in dit geval relatief kleinschalige bedrijvigheid die sterk lokaal gebonden is. Er wordt daarom uitgegaan van een (boven)lokale marktregio, oftewel Ermelo en directe omgeving.
Trede 1
Trede 1 behandelt de vraag: Is er sprake van een actuele regionale behoefte? Om deze vraag te beantwoorden wordt naar de provinciale prognose gekeken.
Vraag naar bedrijventerrein
De percelen (behalve Harderwijkerweg 136, deze heeft een kantoorfunctie) krijgen een bedrijfsbestemming met een specifieke functieaanduiding en de mogelijkheid voor vestiging van bedrijven uit milieucategorie 1 en 2. Functioneel gezien kan het gebied omschreven worden als een woon-werklandschap of een werkterrein. Planologisch gezien worden hier wel functies mogelijk gemaakt die feitelijk ook op een andere plaats gevestigd kunnen worden.. Voor het bepalen van de vraag wordt daaromnaar de vraag naar bedrijventerrein in de marktregio gekeken (op basis van de provinciale prognose voor bedrijventerreinen).
Uitbreidingsvraag in Noord-Veluwe
Ermelo maakt onderdeel uit van de regio Noord-Veluwe. De vraag naar bedrijventerreinen in deze regio voor de periode 2023-2032 (periode van 10 jaar, bestemmingsplanperiode) bestaat uit uitbreidingsvraag, vervangingsvraag en een vraag vanuit beleidsambities. De laatste twee hebben geen betrekking op de situatie in Tonselse Veld. De uitbreidingsvraag in de periode 2023-2032 in Noord-Veluwe is tussen de 32,7 (laag) en 96,1 (hoog) hectare.
Aandeel van Ermelo circa 9%: vraag van circa 5 hectare
Hierboven is aangegeven dat er sprake is van een (boven)lokale marktregio voor de functies die mogelijk worden gemaakt, oftewel Ermelo en directe omgeving. De vraag voor Ermelo wordt ingeschat door het aandeel van Ermelo in de regio te bepalen. De netto voorraad aan uitgegeven bedrijventerrein in Ermelo is circa 10% van de totale netto voorraad in Noord-Veluwe. De uitgifte in Ermelo in de afgelopen tien jaar is circa 7.5% van de totale uitgifte in Noord-Veluwe in dezelfde periode (bronnen: IBIS, 2023 & Provincie Gelderland, 2023). Het aandeel van Ermelo komt daarmee gemiddeld op 9%, waarmee de vraag voor Ermelo op circa 2,9 tot 8,6 hectare komt.
Het gaat op Tonselse Veld om relatief kleinschalige bedrijvigheid, zeker omdat de grotere ruimtes verhuurd worden als kleinschalige units. Als gekeken wordt naar de uitgifte in het verleden in regio Noord-Veluwe dan is zo'n 40 tot 45% van de kavels kleiner dan 5.000 m². Op basis daarvan is de verwachte vraag naar dit segment voor de periode 2023-2032 zo'n 1,2 tot 3,9 hectare.
Hard planaanbod niet aanwezig: behoefte in Ermelo naar kleinschalige kavels
Er is in Ermelo (de marktregio) op dit moment geen hard planaanbodaanwezig. Binnen de marktregio is geen enkel (leeg) kavel beschikbaar. Op de kaart met beschikbare kavels van de provincie staan enkele kavels aangegeven als beschikbaar. Echter geldt hiervoor dat het kavel op Veldzicht-Noord (Middelerf 30) een bebouwd kavel betreft waarbij enkel een bedrijfshal van 160 m2 beschikbaar is. De andere kavels die als beschikbaar zijn aangegeven zijn gelegen aan de het werklandschap Veldzicht. Ook dit betreffen kavels die volledig bebouwd zijn. De actuele regionale behoefte wordt bepaald door het harde planaanbod van de vraag af te trekken. Voor Ermelo (de marktregio) is daardoor sprake van een actuele regionale behoefte voor de periode 2023-2032 zo'n 1,2 tot 3,9 hectare naar kleinschalige kavels.
