| Plan: | Landgoed Welna |
|---|---|
| Status: | voorontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0232.BG041LgWelna-VOB1 |
Voorliggend bestemmingsplan Landgoed Welna voorziet in een partiële herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied uit 2005 en de 4e partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied uit 2009 van de gemeente Epe. Doel van de herziening is om Landgoed Welna enige ontwikkelingsruimte te bieden zodat het landgoed ook in de toekomst in staat zal zijn (financieel) zelfstandig te functioneren. De uitdaging ligt daarbij in het feit dat het landgoed volledig is begrensd binnen het Gelders Natuur Netwerk (GNN) met de functie Natuur en volledig is begrensd als onderdeel van het Natura 2000 gebied Veluwe. Gevolg daarvan is dat nieuwe ontwikkelingen of uitbreiding van bestaande functies terughoudend worden benaderd.
De wens om het landgoed duurzaam als ruimtelijke eenheid in stand te houden op basis van enkele nieuwe economische dragers zodat het landgoed zoveel mogelijk (financieel) zelfstandig kan zijn is in eerste instantie uitgewerkt in het Masterplan voor Landgoed Welna dat in 2009 is opgesteld. Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is de duurzame instandhouding van het landgoed als een zelfstandige en zelfvoorzienende economische en functionele eenheid. In het Masterplan gaan economische draagkracht en landschappelijke kwaliteit samen in een duurzaam, multifunctioneel en aantrekkelijk landgoed met bosbouw, wonen, zorg, recreatie en educatie als economische en functionele dragers.
In reactie op het door Landgoed Welna ingediende principe verzoek heeft de gemeente waardering uitgesproken voor de evenwichtige opbouw en benadering in het Masterplan. Wel stelt de gemeente als randvoorwaarde dat de rode ontwikkelingen op het landgoed niet ten koste mogen gaan van de groene kwaliteiten. Naar aanleiding van deze reactie zijn de ambities uit het Masterplan op een aantal punten bijgesteld en heeft ook een uitwerking plaatsgevonden in onder meer een Beeldkwaliteitplan, een Ontwikkelingsvisie, een Natuur Effect Boekhouding en een Ruimtelijke Onderbouwing. Dit bestemmingsplan beoogt ruimte te bieden voor de door Welna gewenste ruimtelijke ontwikkelingen die in de diverse stukken zijn beschreven. Tevens vormt dit bestemmingsplan de onderbouwing van de manier waarop rekening is gehouden met de kaders zoals die vanuit de natuurregelgeving en overige beleidskaders gelden.
Concreet bestaan de plannen uit:
Deze aanpassingen en ontwikkelingen krijgen een plek in dit bestemmingsplan. Voorliggende partiële herziening biedt daarmee het samenhangende kader waarbinnen de beoogde ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Buiten deze ontwikkelingen is het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard.
Het plangebied beslaat het totale grondgebied van landgoed Welna. Landgoed Welna ligt binnen de gemeente Epe, ten westen van de kern van Epe (afbeelding 1). Het bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en een verbeelding. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de RO – standaarden 2012.
Het bestemmingsplan heeft een globaal karakter waarbij binnen de verschillende bestemmingen de belangrijkste structuurbepalende elementen zijn vastgelegd en binnen aangegeven kaders enige ruimte wordt gelaten voor een nadere invulling. De regels ten aanzien van beeldkwaliteit zijn vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan Landgoed Welna dat als Bijlage 1 deel uitmaakt van de regels van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1: ligging plangebied ten opzichte van de kern Epe
bron: Google earth
De planologische regeling binnen het plangebied wordt beheerst door het Bestemmingsplan Buitengebied 2005 (vastgesteld 23 juni 2005) en de 4e planherziening bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld op 4 juni 2009). Het bestemmingsplan Landgoed Welna heeft tot doel om de integrale visie en ontwikkelingen zoals beschreven in de Ontwikkelingsvisie voor Landgoed Welna en verder uitgewerkt in de Ruimtelijke Onderbouwing te verankeren in één planologische regeling.
De beoogde ontwikkelingen betreffen een integraal pakket aan maatregelen, die niet alleen meerwaarde geven aan het landgoed, maar ook maatschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en economische meerwaarde hebben. De plannen zullen gefaseerd worden uitgevoerd, maar dragen allen bij aan de beoogde kwaliteitsverbetering van het totale landgoed. Om die reden is gekozen voor een integrale benadering in dit bestemmingsplan.
De beschreven 'groene' ontwikkelingen kunnen grotendeels binnen de vigerende regeling worden gerealiseerd. De 'rode ontwikkelingen' bestaande uit de bouw van een hoofdhuis, het uitbreiden van de bestaande zorghoutvesterij en de gewenste flexibiliteit in het gebruik van de bestaande (woon)gebouwen binnen het landgoed en de verplaatsing van het natuurkampeerterrein en de verplaatsing en aanleg van een eigen begraafplaats voor de familie vergen een aanpassing van het bestemmingsplan. Ter compensatie van de extra bebouwing zal 7,7ha landbouwgrond worden bestemd als natuur; ook dit wordt in het bestemmingsplan geborgd.
Na deze algemene inleiding zal in de komende hoofdstukken aandacht worden besteed aan: de bestaande situatie (hoofdstuk 2), de beoogde ontwikkelingen (hoofdstuk 3), het ruimtelijk Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid (hoofdstuk 4), het cultuurhistorisch kader (hoofdstuk 5), het natuurkader (hoofdstuk 6), de milieuhygiënische aspecten (hoofdstuk 7). Vanwege de status als TOP-gebied zijn de water aspecten ondergebracht in een apart hoofdstuk (hoofdstuk 8). De wijze waarop de beoogde ontwikkelingen en de bestaande situatie in dit bestemmingsplan zijn vertaald naar regels en de plankaart is opgenomen in hoofdstuk 9. Het economisch en maatschappelijk kader zijn ten slotte beschreven in respectievelijk hoofdstuk 10 en 11.
De Veluwe kent een lange bewoningsgeschiedenis. Er zijn aanwijzingen van bewoning die teruggaan tot in de Oude Steentijd. De eerste vormen van landbouw kwamen rond 5000 vChr. voor waarbij met name de eenvoudig te bewerken zandgronden op de stuwwal vanaf 2000 vChr. bewoond werden. Binnen de grenzen van landgoed Welna zijn meerdere grafheuvels en resten daarvan uit de Klokbekercultuur te vinden. Hoewel deze geen relatie hebben met de structuren van landgoed Welna, vormen het wel belangrijke archeologische elementen.
Het landschap van de Veluwe is ontstaan uit de geologische processen uit het Pleistoceen, dat werd kenmerkt door een afwisseling van warme en koude perioden waarin ons land grotendeels bedekt was door ijs. De aangroei en afsmelting van dit landijs veroorzaakte sterke fluctuaties van de zeespiegel en bracht in ons land aanzienlijke verschuivingen van de kustlijn en het afzettingspatroon van de rivieren teweeg. Langs het landijsfront werden diepe glaciale bekkens gevormd en werden delen van de ondergrond door het ijs opgestuwd.
Het plangebied maakte in het Saalien tijdperk deel uit van de stroomgebieden van de Rijn en de Maas. Tijdens het Saalien werd het noordelijke deel van Nederland bedekt door een ijskap die zijn oorsprong had in Scandinavië. Door de komst van het landijs werden de Rijn en ook de Maas verlegd in westelijke / zuidelijke richting. Door de beweging en het grote gewicht van het ijs werden de eerder afgezette zand- en grindpakketten opgestuwd naar het front en de flanken van de gletsjers. In de verschillende stadia van opstuwing ontstonden vooral in Midden Nederland hoge stuwwallen, waaronder de stuwwal van de noordelijke en die van de oostelijke Veluwe.
In de periode daarna was het vrij warm in Nederland waardoor het ijs verdween en Nederland grotendeels onder de zeespiegel kwam te liggen. De vegetatie bestond in die periode vooral uit berken en later uit uitgestrekte dennenbossen. Weer later nam het gemengde eikenbos in omvang toe. Toen het tegen het einde van het Eemien-tijdperk weer kouder werd namen spar en den weer belangrijke plaatsen in de vegetatie in. Gedurende het Pleni Glaciaal was het zo koud en droog dat vegetatie vrijwel geheel verdween uit de landschappen en kreeg erosie de ruimte. In het open zandige pleniglaciale landschap verstoof veel zand dat zich over grote delen van de Gelderse Vallei, de Graafschap en Salland afzette in een afwisseling met lemige lagen (oude dekzandafzettingen). Zie afbeelding 2 voor de bodemsituatie.
Afbeelding 2: gemorfogenetische- en bodemkundige landschappen kaart (rood= stuwruggen, geel= stuifzand, beige = stuwwal glooiing, groen = erosiegeul
bron: RAAP - rapport 1623 Onderzoeksgebied Groot Soerel
Op de flanken van de stuwwallen van de oostelijke en noordelijke Veluwe werd in het Laat Glaciaal plaatselijk Jong Dekzand afgezet. Langs de lage flanken van de stuwwallen gebeurde dit in hoge lintvormige duinenreeksen (klippen). Opvallend is dat deze met name langs de lage flanken en poorten van de stuwwallen voorkomen, bijvoorbeeld in de Laagte van Welna. Vanaf de 10e en 11e eeuw vonden grootschalige zandverstuivingen plaats als gevolg van de toegenomen bevolking waardoor ook de 'woeste gronden' in ontginning werden genomen. Door intensief gebruik raakten de arme gronden snel uitgeput en ontstonden zandverstuivingen op de plaats waar eerder vegetatie had gestaan.
Vanaf de Late Middeleeuwen ontstonden op de flanken en langs de voet van de stuwwal door plaggenbemesting dikke en uitgestrekte plaggendekken op de essen of enken. Uit de historische kaart (afbeeldingen 3 en 5) blijkt dat Welna tot aan zijn ontstaan in 1848 bestond uit zand en heide (woeste gronden).
De grondwatertrappen van de bodem zijn overal VII, zeer droog. Dit is kenmerkend voor de Veluwe. Binnen de grenzen van landgoed Welna zijn geen beken of sprengen aanwezig. Wel is nog een erosiegeul aanwezig, die als groene lijn op afbeelding 2 zichtbaar is.
Landgoed Welna is rond 1848 / 1849 gevormd door dr. C.H.D. Buys Ballot en diens oom L.F. Ballot die ongeveer 359 ha heidegrond opkocht en later uitbreidde tot 522ha. Anders dan op de meeste traditionele landgoederen kent Welna geen centraal hoofdhuis. Daardoor ontbreekt ook een duidelijke hoofdentree. De kern van het landgoed bestaat uit een woon-enclave van boerenhoeves en boswoningen in een zone van (deels vervallen) parkachtig bos. Rond de kleine boerderijen lagen akkerkampen, die waren omzoomd door eikensingels en zodoende van verre herkenbaar waren (zie afbeelding 3).
Deze boerderijtjes waren grotendeels zelfvoorzienend. Er werden geiten, varkens en schapen gehouden en voorts werd op het bouwland rogge, boekweit en spurrie verbouwd. Daarnaast was er een belangrijke plaats voor schapen. Dagelijks werden zo'n 1000 schapen vanaf diverse schaapskooien via schaapsdriften naar de heide gebracht. Naast schapen bewezen varkens tijdenlang hun nut voor het landgoed; zij werden ingezet om de humus waarmee een goede voedingsbodem ontstond voor nieuwe bospercelen. Daarnaast werden inkomsten gegenereerd met het mesten van de varkens. Buiten de schapen en varkens heeft landbouw nooit echt een rol van betekenis gespeeld.
Afbeelding 3: overzichtskaart ruimtelijke structuren landgoed Welna,
bron: BKP Landgoed Welna, adviesbureau Haver Droeze
Inmiddels is op een groot aantal plaatsen de bebouwing verdwenen, zoals de oude Martha's hoeve bij het grote huis Welna, de Zandheuvel op de kruising van de Gortelseweg en de Kromme Weg en de hoeve West Raven, waarvan de bakstenen door Buys Ballot hergebruikt zijn bij de oprichting van de buitenplaats West Raven.
Rondom de hoeves en woningen zijn hier en daar nog kleinschalige agrarische percelen terug te vinden die nu op een natuurlijke wijze worden beheerd als grasland. Deze agrarische enclaves worden onderling verbonden door de Kromme Weg. Ook heeft een deel van de agrarische percelen plaatsgemaakt voor bos. Een groot gebied ten westen van de Josina's Hoeve is met name tijdens de Tweede Wereld Oorlog in gebruik geweest als akker (zie afbeelding 4 en 5).
Afbeelding 4: Josina's Hoeve met rondom weidepercelen,
bron: adviesbureau Haver Droeze
Rond enkele percelen zijn nog altijd restanten te vinden van de oude houtwallen, die de akker of dierenweiden oorspronkelijk beschermden tegen wind en stuifzand van de omliggende woeste gronden of die langs een schaapsdrift, dienden ter geleiding van de schaapskuddes. Op enkele delen van het landgoed zijn parkachtige bosstructuren te vinden; herkenbaar door slingerende paden en de aanwezigheid van oude loofbomen. De agrarische enclave wordt omsloten door productiebos. Daarachter begint een glooiend heidegebied met de karakteristieke Tepelberg, restanten van de ooit woeste stuifzandgebieden.
Het grootste deel van Welna werd voor de bosbouw gebruikt. Er werd op grote schaal Grove Den ingeplant die met mathematische precisie werd doorsneden met kaarsrechte paden. De enige opvallende uitzondering op dit patroon is de Kromme Weg, die door het landgoed slingert, waarschijnlijk een relict uit vroegere tijden. Rond 1870 werden grote delen van het landgoed ontbost vanwege de hoge houtprijzen in die tijd.
Na de dood van dr. Buys Ballot werd het landgoed op een openbare veiling verkocht aan mr. Egbert Bavink ten Cate en zijn vrouw Maria (tante Mimi), die meer dan een halve eeuw bepalend zou zijn voor het gezicht van Welna. Na het overlijden van Bavink ten Cate in 1927 werd het beheer van het landgoed overgenomen door Egbert Gorter, neef van tante Mimi. De bosbouw veranderde naar de tijdsgeest van karakter. Na 1975 werden meer gemengde beplantingen aangelegd. Ook deden exoten als lariks, douglas en fijnspar hun intrede.
Nadat het landgoed in 1929 als één van de eerste landgoederen in Nederland onder de Natuurschoonwet werd gerangschikt, werd het landgoed in 1949 een familiebedrijf in de vorm van een NV, later BV, waarmee men beoogde een meer professionele, op continuïteit gerichte structuur te creëren. Na het overlijden van de heer Egbert Gorter in 1956 slaagt de huidige generatie van eigenaren (derde en vierde generatie) erin om economische waarden hand in hand te laten gaan met ecologische waarde.
Door de jaren heen is het beheer ontwikkeld tot geïntegreerd bosbeheer, mede onder invloed van de economische ontwikkelingen, maar ook door schades als gevolg van storm waardoor de kwetsbaarheid van monocultuur in bossen pijnlijk duidelijk werd. Welna is nog altijd een voorloper in nieuwe bosbouwkundige ontwikkelingen. In 2005 is Welna BouwHout BV opgericht om vanuit het rondhout houten gebouwen en onderdelen hiervoor te gaan maken. Het produceren van gecertificeerd (FSC®) hout als mooie en duurzame grondstof blijft ook in de toekomst een belangrijke pijler voor het landgoed.
Afbeelding 5: ontwikkeling van Landgoed Welna aan de hand van kaarten uit 1850, 1900 en 1957
bron: www.watwaswaar.nl
Vanwege het feit dat er steeds minder (overheids)middelen beschikbaar zijn voor natuur en de inkomsten uit de bosbouw onzeker zijn door afhankelijkheid van internationale ontwikkelingen is naast de houtbouw gezocht naar extra economische dragers. Deze zijn gezocht en gevonden in een samenwerking met zorgorganisatie ('s Heeren Loo). De ruimte en de verbinding met de natuur waren voor 's Heeren Loo een belangrijke voorwaarde voor de samenwerking waarbij cliënten van de zorginstelling dagbesteding wordt geboden in de vorm van bosverzorgingswerkzaamheden en houtbewerking. Deze activiteiten vinden plaats in de zorghoutvesterij (zie afbeelding 6).
Voor de toekomst heeft Welna de wens en de ambitie om haar maatschappelijke rol uit te bouwen - in aansluiting op de bestaande houtbouwactiviteiten. Welna wil daarom ruimte te bieden aan verschillende elkaar versterkende maatschappelijke activiteiten op het gebied van natuurbeheer, houtbouw, zorg gerelateerd wonen en werken. Deze functies dienen tevens als economische drager onder het landgoed. Deze plannen zijn verder uitgewerkt in de Ontwikkelingsvisie Welna (Bijlage 3).
Teneinde ruimte te kunnen bieden aan deze functies is renovatie van de bestaande bebouwing op Welna noodzakelijk. Daarnaast voorzien de plannen ook in (bescheiden) uitbreiding van de bebouwing. Deze plannen en gebruiksmogelijkheden worden met dit bestemmingsplan planologisch verankerd.
