Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoek Ericalaan-Russulalaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPhoekEricaRussula-0401

4.9 Natuurtoets

Natura 2000
De Europese landen van de EU hebben met elkaar afgesproken om het natuurlijk erfgoed van Europa te beschermen. Dat betekent dat leefgebieden voor bepaalde planten en dieren in stand worden gehouden. Dit zijn de zogeheten Natura 2000-gebieden.  
Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) wijst de Natura 2000-gebieden in Nederland aan. Het gaat om 162 gebieden, waarvan er 19 in Gelderland liggen, waaronder het Natura 2000-gebied Veluwe.  
Fragment van de ontwerpkaart behorende bij het ontwerpbesluit van het Natura2000-gebied Veluwe
(bron: Ministerie Economische zaken, Landbouw en Innovatie)
 
De Natura 2000-aanwijzing voor de Veluwe is nog in procedure. Nadat het gebied definitief is aangewezen, moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het gebied, in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. De provincie is in 12 Natura 2000-gebieden in Gelderland het bevoegde gezag en is daarmee verantwoordelijk voor de beheerplannen voor deze gebieden. Vervolgens zorgt de provincie ook voor de uitvoering van de beheerplannen. Dit is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. In deze wet is Natura 2000 in de Nederlandse regelgeving verankerd.  
Het plangebied ligt binnen het Natura2000-gebied Veluwe. Dit bestemmingsplan draagt bij aan de doelstellingen die hiervoor gelden.  
Bureau Waardenburg heeft in het rapport met nr. 10-052 d.d. 9 augustus 2010 onderzoek gedaan naar mogelijke effecten van het plan op de natuurwaarden van de Veluwe. Dit rapport, dat in nauwe samenwerking met de provincie Gelderland tot stand is gekomen, is te beschouwen als een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (artikelen 19d t/m 19j), alsmede als quickscan naar beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Nadien is het plan aangepast, wat reden was tot actualisatie van het rapport van 2010. Deze actualisatie betreft het rapport “Natuurtoets herinrichting, Russulalaan 22, twee woningen, Ermelo Toetsing in het kader van natuurwetgeving, Actualisatie september 2012” met rapportnr. 12-206. De conclusies van dit onderzoek staan hieronder beschreven. Daarbij is rekening gehouden met het nemen van aanvullende maatregelen.
 
Natuurbeschermingswet 1998 
Effecten op habitattypen
Het opnieuw inrichten en het toekomstige gebruik van het perceel hebben geen negatieve gevolgen op de instandhoudingsdoelen van de habitattypen waarvoor de Veluwe is aangewezen.  
Effecten op soorten van Bijlage II
Het opnieuw inrichten en het toekomstig gebruik van het perceel hebben geen negatieve gevolgen op de instandhoudingsdoelen van de soorten van Bijlage II Habitatrichtlijn waarvoor de Veluwe is aangewezen, wanneer als aanvullende maatregel voor het vliegend hert aanwezige oude eiken ingepast worden.
 
Conclusie: 
  • Er vindt geen negatief effect plaats op de populatieomvang van vliegend hert. 
  • Verlies aan voortplantingsgelegenheid kan voorkomen worden. 
  • Er is geen effect op de instandhoudingsdoelstelling.
 
Effecten op broedvogels
Het opnieuw inrichten en het toekomstige gebruik van het perceel hebben een zeer klein effect op wespendief en zwarte specht, en is als verwaarloosbaar te beschouwen ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen zoals de kwaliteit van het leefgebied en het behoud van de omvang van het leefgebied en de populatie.  
Voor wespendief geldt een instandhoudingsdoel van 150 paar waarbij de huidige stand beneden dit doel ligt (geschatte bovengrens 90 paar, Sierdsema et al. 2008). De voorgenomen ontwikkeling van het perceel zal leiden tot een beperkte kwaliteitsafname van 0,016% geschikt foerageergebied van een territorium. Er zijn geen aanwijzingen dat het terrein als broedgebied in gebruik is of is geweest. In de (nabije) omgeving zijn voldoende alternatieve broedlocaties voorhanden. Het oppervlakteverlies aan potentieel broedbiotoop ten opzichte van de totale oppervlakte leefgebied van de wespendief op de Veluwe is dermate klein dat dit niet tot meetbare negatieve effecten zal leiden. Hetzelfde geldt voor hetfoerageerbiotoop.  
Voor de zwarte specht geldt een instandhoudingsdoel van 430 paar voor de hele Veluwe. De voorgenomen ontwikkeling van het perceel zal leiden tot een beperkte kwaliteitsafname van 0,4-2,8% geschikt foerageergebied van een territorium. Aanbevolen wordt eventuele dode staande (eiken)bomen als foerageerlocatie te handhaven. Er zijn geen aanwijzingen dat het terrein als broedgebied in gebruik is of is geweest. Het oppervlakteverlies aan potentieel broedbiotoop ten opzichte van de totale oppervlakte leefgebied van de zwarte specht op de Veluwe is dan dermate klein dat dit niet tot meetbare negatieve effecten zal leiden. Hetzelfde geldt voor het foerageerbiotoop.  
Het uitvoeren van aanvullende maatregelen voor beide soorten zal eventuele extra verstoring in de aanlegfase minimaliseren.
 
