Plan: | Arkemeenseweg 6a, Oene |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.BG077Arkemeens6a-OWP1 |
Op het perceel Arkemeenseweg 6a is een bedrijf met bijhorende bedrijfswoning aanwezig. Het bedrijf betreft een opslag ten behoeve van landbouwmachines. De eigenaar van het perceel heeft het voornemen de aanwezige loods op het terrein uit te breiden met circa 260 m2 zodat al het aanwezige materieel binnen opgeslagen kan worden. Op het perceel is in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' een aanduiding opgenomen met een maximum bebouwd oppervlak dat is vastgelegd op 890 m2. De loods en de overige aanwezige bebouwing zijn in totaal 890 m2 bij elkaar, waardoor de loods niet verder uitgebreid kan worden. In artikel 5.5 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe is een regeling opgenomen waarmee dit maximaal bebouwd oppervlak met 30% uitgebreid kan worden door middel van een wijzigingsplan. Hierdoor wordt de realisatie van de loods mogelijk gemaakt.
Dit wijzigingsplan voorziet in de uitwerking van bovengenoemde regeling.
Het plangebied ligt ongeveer 1 kilometer ten westen van de kern Oene, in het buitengebied van de gemeente Epe. In het plangebied is op het moment een agrarisch ondersteunend bedrijf aanwezig. Het plangebied wordt omringd door agrarische gronden.
Op de onderstaande afbeelding is de luchtfoto met daarop het plangebied weergegeven.
Luchtfoto met plangebied (rood omlijnd)
De toelichting van dit bestemmingsplan is op de volgende wijze opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de huidige en de toekomstige situatie op het plangebied weergegeven. Daarbij is ook het vigerende bestemmingsplan weergegeven. In hoofdstuk 3 is het plan getoetst aan de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid welke in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen. Hoofdstuk 4 beschrijft de randvoorwaarden en de conclusies van de onderzoeken die rondom het voorliggende initiatief zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de regels van dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt in het agrarisch gebied van de gemeente Epe. In het plangebied is een agrarisch ondersteunend bedrijf aanwezig. Op de locatie worden landbouwwerktuigen opgeslagen welke ingezet worden op de omliggende agrarische gronden. Op het perceel is een bedrijfswoning aanwezig.
Het plangebied wordt aan de oostzijde ontsloten door de Arkemeenseweg. De Arkemeenseweg sluit aan op de kruising van de Oenerweg en de Eperweg, een belangrijke ontsluitingsweg in het gebied. Om het plangebied heen liggen agrarische gronden.
Op de onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van het plangebied weergegeven.
Plangebied gezien vanaf de weg
Uit te breiden loods
Opstal tussen woning en loods
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld op 23 maart 2017. In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf. In de noordwestelijke hoek van het plangebied is een archeologische dubbelbestemming aanwezig. Daarnaast is er op het plangebied een aanduiding maximaal bebouwingsoppervlak van 890 m2 aanwezig.
Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede van het bestemmingsplan met plangebied (Rood omlijnd)
De initiatiefnemer heeft het voornemen om de aanwezige loods op het perceel uit te breiden. Zowel aan de oost- als de westzijde zal een stuk aan de loods worden aangebouwd. De loods zal daarbij tegen de bedrijfswoning aangebouwd worden. Om dit mogelijk te maken wordt er bestaande bebouwing vlak achter de woning verwijderd. De activiteiten die de initiatiefnemer in de bestaande situatie mag uitvoeren blijft hij ook in de toekomst uitvoeren.
Op de onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van de oude en de nieuwe situatie weergegeven.
Vooraanzicht en plattegrond loods in bestaande situatie
Vooraanzicht en plattegrond loods in nieuwe situatie
Plattegrond van de nieuwe situatie.
In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat het plan voldoet aan de voorwaarden welke in de wijzigingsbevoegdheid worden weergegeven. De voorwaarden om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken zijn opgesomd in Artikel 5.5 van het bestemmingsplan Buitengebied Epe. De voorwaarden luiden als volgt:
Hieronder wordt per voorwaarde uitgewerkt hoe het plan hieraan voldoet.
Het bedrijf grenst aan de bestemming agrarisch
Aan deze voorwaarde wordt voldaan. In het vigerende bestemmingsplan is het merendeel van de omliggende gronden als agrarisch bestemd. Zie hiervoor ook de onderstaande afbeelding.
Het bedrijf hoofdzakelijk ten behoeve van de agrarische sector werkt en heeft aangetoond een
duurzaam toekomstperspectief te hebben
Het bedrijf slaat landbouwmachines op in de betreffende loods op het perceel. Daarmee vormt het bedrijf een ondersteunende faciliteit voor de agrarische sector.
Door de uitbreiding van de schuur wordt het bedrijf toekomstbestendig gemaakt en kan het inspelen op nieuwe toekomstige ontwikkelingen.