Er is in de directe omgeving daarnaast nog enig hard planaanbod aanwezig. Het gaat om 0,7 hectare op Bedrijvenpark Tonsel in Harderwijk. Dit terrein is bedoeld voor de 'automotive' sector en daarmee geen vergelijkbaar aanbod. Op iets grotere afstand is bedrijventerrein Lorentz gelegen, ook in Harderwijk. Dit terrein is met name geschikt voor middelgrote tot grotere bedrijvigheid en heeft een regionale opvangfunctie. Ook dit kan niet gezien worden als realistisch alternatief.
Trede 2
Trede 2 gaat over de vraag of (een deel van) de actuele regionale behoefte op te vangen is binnen bestaand stedelijk gebied. Voor Tonselse Veld gaat het dus specifiek om vijf bedrijven die al op deze locatie zijn gevestigd. Bij de vraag of deze behoefte binnen bestaand stedelijk gebied is op te vangen, gaat het er dus om of deze bedrijven (en hun uitbreiding) mogelijk op een regulier bedrijventerrein gevestigd kunnen worden binnen de marktregio (of op andere locaties binnen de marktregio met een vastgesteld bestemmingsplan waar planologisch vergelijkbare vestigingsmogelijkheden zijn).
De situatie die in het nieuwe bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt is gelijk aan de situatie zoals deze nu al is. De bebouwing is al aanwezig en de bedrijvigheid ook. Deels is Tonselse Veld vanuit dat oogpunt al bestaand stedelijk gebied. Een groot deel heeft nog wel een agrarische bestemming, echter is deze geheel omringt met bestaand stedelijk gebied. Navolgend wordt de behoefte aan bedrijventerreinen aangetoond.
Leegstaand vastgoed
Leegstaand vastgoed binnen plangebied
Binnen het plangebied is er geen sprake van leegstand. Alle bedrijfsopstallen worden momenteel benut. Het bestemmen van het perceel als bedrijventerrein leidt hiermee niet tot een toename van leegstand van bedrijfspanden binnen de gemeente Ermelo.
Leegstaand vastgoed binnen Ermelo
Naast de specifieke situatie van de bedrijven wordt voor een goede ruimtelijke afweging gekeken naar leegstaand vastgoed, dat mogelijk de behoefte op kan vangen. In trede 1 is al naar het harde planaanbod (direct beschikbare grond) gekeken. De behoefte kan mogelijk ook worden opgevangen in de bestaande bedrijfsruimtemarkt. Er is een inventarisatie gemaakt van het beschikbare aanbod aan bedrijfsruimte in de gemeente, zie onderstaande tabel.
Bron: Funda in Business, peildatum juli 2023.
Leegstand in Ermelo onder frictieniveau
In totaal is er een aanbod van circa 3.900 m² bedrijfs- en kantoorruimte in gemeente Ermelo. De totale voorraad aan bedrijfsruimte in Ermelo is circa 210.000 m² (op basis van BAG). De leegstand in Ermelo komt daarmee op circa 1,8%. Inzicht in de mate waarin leegstand als structurele leegstand of als frictieleegstand getypeerd kan worden, is relevant omdat frictieleegstand van belang is voor een gezond functionerende bedrijventerreinenmarkt. Als een nieuw bedrijf zich wil vestigen, dan is daarvoor ruimte nodig. Deze ruimtewens sluit lang niet altijd naadloos aan op de verhuizing van een ander bedrijf. Met andere woorden: op de kavel van een vertrekkend bedrijf, is niet altijd direct vestiging van een nieuw bedrijf mogelijk. Er is dus ruimte nodig om de frictie tussen het ruimtegebruik van de bedrijven die vertrekken en de nieuwe vestigers op te kunnen vangen. Veelal wordt uitgegaan van een percentage van 6 tot 7% leegstand voor een gezonde marktsituatie.