Conclusie:
  • Er vindt geen effect plaats op de populatieomvang van wespendief en zwarte specht. 
  • De kwaliteit van het perceel als foerageergebied neemt beperkt af en wordt ongeschikt als potentieel broedbiotoop (dit was voor de periode 1997-2002 reeds ook het geval). De effecten zijn echter strikt lokaal (geen uitstraling) en het betreft een zeer klein oppervlak ten opzichte van het leefgebied van een broedpaar zwartespecht of wespendief. Ten opzichte van de hele Veluwe (91.200 ha) en ten opzichte van de territoriagrootte van beide soorten (50 en 315 voor zwarte specht en 8000 ha voor wespendief), is de onderhavige oppervlakte (circa 1,3 ha) feitelijk verwaarloosbaar. 
  • Er zijn geen effecten op de instandhoudingdoelstellingen van beide soorten.
 
Algemene instandhoudingsdoelen en kernopgaven
Er zijn voor dit perceel geen negatieve effecten op de Veluwe in het licht van de algemene instandhoudingsdoelen te verwachten, noch op de realisatie van de kernopgaven.
 
Cumulatieve effecten
De verwachte effecten voor zwarte specht en wespendief zijn zeer klein tot verwaarloosbaar. Het is dan ook niet te verwachten dat op enige wijze een cumulatief effect aan de orde is. Voor andere soorten en habitats zijn geen effecten te verwachten, cumulatieve effecten zijn derhalve uitgesloten.
 
Aanvullende maatregelen
Ten aanzien van het opnieuw inrichten van het plangebied Russulalaan 22 wordt de volgende aanvullende maatregel aangeraden ten aanzien van het vliegend hert:
  • Laten staan van de eiken.
Ten aanzien van wespendief en zwarte specht wordt de volgende aanvullende maatregel aangeraden: 
  • Behoud dode staande (eiken)bomen (voor zwarte specht).
Ten aanzien van overige soorten broedvogels worden de volgende aanvullende maatregelen aangeraden: 
  • Uitvoeren van de kapwerkzaamheden en verwijderen ondergroei in de periode september-februari, indien niet kan worden uitgesloten dat broedende vogels aanwezig zijn. 
  • Behoud bomen met spechtenholten.
Nader onderzoek
Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
 
Vergunning
Er zijn zeer kleine effecten te verwachten van het opnieuw inrichten van het plangebied. Er worden geen effecten op de populatieomvang van vliegend hert, zwarte specht en wespendief verwacht. De effecten zijn als beperkt en zeer plaatselijk te beschouwen. Significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan zijn uitgesloten.  
Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 kan desondanks nodig zijn. De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt bij het bevoegd gezag.  
De Natuurbeschermingswet 1998 staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg.
 
EHS
Effecten op de EHS worden niet verwacht aangezien de voorgenomen ingreep niet van invloed is op de kernkwaliteiten van de Veluwe.
 
Flora en fauna
Ten aanzien van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet is het mogelijk dat hazelworm binnen het werkterrein bevindt. De herinrichting kan voor een beperkt aantal exemplaren vernietiging van vaste rust- en verblijfplaatsen betekenen (artikel 11 Flora- en faunawet). Op grond van de beperkte oppervlakte van het werkgebied en de verwachte lage aantallen wordt niet verwacht dat als gevolg van de herinrichting de gunstige staat van instandhouding in het geding komt. Het bosrijke karakter binnen het perceel blijft grotendeels gehandhaafd als leefgebied en beschikbaar voor hazelworm. Voor het aantasten van vaste verblijfplaatsen (artikel 11), vangen en verplaatsen (artikel 13) van hazelworm is ontheffing conform de Flora- en faunawet nodig.  
Voor eekhoorn geldt dat indien bomen moeten worden gekapt ten behoeve van de realisatie van de woningen, dat voorafgaand gecontroleerd moet worden op eventuele eekhoornnesten. Indien deze aanwezig zijn, zijn aanvullende maatregelen en mogelijk ook een ontheffing (artikel 11) noodzakelijk.  
Er zijn geen vogels aanwezig waarvan de nesten als vaste rust- en verblijfplaats worden aangemerkt. Ten aanzien van broedvogels zonder vaste rust- en verblijfplaats geldt dat eventuele kapwerkzaamheden en verwijderen ondergroei in de periode september - februari plaats dient te vinden, indien niet kan worden uitgesloten dat broedende vogels aanwezig zijn.  
Maatregelen: Bij de uitvoering van ingrepen kappen van bomen, verwijderen van ondergroei zal rekening moeten worden gehouden met hazelworm en mogelijk ook eekhoorn. Hazelworm zal binnen de werklocatie moeten worden weggevangen en verplaatst, eekhoorn is aan de orde wanneer de soort zich na het veldbezoek uit november 2009 vestigt binnen het perceel. In het genoemde onderzoek staat uitgewerkt op welke wijze maatregelen worden geadviseerd voor hazelworm, eekhoorn en broedvogels.