Afbeelding 6: de zorghoutvesterij aan de Soerelseweg 11
bron: Adviesbureau Haver Droeze
Vermeldenswaardig is het feit dat één van de eerste ANWB rijwielpaden over het landgoed loopt: het fietspad van Vierhouten naar Tongeren. Ook het bestaande natuurkampeerterrein was één van de eerste ANWB campings in Nederland. Het terrein wordt nog altijd gebruikt als natuurkampeerterrein (zie afbeelding 7). Daarnaast wordt het gebruikt als terrein voor groepskamperen voor bijzondere doelgroepen (natuureducatie en opvang voor kinderen met een bijzondere zorgvraag).
Afbeelding 7: het groepskampeerterrein op Welna
bron: Adviesbureau Haver Droeze
In de praktijk blijkt het mengen van ongelijksoortige groepen op hetzelfde (bestaande) natuurkampeerterrein tot ongewenste confrontaties te leiden. Om die reden is het de wens om de maatschappelijke recreatieve voorzieningen binnen het landgoed ruimtelijk te kunnen scheiden.
Uiteraard worden de bossen en de heidegebieden en de daarin aanwezige routestructuren van Welna al gebruikt voor extensief recreatie medegebruik (wandelen en fietsen). Vanuit het geïntegreerd bosbeheer wordt ingezet op kwalitatieve groene verbeteringen in de vorm van duurzaam bosbeheer, herstel van de aanwezige erosiegeul, parkboselementen en schaapsdriften. Deze ontwikkelingen komen zowel ten goede aan de natuur en het landschap, als aan de beleving van cultuurhistorische waarden en daarmee de aantrekkelijkheid van het gebied voor recreanten.
Welna is ontstaan op de zandgronden en heidegebieden die zijn ontstaan in het Pleistoceen. Tot het ontstaan van landgoed Welna bestond het gebied voornamelijk uit zand en heidegebied. Landgoed Welna is gevormd door dr. C.H.D. Buys Ballot en zijn oom L.F. Ballot. Het landgoed is vooral functioneel in opzet vanwege zijn oorsprong als ontginningslandgoed ten behoeve van bosbouw; een hoofdhuis en kenmerkend entree ontbreken.
Binnen het landgoed is een aantal hoeves en woningen aanwezig; sommigen met kleinschalige agrarische percelen. De hoeves en woningen zijn onderling verbonden door de Kromme Weg, een belangrijke ruimtelijke structuurdrager binnen het landgoed. Hoewel landbouw nooit een rol van betekenis heeft gespeeld voor het landgoed, hebben geiten, varkens en met name schapen wel een rol gespeeld in het beheer van de gronden. Er resteert nog een aantal schaapsdriften, dat daaraan herinnert.
Nog altijd is bosbouw en het daaraan gerelateerde product Welna BouwHout een belangrijke economische drager voor het landgoed. Het landgoed was en is nog altijd voorloper op het gebied van (geïntegreerd) bosbeheer. Vanwege het feit dat er steeds minder (overheids)middelen beschikbaar zijn voor natuur en de inkomsten uit de bosbouw onzeker heeft Landgoed Welna behoefte om, voortbouwend op de bestaande houtbouwactiviteiten en de zorg(houtvesterij), extra economische dragers te ontwikkelen. Welna heeft de wens en de ambitie om haar maatschappelijke rol uit te bouwen, door ruimte te bieden aan verschillende elkaar versterkende maatschappelijke activiteiten op het gebied van natuurbeheer, houtbouw, zorg gerelateerd wonen en werken. Deze functies dienen tevens als economische drager onder het landgoed en scheppen bovendien nieuwe werkgelegenheid.
Ten slotte speelt ook extensief recreatief medegebruik een rol binnen het landgoed. Het bestaande natuurkampeerterrein wordt door verschillende groepen gebruikt voor maatschappelijk recreatief / educatief gebruik.
Teneinde ruimte te kunnen bieden aan de verschillende (maatschappelijke) functies is renovatie van de bestaande bebouwing op Welna noodzakelijk. Daarnaast voorzien de plannen ook in (bescheiden) uitbreiding van de bebouwing. Deze plannen en gebruiksmogelijkheden worden met dit bestemmingsplan planologisch verankerd. De plannen en de relatie met het vigerende beleid zijn uitgewerkt in de volgende hoofdstukken.
Bosbouw is al decennia lang de belangrijkste bron van inkomsten voor landgoed Welna. Na de Tweede Wereld Oorlog was de ontwikkeling gericht op schaalvergroting. Kleinschalige activiteiten werden te duur; als gevolg hiervan verdwenen ook alle bosarbeiders. In diezelfde periode werden de mijnen gesloten en de houtprijs werd afhankelijk van internationale ontwikkelingen. Door al deze ontwikkelingen kwam Welna in een overgang van ondernemen naar consolideren. Daar kwam bij dat natuur een andere rol kreeg en voormalige productiebossen werden belangrijk als recreatie- en natuurgebied.
Anno 2014 wordt het landgoed geconfronteerd met een terug tredende overheid en opdrogende subsidies voor natuurbeheer. Landgoed Welna is van mening dat zij als partner van de overheid een rol kan spelen bij het realiseren van de doelstellingen ten aanzien van recreatie en natuur door deze op de juiste plek te realiseren op een manier die past bij de kernwaarden van Welna, daarbij vanzelfsprekend rekening houdend met de cultuurhistorie en natuurwaarden.
Om dit te kunnen doen heeft Welna (planologische) ruimte gevraagd voor het vanuit de bestaande kernwaarden nieuwe economische dragers te ontwikkelen. Deze ontwikkelingen zijn beschreven in de Ontwikkelingsvisie Landgoed Welna uit 2012. Doel is om op grond van een gezonde en stabiele exploitatie van het landgoed, Welna ook voor toekomstige generaties als ruimtelijke eenheid in particulier bezit te houden en zorg te dragen voor de positieve instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuur (in lijn met Natura 2000 en het Gelders Natuur Netwerk). Welna doet dit in combinatie met het uitbouwen van haar maatschappelijke rol vanuit een samenwerking met overheden en andere betrokkenen. Aldus pakt Welna vanuit haar kant de handschoen in de omslag naar een participatiemaatschappij op.
In het Masterplan dat in maart 2009 is opgesteld in opdracht van Landgoed Welna zijn de ideeën van Welna voor de toekomst uitgewerkt ten aanzien van een aantal te ontwikkelen economische dragers binnen het landgoed (een meerjaren ontwikkelingsplan). Het Masterplan is opgenomen als Bijlage 2. De plannen gaan uit van een ontwikkeling van een aantal economische dragers in de kern van het landgoed, die tevens een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en herkenbaarheid van het landgoed (zie afbeelding 8).
De in het Masterplan beschreven plannen gaan uit van:
Welna heeft naar aanleiding van het Masterplan in 2009 een principeverzoek ingediend met de vraag medewerking te verlenen aan bovengenoemde ontwikkelingen. In haar reactie heeft de gemeente haar waardering uitgesproken voor de gekozen aanpak waarbij de beoogde functies in hun cultuurhistorisch perspectief worden geplaatst. Ook steunt de gemeente de maatschappelijke benadering van landgoedbeheer in de vorm van actieve recreatie en het concept van zorglandgoed.
De gemeente is daarbij van mening dat nieuwe ontwikkelingen altijd moeten bijdragen aan een versterking van de genoemde kwaliteiten en de continuïteit van het beheer moeten ondersteunen. Ook dienen de rode ontwikkelingen in goede verhouding te staan tot de groene ontwikkelingen en de karakteristieke kwaliteiten van het landschap te versterken. Het gegeven dat het landgoed deel uitmaakt van het Natura 2000 gebied Veluwe en de ligging in het GNN natuur maken rode ontwikkelingen binnen het landgoed tot een complexe opgave.
Afbeelding 8: Overzichtskaart Masterplan Welna:
bron: Masterplan Welna, INBO, 2009
Om die reden geeft de gemeente aan in principe in te stemmen met de gewenste ontwikkelingen. Wel dienen de rode ontwikkelingen beperkt te blijven tot het in het Masterplan beschreven 'bedrijfsgebied' en 'overgangsgebied', die samen de kern van het landgoed vormen (zie afbeelding 8, rode en blauw gearceerde gebieden). Ingrepen in dit gebied versterken het landgoedkarakter. De nieuwe bebouwing / functiewijziging is nodig als economische drager van het landschap en staat ten dienste van het landgoed, zoals natuurbeheer, houtproductie, extensieve recreatie, promotie Veluws hout en zorg. De gemeente geeft aan dat de plannen voor het 'landgoedwonen' door Landgoed Welna in heroverweging dienen te worden genomen, hetgeen ook is gebeurd.
De ideeën uit het Masterplan (maart 2009) zijn overeenkomstig de opdracht van de gemeente nader uitgewerkt in de Ontwikkelingsvisie 2012 (zie Bijlage 3) en een Ruimtelijke Onderbouwing (2013).
Grofweg kunnen drie gebieden en soorten ontwikkelingen worden onderscheiden:
De Ruimtelijke Onderbouwing (zie Bijlage 4) is de volgende stap richting het concreet uitvoeren van de voor Welna noodzakelijke ontwikkelingen en geeft een verdere precisering van de plannen, waarin wordt ingezet op de ontwikkeling van nieuwe natuur en het toevoegen van economische dragers in de vorm van maatschappelijke functies die zowel economisch als inhoudelijk bijdragen aan het landgoed. De concreet beoogde ontwikkelingen zijn in de hierna volgende subparagrafen afzonderlijk uitgewerkt.
Zoals reeds eerder beschreven, is Welna een ontginningslandgoed waarin een centraal gelegen hoofdhuis ontbreekt. Doordat een hoofdhuis ontbreekt, ontbreekt tevens een duidelijke entree naar het landgoed. De kern van het landgoed wordt gevormd door de woonenclave die ruimtelijk is verbonden door de Kromme Weg, die tevens de informele verbindingsroute vormt tussen de verschillende huizen.
In het Masterplan is nadrukkelijk de ambitie uitgesproken om de ruimtelijke identiteit, eenheid en herkenbaarheid van het landgoed te versterken door enerzijds het herstel van de Kromme Weg als ruimtelijke drager van het landgoed en daarnaast een de bouw van een hoofdhuis als centraal landgoedelement: het Houten Huis.
Het Houten Huis is geprojecteerd nabij de entree aan de noordoostzijde van het landgoed waar ook de zorghoutvesterij gevestigd is. Door het Houten Huis aan de kop van de Kromme Weg te situeren zal enerzijds de ruimtelijke relatie worden verstevigd en anderzijds zal het bepalend zijn voor de aanblik van het landgoed. Doordat het Houten Huis voor een groot deel opgebouwd wordt uit Welna Hout wordt dit gebouw als het ware het visitekaartje van het landgoed en promotie voor het gebruik van inlands bouwhout als één van de producten die het landgoed voortbrengt. Het Houten Huis krijgt een maatschappelijke functie voor ouderenzorg. Met voorliggend bestemmingsplan wordt ruimte geboden voor deze ontwikkeling.
De ruimtelijke eenheid op een landgoed wordt mede bepaald door het samenspel tussen gebouwen en gronden. Op Welna staan diverse gebouwen; de meeste woningen zijn in gebruik bij familieleden al dan niet in de vorm van permanente bewoning.
Het gaat om de volgende locaties:
Ook staat een aantal (veld)schuren binnen het landgoed. Net als de woningen hebben deze een tamelijk individueel en functioneel karakter. Sommige veldschuren zijn echter heel karakteristiek en van een hoge beeldkwaliteit. De (veld)schuren zijn gebouwd met eigen hout van het landgoed. Gedacht kan worden aan:
Van geval tot geval wordt bekeken of de BV woningen en andere opstallen verhuurt dan wel in erfpacht uitgeeft. Daarbij staat steeds voorop dat de eenheid van het landgoed niet wordt aangetast en dat het een binnen het landgoed passende functie betreft. Welna heeft de wens uitgesproken om in de toekomst ook de relatie tussen de verschillende woningen en de veldschuren te versterken. Door meer eenduidigheid te creëren in materiaalgebruik, vorm, massa en kleurgebruik ontstaat langs de Kromme Weg als ruimtelijke drager, meer samenhang tussen de verschillende (woon)erven.
In beginsel zal de huidige woonfunctie van de gebouwen worden gehandhaafd. Door de teruglopende inkomsten uit land- en bosbouw is er echter behoefte aan nieuwe economische dagers. Ontwikkeling van nieuwe 'rode' functies op de erven waar het bestaande woongebruik verdwijnt, is een mogelijkheid om de dalende inkomsten te compenseren. Concreet kan worden gedacht aan combinaties van wonen en/of werken en of maatschappelijke functies, die in overeenstemming zijn en bijdragen aan de kernwaarden van Welna. Daarbij moet worden gedacht aan sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische en algemeen maatschappelijke met het buitengebied verbonden functies dan wel daarop gerichte educatieve functies, natuur- en landschapsbeheer. Maar ook aan sociaal maatschappelijke-, therapeutische- en/of educatieve functies en/of andere vormen van duurzaam ondernemen in de vorm van milieuvriendelijke ambachtelijke bedrijven, kunstnijverheid en/of bijenhouderijen. In de regels van dit bestemmingsplan is daartoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Door het realiseren van nieuwe functies in vrijkomende gebouwen kan bovendien ruimte worden geboden aan functies die bijdragen aan de economische draagkracht van het landgoed versterkt. Enerzijds kunnen hiermee middelen worden gegenereerd om de gewenste kwaliteitsslag te realiseren. Ook levert dit financiële middelen op voor renovatie van de bestaande bebouwing, die sterk is verouderd. Als renovatie niet mogelijk is omdat het gebouw zich bijvoorbeeld niet leent voor een bepaalde andere functie, is vervangende nieuwbouw een mogelijkheid. Dit biedt tevens een kans om de beoogde kwaliteitsslag te maken.
De uitgangspunten voor de herinrichting van de erven en richtlijnen voor de uiterlijke verschijningsvorm van nieuwe bebouwing zijn uitgewerkt in het beeldkwaliteitplan Landgoed Welna. Daarin zijn naast richtlijnen ten behoeve van functieverandering, ook voorstellen gedaan voor het verbeteren van de belevingskwaliteit van het landschap en de recreatieve gebruiksmogelijkheden. Uitgangspunt daarbij is het leesbaar maken van (de geschiedenis van) het landschap en de verschillende aanwezige cultuurhistorische elementen. Een en ander is uitgewerkt in referentie- en wensbeelden. Het beeldkwaliteitplan maakt deel uit van de regels van dit bestemmingsplan als Bijlage 1.
Aangezien de inkomsten uit bosbouw en natuurbeheer onder druk kwamen te staan, heeft Welna ervoor gekozen om economische dragers onder het landgoed te verbreden op een manier die past bij het landgoed. De economische drager is gevonden in een samenwerking met zorgdienstverlener 's Heeren Loo die haar cliënten dagbesteding biedt in de vorm van bosbeheer en houtbewerking. Deze functies zijn ondergebracht in de zorghoutvesterij. Deze is gelegen naast de jachtopzichterswoning aan de Soerelseweg 9. De zorghoutvesterij is gecombineerd met een kantoor van waaruit het landgoed wordt beheerd.
Vanuit 's Heeren Loo is aangegeven dat er grote behoefte is aan meer ruimte voor de cliënten en bovendien is er de wens om cliënten op het landgoed te kunnen huisvesten zodat meer rust kan worden geboden en het aantal vervoersbewegingen afneemt. Concreet wordt gedacht aan een tweede werkschuur voor de zorghoutvesterij. Tevens is behoefte aan een ruimte voor een houtlab, houtopslag en een droogplaats in combinatie met een duurzame energievoorziening uit biomassa. Deze voorziening is in de directe nabijheid van de zorghoutvesterij geprojecteerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om de bestaande zorghoutvesterij uit te breiden met een tweede werkschuur in combinatie met begeleid wonen, een droogvoorziening en houtopslag.
In het Masterplan wordt een aantal uitspraken gedaan over cultuurhistorie in relatie tot de identiteit van een plek, die zijn fundament vindt in de tijd. Hoe ouder de plek, des te groter de identiteit en hoe dieper de verbondenheid van mensen met die plek. Juist vanuit de verbondenheid met deze plek, heeft de familie, als eigenaar van het landgoed, de wens uitgesproken om begraven te kunnen worden op het landgoed. In het bestemmingsplan Buitengebied is de wens voor een familiebegraafplaats door de gemeente reeds gehonoreerd. Bij de uitwerking van de plannen heeft de familie daarvoor een alternatieve locatie aangewezen. Deze alternatieve locatie is met dit bestemmingsplan planologisch verankerd en ontstaat een nieuwe plek, waarmee de identiteit verder zichtbaar wordt gemaakt.
Daarnaast is er ook maatschappelijk een ontwikkeling waarneembaar waarbij mensen op een andere manier begraven willen worden dan op een traditionele begraafplaats. Gelet op de kernwaarden van Welna, rust, ruimte, duurzaamheid, natuurbeleving sluit het concept natuurbegraafplaats hier naadloos op aan. De aanleg van een tweede (natuur)begraafplaats wordt dan ook gezien als een extra economische drager die aansluit bij het karakter van het landgoed en invulling geeft aan een maatschappelijke behoefte.