In Ermelo is dus sprake van een leegstand onder frictieniveau en een gezond functionerende bedrijfsruimtemarkt. Bovendien voldoet een deel van bovengenoemd aanbod niet aan de (vestigings)eisen van de beoogde doelgroep (bijvoorbeeld op gebied van bereikbaarheid). Al met al kan geconcludeerd worden dat er niet hoeft te worden gecorrigeerd voor bovenmatige leegstand en de behoefte niet kan worden opgevangen in de bestaande bedrijfsruimtemarkt.
Bestaande bedrijfsruimtemarkt biedt zeer beperkte mogelijkheden voor kleinschalige opslag
Overigens blijkt uit de inventarisatie van leegstaand vastgoed dat er zeer beperkte mogelijkheden zijn voor de huur van kleinschalige bedrijfsruimte in Ermelo. De overige kleinschalige ruimtes staan te koop en zijn voor een deel ook gekoppeld aan een bedrijfswoning. Deze inventarisatie bevestigd het beeld vanuit de ondernemers dat de bestaande bedrijfsruimtemarkt zeer beperkte mogelijkheden biedt voor kleinschalige opslagunits (die over het algemeen ruimte bieden voor lokale ondernemers/zzp'ers).
Restkavels
Voor een goede ruimtelijke afweging voor toevoeging bedrijfsruimte moet ook gekeken worden naar mogelijk (te maken) heruitgeefbare ruimte op bestaande bedrijventerreinen in de marktregio.
Geen ruimtewinst verwacht op bestaande terreinen in Ermelo
Gemeente Ermelo beschikt over vier bedrijventerreinen: Veldzicht, Veldzicht-Noord, Driehoek en Kerkdennen. Er wordt komende jaren binnen deze bedrijventerreinen geen ruimtewinst verwacht die mogelijk opnieuw uit te geven zijn.
Algemeen gesproken geldt overigens ook dat herstructurering, waarbij kavels opnieuw beschikbaar komen voor uitgifte, zeer sporadisch succesvol is. Kosten zijn de voornaamste barrière. Uit onderzoek blijkt dat slechts zeer beperkt ruimte beschikbaar komt voor heruitgifte.
Trede 3
De bereikbaarheid van de locatie is goed. De locatie is zowel per auto, openbaar vervoer en de fiets bereikbaar. De A28 is per auto binnen vijf minuten vanaf de locatie te bereiken. Dankzij de N303 zijn nabijgelegen kernen Harderwijk en Putten ook goed bereikbaar. De bushaltes Fazantlaan en Eendenparkweg (beiden langs de Harderwijkerweg) liggen op loopafstand van de locatie. Hierdoor zijn onder andere Harderwijk, Apeldoorn en Barneveld met het openbaar vervoer te bereiken. Langs de Harderwijkerweg ligt een vrijliggend fietspad, waardoor de locatie vanuit de kern Ermelo goed te bereiken is en ook richting Harderwijk. Daarbij is het plangebied volledig omringd door stedelijk gebied.
Conclusie bedrijvigheid
De functie bedrijvigheid op Tonselse Veld voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In de marktregio is sprake van een actuele regionale behoefte van circa 2,9 tot 8,6 hectare. Binnen bestaand stedelijk gebied zijn zeer beperkte mogelijkheden om deze behoefte op te vangen. Voor deze functie is daarbij extra aandacht besteed aan de specifieke context van de bedrijvigheid op Tonselse Veld, omdat het in feite om voortzetting van een bestaande situatie gaat. De locatie is tot slot passend ontsloten. De uitkomst van deze ladder onderbouwing (zie hiervoor ook 3.3.1) wordt door het Regionaal programma werklocaties 2019 bevestid, ook daarin wordt aangetoond dat het bedrijventerrein Tonselse Veld middengebied voorziet in een vraag naar bedrijfskavels.
