direct naar inhoud van 5.9 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan Unilocatie, Wachtelenbergweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.EPE012Unilocatie-VBP1

5.9 Flora en fauna

In oktober 2009 heeft een onderzoek Natuurtoets en nader natuuronderzoek plaatsgevonden voor het hele plangebied op het gebied van flora en fauna. Directe aanleiding was de nieuwbouw van de sporthal in het noorden van het plangebied en de aanpassingen aan de parkeervoorzieningen en de directe omgeving. De nieuwbouw van de sporthal op de beoogde locatie is niet doorgegaan. De herinrichting van de parkeervoorzieningen en de nieuwbouw van een Brede School gaan wel door. Dit flora- en faunaonderzoek kan in dat kader gebruikt worden. Hieronder staat een samenvatting van de bevindingen en de conclusie uit het onderzoek.

Als aanpassingen gedaan worden aan de beplanting langs de Wachtelerbergweg, kan dit negatieve effecten hebben op vleermuizen. De vliegroute langs deze beplanting moet behouden blijven. Om te toetsen of met de voorgenomen werkzaamheden de Flora- en faunawet overtreden wordt, kan een plan van aanpak aan LNV worden voorgelegd. Verder dienen werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden.

Flora- en faunawet

De beplanting langs de Wachtelenbergweg fungeert als vliegroute voor laatvliegers, gewone dwergvleermuizen en watervleermuizen. Belangrijke vliegroutes van deze soorten zijn volgens de Flora- en faunawet beschermd. Het verwijderen van de beplanting langs de Wachtelenbergweg of het aanbrengen van verlichting zal een verstorend effect hebben op deze vliegroute.

De functionaliteit van een vliegroute mag niet worden aangetast. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient men een goedgekeurd plan van aanpak te hebben, waarmee men kan waarborgen dat de functionaliteit van de vliegroute behouden blijft. Mitigerende maatregelen en een op de vleermuizen aangepaste planning vormen onderdeel van dit plan van aanpak.

De goedkeuring kan men krijgen door een ontheffing aan te vragen bij het ministerie van LNV. Het plan van aanpak met de voorgenomen maatregelen dient samen met de ontheffing te worden ingediend. De goedkeuring kan verkregen worden in de vorm van een positieve afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Er is namelijk geen ontheffing nodig indien met de voorgenomen maatregelen overtredingen van de Flora- en faunawet worden voorkomen.

Verder zijn alle vogels beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen (globaal lopend tussen 15 maart – 15 juli) plaatsvinden treedt er verstoring op van broedende vogels ten gevolge van de werkzaamheden. Deze verstoring is niet toegestaan, waardoor het noodzakelijk is om buiten het broedseizoen te starten met de werkzaamheden.

Algemene zorgplicht Flora- en faunawet

Het is belangrijk dat bij de werkzaamheden het besef bestaat dat er een ‘zorgplicht’ is voor planten en dieren. Dit betekent concreet dat er bij de uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van planten en dieren en dat schade zoveel mogelijk voorkomen moet worden.

Een gunstige periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden is van september tot en met oktober gezien de voortplantingsperiode, broedseizoen en de winterrust van de meeste soorten.

Aanbevelingen voor vleermuizen

Indien mogelijk heeft het behouden van beplanting langs vliegroutes de voorkeur. Als het onvermijdelijk is de beplanting te verwijderen kan een nieuwe lijnvormige structuur aangeplant worden. De te planten bomen dienen wel voldoende groot te zijn, anders voldoen ze niet om als geleidend element te kunnen dienen. Het is het goed om in de nieuwbouwplannen rekening te houden met de mogelijkheden voor vleermuizen. Indien men, bijvoorbeeld, de omgeving geschikt maakt voor vleermuizen, zullen deze opnieuw gebruik kunnen maken van het projectgebied. Met name behouden en/ of aanleggen van groene elementen is van belang voor foerageergebied of vliegroute van vleermuizen. Door de spouwmuren van gebouwen toegankelijk te maken voor vleermuizen, kunnen deze in de toekomst mogelijk gebruikt worden als verblijfplaats. Op deze manier kunnen de vleermuizen van de nieuwbouwplannen profiteren en zal dit ten goede komen aan de bescherming en de instandhouding van vleermuizen in Nederland.