Op 18 december 2014 heeft de gemeenteraad van Epe de Nota begraafplaatsen Epe 2014 - 2019 vastgesteld. In de Nota Begraafplaatsen wordt vastgesteld dat groei van de capaciteit primair gevonden wordt in herontwikkeling van bestaande begraafplaatsen. Daarbij is vastgesteld dat er een maatschappelijke behoefte is aan natuurbegraven. In de Beleidsnota wordt echter aangegeven dat de ontwikkeling van een aparte natuurbegraafplaats vanwege het capaciteitsoverschot momenteel niet wenselijk is.
Daarbij heeft de raad besloten om te onderzoeken wat de consequenties zijn van een natuurbegraafplaats zowel in financiële zin als in termen van ruimtelijke ordening indien dit particulier of door de gemeente zelf wordt ontwikkeld. De uitkomsten van deze verkenning dienen bij de begroting 2015 te worden gerapporteerd. Voor de plannen van Welna heeft deze besluitvorming tot gevolg dat de uitkomsten van de verkenning moeten worden afgewacht en dat de wens om een algemene natuurbegraafplaats te realiseren nog niet in het bestemmingsplan kan worden opgenomen.
Landgoed Welna is gerangschikt onder de Natuurschoonwet (Nsw) en is grotendeels (gratis) opengesteld voor publiek. Het karakter van het landgoed leent zich niet voor grootschalige recreatieve inrichtingen. Bij het Grote Huis Welna is een therapeutisch centrum gevestigd, in combinatie met een Bed & Breakfast en een groepsverblijf.
Ook is er in de noordwesthoek een ANWB landgoedkamp ( later gewijzigd in Vrijbuitens en thans Landgoedkampen) (natuur)kampeerterrein dat mede wordt gebruikt om groepen jongeren met een bijzondere zorgvraag weekendopvang en vakantieopvang te bieden. Daarnaast wordt het kampeerterrein gebruikt door andere doelgroepen. In verband met aanhoudende overlast van vandalen is er vanuit het landgoed behoefte aan een beheerdersvoorziening in de directe omgeving van het kampeerterrein.
Direct ten zuiden is in het vigerende bestemmingsplan ruimte voorzien voor de bouw van een grazerskooi voor het beheer van de heidegebieden. In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre een combinatie van de (nog te realiseren) grazerskooi met een beheerdersvoorziening voor het kampeerterrein mogelijk en/of wenselijk is. Aangezien in de praktijk sommige doelgroepen niet samen blijken te kunnen gaan binnen de grenzen van het kampeerterrein, heeft Welna de wens uitgesproken de bestaande veldschuur / voormalige schaapskooi ten zuiden van de Josina's hoeve graag als groepsaccomodatie in gebruik te willen nemen.
Door de grazerskooi te combineren met een centrale beheerdersvoorziening kan deze een tweeledig doel dienen. Enerzijds vormt de grazerskooi een markering als één van de entrees naar landgoed Welna. Anderzijds kan hiermee het gewenste toezicht op het kampeerterrein en de toekomstige grazerskooi binnen de bestaande mogelijkheden worden gerealiseerd. Door de grazerskooi bovendien in zuidelijke richting op te schuiven kan deze als centrale voorziening dienen voor de verschillende doelgroepen recreanten en kan de rust in de te ontwikkelen heidecorridor aan de westzijde van het landgoed beter worden gehandhaafd. De beoogde ontwikkelingen ten aanzien van recreatie worden met dit bestemmingsplan planologisch geborgd.
De bossen zijn naast productiebos ook beeldbepalend voor het landgoed. Daarbij vertegenwoordigen ze bepaalde natuurwaarden. Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw worden de bossen op Landgoed Welna beheerd volgens de principes van Geïntegreerd Bosbeheer (GBB). Deze beheersvorm biedt - naast de gebruikelijke aandacht voor de productie van kwaliteitshout - nadrukkelijk ruimte voor natuurontwikkeling en bosbeleving. Volgens het principe van een meer gevarieerde bosstructuur wordt over de jaren genomen gemiddeld evenveel geoogst als de jaarlijkse aanwas. In beginsel leiden de beoogde ontwikkelingen niet tot een ander bosbeheer. Het in cultuurhistorisch opzicht meer waardevolle parkbos (De Wandelbos en het centrale gebied van het landgoed rond de Kromme Weg) krijgen extra aandacht in het beheer. In de parkbossen is het beheer naast productie ook gericht op belevingswaarde.
Als onderdeel van bovenstaande 'rode ontwikkelingen' wordt een drietal percelen dat nu nog een agrarische (ALN) bestemming heeft, omgevormd naar "Natuur" en ook als zodanig bestemd. De percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 7,55ha.
Daarnaast kan een aantal maatregelen worden getroffen in het kader van het Beheerplan Natura 2000, waarin tevens de ambities met betrekking tot een te realiseren heidecorridor, uit het project Groot Soerel, zijn geformuleerd. Deze maatregelen zijn voorzien in het zuidelijk deel van Welna dat wordt gekenmerkt door waardevolle heidegebieden. Ook vormt de heide een verwijzing naar het vroegere terreingebruik. Dit terrein wordt intensief beheerd, gericht op het behoud van de aanwezige heide en openheid.
Welna heeft de intentie om aan de westzijde van het landgoed een nieuwe heidecorridor met een oppervlakte van 53ha te ontwikkelen in het kader van het Groot Soerel project. Vanwege de hoge beheerkosten en de teruglopende subsidies is het de wens van Welna om deze ontwikkeling op te nemen in een gebiedscontract / landgoedconvenant. Hierin kunnen afspraken worden gemaakt om ruimte te bieden voor het ontwikkelen van (bij het landgoed passende) economische dragers zodat het landgoed zelf voldoende middelen kan genereren voor de instandhouding en het beheer van heideterreinen en de daarin aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen.
De ideeën en plannen voor het herstel van het heidegebied met de daarin aanwezige erosiegeul passen binnen het beleid dat is gericht op heideontwikkeling en cultuurhistorie. Ook sluit een meer op de belevingswaarde gericht beheer in De Wandelbos hier op aan. Het markeren van routes langs cultuurhistorische elementen of over historische paden maken het landgoed aantrekkelijker voor recreanten en dragen bij aan de beleving van de cultuurhistorie van het gebied. Daarbij dient te worden opgemerkt dat men de recreatie op het landgoed wil beperken tot natuurgerichte recreatie zonder publieksaantrekkende werking. Hiertoe is in dit bestemmingsplan reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voorziet in de ontwikkeling van nieuwe natuur. Hiermee is de planologische basis gelegd, zodat later sneller tot uitvoering kan worden overgegaan. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zal ook worden getoetst aan de instandhoudingsdoelen overeenkomstig het beheerplan Natura 2000 voor de Veluwe.
De gemeente Epe is van mening dat landgoederen in belangrijke mate bijdragen aan het natuurlijke en cultuurhistorisch waardevolle landschap in Gelderland. Instandhouding van deze landgoederen met als doel de instandhouding en versterking van de natuur, het landschap en cultuurhistorische waarden is daarom van groot belang. De ontwikkeling van landgoederen dient dan ook in het licht te staan van duurzame instandhouding. Voor de instandhouding van een landgoed zijn gebruiks- en belevingswaarde van groot belang. De belevingswaarde vergroot immers het maatschappelijk draagvlak voor het landgoed.
De gebruikswaarde vormt het economische draagvlak van een landgoed. Hiertoe kunnen alle economische activiteiten worden gerekend, die bijdragen aan duurzame instandhouding. Vanouds behoort productie en lokale verwerking van grondstoffen hiertoe, maar ook dienstverlening ten behoeve van maatschappelijke functies zoals wonen, zorg en recreatie vormen een steeds belangrijker economische component vanwege de inkomsten die hiermee kunnen worden gegenereerd met de erfpachtopbrengsten. Wel is daarbij van belang dat de waarden van het landgoed zich goed tot elkaar verhouden en dat de verschillende functies zodanig worden gezoneerd dat een optimale ontwikkeling van een landgoed kan worden bereikt.
In Gelderland zijn veel bestaande landgoederen begrensd als GNN vanwege hun hoge landschappelijke ecologische en cultuurhistorische waarden, die het gevolg zijn van het bestendige consistente beheer dat door de landgoederen is gevoerd. Ook is een deel van de landgoederen aangewezen als onderdeel van het Natura 2000 gebied Veluwe. Landgoed Welna met een oppervlakte van bijna 600ha ligt op de Veluwe binnen de grenzen van de gemeente Epe. Het landgoed maakt deel uit van Natura 2000 en ligt geheel binnen de grenzen van GNN - natuur. Het beleid ten aanzien van het GNN en Natura 2000 maken rode ontwikkelingen binnen landgoederen tot een complexe opgave.
Het landgoed is opgezet als bosontginningslandgoed en wordt gekenmerkt door een rechtlijnige structuur en een eerste aanleg van een parkbosgedeelte rond de aanwezige bebouwing binnen het landgoed. Op het landgoed zijn enkele waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig. De bebouwing is beperkt en beperkt van omvang. De bebouwing is verouderd en niet geschikt voor huisvesting van de voor het beheer gewenste functies.
Doel van de ontwikkelingen zoals die door Landgoed Welna zijn omschreven in de verschillende visiedocumenten is duurzame instandhouding van het landgoed als ruimtelijke eenheid én een versterking van de kwaliteiten van het landgoed. De visie van het landgoed gaat uit van kleinschalige ontwikkelingen met verschillende maatschappelijke en duurzame activiteiten die bijdragen aan het karakter en de instandhouding van het landgoed. Daarbij is niet alleen voorzien in rode ontwikkelingen, maar ook in kwaliteitsverbetering met aandacht voor cultuurhistorie, landschaps- en natuurwaarden en ten slotte in extra werkgelegenheid.
Er is daarmee sprake van een evenwichtige ontwikkeling die bijdragen aan de instandhouding van het landgoed, waarbij economie, ecologie en maatschappij elkaar versterken. De gemeente is daarop in overleg getreden met de provincie over de wijze waarop de door Welna beoogde plannen op basis van maatwerk verder kunnen worden begeleid om zodoende het gezamenlijke doel: het versterken van de kwaliteiten van de Veluwe te komen.
Vanwege het uitgangspunt dat rode en groene ontwikkelingen met elkaar in evenwicht dienen te zijn en de eis die worden gesteld vanuit de natuurregelgeving ten aanzien van Natura 2000, de instandhouding van het GNN en de Flora en faunawet is ervoor gekozen om de plannen zoals beschreven in de Ontwikkelingsvisie uit te werken in een Natuur Effect Boekhouding (NEB). Hierin is een integrale beoordeling gemaakt van de plannen op consequenties vanuit natuurregelgeving (Ff-wet, GNN en Natura 2000). De Natuur Effect Boekhouding Landgoed Welna maakt als Bijlage 6 deel uit van dit bestemmingsplan. De centrale gedachte is dat de rode en groene ontwikkelingen met elkaar in balans zijn doordat het verlies aan oppervlakte natuur wordt gecompenseerd met een kwaliteitsverbetering op een in verhouding grotere oppervlakte. De NEB dient te worden beschouwd als het "Natuurinclusiefplan" dat vereist is bij ingrepen in het GNN.
Op basis van de resultaten uit de NEB zijn de plannen door de provincie positief beoordeeld aangezien geen sprake zal zijn van significante effecten. Naast (planologische) omvorming van agrarisch naar natuur op een drietal percelen worden tevens verbeteringen gerealiseerd in relatie tot de Natura 2000 doelstellingen en de waarden van het GNN. Ook is in de NEB stil gestaan bij de borging van de uitvoering van de groene maatregelen. In de NEB zijn per voorgenomen ontwikkeling de positieve en negatieve effecten op Natura 2000 waarden aangegeven. Bij de effectbeoordeling op de kernkwaliteiten van het GNN is ervoor gekozen om in plaats van de effecten per ontwikkeling, de effecten te beschrijven op respectievelijk de kernwaarden en de omgevingscondities van het GNN omdat dit beter aansluit bij de systematiek van het GNN.
De conclusies uit de NEB luiden als volgt:
Daarnaast is uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat Landgoed Welna in potentie geschikt is voor de ontwikkeling van type H9190 (Oude zuurminnende eikenbossen op zandgronden met Quercus robur) of type H9120 (Beuken-Eikenbossen met hulst). Voor beide typen geldt dat het een bosgroeiplaats of bosopstand moet betreffen van minstens 100 jaar oud. Sommige bospercelen op Welna zijn al (bijna) 100 jaar oud. Op het aangrenzende landgoed Tongeren is het habitattype H9120 Beuken-Eikenbossen met hulst al aanwezig; de mogelijkheid om dit habitattype ook binnen de grenzen van Landgoed Welna te ontwikkelen is daarmee in potentie aanwezig. Een andere mogelijkheid is de omvorming van bos tot de typen H4030 (Droge Europese heide), H6230 (Soortenrijke heischrale graslanden) en H2310 (Stuifzandheiden met struikhei). De beoogde ontwikkeling van een heidecorridor aan de westzijde van het landgoed draagt daarmee bij aan het realiseren van de doelstellingen van Natura 2000.
Een deel van de plannen uit de Ontwikkelingsvisie is in het kader van het bestemmingsplan nader uitgewerkt en vertaald in de regels en de verbeelding. De gevolgen van de plannen uit de Ontwikkelingsvisie zijn in de NEB tot uitdrukking gebracht in tabel 1. Deze uitwerking en de hier opgenomen oppervlakten waren nog gebaseerd op een aantal aannames. Inmiddels zijn deze in het bestemmingsplan nader gepreciseerd en kan ook de tabel verder worden verfijnd. De aangepaste tabel is daarom hieronder opgenomen.
| Locatie | Naam |
Opp. bestem- mingsvlak bestaand |
Bestaande niet woon- bebouwing | Extra bebouwings-ruimte | Oppervlakte nieuw bestemmingsvlak | Verschil in m² |
| Korrenbergweg | Grote Houten Huis | 2.500m² | 2.890m² | 2.890m² | ||
| Korrenbergweg 2 | Grote Huis Welna | 3.165m² | 5.241m² | 2.076m² | ||
| Korrenbergweg 3 | 2.450m² | 1.797m² | -653m² | |||
| Korrenbergweg 4 | Nieuwe Martha's Hoeve | 2.740m² | 2.550m² | -190m² | ||
| Korrenbergweg 5 | Josina's Hoeve | 710m² | 1.120m² | 410m² | ||
| Korrenbergweg 5 | Voormalige schaapskooi (groepsverblijf) | 100m² | 608m² | 608m² | ||
| Korrenbergweg 6 | Bavink Hoeve | 1.550m² | 4.576m² | 3.026m² | ||
| Korrenbergweg 8 | Hendrika's Hoeve | 1.100m² | 1.503m² | 403m² | ||
| Gortelseweg | Schaapskooi incl. beheerders- voorziening |
26.770m² | 1.320m² (nog te realiseren) | 26.770m² | 0 | |
| Soerelseweg 9 | Jachtopzienerswoning | 2.805m² | 994m² | -1.811m² | ||
| Soerelseweg 11 | Zorghoutvesterij, kantoor en rustpunt | 190m² | 400m² | 4.061m² | 4.061m² | |
| Soerelseweg 11a | Houtopslag en -drogerij | 1.250m² | 4.480m² | 4.480m² | ||
| Totaal | 41.290m² | 4.150m² | 56.590m² | 15.300m² |
Uit de tabel komt naar voren dat op een aantal plaatsen oppervlakteverlies optreedt als gevolg van het feit dat de begrenzing van bestaande bestemmingsvlakken rond de bestaande woningen is aangepast. Dit betreft louter een aanpassing naar de feitelijke situatie en behelst geen wijziging van het feitelijk gebruik. Daarbij zijn de bouwregels op de percelen inhoudelijk gelijk gebleven.
Bij de begrenzing van de bestemmingsvlakken is bovendien rekening gehouden met de definitie zoals die in het kader van het Beheerplan Natura 2000 wordt gebruikt voor de geëxclaveerde gebieden. De begrenzing is zodanig gekozen dat deze op een logische manier het gebied rond de woning omvat dat feitelijk wordt gebruikt als tuin en/of erf. Daarnaast is een tweetal bestaande voorzieningen (voormalige schaapskooi ten zuiden van de Josina's hoeve en de zorghoutvesterij met bijbehorend erf inclusief het rustpunt) positief bestemd.
Daarbij is van belang dat voor de gevolgen met betrekking tot de aantasting van Natura 2000 gebied de bestaande bestemmingsvlakken reeds moeten worden aangemerkt als “geëxclaveerd gebied”. Binnen de grenzen van het geëxclaveerde gebied vormen ontwikkelingen geen aantasting van Natura 2000 gebied. Om die reden zijn de kolommen huidige bebouwing, slopen en nieuwbouw vervallen en is volstaan met een vergelijking van de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen waarvan de oppervlakte van de verschillende bestemmingen inmiddels bekend zijn.