Op 19 december 2018 stelden Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vast. De Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerd) is op 21 december 2022 door Provinciale Staten vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch is gewaarborgd.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie is opgesteld vanuit een sterk veranderende context waarin partijen en de provincie op dit moment werken en de komende jaren naar verwachting zullen werken. De overheid (en provincie) is slechts een van de vele spelers. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
Omgevingsverodening
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.
De voor het plangebied van toepassing zijnde thema's worden navolgend behandeld.
Bedrijvigheid
Inzake de uitbreiding van nieuwe bedrijventerreinen of het realiseren van nieuwe bedrijventerreinen stelt de provincie onderstaande:
Artikel 2.10 (nieuw bedrijventerrein en uitbreiding van bestaand bedrijventerrein)
Conclusie
Zoals onder 3.3.1 wordt onderbouwd is het plan passende binnen het vigerende Regionaal programma werklocaties. Het plan is hiermee in lijn met de provinciale verordening.
Op 12 november 2019 heeft de Gedeputeerde Staten van Gelderland het Regionaal programma werklocaties vastgesteld. De Noord-Veluwse gemeenten willen met het bedrijventerreinenbeleid de economische ontwikkeling faciliteren en ook het duurzaam ruimtegebruik waarborgen. Met het bedrijventerreinenbeleid willen de gemeenten een bijdrage leveren aan het verhogen van de (ruimtelijke) kwaliteit. Het gaat niet primair om het aantal hectares bedrijventerrein maar om kwaliteit van de terreinen. Op terreinen zijn allerlei ontwikkelingen rond bedrijfsuitbreiding, bedrijfsverplaatsing, bedrijfsvestiging, mobiliteit en ook eigendomsverhoudingen. Het is zaak de ontwikkelingen goed te volgen om te voorkomen dat ‘achterstallig onderhoud’ via revitalisering of herstructurering nodig is.
De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt in dit RPW als uitgangspunt voor de regionale programmering gehanteerd: we streven naar een goede balans tussen vraag en aanbod. Niet alleen in kwantiteit (de hectares) maar vooral ook in kwaliteit (ieder bedrijf op de juiste plek en een goede ruimtelijke ordening). Het bedrijfsleven moet de beschikking hebben over passende (nieuwe) werklocaties om te kunnen groeien en investeren.
In het RPW is een marktanalyse opgenomen van de bedrijventerreinenmarkt in de regio Noord-Veluwe. De vraag en aanbod wordt uiteengezet en ook de (historische) dynaniek binnen de regio wordt in beeld gebracht. Hierbinnen zijn de gehanteerde uitgangspunten voor de gehele regio Noord-Veluwe samengevat. Daarnaast is per subregio - op basis van de marktanalyse en de uitgangspunten - stapsgewijs toegewerkt naar een programma dat streeft naar een evenwichtige situatie.
Voor het Tonselse Veld is onder 3.2.2 van het RPW opgenomen:
"Het planaanbod in de subregio West-NV is in januari 2019 circa 38 hectare (bron: IBIS, 2019 en inventa-risatie gemeenten, 2019). Het aanbod is voornamelijk in Harderwijk gevestigd op het regionale terrein Lorentz III. De gemeente Putten heeft bovendien de ambitie om een het plan Ambachtstraat te (her)ont-wikkelen (hiervoor is nog geen bestemmingsplan vastgesteld).
Voor de gemeente Ermelo geldt dat diverse percelen in het Tonselse Veld (die worden ontsloten via de
Harderwijkerweg) reeds lange tijd via tijdelijke vergunningen in gebruik zijn met een bedrijfsbestemming.
De provincie Gelderland is akkoord met het bestemmen van de huidige bedrijvigheid, maar niet met de
eerder geplande uitbreiding. Na formalisering neemt het areaal bedrijventerrein in de regio toe met
ongeveer 14 ha. Het betreft hier bestaande bedrijven, deze bestemming is een bestendiging van het huidige
gebruik. Er ontstaat dus geen extra planaanbod. De gemeente Ermelo gaat de procedure starten om te
komen tot een onherroepelijk bestemmingsplan."