Overbelichting van het terrein dient in het algemeen vermeden te worden, bijvoorbeeld door ’s nachts de verlichting te dimmen of (deels) uit te schakelen. Ook armaturen die alleen naar beneden licht uitstralen hebben beperkte effecten voor vleermuizen. Te veel belichting werkt verstorend en op den duur kunnen plekken hierom vermeden worden door vleermuizen. In het belichtingsplan zou men hier rekening mee kunnen houden. Dit geldt voor de aanlegfase, maar ook voor de definitieve fase van het project.

Natuurbeschermingswet 1998

Vanuit de Natuurbeschermingswet is getoetst of het behalen van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied belemmerd wordt.

Het plangebied ligt op korte afstand (200 m) van het Natura 2000-gebied Veluwe. Voor dit Natura 2000-gebied zijn een aantal habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten aangewezen waarvoor een instandhoudingsdoelstelling is geformuleerd. Provincie Gelderland heeft leefgebiedenkaarten opgesteld voor de vogelsoorten (maart 2009). Hierop is te zien dat alleen leefgebieden van de Zwarte Specht en Wespendief in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Voor de Zwarte Specht en de Wespendief geldt een behoudsdoelstelling voor de omvang en kwaliteit van hun leefgebied. Het voornemen zal de instandhoudingsdoelstelling van de Wespendief en de Zwarte Specht op de Veluwe niet in gevaar brengen.

In de huidige situatie is het plangebied al in gebruik als sportterrein. In de toekomst zal dit blijven, er komen scholen bij. De scholen zullen overdag in gebruik zijn en daarmee overdag voor verstoring kunnen zorgen.

Ten opzichte van de huidige verstoring door gebruik van de sportfaciliteiten (voetbalvelden en tennisbaan) direct rond het plangebied, zal het voornemen slechts een kleine verhoging van verstoring in en direct rond het plangebied geven. Tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied liggen tennisbanen en bosgebied. De effecten van de voorgenomen werkzaamheden op het Natura 2000-gebied zijn daardoor verwaarloosbaar klein. Er is daarom geen vergunning nodig in het kader van de Natuurbeschermingswet. Op basis van de vooroverlegreactie van de provincie Gelderland is een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de effecten op Natura 2000 gebied de Veluwe. Deze voortoets wordt verderop in deze paragraaf kort toegelicht.

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur gaat uit van een nee-tenzij benadering. Deze vormt geen belemmering voor de herinrichting van het plangebied. Het plangebied ligt tegen de EHS aan, maar tast geen kernkwaliteiten en omgevingscondities van het gebied aan. Ook gaat geen oppervlak van het kerngebied van de EHS verloren.

Nader onderzoek Flora en fauna

In het plangebied is nader onderzoek verricht naar vleermuizen, zwaarder beschermde zoogdiersoorten, vogels en reptielen. Het onderzoeksgebied is achtmaal bezocht. Tijdens de controles is een grondig beeld gekregen van het gebruik van het onderzoeksgebied door de onderzochte soorten.

Vleermuizen

In het gebied zijn, tijdens de inventarisaties, vier verschillende vleermuissoorten waargenomen, namelijk de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, laatvlieger en de watervleermuis.

In het onderzoeksgebied zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen van vleermuizen. Wel is er een paarverblijf in de gymzaal gevonden van een gewone dwergvleermuis. Deze valt net buiten het onderzoeksgebied en daarnaast blijft dit gebouw behouden. Hierdoor komt verstoring of vernietiging van deze verblijfplaatsen niet aan de orde. Deze blijft behouden.

De aangetroffen soorten gebruiken het onderzoeksgebied om te foerageren. Met het kappen van de beplanting zullen deze foerageerplekken voor een deel verloren gaan. In de directe omgeving is echter veel beplanting aanwezig en blijven voldoende foerageermogelijkheden voorhanden.