Volledigheidshalve wordt vermeld dat bij het Grote Huis Welna en bij de nieuwe Martha's Hoeve de gebruiksregels wel zijn gewijzigd. Op beide bestemmingsvlakken percelen is een aanduiding 'pension' toegevoegd. Hiermee is het mogelijk om groepen tot maximaal 20 personen te laten overnachten in de bestaande gebouwen. Aangezien de bebouwing binnen het geëxclaveerde gebied ligt en in het 'bedrijfsgebied' van Welna en het aantal mensen dat wordt toegelaten beperkt is, is geen sprake van aantasting of een grotere verstoring van Natura 2000 gebied / het Gelders Natuur Netwerk.
Daarnaast vragen ook twee andere ontwikkelingen in dit verband nog om een nadere toelichting: het natuurkampeerterrein en de familiebegraafplaats. Voor het natuurkampeerterrein geldt dat deze als functie blijft bestaan maar vanwege aanhoudend vandalisme wordt verplaatst richting de locatie van de te bouwen grazerskooi / beheerdersvoorziening. Hierdoor kan tevens gebruik worden gemaakt van de voorzieningen die daar zullen worden gerealiseerd. Vanwege het natuurschoon is overeenkomstig de bepalingen van de Natuurschoonwet de oppervlakte van het natuurkampeerterrein gemaximeerd tot 1ha. Daarnaast is een gebied aangeduid waarbinnen ruimte wordt geboden voor maximaal 10 locaties voor paalkamperen (maximaal 72 uur en maximaal 3 tenten). Ook is er ruimte voor een beperkt aantal boomhutten voor recreatief nachtverblijf. Omdat het een bestaande functie betreft waarvan het gebruik niet intensiveert of sterk afwijkt van de bestaande situatie, zijn de oppervlaktes van het natuurkampeerterrein bestaand en nieuw niet in het overzicht meegenomen. Ook de gewijzigde oppervlakte van de familiebegraafplaats (reeds opgenomen in het vigerende bestemmingsplan) zijn gelet op de functie en het beoogde karakter van de begraafplaats niet in het overzicht meegenomen.
Verder kan worden opgemerkt dat de in tabel 1 opgenomen beheerdersvoorziening zal worden geïntegreerd in de te realiseren schaapskooi waardoor deze is vervallen in het overzicht. Aangezien het kantoor deel uitmaakt van de zorghoutvesterij is hiervoor geen apart bestemmingsvlak / bouwvolume opgenomen in het overzicht. De totale overschrijding buiten de bestaande geëxclaveerde gebieden komt daarmee op 15.300m² ofwel 1,53ha. Zoals aangegeven in de NEB staat hier de omvorming en het bestemmen van 7,55ha nieuwe natuur tegenover. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de wens om met een verhouding van 1:5 te mitigeren.
Duurzame instandhouding is slechts mogelijk als er voldoende inkomsten zijn om allerlei investeringen te doen. Vaak gaat het om investeringen die niet direct renderen maar wel van belang zijn voor de instandhouding van het landgoed. Om het hoofd te kunnen bieden aan de belangrijkste problemen waarmee Welna geconfronteerd wordt (sterk wisselende houtprijzen, vrijkomende gebouwen en veranderingen in beleid) heeft het landgoed op basis van het Masterplan, een Beeldkwaliteitplan, een Ontwikkelingsvisie en een Ruimtelijke Onderbouwing opgesteld die zijn gericht op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het landgoed en het verbreden van de economische basis door functies die passen bij het karakter van het landgoed. Teneinde ruimte te kunnen bieden aan deze functies is, zoals reeds eerder aangegeven, renovatie van de bestaande bebouwing op Welna noodzakelijk. Daarnaast voorzien de plannen ook in (bescheiden) uitbreiding van de bebouwing.
De Ontwikkelingsvisie bevat daartoe een integraal pakket aan maatregelen dat is gericht op:
Met dit bestemmingsplan worden de beoogde ontwikkelingen integraal verankerd in één planologisch kader. Alle aspecten zijn uitgewerkt in het beeldkwaliteitplan Landgoed Welna, waarin de gewenste ruimtelijke ingrepen worden beschreven en uitgewerkt in referentie- en wensbeelden. De verplichting van een Natuurinclusiefplan voor ingrepen in het GNN is uitgewerkt in de vorm van een NatuurEffectBoekhouding. Hieruit blijkt dat de plannen per saldo leiden tot verbetering van de kernkwaliteiten van het gebied. Daarbij wordt het oppervlakteverlies van 1,53ha en ruimschoots gecompenseerd door de omvorming van een gebied van 7,55ha naar natuur.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is in maart 2012 vastgesteld en geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in het PKB Structuurschema Militaire Terreinen, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
De nationale belangen die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in de AMvB Ruimte. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren en verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur, krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
De algemene hoofddoelen zijn regionaal uitgewerkt: oost Nederland omvat veel natuurgebieden en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter)nationale natuurnetwerk. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden. Ook zijn er in Oost Nederland zogenaamde anticipeergebieden waar de effecten van de bevolkingsdaling op termijn voelbaar zullen worden.
In september 2011 zijn in het Decentralisatieakkoord bestuursafspraken gemaakt voor de herijking van het GNN. Daarin is afgesproken dat de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de herijkte GNN en de Nationale Landschappen wordt overgedragen van het Rijk naar de Provincies. Provincies zijn vanaf 2014 financieel verantwoordelijk voor het beheer van het GNN; onderdeel daarvan zijn het (agrarisch) natuurbeheer, ganzenbeheer, Faunafonds, functieverandering en effectgericht beheer. Realisatie van het GNN is daarmee niet langer een Rijksopgave. Wel blijft het Rijk verantwoordelijk voor en door de Europese Unie aanspreekbaar op het voldoen aan internationale verplichtingen. Ook blijft het Rijk verantwoordelijk voor gebieden waarvoor een specifieke rijksverantwoordelijkheid geldt, zoals de rijkswateren, Ruimte voor de rivieren en Maaswerken.
De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijkskaders uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen en geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke kaders vorm kunnen geven. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, de grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Bundeling van verstedelijking en landelijk gebied
De provincie moet op grond van de AMvB Ruimte in een verordening regels maken die ervoor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, óf aansluitend daarop, óf in nieuwe clusters daarbuiten. Verspreide bebouwing kan worden toegestaan als die bebouwing qua functie gebonden is aan het buitengebied of als die bebouwing past binnen specifieke regels van de provincie gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, zoals bijvoorbeeld een 'rood-voor-groen'-regeling, een 'ruimte-voor-ruimte'-regeling en functieveranderingsbeleid.
EHS
Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen heeft het rijk de ecologische hoofdstructuur (EHS, in Gelderland GNN genoemd) aangewezen. De provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing en begrenzing in een verordening van de gebieden die de ecologische hoofdstructuur vormen, gemeenten dienen deze gebieden te borgen in bestemmingsplannen. Voor de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe: alle nieuwe activiteiten die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten zijn verboden, tenzij sprake is van groot openbaar belang, er geen andere mogelijkheden voor realisatie zijn en de negatieve gevolgen worden beperkt en gecompenseerd.
De verordening moet een regeling over compensatie bevatten die er tenminste voor moet zorgen dat er geen netto verlies aan oppervlakte, samenhang of kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur optreedt en dat compensatie op de juiste wijze plaatsvindt. De verantwoording hiervan dient deel uit te maken van de toelichting van het bestemmingsplan. Ook dienen in de provinciale verordening regels te worden opgenomen inzake de invulling, uitvoering en verantwoording van de saldobenadering van op basis van een bestemmingplan toegestane activiteiten die afzonderlijk niet passen binnen het nee, tenzij-regime, maar die door compensatie per saldo positief bijdragen aan de EHS.
Ladder voor Duurzame Verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is sinds 1 oktober 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen te worden gemotiveerd met behulp van drie opeenvolgende stappen (de treden van de ladder). Een stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of kantoren, detailhandel woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak moet worden afgeleid dat de grens voor de vraag of sprake is van een "stedelijke ontwikkeling" ergens tussen 3 en 5 woningen (of daarmee vergelijkbare voorzieningen) ligt. Hoewel onderhavig plan geen ruimte biedt voor nieuwe woningbouw moeten deze wel worden aangemerkt als "stedelijke ontwikkeling".
In artikel 3.1.6. moet worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in 1) een actuele regionale behoefte. Indien uit de beschrijving als hier bedoeld, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, moet worden beschreven 2) in hoeverre in die behoefte kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. En 3) indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Schematisch ziet de ladder er als volgt uit:
De Ladder voor Duurzame Verstedelijking is uitgewerkt in Bijlage 5.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is ten aanzien van het rijksbeleid relevant dat een belangrijke verschuiving heeft plaatsgevonden in taken en verantwoordelijkheden van rijk naar provincies en gemeenten. Voor oost Nederland is met name beleid ten aanzien natuur (GNN en Natura 200) van belang. De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit beleid dat een vertaling heeft gekregen in het de Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Deze worden in de volgende paragraaf behandeld.
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie voor Gelderland vastgesteld en is op 18 oktober 2014 in werking getreden. De Omgevingsvisie is ontwikkeld in overleg met de zogenoemde Manifestpartners, die waren betrokken bij de herijking van het beleid voor natuur en landschap. De Omgevingsvisie beschrijft de wijze waarop de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De Omgevingsvisie bestaat uit twee delen: de Visie en de Verdieping. In de Visie heeft de Provincie haar centrale doelen geformuleerd. De Verdieping bevat de toelichting.
De Visie voor Gelderland gaat uit van de volgende doelen:
Duurzame economische structuur
De provincie wil samen met haar partners mogelijkheden bieden voor versterking van de economische structuur door de voorwaarden te scheppen voor een goede bereikbaarheid en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Daarbij besteedt de provincie meer dan voorheen aandacht aan de versterking van de opgaven in stedelijke netwerken. Ook schept de provincie ruimte voor economie door ondersteuning te bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven en deze te faciliteren. Ook zijn er meer mogelijkheden voor bedrijven in en rond natuur.
Daartoe is de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het Gelders Natuur Netwerk (GNN) waar het beleid gericht is op ontwikkelen, onderhouden en beheren van de natuur en Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GGO) waar ruimte is voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving
Een aantrekkelijke leefomgeving vraagt om een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap. Een gezonde en veilige leefomgeving vraagt om een robuust bodem- en watersysteem. Om dit te bereiken stelt de provincie ruimtelijke kwaliteitseisen aan ontwikkelingen; een ontwikkeling moet recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de plek.
Om ontwikkelingen met kwaliteit te stimuleren worden gebiedskwaliteiten in Gelderland opgenomen in een Gebiedenatlas. Daarnaast worden kwaliteitsateliers georganiseerd. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek voor stedelijke ontwikkelingen. De Gelderse ladder bevat een processchema dat de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen of initiatieven, stedelijke functies, via beleidskaders begeleid om te komen tot een optimale afweging voor een locatiekeuze. De Ladder is uitgewerkt in Bijlage 5.
Stedendriehoek
Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in provinciale ambities: divers, dynamisch en mooi. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via de provinciale uitvoeringsprogramma's. Daarnaast is per regio een aantal specifieke opgaven geformuleerd. De gemeente Epe maakt deel uit van de Regio Stedendriehoek waar het versterken van de natuurlijke kwaliteit van het gebied en het economisch beter uitnutten van die kwaliteit als belangrijkste opgave geldt.
Gelders Natuur Netwerk
Om de biodiversiteit veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied voor te realiseren nieuwe natuur. In het GNN zijn nieuwvestiging en grootschalige ingrepen alleen mogelijk wanneer er geen reële alternatieven zijn en er een zwaarwegend maatschappelijk belang is. Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden in die gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie buiten het GNN. In dat geval geldt de voorwaarde dat een Natuurinclusiefplan wordt gemaakt om de bestaande natuurwaarden te versterken. Andere randvoorwaarde is dat de kernkwaliteiten van de (nog te ontwikkelen) natuurwaarden niet significant wordt aangetast.
Bestaande bedrijven in bestaande natuur wordt ontwikkelingsruimte geboden door het toepassen van de saldomethode. Natuur die verdwijnt moet daarbij zodanig worden gecompenseerd dat er per saldo winst wordt geboekt op de kernkwaliteiten. Oppervlaktevergroting en versterking van de samenhang met bestaande natuur hebben voorrang. De ingreep en de compensatie dienen in hetzelfde bestemmingsplan te worden vastgelegd.
De Groene Ontwikkelingszones zijn ruimtelijk vervlochten met het GNN, maar bestaan uit terreinen met een andere bestemming dan natuur. Het gaat met name om landbouwgronden, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. Ook weidevogelgebieden maken deel uit van de Groene Ontwikkelingszone. De Groene Ontwikkelingszones zijn bedoeld voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Vanwege de bijzondere kwaliteiten van het gebied moeten economische ontwikkelingen steeds worden gekoppeld aan investeringen in versterking van de kernkwaliteiten van het gebied. Tot de kernkwaliteiten behorend ook de milieucondities, die de voorwaarde vormen voor het voortbestaan van de natuur, de ecologische samenhang, de stilte, de donkerte, de openheid en de rust.
De kernkwaliteiten zijn vastgelegd in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO en in de bijlage Kernkwaliteiten GNN en GO van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. In de beleidsuitwerking zijn de contouren geschetst voor het realiseren van de doelen voor Natuur en Landschap en is de uitwerking van het resultaat van het "Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur". In de beleidsuitwerking staan 3 pijlers centraal:
De beleidsuitwerking, waar ook de herijking van het GNN deel van uitmaakt, heeft zijn vertaling gekregen in de nieuwe Omgevingsvisie en wordt daarom hier niet verder behandeld.
Nationale Landschappen
Het rijk heeft 20 karakteristieke gebieden aangewezen als Nationaal Landschap; 7 van die gebieden, waaronder de Veluwe, liggen in Gelderland. De provincie wil samen met haar partners de basiskwaliteit van de landschappen in Gelderland behouden. Het actuele landschap vormt het referentiekader voor deze kwaliteit. De ambitie van de provincie richt zich met name op de landschappen met een bovenregionale waarde zoals de Nationale Landschappen, waardevolle open gebieden, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Romeinse Limes en de natuur van Gelderland. Het beleid is erop gericht op de kernkwaliteiten te beschermen en richting te geven aan ontwikkelingen met kwaliteit. Landgoed Welna ligt binnen de grenzen van het Nationaal Landschap Veluwe, deelgebied Veluwemassief.
De kernkwaliteiten van het NL Veluwe zijn uitgewerkt in de bijlage Omgevingsverordening Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen. De kernkwaliteiten zoals die gelden voor het Veluwemassief luiden als volgt:
Landgoederenzones
Landgoederen spelen een belangrijke rol in Gelderland vanwege de bijdrage die zij leveren aan de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten binnen de provincie. Als ruimtelijke ontwikkelingen nodig zijn voor het duurzaam voortbestaan van een landgoed als economische eenheid, zoekt de provincie samen met de eigenaren naar mogelijkheden. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen altijd in verhouding te staan tot de positieve prestaties voor de provinciale doelstellingen die voor het landgoed gelden.
Natura 2000
Natura 2000 gebieden liggen binnen het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het beleid van de provincie is gericht op het realiseren van de Natura 2000 doelen en het verminderen van de beperkingen die de bescherming van Natura 2000 Gebieden mee kan brengen. De provincie realiseert Natura 2000-doelen door beheer en inrichting van natuurgebieden en herstel van omgevingscondities. In Natura 2000-beheerplannen werkt de provincie in overleg met betrokkenen uit hoe gebruik en bescherming van gebieden samengaan.
De provincie heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om bij verordening regels te stellen met het oog op een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de provinciale belangen. Bij het opstellen van onder meer bestemmingsplannen dient hiermee rekening te worden gehouden. De verordening bevat onder meer regels inzake wonen. bedrijvigheid, veehouderij, glastuinbouw, grond- en drinkwater, natuur en landschap. De Provinciale Ruimtelijke Verordening is vastgesteld op 24 september 2014 en is op 18 oktober 2014 in werking getreden.
Voor onderhavig bestemmingsplan zijn met name de regels uit hoofdstuk 2 titel 2.7 over Natuur en Landschap van belang. De provincie heeft hierin regels opgenomen om de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse Natuur veilig te stellen. De provincie geeft hiermee invulling aan haar verplichting die voortvloeit uit artikel 2.10.2 lid 1Barro om de EHS bij provinciale verordening aan te wijzen.
Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de bepalingen uit artikel 2.7.1 (GNN), 2.7.2 (GO) , 2.7.4.2 (Landschap) van toepassing. Voor onderhavig plan is relevant dat de kernkwaliteiten voor het GNN en het GO zijn uitgewerkt in de bijlagen 6 en 7 bij de Omgevingsverordening. Gelderland is daarbij ingedeeld in verschillende deelgebieden. Landgoed Welna ligt binnen de deelgebieden Rabbit Hill (124) en Tongerense heide (102).