Het consolideren van de aanwezige bedrijven is hiermee dan ook in lijn met het RPW 2019.
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
Voor de milieutechnische uitvoeringsaspecten wordt verwezen naar bijlage 3, betreffende de beoordeelde mileutechnische aspecten.
Stikstofdepositie
Voorheen diende op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), welke in juli 2015 van kracht werd, berekend te worden of een nieuwe (bouw)activiteit tot een significante toename leidde van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Onder het PAS golden enkele drempel- en grenswaarden. Deze waarden bepaalden of een toename van stikstofdepositie significant was en zo ja, of er dan een meldingsplicht of een vergunningplicht gold. Door te rekenen met het voorgeschreven rekenprogramma AERIUS Calculator werd automatisch met die drempelwaarden rekening gehouden. In het geval van de meldingsplicht kon de planontwikkeling aanspraak kan maken op benutting van de ontwikkelingsruimte die voor een Natura 2000-gebied gold, totdat deze niet meer voorradig was.
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met een geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunning plichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Dit betekent dat ook relatief kleinschalige projecten zorgvuldig dienen te worden getoetst op hun stikstofdepositie, om zo aan Europese regelgeving te kunnen voldoen (en stand te houden bij de Raad van State in geval van een beroep).
Sinds de vernieuwing van de AERIUS Calculator op 16 september 2019, en na de laatste update van 11 oktober 2022, kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de gebruikersfase als de realisatiefase doorgerekend te worden. Zodra er geen rekenresultaten boven de 0,00 mol/ha/jaar zijn, is er geen belemmering voor een plan op het gebied van stikstofdepositie.
Uit de rekenresultaten van de AERIUS-calculator is gebleken dat als gevolg van onderhavig project in de gebruiksfase sprake is van stikstofdeposities op de omliggende Natura 2000-gebieden hoger dan 0,00 mol/ha/j. Na het wegstrepen van de gebruiksfase tegen de referentiesituatie is de hoogste depositie namelijk 0,02 mol/ha/j, zoals aangegeven in de uitkomst van de Aerius-rekenbestand.
De uitkomst betekent dat het onderhavige plan in de permanente gebruiksfase negatieve invloed uitoefent op de instandhoudingsdoelstellingen van omliggende Natura 2000-gebieden. Ten aanzien van de gebruiksfase is een voortoets uitgevoerd. In de voortoets is in kaart gebracht of sprake is van zodanig significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende Natura 2000-gebied dat de toename in stikstofdepositie onacceptabel is.
Uit de voortoets is gebleken dat de voorgenomen activiteiten van voorliggend project niet leiden tot significante gevolgen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Veluwe of voor andere omliggende Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie.
Tijdens de gebruiksfase is sprake van een beperkte toename in stikstofdepositie van maximaal 0,02 mol N/ha/jr op een beperkt deel van Natura 2000-gebied Veluwe. Vanuit de ecologische beoordeling kan worden vastgesteld dat een zodanige beperkte toename van stikstofdepositie niet zal leiden tot merkbare veranderingen in de kwaliteit van de betreffende habitattypen.
Geconcludeerd wordt dat op voorhand significante gevolgen, in combinatie met eventuele andere reeds vergunde maar nog niet gerealiseerde projecten (cumulatie), kunnen worden uitgesloten. Ook vormt het voorgenomen plan geen belemmering voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Veluwe.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief.
De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. Het betreft hierbij een geeeltelijke reparatie van een vernietigd plan, hiervoor is door het college een budget beschikbaar gesteld. Voor wat betreft planschade zal de gemeente met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst afsluiten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
Omwonenden worden middels de gebruikelijke wijze geinformeerd over het reparatieplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.