De beplanting van de Wachtelenbergweg is een belangrijke vliegroute voor verschillende vleermuissoorten om te vliegen tussen hun foerageergebied en verblijfplaats. Laatvliegers, gewone dwergvleermuizen en watervleermuizen maken van deze vliegroute gebruik. Deze soorten zijn in een rechte lijn langstrekkend waargenomen langs de bomen van de Wachtelenbergweg. Tijdens elke controle zijn deze waarnemingen gedaan, soms met grote aantallen vleermuizen.

Belangrijke vliegroutes van vleermuizen zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet. Door de geplande ingreep zal deze verloren gaan, aangezien veel beplanting gekapt zal gaan worden. De voorgenomen ingreep zal een negatief effect hebben op vleermuizen. Door een juiste inrichting van het gebied en rekening te houden met de aanwezige vleermuissoorten kunnen de voorgenomen ontwikkelingen uiteindelijk bijdragen aan een beter leefgebied voor vleermuizen in de omgeving. Hierop zal verder worden ingegaan in de paragraaf ‘aanbevelingen’.

Overige zoogdieren

Er zijn geen verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdiersoorten gevonden in het onderzoeksgebied. Het wild zwijn (beschermd volgens tabel 2 van de Flora- en faunawet) is foeragerend aangetroffen in het onderzoeksgebied. Foerageermogelijkheden voor deze soort blijven in de omgeving voldoende voorhanden.

Vogels

Tijdens de uitvoering van het onderzoek is de wetgeving betreffende vogels gewijzigd. Spechten zijn nu niet meer jaarrond beschermd. De meeste roofvogel- en uilensoorten blijven jaarrond beschermd.

In het onderzoeksgebied zijn geen nestlocaties van roofvogels of uilen gevonden. Spechtenholten zijn niet meer jaarrond beschermd, maar verdienen wel extra aandacht bij nieuwe ontwikkelingen. Twee oude spechtenholten (in dezelfde boom) zijn gevonden in het onderzoeksgebied. Deze waren niet meer in gebruik.

Verspreid door het gebied zijn er in de struiken en bomen nesten van vogels gezien. Broedende vogels en hun nesten zijn beschermd. Om overtredingen van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet te voorkomen, dienen de werkzaamheden (kappen van bomen) buiten het broedseizoen plaats te vinden.

Reptielen

Er zijn geen waarnemingen gedaan van reptielen in het onderzoeksgebied. Na de inventarisatie met verschillende methodes, blijken er geen reptielen in het onderzoeksgebied aanwezig zijn.

Overige waarnemingen

In de berm van de Wachtelenbergweg is de brede wespenorchis aangetroffen. Deze soort is beschermd volgens de Flora- en faunawet tabel 1 en hier hoeft geen ontheffing voor te worden aangevraagd. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht

Ontheffingen en vrijstellingen

Tijdens de controles is er een vliegroute van laatvliegers, gewone dwergvleermuizen en watervleermuizen vastgesteld aan de Wachtelenbergweg. Indien de beplanting langs de Wachtelenbergweg gekapt gaat worden, zal dit een verstorend effect hebben op deze vliegroute.

De laatvliegers, gewone dwergvleermuizen en watervleermuizen zijn strikter beschermde soorten van tabel 3 van de Flora- en faunawet. Belangrijke vliegroutes van deze soorten zijn beschermd.

De functionaliteit van een vliegroute mag niet worden aangetast. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient men een goedgekeurd plan van aanpak te hebben, waarmee men kan waarborgen dat de functionaliteit van de vliegroute behouden blijft. Mitigerende maatregelen en een op de vleermuizen aangepaste planning vormen onderdeel van dit plan van aanpak. De goedkeuring kan men krijgen door een ontheffing aan te vragen bij het ministerie van LNV. Het plan van aanpak met de voorgenomen maatregelen dient samen met de ontheffing te worden ingediend.

De goedkeuring kan verkregen worden in de vorm van een positieve afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Er is namelijk geen ontheffing nodig indien met de voorgenomen maatregelen overtredingen van de Flora- en faunawet worden voorkomen.