Binnen het GNN zijn voor beide gebieden tezamen de volgende ontwikkelingsdoelen gesteld:
Het nieuwe Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) is voor het onderdeel agrarisch natuur en landschapsbeheer op 1 januari 2010 in werking getreden. De subsidieregeling natuurbeheer een jaar later op 1 januari 2011. Onderdeel van het nieuwe stelsel is het Natuurbeheerplan, dat de open gestelde gebieden beschrijft en de begrenzing en locatie van de natuur-/ bos-/landschapstypen weergeeft. De provincie wijst in het plan per gebied aan voor welk soort natuurbeheer er subsidie aan te vragen is. Het nieuwe Natuurbeheerplan is op 29 september 2009 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en vervangt het bestaande Gelderse Gebiedsplan Natuur en Landschap. Landgoed Welna heeft in 2012 de SNL opnieuw aangevraagd en deze is toegekend.
Welna ligt op de rand van de stuwwal en wordt gekenmerkt door een afwisselend landschap met zowel gesloten bos als uitgestrekte heidegebieden, waarvan de inrichting cultuurhistorisch is bepaald. Binnen de grenzen van het landgoed is op een aantal plaatsen micro reliëf aanwezig. Er is geen oppervlaktewater in de vorm van beken aanwezig. Op Welna kunnen ook nu nog kwaliteiten zoals rust, ruimte en donkerte worden ervaren. Behoud en waar mogelijk versterking van deze kwaliteiten is uitgangspunt voor de planvorming.
De plannen gaan primair uit van het optimaliseren van de gebruiksmogelijkheden van de bestaande gebouwen en de bestaande voorzieningen. Door samenwerking te zoeken met lokale ondernemers en de relatie met bestaande maatschappelijke partners te bestendigen wordt aangesloten bij de opgave om Gelderland te ontwikkelen tot een regio die passende werkgelegenheid biedt voor iedereen die kan en wil werken. Doordat ruimtelijke ontwikkelingen samengaan met groene maatregelen wordt voldaan aan de voorwaarde dat ruimtelijke ontwikkelingen die nodig zijn voor het duurzaam voortbestaan van het landgoed als economische eenheid in verhouding staat tot de positieve prestaties voor de (provinciale) doelstellingen die voor het betreffende landgoed gelden. Vanuit Welna is er sterke affiniteit met duurzame energie en zijn er ambities om het gebruik van duurzame energiebronnen (biomassa) binnen het landgoed uit te breiden, waarmee kan worden bijgedragen aan de ambities op het gebied van duurzame energie.
Landgoed Welna ligt binnen de grenzen van het NL Veluwe, het GNN en het Natura 2000 gebied Veluwe. Bij de uitwerking van de plannen zijn deze ecologische en cultuurhistorische kernkwaliteiten dan ook als basis genomen; deze aspecten zijn overeenkomstig het provinciaal beleid verder uit gewerkt in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 6. Met de ontwikkelingen wordt door middel van dit bestemmingsplan en de uitwerking in het beeldkwaliteitplan invulling gegeven aan de beleidsdoelen in het kader van Natura 2000, robuuste ecologische verbindingen en het 'nee, tenzij beginsel' zoals dat geldt voor ingrepen in de Ecologische Hoofdstructuur. Deze aspecten zijn uitgewerkt in een Natuur Effect Boekhouding waaruit blijkt dat geen sprake is van significante effecten en dat de plannen voldoende in evenwicht zijn.
Deze aanpak past binnen de ambities van de Provincie om ruimte te bieden aan (economische ontwikkelingen) met respect voor de unieke kwaliteiten van het gebied. De plannen zijn daarmee in overeenstemming met het provinciaal beleid.
In het ruimtelijk structuurplan geeft de gemeente haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van haar woonkernen en het landelijk gebied. Het Structuurplan geeft ontwikkelingsrichtingen aan voor wonen, werken, recreatie en verkeer voor zowel de kernen binnen de gemeente Epe als voor het landelijk gebied. Algemeen is het gemeentelijk beleid gericht op behoud van de ruimtelijke karakteristiek en opbouw van het landelijk gebied als duurzame ruimtelijke structuur. Het landelijke gebied bestaat primair uit een groene agrarische productieomgeving en vormt tevens een basis voor natuur, waterbeheer en recreatief (mede)gebruik. Voor onderhavige ontwikkeling is met name van belang welke kaders het Structuurplan biedt voor bestaande landgoederen om invulling te geven aan de opgave waarvoor zij als gevolg van de ontwikkelingen in het landelijk gebied worden gesteld (zie afbeelding 9).
In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen de gebieden die tezamen de duurzame structuur vormen en dynamische gebieden. Welna maakt deel uit van de duurzame structuur. Naast natuurbeheer- en ontwikkeling staan delen van dit gebied vooral in het teken van bosexploitatie en bosbeheer. Dit is conform het provinciale streekplan beleid en het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.
Doordat de inkomsten uit landbouw en bosbouw steeds verder teruglopen, staat de exploitatie van landgoederen onder toenemende druk. Aangezien landgoederen in grote mate bepalend zijn geweest voor de instandhouding van historisch waardevolle landschappelijke patronen en natuurwaarden krijgen bestaande landgoederen de ruimte om aan het beheer van de buitenruimte gelieerde functieveranderingen te realiseren, zodat hieruit nieuwe inkomsten kunnen worden gegenereerd ten behoeve van de duurzame instandhouding van landgoederen en daarmee de instandhouding van historisch waardevolle landschappelijke patronen en natuurwaarden.
Om de landgoederen de mogelijkheid te geven om extra inkomsten te generen zodat deze duurzaam in stand kunnen worden gehouden, biedt de gemeente in het Structuurplan ruimte voor het ontwikkelen van nieuwe economische dragers binnen bestaande landgoederen. Primair denkt de gemeente daarbij aan ruimere functionele mogelijkheden binnen bestaande bebouwing, zoals wonen, werken in de vorm van representatieve kantoorruimte, zorg en/of kleinschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen. Daarnaast worden er mogelijkheden geboden voor nevenactiviteiten in de vorm van natuur- en waterbeheer (groen/blauwe diensten) en andere maatwerkoplossingen bijvoorbeeld door toepassing van de Ruimte-voor-Ruimte regeling. Vereiste bij functieverandering is behoud en herstel van de landschappelijke structuren zoals lanen, tuinkunst elementen en historische bebouwing. Daarnaast hebben nieuwe functies bij voorkeur een relatie met het te onderhouden buitenruimte / landschap.
Afbeelding 9: Duurzame Ruimtelijke structuur - Structuurplan Gemeente Epe (groen = duurzame structuur, blauw = dynamische gebieden, grijs = stedelijke enclaves)
bron: Gemeente Epe
Welna maakt deel uit van de duurzame structuur waar de aaneengesloten bossen van het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) en andere natuurterreinen zich bevinden. De landgoederen en de uit de Middeleeuwen daterende nederzettingen Gortel, Niersen en Tongeren maken eveneens deel uit van deze zone. Naast natuurbeheer- en ontwikkeling staan deze van de duurzame structuur in het teken van bosexploitatie en bosbeheer.
Ter versterking van de grootschalige bossen en heidegebieden wordt gestreefd naar het wegnemen van barrières tussen de verschillende gebieden. Doel hiervan is een zo aaneengesloten mogelijk natuurgebied te creëren. Voor het overige wordt continuïteit in het beheer voorgestaan. In de flank van de Veluwe liggen verschillende landgoederen. Voor de landgoederen wordt gezocht naar economische dragers, waarbij primair wordt gedacht aan verruimde functies binnen de bestaande bebouwing. Deze nieuwe functies dienen bij voorkeur een relatie te hebben met de te onderhouden buitenruimte.
In januari 2010 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van Veluwe tot IJssel vastgesteld. Het LOP is opgesteld door de gemeenten Epe, Heerde en Voorst en bevat een regionale visie op het behoud van een mooi en aantrekkelijk landschap. Doel is om met het LOP de autonome ontwikkeling van het landschap te sturen op behoud en de ontwikkeling van landschappelijke samenhang en het ontwikkelen van karakteristieke kenmerken. Ook wordt met het LOP beoogd het landschapsbelang in te brengen in alle ruimtelijke veranderingsprojecten en daartoe een 'landschapskapstok' te bieden. Het LOP fungeert daarom als toetsingskader op het gebied van landschapssturing bij projecten in de regio. Aan het LOP is tevens een uitvoeringsprogramma gekoppeld.
Het LOP bevat een beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en een beschrijving van de actuele regionale ruimtelijke ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 van het LOP is de landschapsontwikkelingsvisie uitgewerkt. Deze visie is uitgewerkt in algemene regels en enkele concrete doelen voor landschapsverbetering en landschapsbehoud. Algemeen wordt gestreefd naar:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt in algemene zin gestreefd naar:
Binnen Welna zijn de volgende landschapstypen te onderscheiden: droge bos- en heideontginningen, dekzandruggen en enkele oude bouwlanden.
Het beleid per landschapsbeeld luidt als volgt:
droge bos- en heideontginningen
In deze gebieden is het beleid gericht op het in algemene zin ondersteunen van de rijks- en provinciale doelstellingen. Daarnaast is het beleid gericht op het beter zichtbaar maken van de cultuurhistorische kenmerken van het gebied, vanwege het belang voor recreatie en landschap. Uitgangspunt hierbij is dat het zichtbaar maken van de cultuurhistorische kenmerken hand in hand gaat met het realiseren van de doelstellingen ten aanzien van natuur. Daarnaast is het beleid gericht op het op strategische plaatsen behouden van droge bosontginningen door behoud van ontginningspatronen en plantagebossen. Onderdeel hiervan is ook het markeren van ontginningsassen op de overgang van bosrand naar Veluweflank, waardoor deze worden benadrukt. Ander aspect is het (beter) zichtbaar en beleefbaar maken van cultuurhistorische elementen als grafheuvels en leemkuilen, onder andere door deze met paden te verbinden.
oude bouwlanden en dekzandruggen
De overgang van oude bouwlanden naar laag gelegen gebieden kunnen landschappelijk worden versterkt door ze op de randen aan te planten. De beleefbaarheid van de open oude akkers en karakteristieke bolle ligging is het sterkst beleefbaar als de velden voor akkerbouw gebruikt worden, mits het gewas niet boven ooghoogte uitkomt. Passende vormen van grondgebruik op oude bouwlanden wordt gestimuleerd.
Om de beleving en de recreatieve gebruikswaarde van het landschap te verbeteren wordt gestreefd naar het herstel van het oorspronkelijke uitgebreide netwerk van onverharde paden en wegen. Dit netwerk kan beter beleefbaar worden gemaakt door langs dreven en wegen bomen of hagen aan te planten. Waardevolle open gebieden, zoals enken, moeten niet worden voorzien van beplanting.
Stedelijke uitbreiding dient gericht te zijn op realisatie van meer geleidelijke dorpsranden door in lage dichtheden langs paden en wegen te bouwen en deze te laten doorlopen in het omringende netwerk van paden. Dit kan worden versterkt door het geheel van erf en bebouwing te richten en af te stemmen op het behoud van de landschappelijke kwaliteit van de oude akkers.
Epe is een gemeente waar recreatie en toerisme een belangrijke plaats innemen. Door het Platform Recreatie en Toerisme zijn in 2007 de doelstellingen, de te volgen strategie, beleidsprioriteiten en de te nemen acties uitgewerkt op basis van de in de Toekomstvisie en het Ruimtelijk Structuurplan geformuleerde doelstellingen en ambities, alsmede de speerpunten ten aanzien van recreatie en toerisme uit het Collegeprogramma voor de periode tot 2010.
Epe wil aanbieder zijn van recreatieve voorzieningen in een natuurlijke omgeving waarbij rust, ruimte en respect voor mens en natuur centraal staan. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de volgende criteria:
| natuur: | ontwikkelingen mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de natuur of landschappelijke kwaliteit; |
| kwaliteit: | ontwikkelingen en activiteiten moeten zich richten op het hoger gepositioneerde segment van de sector; |
| kleinschalig: | passend binnen de schaal van het gebied en het dorpse karakter van Epe; |
| seizoensverlenging: | er dient een bijdrage te worden geleverd aan de seizoensverlenging van het betreffende onderdeel binnen de sector; |
| cultuur: | aandacht voor het culturele erfgoed en de hedendaagse kunst en cultuur van Epe; |
| economie: | de kwaliteit en capaciteit van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen moeten beter aansluiten bij de behoefte. |
Landgoed Welna speelt een bijzondere rol op het gebied van recreatie in de vorm van een recreatief uitloopgebied met een bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit. Vanuit de ontwikkelingsvisie wil het landgoed extensieve vormen van recreatie versterken door in de ruimtelijke kwaliteit binnen het landgoed versterken en aan de noordwest zijde van het landgoed een nieuwe entree te markeren met een grazerskooi waar een kleine kudde grazers gehouden kan worden.
Alle ontwikkelingen zijn kleinschalig en gericht op behoud van natuur en landschap alsmede de beleving van cultuurhistorisch erfgoed; deze maatregelen vragen geen bijzondere regeling in het bestemmingsplan. Door een breder aanbod te bieden neemt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod verspreid over het hele jaar toe. Daarnaast bieden de in de Ontwikkelingsvisie beoogde ontwikkelingen kansen om op termijn de bezoekers van het landgoed ook een bijdrage te laten leveren aan het landgoed. De beoogde ontwikkelingen sluiten daarmee goed aan bij het gemeentelijk beleid en de geformuleerde criteria.
Landgoed Welna wordt gerekend tot de cultuurhistorische landgoederen in Gelderland. De ontwikkelingen zoals die worden voorgestaan op Landgoed Welna vormen een integraal geheel van rode en groene maatregelen. De beoogde ontwikkelingen sluiten aan op het gemeentelijke beleid voor ontwikkelingen in het landelijk gebied dat is gericht op duurzame instandhouding van landgoederen, natuur en recreatie. Het beleid is gericht op behoud en herstel van landschaps- en natuurwaarden en het bieden van ruimte aan maatschappelijke functies.
Ook voldoen de plannen aan de uitgangspunten voor de 'ja, mits benadering' voor ruimtelijke ingrepen in de Nationale Landschappen (Veluwe).
Concluderend kan worden gesteld dat vanwege de gekozen integrale benadering naast de rode ontwikkelingen ook in ecologisch opzicht een substantieel aantal positieve effecten te verwachten is. Deze positieve effecten vloeien voort uit het totale maatregelenpakket voor het landgoed dat in Hoofdstuk 3 is beschreven en die met dit bestemmingsplan worden verankerd. Met het toestaan van de beoogde ontwikkelingen wordt het landgoed vanuit de gegeven kernwaarden de mogelijkheid geboden om een bredere economische basis te creëren om zo de duurzame instandhouding te borgen. Door een bredere economische basis onder het landgoed ontstaat bovendien ruimte binnen het bestaande integrale bosbeheer keuzes te maken die de identiteit van het landgoed versterken en daarmee de belevingskwaliteit van het landgoed ten goede komen.
Voor zover maten zijn bepaald of voorwaarden gesteld, bijvoorbeeld in het kader van functieveranderingsbeleid of de wijziging naar natuur, zijn de regels van dit bestemmingsplan daarmee in overeenstemming.
Op grond van artikel 3.6.1 lid 2 Bro dient een bestemmingsplan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Daartoe zijn in dit hoofdstuk de beleidskaders beschreven. In paragraaf 9.5.6 is dit vertaald in regels ten aanzien van gronden met de dubbel-bestemming Waarde - Archeologie.
Het cultuurhistorisch beleidskader (vastgesteld 11 februari 2010) beschrijft hoe de gemeente Epe de komende jaren wil omgaan met het cultuurhistorisch erfgoed. Cultuurhistorie in brede zin, behouden, beschermen, ontwikkelen en beleefbaar maken door beleidsmatige verankering binnen de gemeentelijke organisatie zijn daarbij de belangrijkste uitgangspunten. In het beleidskader is tevens vastgelegd op welke wijze de gemeente invulling geeft aan de wettelijke verplichtingen in het kader van de Wamz.
Het beleid is gericht op het inzetten, het versterken en behouden van de hoge cultuurhistorische waarden en spitst zich toe op de volgende ambities:
In het kader van dit bestemmingsplan is relevant dat in het beleidskader is vastgelegd dat bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen aan moet worden gegeven welke archeologische waarden in het geding zijn en op welke wijze daarmee om wordt gegaan. Deze zijn vastgelegd in de Nota Invulling Archeologie Beleid.
In de Nota Invulling Archeologie Beleid is vastgelegd op welke wijze de gemeente invulling geeft aan een verantwoorde omgang met het bodemarchief. De Wamz gaat uit van de noodzaak van archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 100m² en dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld. Gemeenten kunnen van die norm afwijken (zowel naar boven als naar beneden) als daarvoor een deugdelijke motivering wordt aangevoerd. Om hiervoor een grens te bepalen, heeft de gemeente een archeologische vewachtingswaardenkaart opgesteld (zie afbeelding 10).
Daarnaast is bepaald dat een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) en/of cultuurhistorische toets verplicht is bij alle vergunningplichtige ruimtelijke ontwikkelingen. De CHER dient een inventarisatie te bevatten van alle aanwezige waarden, elementen en monumenten. Daarnaast dient te worden bezien hoe deze waarden, elementen en monumenten positief gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling. Eventuele negatieve invloed van het voornemen dient voorkomen dan wel verantwoord te worden. Gelet op het feit dat voor Landgoed Welna als onderdeel van het projectplan Naar een Groot Soerel een archeologisch, landschappelijk en historisch geografisch onderzoek is uitgevoerd, is geen CHER opgesteld.