Het bedrijf is in staat om gedurende een langere periode nog draaiend te blijven. Het bedrijf heeft een lokaal verzorgingsgebied, maar levert voldoende resultaat op. Daarnaast is er potentiële opvolging in beeld wanneer de huidige eigenaar besluit het werk neer te leggen.
Door de bedrijfseigenaar is tevens een bedrijfsplan opgesteld waarin het duurzame toekomstperspectief verder wordt aangetoond. Dit plan is te vinden in Bijlage 5.
De cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden
aangetast
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Voor de uitbreiding van de loods worden geen natuurwaarden verwijderd. De landschappelijke waarden worden minimaal aangetast doordat de uitbreiding parallel loopt aan de huidige kavelstructuur. Verdere landschappelijke waarden worden gewaarborgd door een landschappelijk inpassingsplan zie Bijlage 3.
De landschappelijke inpassing is gewaarborgd
Ten behoeve van dit plan is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit plan is te vinden in Bijlage 3.
Het gebruik van aangrenzende gronden niet wordt geschaad.
De uitbreiding van de loods voorziet niet in beperkingen op de omliggende agrarische gronden. Daarnaast voorziet de uitbreiding van de loods niet in nieuwe hinder of beperkingen in de omliggende woonbestemmingen.
Voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Op het perceel is aan de oostzijde voldoende ruimte over om een aantal parkeerplaatsen te realiseren. De landbouwmachines worden vanzelfsprekend in de loods opgeslagen. Een verdere uitwerking is opgenomen in paragraaf 4.7.
Kader
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Ter plaatse van deze nieuwe ontwikkelingen is bodemonderzoek uitgevoerd in respectievelijk 1995 en 2008.
De bodem is, op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken, potentieel verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging met asbest als gevolg van de in 1995 aangetroffen puinresten in de bodem.
In 2011 is de betreffende bovengrond echter afgegraven en vervangen door gecertificeerd menggranulaat. Om deze reden zijn de destijds gemelde resultaten over asbest niet meer relevant. Tevens is aanvullend onderzoek ter plaatse van het menggranulaat niet noodzakelijk.
Beschikbare bodemonderzoeken
De volgende bodemonderzoeken zijn beschikbaar:
Op de locatie zijn de volgende bodem onderzoeken uitgevoerd.
Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Hogeveld, datum 20 juni 2008 met kenmerk HA-05775.
Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Tauw, datum 1 mei 1995 met kenmerk R3418383.H01/HWP/IHU
Resultaten van de bodemonderzoeken:
GROND
De bovengrond is licht verontreinigd met PAK en minerale olie De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen.
GRONDWATER
Het grondwater is in 1995 plaatselijk licht verontreinigd met chroom. Tijdens het onderzoek in 2008 is het grondwater niet verontreinigd met de onderzochte stoffen.
ASBEST
Zintuiglijk zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. In de bodem zijn tijdens het onderzoek in 1995 puinresten aangetroffen. Dit is een mogelijke indicatie op het voorkomen van asbest in de bodem. Analytisch is asbest niet onderzocht.
Randvoorwaarden
Bij de realisatie van de aangevraagde bestemming dient met de volgende randvoorwaarden rekening te worden gehouden
Bodemonderzoek
Voor de realisatie van het bouwwerk dient een omgevingsvergunning, activiteit bouwen te worden aangevraagd. Indien het bouwwerk bestemd is voor het verblijf van mensen is ook in dit kader de uitvoering van een bodemonderzoek verplicht.
Een uit te voeren bodemonderzoek moet aan de volgende eisen voldoen:
Er dient een vooronderzoek op basisniveau conform NEN 5725 te worden uitgevoerd, met aandacht voor asbest. Dit onderzoek moet worden gevolgd door een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Verder dient er, als blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem, een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 te worden uitgevoerd.
Grondverzet
Voor grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit heeft de gemeente Epe beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
N.B. Een partij grond die na 1 oktober 2019 wordt toegepast, moet volgens het 'Tijdelijk handelingskader voor hergebruik PFAS houdende grond en baggerspecie' (Ministerie van I&M, 8 juli 2019) bij hergebruik ook gekeurd zijn op PFAS (poly- en perfluoralkylstoffen). Omdat deze stoffen niet zijn opgenomen in de bodemkwaliteitskaart, kan de kaart vanaf deze datum niet meer als bewijsmiddel worden gebruikt voor het toepassen van grond.
Momenteel is een nieuwe nota bodembeheer met bodemkwaliteitskaarten in voorbereiding. Hierin wordt naar verwachting ook PFAS opgenomen. Het streven daarbij is dat medio 2020 de nieuw nota bodembeheer (inclusief bodemkwaliteitskaarten) gereed is.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de wijziging van de bestemming.