Aanbevelingen voor vleermuizen

Alle vleermuissoorten in Nederland zijn strikt beschermd en verdienen een goede bescherming. Het is goed om in de nieuwbouwplannen rekening te houden met de mogelijkheden voor vleermuizen. Indien men, bijvoorbeeld, de omgeving geschikt maakt voor vleermuizen, zullen deze opnieuw gebruik kunnen maken van het projectgebied. Met name behouden en/ of aanleggen van groene elementen is van belang voor foerageergebied of vliegroute van vleermuizen. Door de spouwmuren van gebouwen toegankelijk te maken voor vleermuizen, kunnen deze in de toekomst mogelijk gebruikt worden als verblijfplaats. Op deze manier kunnen de vleermuizen van de nieuwbouwplannen profiteren en zal dit ten goede komen aan de bescherming en de instandhouding van vleermuizen in Nederland.

Overbelichting van het terrein dient in het algemeen vermeden te worden. Te veel belichting werkt verstorend en op den duur kunnen plekken hierom vermeden worden door vleermuizen. In het belichtingsplan zou men hier rekening mee kunnen houden. Dit geldt voor de aanlegfase, maar ook voor de definitieve fase van het project. Uiteraard moet er een evenwicht gevonden worden tussen de gewenste sociale veiligheid en de belangen van de natuur. Door ’s nachts na 23.00 de verlichting te dimmen, te halveren of deels uit te schakelen kan men hierin een evenwicht vinden.

Er zijn vele mogelijkheden om rekening te houden met vleermuizen. Het verdient aanbeveling om dit soort mogelijkheden te onderzoeken en uit te voeren in een samenwerking met een vleermuisdeskundige. In samenspraak met de architect kan worden onderzocht wat in de concrete situatie mogelijk is. Ten behoeve van de bescherming van vleermuizen is een mitigatieplan opgesteld. Mitigatieplan vleermuizen

Nader onderzoek Natuurbeschermingswet (Voortoets)

Hier zal kort worden beschreven wat de te verwachten effecten zijn van de ingreep in het kader van de Natuurbeschermingswet. Om dit te bepalen is een Voortoets Natura 2000 Wachtelenbergweg in het kader van de Natuurbeschermingswet opgesteld.

Habitattypen

Voor habitattypen is alleen stikstofdepositie relevant. Overige storingsfactoren hebben geen effecten. De toename van stikstofdepositie als gevolg van het project bedraagt ter plaatse van het dichtstbijzijnde habitattype 0,2 mol N/ha/jr. Verder weg zal de bijdrage aan de depositie nog lager zijn.

De toename bedraagt 0,02% van de kritische depositiewaarde van de dichtstbijzijnde habitattypen (droge heide en oude eikenbossen, KDW van beide 1100 mol N/ha/jr). Jaspers et al betogen dat een toename van stikstof die kleiner is dan 0,5% van de kritische depositiewaarde, ecologisch feitelijk niet meer meetbaar is. 0,2 mol stikstof is ongeveer gelijk aan een halve theelepel kunstmest (circa 2,8 gram pure stikstof). Verspreid over één hectare (anderhalf voetbalveld), aangebracht gedurende een jaar heeft dit geen enkel effect op de vegetatie.

De stikstofdepositie in Nederland en ook in deze regio vertoont een dalende trend. In de omgeving van het plangebied zal de depositie in 2030 ongeveer 50 mol N/ha/jr lager liggen dan in 2010 als gevolg van vigerend beleid (www.rivm.nl grootschalige concentratiekaarten Nederland). Deze daling is zeer veel groter dan de toename van 0,2 mol N/ha/jr.

Er is geen sprake van een negatief effect op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van (een van de) habitattypen van het Natura 2000-gebied Veluwe. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

Habitatrichtlijnsoorten

In de omgeving van het plangebied komen geen Habitatrichtlijnsoorten voor. Geluid en stikstofdepositie reiken niet tot in het leefgebied van deze soorten. Ook is er geen sprake van andere effecten als gevolg van het voornemen.

Er is geen sprake van een negatief effect op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van (een van de) Habitatrichtlijnsoorten van het Natura 2000-gebied Veluwe. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten.

Vogelrichtlijnsoorten

Voor Vogelrichtlijnsoorten zijn stikstofdepositie en geluid relevant. Overige storingsfactoren hebben een effecten.

