direct naar inhoud van Artikel 6 Natuur - Golfbaan
Plan: Landgoed Ullerberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPullerberg-0401

Artikel 6 Natuur - Golfbaan

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;

en tevens voor:

  • c. het beoefenen van golfsport en het daartoe aanleggen en in stand houden van een golfbaan;
  • d. een clubgebouw en schuur ten behoeve van de golfsport met bijbehorende voorzieningen;
  • e. detailhandel, gelieerd en ondergeschikt aan de doeleinden als vermeld in lid 6.1.1 sub c en d;
  • f. horeca, gelieerd en ondergeschikt aan de doeleinden als vermeld in lid 6.1.1 sub c en d;
  • g. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. een voorziening voor warmtekrachtkoppeling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - warmtekrachtkoppeling'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – warmtekrachtkoppeling en op de gebouwen mogen tevens zonnecollectoren en/of zonnepanelen geplaatst worden;
  • i. het beheer van een voormalige vuilstort, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke vorm van natuur - voormalige vuilstort' is aangegeven;
  • j. extensieve dagrecreatie;
  • k. wegen en paden.

6.1.2 Nadere detaillering bestemmingsomschrijving
  • a. De oppervlakte van de ten behoeve van de golfsport in te richten gronden mag ten hoogste 10 hectaren bedragen;
  • b. Onder 'het behoud en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden', als bedoeld in lid 6.1.1 sub a, zijn begrepen:
    • 1. de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Veluwe;
    • 2. de aanleg, de bescherming en de instandhouding van een heideverbindingszone tussen verschillende heidegebieden;
  • c. Met de aanleg van de golfbaan en de bouw van het clubgebouw, als bedoeld in lid 6.1.1 sub c en d, kan eerst een aanvang worden gemaakt indien de werkzaamheden voor de aanleg van de heidecorridors, meer in het bijzonder de verwijdering van de bomen en grondwerkzaamheden om de bodem geschikt te maken voor de aanplant van de heide, zoals beschreven in de 1e fase van het beheerplan, zijn gestart.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • d. gebouwen ten hoeve van schuilgelegenheden mogen in afwijking van het bepaalde onder a ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Het maximum aantal schuilgelegenheden bedraagt 4;
  • e. de oppervlakte van gebouwen ten hoeve van schuilgelegenheden mag maximaal 12 m2 per gebouw bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - warmtekrachtkoppeling' is een voorziening voor warmtekrachtkoppeling toegestaan in de bestaande maatvoering.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en ballenvangers mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen;
  • c. de ligging en de inrichting van de gronden voor de natuur en de golfsport,

met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van

  • d. het landschapsbeeld;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

en met het oog op een optimale ontwikkeling van

  • g. de natuurwaarden en/of heideverbindingszones.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken, of in gebruik te geven, of te laten gebruiken voor een doel, of op een wijze die strijdig is met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de opstallen voor bewoning.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in lid 6.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
  • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • g. diepploegen, zijnde het extra diep - circa 0,4 m of meer omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • h. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • i. het opbrengen van meststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen.

6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder mede wordt begrepen het normale onderhoud aan de stortplaats;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het natuurbeheerplan voor het landgoed;
  • c. op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

6.6.3 Criteria

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.