direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Vaassen, Laan van Fasna 15
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.VAA014LaanvFasna15-VBP1

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij deze regels is gevoegd; met daarbij behorende:
  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. parkeerterrein, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' alleen parkeren is toegestaan;
  • e. andere-werken, erven en terreinen;

met inachtneming van het volgende:

  • f. detailhandel is niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het maximale bebouwingspercentage bedraagt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie.

3.4 Afwegingskader

De in 3.3 genoemde afwijking kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.