Afbeelding 10: uitsnede archeologische verwachtingswaardenkaart,
bron: gemeente Epe
Op grond van de archeologische verwachtingswaardenkaart geldt voor Landgoed Welna een hoge en een middelhoge verwachtingswaarde. De norm voor archeologisch onderzoek ligt bij gebieden met een hoge verwachtingswaarde op 1000m² en een diepte van 0,5m onder maaiveld, voor de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde ligt de drempel bij 2500m². Voor de archeologisch waardevolle gebieden (AMK-terreinen) dient te worden uitgegaan van maatwerk en geldt een norm van 50m² en een diepte van 0,5m omdat de trefkans hier hoog is. Vanwege de grote cultuurhistorische waarde van enken geldt hier een ondergrens van 500m² en een diepte van 0,5m. Deze uitgangspunten zijn overgenomen in de regels en de plankaart van dit bestemmingsplan.
In het kader van het project “naar een Groot Soerel” is in 2007 door RAAP Archeologisch Adviesbureau en Bureau Overland in opdracht van Stichting Geldersch Landschap - Gelderse Kasteelen, de gemeente Epe, Staatsbosbeheer en de Landgoederen Tongeren en Welna een archeologisch landschappelijk en historisch geografisch onderzoek verricht in het gebied Groot Soerel op de noordelijke Veluwe.
Vanwege de omvang van dit rapport zijn uitsluitend de voor Welna relevante onderdelen uit dit rapport en de bijbehorende kaarten als bijlagen toegevoegd (zie Bijlage 7, met kaartbijlagen Bijlage 8, Bijlage 9 en Bijlage 10). Doel van dit rapport was het uitvoeren van en gedegen cultuurhistorische analyse van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische elementen en structuren opdat hiermee rekening kon worden gehouden bij de (her)inrichting van het gebied. Landgoed Welna valt volledig binnen het onderzoeksgebied.
In het gehele onderzoeksgebied van Groot Soerel staan 18 terreinen geregistreerd op de Archeologische Monumentenkaart van de provincie Gelderland. Dit betreft terreinen die zijn aangewezen als archeologisch monument en waar wordt gestreefd naar duurzaam behoud. Op basis van de verzamelde archeologische gegevens zijn in het onderzoeksgebied uiteindelijk 318 vindplaatsen gedefinieerd (zie afbeelding 11). Binnen het onderzoeksgebied zijn bovendien gebieden aan te wijzen met relatief hoge vindplaatsdichtheden. In deze gebieden kan vaak een relatie worden gelegd met de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de gebruiksmogelijkheden van het landschap op die plek. Deze nog altijd vrijwel intacte samenhang tussen cultuurhistorische waarden, het cultuurlandschap en de geomorfologie wordt opmerkelijk genoemd.
Er zijn vondsten in het gebied gedaan uit verschillende tijdlagen. De oudste vondsten dateren uit de Oude Steentijd en zijn van Neanderthalers die 300.000 tot 35.000 jaar geleden in het gebied in tentenkampen rondzwierven en in het gebied jaagden. Daarnaast is een groot aantal niet eerder in kaart gebrachte cultuurhistorische relicten aangetroffen waarvan de exacte ouderdom en betekenis niet meteen te duiden is. De aanwezigheid van deze resten, maakt het noodzakelijk om door middel nader controlerend veldonderzoek de aard en datering van de cultuurhistorische relicten nader vast te stellen.
Afbeelding 11: Overzichtskaart onderzoeksgebied en archeologische vindplaatsen en indicatieve archeologische waardenkaart,
Bron: RAAP
Bij de onderzoeksresultaten zijn tevens handreikingen gedaan en aandachtspunten meegegeven die bij verdere ontwikkelingen in het gebied ter harte dienen te worden genomen om de aanwezige cultuurhistorische elementen niet alleen te bewaren voor de toekomst, maar ook om deze in het landschap leesbaar te maken. De rijke cultuurhistorische gelaagdheid van het onderzoeksgebied biedt tal van mogelijkheden voor behoud en ontwikkeling van het landschap en de natuur. Er liggen in dit gebied kansen en mogelijkheden om het cultuurhistorisch verhaal van het landschap te kunnen vertellen en over te dragen aan volgende generaties bewoners en bezoekers.
Ten aanzien van Welna wordt aanbevolen:
De aanbevelingen hebben doorwerking gehad in het Masterplan en de daarop voortbouwende Ontwikkelingsvisie. Zo is een bewuste zonering aangebracht met gebieden waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden en gebieden waar behoud van rust en ruimte centraal staat. Deze zonering wordt met het bestemmingsplan geborgd. Dat geldt ook voor de aanbeveling ten aanzien van de gewenste locatie van een parkeerplaats in de nabijheid van de Soerelseweg, die door middel van een aanduiding op de verbeelding is opgenomen. De nieuw te bouwen grazerskooi en het natuurkampeerterrein hebben in voorliggend bestemmingsplan een nieuwe locatie gekregen binnen de bestaande structuren. Daarbij is gekozen om deze meer ten opzichte van elkaar te concentreren zodat medegebruik mogelijk is. Dit komt bovendien de rust in het gebied ten goede.
De in het Masterplan gemaakte keuzes zijn uitgewerkt in het Beeldkwaliteitplan, waarin het behoud en versterken van de identiteit van Welna uitgangspunt is. De rechtlijnige structuur van de percelen en wegen binnen het landgoed is daarbij een belangrijk element. Ook bevat het Beeldkwaliteitplan aanbevelingen om door middel van gerichte bosbeheermaatregelen de kenmerken van de verschillende bostypen die op Welna voorkomen en daarmee het karakter van Welna te benadrukken. Aangezien dit met name beheermaatregelen vergt en geen inrichtingsmaatregelen, zijn deze aspecten niet vertaald naar de regels van dit bestemmingsplan. Wel gelden de algemene regels ten aanzien van het uitvoeren van werkzaamheden, zoals die ook in het bestemmingsplan Buitengebied 2005 en de bijbehorende herzieningen zijn opgenomen.
Binnen het plangebied zijn twee grafheuvels aanwezig, die als archeologisch monument zijn aangewezen (kenmerk O.K.N. 144660, rijksmonumentnummer 45351).
Op Landgoed Welna zijn geen gebouwen als gemeentelijk monument aangewezen.
In het kader van de invulling van haar verantwoordelijkheid voor het behoud en het beheer van het archeologisch erfgoed heeft de gemeente Epe archeologisch beleid vastgesteld. Daarnaast heeft de gemeente een archeologische verwachtingswaardenkaart opgesteld. Op grond van de archeologische verwachtingswaardenkaart geldt voor een belangrijk deel van Landgoed Welna een hoge en een middelhoge verwachtingswaarde.
In de Nota Invulling Archeologie Beleid is vastgelegd op welke wijze de gemeente invulling geeft aan een verantwoorde omgang met het bodemarchief. Op grond van dit beleid dient bij alle vergunningplichtige ruimtelijke ontwikkelingen een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) en/of cultuurhistorische toets te worden uitgevoerd. De CHER dient een inventarisatie te bevatten van alle aanwezige waarden, elementen en monumenten. Daarnaast dient te worden bezien hoe deze waarden, elementen en monumenten positief gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling. Eventuele negatieve invloed van het voornemen dient voorkomen dan wel verantwoord te worden.
In het kader van het project “naar een Groot Soerel” is in 2007 door RAAP Archeologisch Adviesbureau en Bureau Overland in opdracht van onder meer Stichting Geldersch Landschap - Gelderse Kasteelen, de gemeente Epe en ook Landgoed Tongeren een archeologisch landschappelijk en historisch geografisch onderzoek verricht in het gebied Groot Soerel op de noordelijke Veluwe. Om die reden is geen CHER opgesteld.
Binnen de grenzen van landgoed Welna zijn 2 terreinen (met grafheuvels) aangewezen als archeologisch waardevol terrein en geregistreerd op de Archeologische Monumentenkaart van de provincie Gelderland. Binnen het onderzoeksgebied zijn gebieden aan te wijzen met relatief hoge vindplaatsdichtheden. Hier is vaak een relatie tussen de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de gebruiksmogelijkheden van het landschap op die plek. Deze nog altijd vrijwel intacte samenhang tussen cultuurhistorische waarden, het cultuurlandschap en de geomorfologie is opmerkelijk. Teneinde deze samenhang niet te verstoren en de cultuurhistorische waarden in het gebied voor de toekomst te behouden wordt een aantal aanbevelingen gedaan waarin de verdere planvorming rekening mee is gehouden. Dit sluit aan bij zowel het rijks-, provinciaal- als gemeentelijk beleid inzake het behouden van cultuurhistorisch erfgoed.
De plannen zoals die door Landgoed Welna worden voorzien komen op verschillende fronten tegemoet aan de aanbevelingen, die zijn gedaan in het RAAP rapport en daarmee aan de instandhouding, conservering en herstel van cultuurhistorische waarden. Een aantal ontwikkelingen, zoals het herstel van de leemkuil in de noordoosthoek van het landgoed zijn reeds gerealiseerd. Door in de loop der tijd ook de andere onderdelen van de plannen te realiseren zullen het landschap en de cultuurhistorie van het gebied leesbaarder worden.
Aangezien door het bestemmingsplan zelf geen directe bodemingrepen (kunnen) plaatsvinden, is geen nader archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan in geval van concrete bodem ingrepen aanleiding zijn voor nader archeologisch onderzoek. De norm voor archeologisch (bodem)onderzoek ligt bij gebieden met een hoge verwachtingswaarde op 1000m² en een diepte van 0,5m onder maaiveld, voor de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde ligt de drempel bij 2500m². Voor zover ruimtelijk relevant zijn de aanbevelingen vertaald naar de regels van het bestemmingsplan.
In Nederland is er verschillende regelgeving die toeziet op de bescherming van de natuur. De regels zijn gericht op bescherming van een onderdeel uit het milieu of de natuur, zoals op de bescherming van de waterkwaliteit en kwantiteit en voor bepaalde dier- en plantensoorten. De belangrijkste bescherming is neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet uit 2002 en de uit het Natuurbeleidsplan voortkomende Ecologische Hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet (Nbw) beschermt alleen de op grond van deze wet aangewezen gebieden, de zogenaamde speciale beschermingszones. De Natuurbeschermingswet is in oktober 2005 in werking getreden. Met deze wet zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese Unie omgezet in nationale regelgeving, wat heeft geresulteerd in de aanwijzing van 126 Europees beschermde natuurgebieden, de zogeheten Natura 2000- gebieden. Op grond van deze wetgeving is het in en in de nabijheid van Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten verboden om zonder vergunning activiteiten of handelingen uit te voeren in een speciale beschermingszone als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, die de kwaliteit van de habitats zouden kunnen doen verslechteren of een verstorend effect zouden kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Landgoed Welna maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Veluwe, dat op 20 mei 2003 is aangewezen speciale beschermingszone krachtens de Habitatrichtlijn.
Sinds juli 2001 is ook de Europese richtlijn Strategische Milieubeoordeling (21-7-2001) van toepassing. In afwachting van de omzetting naar Nederlands recht (Wet milieubeheer) heeft deze rechtstreekse werking. Een Strategische Milieu Beoordeling (SMB) is verplicht bij wettelijk of bestuursrechtelijk voorgeschreven plannen die mogelijk belangrijke gevolgen voor het milieu hebben (aanzienlijke effecten). Daarbij moet worden gedacht aan structuurplannen, bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.
Als een dergelijk plan aan de orde is, dient te worden onderzocht of het een plan is dat het kader vormt voor toekomstige m.e.r.-plichtige activiteiten zoals vermeld in de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit MER, zo ja dan dient er een milieurapport te worden gemaakt. Voorliggende bouwplannen komen echter niet voor in de genoemde bijlagen.
Dat betekent dat in beginsel geen milieurapport hoeft te worden gemaakt, tenzij op grond van de Habitatrichtlijn of de Vogelrichtlijn een passende beoordeling zou moeten worden gemaakt. Aangezien de vraag of bij de beoogde ingrepen sprake is van significante effecten op het Natura 2000 gebied – Veluwe in het kader van het uitgevoerde onderzoek waarin de ontwikkelingen uit het Masterplan zijn getoetst aan de natuurwetgeving en de Natuur Effect Boekhouding ontkennend beantwoord is, is geen afzonderlijke passende beoordeling uitgevoerd.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen beschermde natuurmonumenten. Het dichtstbijzijnde natuurmonument is Mosterdveen bij Nunspeet op meer dan 5km afstand.
Zoals eerder aangegeven heeft de provincie Gelderland in haar Omgevingsvisie uitwerking gegeven aan het contouren beleid en de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (GNN) inmiddels opgegaan in het Gelders Natuur Netwerk. Op ingrepen in of in de nabijheid van het GNN is het “nee, tenzij regime” van toepassing.
Landgoed Welna ligt vrijwel volledig in het GNN (zie afbeelding 12), alleen enkele open percelen grasland en de huiskavels zijn aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (zie afbeelding 13). In 2010 is door Bosgroep Midden Nederland een toetsing uitgevoerd, waarbij de plannen zijn beoordeeld in het kader van de geldende natuurwetgeving. Het onderzoek is in 2013 geactualiseerd. Het uitgevoerde onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet bevat tevens een effectbeoordeling op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN en de doelstellingen zoals die gelden voor de Veluwe als Natura 2000-gebied. De resultaten van het onderzoek zijn samengevat in de hierna volgende paragraaf (6.5).
Afbeelding 12: uitsnede kaart Omgevingsvisie Gelderland - Natuur,
bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Afbeelding 13: uitsnede kaart Omgevingsvisie Gelderland - Natuur, detailkaart Groene Ontwikkelingszone's Welna
bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Doel van de Flora- en Faunawet (Ff-wet) is het duurzaam garanderen van het voortbestaan van de in het kader van deze wet beschermde plant- en diersoorten. Om de instandhouding daarvan te waarborgen moeten de negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden; daarom zijn voor een aantal planten en dieren beschermende verbodsbepalingen opgenomen in de Ff-wet. De negatieve effecten op andere beschermde soorten kunnen gerechtvaardigd worden wanneer sprake is van een redelijk doel of wanneer het een maatschappelijk geaccepteerde activiteit betreft. Voor een aantal soorten geldt een algemene ontheffingsplicht ex artikel 75 van de Flora- en faunawet, voor minder algemeen voorkomende soorten kan in sommige gevallen ontheffing worden aangevraagd. Bij elk project, elke locatie of activiteit geldt bovendien een algemene 'zorgplicht' uit hoofde van de Flora- en faunawet.
Deze zorg houdt in ieder geval in dat: “een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken”.Gevolg hiervan is dat door middel van ecologisch onderzoek in beeld dient te worden gebracht welke waarden in het gebied voorkomen en wat de effecten van de voorgenomen ingreep op die waarden zullen zijn.
In het kader van dit bestemmingsplan is in 2010 door Bosgroep een onderzoek uitgevoerd waarin de plannen zijn getoetst aan de Natuurregelgeving. Dit onderzoek is in december 2013 geactualiseerd. Al eerder - in 2008 - heeft Landgoed Welna een toetsing aan de natuurwetgeving laten uitvoeren voor de realiseren grazerskooi. De resultaten van deze toetsing zijn meegenomen in de toetsing van de in het Masterplan voorziene ingrepen. De resultaten zijn samengevoegd in één rapport (zie Bijlage 11). De actualisatie van 2013 heeft geen aanleiding gegeven om de conclusies bij te stellen.
De opdracht bestond uit een uitgebreid veldonderzoek waarvan de uitkomsten kunnen worden gebruikt als basis voor een effectbeoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, een natuurtoets in het kader van de Flora- en Faunawet, een 'nee, tenzij-toets' en een toetsing aan de Richtlijn Strategische Milieubeoordeling.
Het ecologisch onderzoek is uitgevoerd in de periode juli en augustus 2010. In die periode zijn twee, deels gecombineerde bezoeken aan het plangebied gebracht. Op 15 november 2013 is de actualisatie uitgevoerd. Daarbij zijn alle locaties van 2010 opnieuw bezocht en is bovendien een aantal extra locaties bezocht die na 2010 in beeld zijn gekomen voor nieuwe ontwikkelingen. Daarvan zijn in het kader van dit bestemmingsplan alleen de locatie voor de familiebegraafplaats, de alternatieve locaties voor het natuurkampeerterrein / grazerskooi en de percelen die in aanmerking komen voor omvorming van bos naar heide relevant.
Het onderzoek heeft zich toegespitst op het gebied waar ingrepen zijn voorzien en is daarmee beperkt tot de kern van het landgoed. Op beide dagen zijn alle locaties waar ingrepen zijn voorzien en de directe omgeving daarvan bezocht. Bij de veldbezoeken is gelet op het voorkomen van beschermde habitattypen en soorten en de geschiktheid van het gebied voor die soorten. Verder is gekeken naar de aanwezige terreintypen, variatie in vegetatiestructuur, laanstructuren, ouderdom van de bomen en aanwezigheid van holen en spleten. Er is nog geen gericht onderzoek verricht naar vleermuizen omdat de plannen hier niet direct om vragen. Wel is gelet op de mogelijke geschiktheid voor vleermuizen.