Kader
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.
Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Onderzoek
Voor het plan is er een ecologische quickscan uitgevoerd. De volledige quickscan is opgenomen in Bijlage 1. Uit de inventarisatie blijkt dat er geen beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Wel wordt er aanbevolen om rekening te houden met broedvogels, en om deze reden de voorgenomen ontwikkeling niet in het broedseizoen plaats te laten vinden.
Tevens is ten behoeve van het initiatief een stikstof berekening met het programma Aerius uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de ontwikkeling niet voorziet in een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Het dichtstbij gelegen natuurgebied ligt op circa 3 kilometer afstand van het plangebied.
Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Het wijzigingsplan maakt geen bouw van geluidsgevoelige objecten, zoals woningen mogelijk. Tevens blijkt uit paragraaf 4.7 dat het bedrijfsgebouw niet een extra verkeersaantrekkende werking heeft. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Kader
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht worden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 ug/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan aan deconcentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Situatie plangebied
Het voorgestelde bouwplan kan gezien worden als een 'nibm' project. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' is in het plangebied reeds een bedrijf toegestaan. Daarom hoeft er niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Situatie plangebied
Hieronder is een uitsnede van de risicokaart (www.risicokaart.nl) opgenomen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen.
Uitsnede risicokaart. Plangebied rood omlijnd.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Waterplan provincie Gelderland
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema's zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2007 en 2015 er liggen. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21).
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec. 2009).
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem/Veluwe
In de Waterbeheersplannen 2010 - 2015 hebben beide Waterschappen hun ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is op 24 mei 2019 beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Het wateraspect vormt geen belemmering voor het initiatief.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Situatie plangebied
Dit plan maakt de uitbreiding van een loods op het perceel Arkemeenseweg 6a mogelijk. De Arkemeenseweg ontsluit het perceel. De uitbreiding van de loods voorziet in een minimaal aantal extra verkeersbewegingen. De Arkemeenseweg en de overige omliggende wegen kunnen dit extra aantal verkeersbewegingen op een goede manier verwerken.
Op het terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Aan de oostzijde van het perceel is voldoende ruimte voor het parkeren van auto's voor werknemers. Zie hiertoe tevens de onderstaande situatieschets.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit initiatief. Mocht extra gebruik leiden tot aanvullend onderhoud aan de Arkemeenseweg dan zijn de kosten voor de initiatiefnemer.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
Aan de westzijde is in het vigerend bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming aanwezig. De uitbreiding van de loods vindt niet plaats binnen deze dubbelbestemming. Er is geen verdere onderzoeksverplichting voor het aspect archeologie opgenomen in het plangebied. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Er worden geen monumenten aangetast door de realisatie van dit project. De landschappelijke cultuurhistorische waarden worden gewaarborgd door middel van een landschappelijk inpassingsplan. Dit plan is te vinden in Bijlage 3.
Kader
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Plangebied
Het gevestigde bedrijf betreft een stalling voor landbouwvoertuigen en valt daarmee onder categorie 2 van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering. Dit houdt in dat er minimaal een afstand van 30 meter gehouden moet worden tot de eerste gevoelige functie. Deze vereiste afstand wordt tot de eerste gevoelige functie niet gehaald in de huidige situatie. Ook in de toekomstige situatie zal de afstand niet behaald worden. De opslag van machines zal in de toekomstige situatie inpandig gebeuren waardoor de milieubelasting op de omgeving af zal nemen.
Er is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van het bedrijf op de omliggende woningen voor de nieuwe situatie. Het bedrijf dient te voldoen aan de geluidnormen, zoals deze zijn gesteld in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.
Conclusie
Er wordt niet voldaan aan de richtafstand bedrijven en milieuzonering in de huidige en de toekomstige situatie. In de toekomstige situatie wordt de milieubelasting verminderd waardoor de situatie verbeterd.
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied Epe, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 maart 2017 (identificatienummer NL.IMRO.0232.BG028Buitengebied-VBP1). Deze regeling is van toepassing verklaard op het onderhavige plan.
De verbeelding omvat de ter plaatse geldende enkelbestemming 'Bedrijf - Agrarisch dienstverlenend bedrijf', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5', en de maatvoering 'maximaal bebouwingsoppervlak 890 m2.
Op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is er een grondslag voor het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verhalen van kosten van de grondexploitatie. De plankosten zijn verhaald op de initiatiefnemer in de vorm van leges. Tevens is er een planschade overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Daarnaast zijn de onderzoeken door de initiatiefnemer zelf betaald.
Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerp van het wijzigingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het definitief vast te stellen wijzigingsplan.
Tevens heeft de initiatiefnemer het plan aan de buurt voorgelegd in het kader van participatie. Een verslag hiervan is bijgevoegd in bijlage 4.