Stikstofdepositie

Vogels kunnen gevoelig zijn voor effecten van stikstofdepositie als hun leefgebied daar gevoelig voor is (bijvoorbeeld vergrassing heide). In de omgeving van het plangebied zijn de meest stikstofgevoelige delen van leefgebieden aangemerkt als Natura 2000-habitattypen (bv droge heide). Er is geconcludeerd dat er geen sprake is van negatieve effecten op habitattypen.

Voor de zwarte specht kan er als gevolg van stikstofdepositie sprake zijn van afname van bosmieren door vergrassing, waardoor het foerageergebied van de zwarte specht gevoelig is voor stikstofdepositie. Het broedgebied van de zwarte specht is niet gevoelig. De stikstofdepositie als gevolg van het project is echter zo beperkt, en op een klein oppervlakte dat al geen optimaal leefgebied is. De zwarte specht heeft een territorium van 100-400 ha, de beperkte extra stikstofdepositie vindt op een zeer klein deel van dit leefgebied plaats.

De wespendief is alleen gevoelig voor stikstof als leefgebied uit heide en vennen bestaat. Dit is niet aan de orde. Daarnaast geldt ook voor deze soort dat het slechts een zeer kleine hoeveelheid is in een klein deel van het leefgebied.

Stikstofdepositie als gevolg van het plan reikt niet tot in de leefgebieden van overige vogelsoorten. Er is daarom geen sprake van een negatief effect op vogels als gevolg van stikstofdepositie van het project.

Geluid

Er zal tijdens de bouwwerkzaamheden tijdelijk sprake zijn van een hogere geluidbelasting. Tijdens werkzaamheden zal bijvoorbeeld materiaal aangevoerd moeten worden, waardoor extra vrachtverkeerbewegingen nodig zijn. Deze verstoring is tijdelijk en van korte duur (zowel voor de uitvoeringsperiode als voor momenten op de dag) en zal opgaan in de geluidproductie van de bestaande verkeersbewegingen en menselijke activiteiten. De instandhoudingsdoelstellingen van de vogelsoorten van de Veluwe zijn hiermee niet in gevaar. Er is geen sprake van significante verstoring.

Tijdens de gebruiksfase neemt de geluidsbelasting ten opzichte van de huidige situatie nauwelijks toe. Geluid van verkeer reikt niet tot in het Natura 2000-gebied. Het plangebied zelf is aangeduid als leefgebied van de wespendief. Hoewel het niet waarschijnlijk is dat de wespendief daadwerkelijk gebruik maakt van het plangebied, zou de soort in de omgeving kunnen voorkomen. Deze soort is echter niet gevoelig voor verstoring door geluid.

Overige vogelrichtlijnsoorten hebben hun leefgebied op grotere afstand van het plangebied, waar geen toename van geluid optreedt als gevolg van het project. Er is daarom geen sprake van een negatief effect.

Conclusie voortoets

Als gevolg van de realisatie van de Unilocatie aan de Wachtelenbergweg te Epe zal er geen sprake zijn van (significant) negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Veluwe.

Door de verkeersaantrekkende werking heeft het voornemen een zeer kleine toename van stikstofdepositie als gevolg, die echter zo klein is dat deze geen ecologische gevolgen zal hebben. Daarnaast is er tijdelijk sprake van enige verstoring door geluid tijdens werkzaamheden. Er is echter geen sprake van significante verstoring.

Er is geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

Benadrukt wordt dat verstoring van broedende vogels vanuit de Flora- en faunawet niet is toegestaan.

Conclusie

De aanwezige natuurwaarden (soorten en gebiedsbescherming) in en om het plangebied vormen geen belemmering voor de geplande ontwikkeling van de Unilocatie mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Dit betreft het herinrichten van de bomenstructuur ten behoeve van de vliegroute van vleermuizen. Eveneens zal de verlichting van het plangebied en in de directe omgeving aangepast moeten worden op de aanwezigheid van deze vleermuizen. Hierdoor kan verstoring van de vleermuizen worden voorkomen. Conform de Flora en Faunawet mag het kappen van bomen mag niet in het broedseizoen plaatsvinden. Dit geldt eveneens voor het verstoren van broedvogels door middel van geluid.