Tevens is gebruik gemaakt van de onderzoeksresultaten van door Landgoed Welna aangeleverde gegevens over het voorkomen van boommarters. Daarnaast is gebruik gemaakt van kennis van de bewoners op het landgoed over het voorkomen van soorten als Boommarter, Eekhoorn, vogels en Rode Bosmier. Verder is gebruik gemaakt van aanvullende waarnemingen van www.waarneming.nl waarbij met name is gekeken naar soorten als Vliegend Hert en Hazelworm.
Aan de hand van de veldbezoeken en de beschikbare gegevens heeft de Bosgroep een inschatting gemaakt van het voorkomen of mogelijke voorkomen van beschermde soorten en habitattypen in en om het plangebied. Vervolgens zijn de effecten van de ingreep getoetst aan de Natuurbeschermingswet met behulp van de "Effectenindicator Natura 2000-gebieden" (Alterra 2005) en tevens aan de Flora- en faunawet.
Op grond van de Flora- en faunawet (Ff-wet) geldt een algemene zorgplicht voor alle soorten. Daarnaast is een drietal categorieën beschermde soorten aangewezen.
| beschermingscategorie | aangetroffen soorten |
| tabel 1 | Ree, Vos (foerageergebied), Haas, Mol, Aardmuis, Veldmuis, Rosse woelmuis, Bosmuis, Dwergmuis, Dwergspitsmuis, Tweekleurige bosspitsmuis, Huisspitsmuis, Egel, Wezel, Hermelijn, Bunzing, Bruine kikker en Gewone pad |
| tabel 2 | Edelhert, Wild zwijn, Eekhoorn |
| tabel 3 | Boommarter, Das (foerageergebied), Hazelworm, Vleermuis (Gewone dwergvleermuis in ieder geval), alle soorten aangetroffen vogels (25 algemene soorten, Wespendief en Zwarte specht als bijzondere soorten waarvoor de Veluwe in het kader van Natura 2000 is aangewezen) |
Voor de soorten uit tabel 1 en 2 geldt dat mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, er geen sprake is van verstoring van (strikter) beschermde soorten en er geen ontheffing in het kader van de Ff-wet noodzakelijk is.
Voor de vogels met jaarrond beschermde nesten (holenbroeders) en de vleermuizen uit tabel 3 geldt dat nader onderzoek zal moeten worden gedaan voordat ingrepen zullen plaatsvinden. Dit is als voorwaarde opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
In het kader van de plannen is getoetst welke effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-2000 gebied. Tevens is getoetst in hoeverre een vergunning noodzakelijk is uit hoofde van de Natuurbeschermingswet.
habitattypen
Natura 2000-gebied Veluwe is aangewezen voor een aantal habitattypen en soorten. Van de aangewezen soorten komen binnen Landgoed Welna de habitattypen H2310 (Stuifzandheiden met struikhei) en H4030 (Droge heiden) voor. Deze habitattypen bevinden zich in het zuiden van het landgoed en bevinden zich buiten het gebied waar ingrepen zijn voorzien.
soorten
Van de soorten die in het kader van Natura 2000 zijn aangewezen voor de Veluwe komen: Vliegend hert, Zwarte specht en de Wespendief voor binnen de grenzen van het landgoed. De overige soorten waarvoor de Veluwe is aangewezen komen in het plangebied niet voor. Het plangebied is ongeschikt voor de overige soorten, voornamelijk vanwege het ontbreken van water.
De effecten zijn getoetst volgens de "Effectenindicator Natura 2000-gebieden" van Alterra (2005). Conclusie is dat de ingreep geen significant negatieve effecten meebrengt op de intandhoudingsdoelstellingen die zijn gesteld in het kader van Natura 2000. Wel is sprake van een verslechtering met name door het verlies aan oppervlakte door het toevoegen van nieuwe bebouwing. Dit verlies kan worden genivelleerd door het creëren van de voorwaarden zodat nieuwe Natura 2000 doelen kunnen worden gerealiseerd. Concreet moet worden gedacht aan:
Er zal vergunning moeten worden aangevraagd voor de betreffende ingrepen. De aanvraag zal in overleg met de provincie plaatsvinden.
Landgoed Welna is vrijwel volledig aangewezen als onderdeel van het Gelders Natuur Netwerk (GNN). Ter bescherming van de kernkwaliteiten en wezenlijke kenmerken is binnen het GNN het nee, tenzij beginsel van toepassing. Nieuwvestiging en grootschalige ingrepen zijn alleen mogelijk wanneer er geen reële alternatieven zijn en er een groot maatschappelijk belang in het geding is. Voor bestaande functies zijn er beperkte ontwikkelingsmogelijkheden in die gevallen waarbij er geen reële alternatieven zijn voor verplaatsing van de functie naar een plek buiten het GNN. De provincie wil bestaande bedrijven in bestaande natuur ontwikkelingsruimte te bieden door het toepassen van de saldobenadering. Daarom geldt bij ingrepen in het GNN de voorwaarde dat 1) kernkwaliteiten van de (nog te ontwikkelen) natuurwaarden niet significant mogen worden aangetast en 2) de verplichting om een natuurinclusiefplan te maken om bestaande natuurwaarden te versterken. Indien de kernwaarden van het GNN toch worden aangetast, ontstaat de verplichting om een compensatieplan op te stellen.
Beoordeling vindt plaats aan de hand van onderstaand schema:
De huiskavels en enkele open percelen binnen Welna zijn aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbele doelstelling: hier is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Voor landgoedbedrijven biedt de GO ontwikkelingsruimte, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de beoogde ontwikkelingen voor zover beperkt tot de huiskavels niet ten koste zullen gaan van de kernkwaliteiten. De realisatie van het Houten Huis, de uitbreiding van de zorghoutvesterij en de bouw van de grazerskooi (incl. beheerdersvoorziening) leiden tot oppervlakteverlies van 1,53ha productiebos met een beperkte natuurwaarde. Ter compensatie van dit oppervlakteverlies worden 2 percelen agrarisch grasland (totaal 7,55ha) omgevormd naar half natuurlijk grasland. Met dit bestemmingsplan wordt tevens de bestemming van deze percelen gewijzigd in een natuurbestemming.
Op deze wijze is geen sprake van aantasting van de wezenlijke kenmerken of kernkwaliteiten van het gebied. Wat betreft de ingrepen in het GNN kan worden gesteld dat de beoogde ingrepen noodzakelijk zijn om het landgoed duurzaam in stand te kunnen houden. Het is geen reële mogelijkheid om voor een voorziening als het Houten Huis een alternatieve locatie buiten het landgoed te benutten. De opbrengsten van de economische dragers zouden in dat geval immers niet ten gunste komen van het landgoed. Ook kan hiermee de gewenste versterking van de identiteit van het landgoed door een hoofdhuis toe te voegen niet worden gerealiseerd. Ook wat betreft de uitbreiding van de zorghoutvesterij is gekozen voor clustering van voorzieningen, die complementair zijn aan elkaar en daarom in elkaars nabijheid moeten worden gerealiseerd.
De verplichting om een natuurinclusiefplan te ontwikkelen is ingevuld in de vorm van de Natuur Effect Boekhouding (zie paragraaf 3.4.1). Hieruit blijkt dat de plannen per saldo leiden tot een versterking van de kernkwaliteiten van het GNN. Het verlies aan oppervlakte (1,53ha) wordt ruimschoots gecompenseerd door de omvorming van 7,55ha naar natuur.
Het gebied ligt in een speciale beschermingszone: Natura 2000 gebied Veluwe. Daarnaast maakt landgoed Welna geheel deel uit van het GNN-natuur. De voorgenomen activiteiten komen niet voor op de lijst met activiteiten zoals vermeld in de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit MER. Ten behoeve van de voor de beoogde grazerskooi is een Effectbeoordeling uitgevoerd door Bosgroep. Daarin is tevens een verkenning uitgevoerd naar de op basis van de Ff-wet beschermde dier- en plantensoorten op landgoed Welna.
Concluderend kan worden gesteld dat de plannen zowel positieve als negatieve effecten hebben op de natuur. Er is echter geen sprake van strijdigheid met de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 -gebied Veluwe. Wel zal naar verwachting vergunning moeten worden aangevraagd voor de beoogde ontwikkelingen. Uitvoering van bepaalde onderdelen kan leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Ff-wet voor een aantal strikter beschermde soorten. Hiertoe zal - voorafgaand aan de beoogde ingrepen - nader onderzoek moeten plaatsvinden naar vleermuizen, vogels waarvan de broedplaats jaarrond is beschermd en andere holenbroeders.
Het is niet mogelijk om de beoogde ontwikkelingen op een andere locatie tot uitvoer te brengen omdat de opbrengsten dan niet meer ten goede komen aan het landgoed. Er is daarmee geen reëel alternatief. Door uitvoering te geven aan de in de NEB genoemde maatregelen leiden de plannen per saldo tot verbetering van de kernkwaliteiten van het GNN en wordt voldaan aan het vereist dat bij uitbreiding van bestaande functies in het GNN een natuurinclusiefplan moet worden opgesteld.
Vanuit ecologie en natuurwetgeving zijn er derhalve geen belemmeringen die de beoogde plannen in de weg staan, mits de voorgestelde mitigerende maatregelen zullen worden gerealiseerd.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen en de veiligheid.
In beginsel bevindt zich langs elke weg waar men harder mag rijden dan 30 km/uur een geluidzone. Binnen deze zone zijn de regels van de Wet Geluidhinder van toepassing en moet onderzoek worden verricht naar de geluidbelasting door het wegverkeer op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen.
In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar het aspect geluidhinder voor de erven waar functieverandering plaatsvindt. Voor het plangebied zijn in dit kader de Soerelseweg relevant.
Volgens de Wet Geluidhinder heeft iedere weg een geluidszone (artikel 74). De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging ten opzichte van het (binnen)stedelijk gebied:
| Stedelijk Gebied | |
| 1-2 rijstroken | 200m |
| 3 of meer rijstroken | 350m |
| Buitenstedelijk Gebied | |
| 1-2 rijstroken | 250m |
| 3-4 rijstroken | 400m |
| 5 of meer rijstroken | 600m |
Voor de Soerelseweg geldt dat deze 1 tot 2 rijstroken hebben en in buitenstedelijk gebied zijn gelegen. De geluidszone, waarbinnen akoestisch onderzoek noodzakelijk is, heeft derhalve een breedte van 250m.
Indien in de uitbreiding van de zorghoutvesterij tevens in een woon/zorgfunctie wordt voorzien, zal akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd aangezien woon/zorgfuncties zijn aangemerkt als geluidgevoelige functie in de Wet geluidhinder. Het nieuw te bouwen Houten Huis is buiten de geluidzone van de Soerelsweg geprojecteerd. Teneinde antwoord te krijgen op de vraag of de nieuwbouwlocatie van de woon/zorgfunctie bij de zorghoutvesterij akoestisch inpasbaar is door Econsultancy een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek maken als Bijlage 12 deel uit van dit bestemmingsplan. Omdat de exacte situering van de toekomstige bebouwing niet bekend is, is voor het onderzoek gekeken naar de geluidbelasting op de grenzen van het bouwvlak.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de voorkeurgrenswaarde op de noordelijke en westelijke grenzen van het bestemmings-/bouwvlak worden overschreden. Uit de maatregelenstudie is gebleken dat het niet mogelijk is om verkeerskundige, technische, landschappelijke en financiële redenen geen maatregelen getroffen kunnen worden waarmee wel wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarde. Om die reden dient een hogere waarde procedure doorlopen te worden.
Rust, ruimte en stilte zijn in de Omgevingsvisie gekoppeld aan de kernkwaliteiten van het GNN en de GO. Het zijn kwaliteitsaspecten van deze gebieden. Het beleid is erop gericht om deze kwaliteiten te beschermen. Daarnaast blijven de bestaande stiltegebieden en stiltebeleidsgebieden bestaan. De Stiltebeleidsgebieden bestaan uit 5 aaneengesloten gebieden waar ruimtelijk beleid geldt ten aanzien van stilte. Dat wil zeggen dat het geluidniveau niet mag toenemen en bij voorkeur dient af te nemen. Gebiedseigenactiviteiten, zoals normale agrarische bedrijfsvoering, ondervinden hiervan geen belemmering.
Stiltegebieden zijn een voormalig begrip uit de Wet Geluidhinder voor gebieden waar de geluidbelasting door toedoen van menselijke activiteiten zo laag is, dat de in het gebied heersende natuurlijke geluiden niet of nauwelijks worden gestoord. In Gelderland wordt "stiltegebied" als term gebruikt voor gebieden van waaruit de provinciale verordening regels gelden inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder. In Gelderland zijn vier categorieën stiltegebieden: verplicht aangewezen stiltegebieden, proefgebieden, stiltegebieden tijdens het weekend en stiltegebieden van november tot april.
Landgoed Welna ligt binnen de begrenzing van het stiltebeleidsgebied "Veluwe" (zie afbeelding 14). Hier is stiltebeleid direct gekoppeld aan het natuur- en landschapsbeleid. Noord- en Zuid Oost Veluwe zijn aangewezen als Proefgebied. Het is niet haalbaar om van Noord Oost Veluwe een permanent stiltegebied te maken. Het lawaai van Artillerie Schietkamp Oldebroek overschrijdt door de week de richtwaarde van 40dB(a). Twee deelgebieden van Noord Oost Veluwe zijn daarom stiltegebied gedurende het weekend.
Doel van de aanwijzing is om de rust en stilte in het gebied die er nu is, te behouden en waar mogelijk verder te laten toenemen volgens het 'stand-still, step forward' principe. Hier mag de geluidbelasting door menselijk handelen niet hoger zijn dan 40dB(A). Geluid dat afkomstig is van agrarische activiteiten, het normale wonen, ontzanding en ontkleiing, jacht, bosbouw en visserij wordt als gebiedseigen beschouwd. Alle ruimtelijke activiteiten die niet gebiedseigen zijn en die de norm overschrijden worden in beginsel geweerd. Door in bestemmingsplannen rekening te houden met de regels voor stiltegebieden wordt voorkomen dat nieuwe geluidsoverlast ontstaat. De hiervoor geldende regels zijn opgenomen in bijlage 10a van de Provinciale Milieuverordening Gelderland.
De nieuwe ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden geregeld, gaan uit twee nieuw te realiseren maatschappelijke functies (wonen met een overwegend verzorgend karakter en uitbreiding zorghoutvesterij), die wat betreft geluid vergelijkbaar zijn met wonen. Het is daarmee aannemelijk dat de activiteiten onder de norm zullen blijven. De overige ontwikkelingen betreffen het verplaatsen van bestaande (deels nog te realiseren) functies (natuurkampeerterrein en grazerskooi).
Afbeelding 14: uitsnede kaart Omgevingsvisie Gelderland - Veilige leefomgeving,
bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
In Nederland gelden regels voor luchtkwaliteit; deze zijn opgenomen in de Wet Luchtkwaliteit 2007 die op 15 november 2007 in werking is getreden en als titel 5.2 deel uitmaakt van de Wet milieubeheer (Wmb). Hiermee is het Besluit Luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. De Uitvoeringsregels voor het bepalen van de luchtkwaliteit en de bijdrage van een plan daarin zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur “Niet in Betekenende Mate Bijdragen” en de Ministeriële regelingen: “Beoordeling Luchtkwaliteit 2007” en “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007”.In de Wet Luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen ter bescherming van het milieu en de leefkwaliteit. In 'artikel 5.16' is geregeld op welke wijze het aspect luchtkwaliteit in acht dient te worden genomen bij planvorming. Indien één of meerdere grenswaarden niet worden overschreden na realisatie van het plan, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor realisatie van het plan, zelfs niet als het plan leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Indien één of meerdere grenswaarden reeds worden overschreden voor realisatie van het plan, moet worden onderzocht in hoeverre het voorgenomen plan “in betekenende mate bijdraagt” aan de concentraties van de stof waarvoor de grenswaarden worden overschreden. Indien een voorgenomen plan “niet in betekenende mate bijdraagt” kan het plan alsnog doorgang vinden. Indien het plan wel “in betekenende mate bijdraagt” kan het plan alleen doorgang vinden, indien de positieve effecten van dat plan -en/of de met het plan samenhangende maatregelen zodanig verbeteren dat per saldo geen verslechtering optreedt. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Bij woningbouw geldt dat een bouwplan met minder dan 500 woningen, gelegen aan één ontsluitingsweg, niet in betekenende mate bijdraagt. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Gelet op het feit dat de voorliggende plannen uitgaan van het toevoegen van een zeer beperkt aantal woningen, kan worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt en dat nader onderzoek achterwege kan blijven.
Aangezien woningen niet als gevoelige bestemming zijn aan te merken in de zin van het Besluit Gevoelige Bestemmingen vormt ook de afstand tot de provinciale weg geen belemmering voor uitvoering van de plannen.
De Wet bodembescherming (Wbb) uit 1987 is het wettelijke kader voor de bescherming van de bodem. Op grond van de Wbb kunnen regels worden gesteld waarmee verontreiniging van de bodem wordt voorkomen. De Wbb kent ook een zorgplicht waarmee verontreinigingen die zijn ontstaan na invoering van de wet kunnen worden aangepakt. Sinds 1994 bevat de wet regels die gaan over verontreinigingen die zijn ontstaan voor de invoering van de wet (historische verontreinigingen).Op 1 januari 2006 zijn belangrijke wijzigingen in het saneringshoofdstuk van de Wet bodembescherming inwerking getreden.
Bij een vermoeden van bodemverontreiniging worden locaties onderzocht om vast te stellen of er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. Voor gevallen van ernstige verontreiniging dient altijd een standaard risicobeoordeling te worden uitgevoerd. Indien vastgesteld is dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging is het uitgangspunt dat er een sanering moet plaatsvinden.
Als echter op basis van de risicobeoordeling is aangetoond dat de sanering niet met spoed hoeft te worden uitgevoerd, vindt een vorm van beheer van de bodem plaats. Indien niet met spoed dient te worden gesaneerd zal de dynamiek op een locatie doorgaans aanleiding zijn om te gaan saneren, zoals herinrichting van een locatie of een gebied.
Teneinde inzicht te verkrijgen in de samenstelling van de bodem is in het kader van dit bestemmingsplan een tweetal verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd:
De resultaten van beide onderzoeken zijn als Bijlage 13 en 14 aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Uitbreiding zorghoutvesterij:
Als onderdeel van het verkennend bodemonderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd conform NEN 5725. Op basis van het vooronderzoek is de locatie als onverdacht aan te merken. Gegeven de verwachte bodemsituatie is de locatie onderzocht en is een oppervlakte aangehouden van elk 500m². Overeenkomstig het gemeentelijk beleid is het standaard stoffenpakket uitgebreid met de stof arseen. Op voorhand werd verwacht dat het grondwater zich dieper dan 5m beneden het maaiveld zou bevinden. In het veld is dit bevestigd met grondboringen tot deze diepte.
Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van asbest in de bodem. Het opgeboorde materiaal is wel visueel beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen; dit is niet aangetroffen. Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat zowel in de bovengrond als in de ondergrond van de onderzochte locaties geen verontreinigingen zijn aangetoond.
Overige locaties:
De onderzoekslocaties betreffen allen bospercelen en hebben voor zover bekend altijd een dergelijke functie gehad. Het onderzoek is daarom uitgevoerd overeenkomstig NEN 5725. Gelijktijdig met het vooronderzoek is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. uit het geohydrologisch onderzoek blijkt dat de bodem voornamelijk uit zwak tot matig grindig, zwak siltig, zeer fijn tot zeer grof zand is opgebouwd. De bovengrond is zwak humeus. Er zijn geen gleyverschijnselen in de ondergrond waargenomen. Tot op de onderzochte diepte is geen grondwater aangetroffen. In het opgeboorde materiaal zijn zintuigelijk geen verontreinigingen waargenomen.
Op basis van het vooronderzoek, de terreininspectie en het zintuiglijk bodemonderzoek is het niet aannemelijk dat de onderzochte locaties verontreinigd zijn. De locaties worden daarmee als onverdacht aangemerkt; een verkennend onderzoek op analytische grondslag (NEN 5740) is daarom niet noodzakelijk.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is de bodem van alle onderzochte locaties geschikt voor de voorgenomen ontwikkelingen.
In het Besluit Externe Veiligheid (Bevi) zijn de risiconormen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Het besluit heeft tot doel om zowel individuele burgers, als groepen een minimumbeschermingsniveau te bieden tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. Het besluit is van toepassing op Wmb-vergunningplichtige risicovolle inrichtingen en/of de nabijgelegen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten.
De verdeling tussen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten is gemaakt om bepaalde groepen mensen in het bijzonder te beschermen. Hierbij spelen het aantal, de verblijftijd, de fysieke of psychische gesteldheid van mensen en de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden een rol. Een voorziening zoals een zorginstelling of verpleeghuis wordt aangemerkt als een kwetsbaar object.
Raadpleging van de Risicokaart (afbeelding 15) leert dat zich in de buurt van de projectlocatie geen risicovolle inrichtingen bevinden. Op de risicokaart is aangegeven dat vrijwel het volledige plangebied deel uitmaakt van een gebied waar risico's zijn op natuurbranden in verband met de aanwezigheid van loofbos en heidegebieden. In de toelichting op de risicokaart wordt opgemerkt dat heide-, duin- en bosbrand voorbeelden zijn van natuurbranden. De risicokaart geeft aan waar dat eventueel aan de orde is. Woningen, dorpen en vakantieparken in die gebieden kunnen door de brand worden bedreigd.
Afbeelding 15: Risicokaart Gelderland
bron: http://nederland.risicokaart.nl/?ext=193150.34,482473.94,198081.6,485886.36
In de Omgevingsvisie is dit risico specifiek benoemd als punt van aandacht in relatie tot de ambities op het gebied van een veilige leefomgeving. De provincie streeft naar het reduceren van het risico van een onbeheersbare natuurbrand omdat als gevolg van de verwevenheid tussen natuur en economische activiteiten de potentiële schade in voorkomende gevallen groot is.
Vanuit het Bevi ontstaan geen belemmeringen voor de voorgenomen activiteiten. Het risico op natuurbranden werpt geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkelingen.
Sinds 1 januari 2007 is de Wet Geurhinder en Veehouderij in werking getreden, die voorziet in een regeling ter voorkoming van geuroverlast bij geurgevoelige objecten (zoals woningen) in relatie tot agrarische bedrijven. De beoordeling of sprake is van geurhinder voor deze dieren bestaat bij geurgevoelige objecten (zoals woningen) uit een toetsing aan de voorgeschreven minimum afstanden. De wet maakt onderscheid tussen dieren met en zonder geuremissiefactor. Melkkoeien vallen daarbij in de categorie dieren zonder geuremissiefactor. De minimaal in acht te nemen afstand tussen een geurgevoelig object en het emissiepunt (buitenzijde stal of uiterste grens van het bouwvlak) bedraagt buiten de bebouwde kom 50m.
Binnen Landgoed Welna zijn geen agrarische bedrijven gevestigd. Alle planlocaties bevinden zich op ruime afstand tot de omliggende agrarische bedrijven. Er is geen sprake van (mogelijke) geuroverlast of beperkingen voor omliggende agrarische bedrijven.
Voor onderhavig project zijn de volgende milieuaspecten onderzocht: bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid en geur. Vanuit de aspecten luchtkwaliteit, de Wet geurhinder en veehouderij en externe veiligheid zijn er geen belemmeringen te verwachten die de voorgenomen plannen in de weg staan.
Uit het geluidonderzoek is naar voren gekomen dat ter plaatse van de beoogde uitbreiding van de zorghoutvesterij niet wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarde. Om de beoogde plannen te kunnen realiseren zal een hogere waarde procedure worden doorlopen.
De Europese Kaderrichtlijn Water heeft goed functionerende watersystemen en duurzaam watergebruik tot doel. In het algemeen is de Kaderrichtlijn gericht op de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam en evenwichtig gebruik. Daarbij staan stroomgebieden centraal. De doelstellingen voor oppervlaktewater en grondwater vormen de basis. Het accent ligt op de kwaliteit en het ecologisch functioneren van water. De Kaderrichtlijn bepaalt dat in 2015 een goede oppervlakte- en grondwatertoestand moet zijn bereikt in alle Europese wateren. Dit beleid is op Rijksniveau verder uitgewerkt in de Vierde Nota Waterhuishouding.
Het Nationaal Waterplan (NWP) (december 2009) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009 - 2015. Het NWP is tevens structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. De stroomgebiedsplannen zijn een bijlage van het NWP.
De grondgedachte voor duurzaam waterbeheer is meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten. Het
rijk vindt het daarbij van belang dat bij alle wateropgaven en - maatregelen maximaal wordt mee gekoppeld met andere opgaven en maatregelen. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. De mate waarin water bepalend is bij ruimtelijke ontwikkelingen hangt af van de aard, omvang en urgentie van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid en andere kenmerken in dat gebied.
Het waterbeleid van de Provincie Gelderland is vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015. Het Waterhuishoudingsplan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer weer in de provincie Gelderland voor de periode 2010-2015. In het Waterplan is beschreven welke onderwerpen van provinciaal belang zijn en waarvoor de provincie het tot haar beschikking staande instrumentarium uit de Wro wil inzetten.
Het gaat om de volgende waterdoelen:regionale waterberging, de grote Gelderse rivieren, drinkwaterbescherming, de Ecologische Hoofdstructuur, waterafhankelijke natuur en weidevogelgebieden. In het Waterplan is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming.
De belangrijkste doelstellingen voor de periode tot 2015 luiden als volgt:
Veel gebieden met natte natuur zijn verdroogd. De TOP-lijst gebieden vormen een selectie uit alle verdroogde land- en waternatuur in Gelderland. Landgoed Welna is niet aangewezen als TOP-gebied. Ook bevinden zich binnen de grenzen geen wateren die zijn aangewezen als water met een Hoge Ecologische Natuurwaarde (HEN) of Specifieke Ecologische Doelstelling (SED) (zie afbeelding 16).
De natte natuur in de TOP-lijst gebieden en eventueel daar buiten vallende hydrologische beschermingszones zijn ruimtelijk beschermd. Deze ruimtelijke bescherming betekent minimaal 'stand still'. Veranderingen in de waterhuishouding mogen in ieder geval niet nadelig zijn voor de natuurdoelen ter plekke. Het aan Landgoed Welna grenzende landgoed Tongeren behoort wel tot het beïnvloedingsgebied van het als TOP-gebied aangewezen "Wisselse en Tongerense Veen". In de aangewezen hydrologische beschermingszones (zie afbeelding 16) zijn ruimtelijke en waterhuishoudkundige ontwikkelingen, die de natuurwaarden negatief beïnvloeden in principe niet toegestaan. Landgoed Welna ligt buiten deze beschermingszone.
Afbeelding 16: Functiekaart TOP-gebieden
bron: Waterschap Veluwe
Het Waterbeheersplan is vastgesteld in november 2009 en geeft de hoofdlijnen weer van het beleid en de wateropgaven voor het Waterschap Veluwe voor de komende jaren. Met het Waterbeheersplan wil het Waterschap bijdragen aan het op veilige en duurzame manier samen leven met water, rekening houdend met een veranderend klimaat. Daarbij wil men niet alleen beschermen tegen het water, maar ook ervoor zorgen dat mensen op verantwoorde wijze aan het water kunnen wonen, recreëren en werken. Daarbij wil men goede waterhuishoudkundige voorwaarden scheppen voor zowel natuur als landbouw. Voor Landgoed Welna gelden geen specifieke opgaven op het gebied van de waterhuishouding.
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een aantal nieuwe gebouwen met bijbehorende erven. Voor de nieuwe erven zal voor het afvalwater worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Uitgangspunt voor het hemelwater is dat de perceeleigenaar het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerkt (bergen/infiltreren). Afstromend regenwater zal in afwachting van infiltratie, tijdelijk worden geborgd in een bergingsvoorziening (bijvoorbeeld een vijver, een zakput, een bergende en infiltrerende verharding van klinkers, e.d.), die wordt onderhouden en aangelegd door de perceelseigenaar/-gebruiker.
De perceeleigenaar is daarnaast verantwoordelijk voor de grondwaterkwaliteit onder het eigen perceel. Het afkomend regenwater mag niet verontreinigd zijn of verontreinigd raken zodat bodemverontreiniging bij de infiltratiepunten wordt voorkomen. Hiervoor is het belangrijk geen onbehandeld koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK's) en andere uitlogende (bouw)materialen toe te passen op oppervlakken/straatmeubilair die in aanraking komen met regen- en/of grondwater. Daarnaast dient er geen gebruik te worden gemaakt van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen en moeten verharde oppervlakken schoon worden gehouden (vroegtijdig scheiden van organisch materiaal, zoals bladafval).
Het water dat op eigen perceel wordt geïnfiltreerd moet voldoen aan de streefwaarden zoals opgenomen in de wet Bodembescherming. Mochten streefwaarden worden overschreden dan is de aanleg van lokale voorzuiveringsvoorzieningen (zoals wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.) noodzakelijk. Eventuele overschrijdingen van streefwaarden moeten aantoonbaar door de voorzuiveringsvoorziening worden teruggebracht tot of onder de streefwaarde. Voor de woonerven betekent dat uitsluitend niet-uitlogende bouwmaterialen mogen worden toegepast, om grondwaterverontreinigingen op eigen perceel te voorkomen.
In de Keur zijn regels gesteld voor het lozen van hemelwater dat afkomstig is van verhard terrein of dakoppervlak. Voor het lozen van dat water is in beginsel geen watervergunning benodigd, mits het verhard oppervlak kleiner is dan 250m². Bij een groter verhard oppervlak dient te worden aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de keur.
Bij ondergrondse bouw (bijvoorbeeld kelders, garages) zal rekening moeten worden gehouden met de grondwaterstand. Retourbemalingen (t.b.v. bouwputten, riolering) kan ondergrondse constructies bedreigen of infiltratie van hemelwater belemmeren. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar dat geen wateroverlast wordt ondervonden door ondergrondse activiteiten. Grondwateroverlast mag niet worden afgewenteld op omringende gebieden.
Vanuit de doelstellingen voor goed functionerende watersystemen met voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam en evenwichtig gebruik zijn in het waterbeleid van de Provincie Gelderland en Waterschap Veluwe geen specifieke doelen gesteld voor Landgoed Welna.
In het kader van de plannen voor nieuwbouw zijn de uitgangspunten voor duurzaam (stedelijk) waterbeheer van belang. De te bebouwen locaties zullen moeten worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. De bestaande woningen en de zorghoutvesterij zijn reeds aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel; dat zal met de uitbreiding niet veranderen. Het aantal nieuwe aansluitingen is beperkt en kan duurzaam worden opgevangen in het bestaande stelsel.
Het hemelwater van de daken en de verharde terreindelen zal in beginsel in de bodem infiltreren, bijvoorbeeld in een wadi of andere bezinkvoorziening. Het water mag niet worden geloosd op watergangen waaraan specifieke natuurwaarden is toegekend. Met het oog op het voorkomen van verontreiniging zal bij de bouw van de woningen geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen zoals lood, koper en (onbehandeld) zink. Bij ondergronds bouwen dient rekening te worden gehouden met de grondwaterstand.
Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet aan de eisen ten aanzien van duurzaam waterbeheer.
Dit bestemmingsplan bestaat uit regels, een digitale verbeelding en een toelichting. De regels en de digitale verbeelding vormen samen één geheel. Tevens vormen de regels met de daaraan gekoppelde digitale verbeelding het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Voor de gemeente is het bestemmingsplan het belangrijkste publiekrechtelijke instrument om doelstellingen te realiseren. In onderhavig plangebied is het bestemmingsplan grotendeels conserverend. Daarnaast legt het de basis voor enkele nieuwe ontwikkelingen.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied voorzien van een bestemming waarin tevens regels zijn gesteld ten aanzien van de bebouwingsmogelijkheden op en de gebruiksmogelijkheden van die gronden. De toelichting heeft geen juridische bindingskracht, maar vormt wel en belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan omdat hierin de beweegredenen, onderzoeksresultaten en de (beleids)uitgangspunten zijn verwoord, die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Daarmee is de toelichting van wezenlijk belang voor de juiste interpretatie van het bestemmingsplan en de wijze waarop de daarin opgenomen bepalingen moeten worden toegepast.
De hoofdfuncties in het plangebied zijn: natuur en landschap, bosbouw, zorg en daarmee vergelijkbare maatschappelijke functies, cultuurhistorie, recreatie en wonen. Om deze functies goed met elkaar samen te laten gaan is in het bestemmingsplan een belangenafweging gemaakt. Het bestemmingsplan biedt de nodige ontwikkelingsmogelijkheden voor de functies in het buitengebied. Kwetsbare functies worden beschermd en functies die hier niet thuishoren worden geweerd. Het bestemmingsplan vormt hiermee een toetsingskader, dat de gemeente gebruikt bij het al dan niet verlenen van medewerking aan plannen en initiatieven.
Algemeen gesteld richt het bestemmingsplan zich op handhaving en waar mogelijk verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en houdt rekening met voorzienbare ruimtelijke ontwikkelingen.
Bij het opzetten van dit bestemmingsplan is ervoor gekozen het bestemmingsplan inhoudelijk zoveel mogelijk te laten aansluiten op het Bestemmingsplan Buitengebied en de ter voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied opgestelde Nota van uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld januari 2013).
De begrenzing van het plangebied is conform de begrenzing van de eigendomsgrenzen van het landgoed. In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:'Bos, 'Maatschappelijk', 'Natuur', 'Verkeer', 'Wonen' en 'Wonen - Landhuis'. Het deel van het landgoed waar zich de bestaande activiteiten bevinden en waar ontwikkelingen worden voorzien, is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed'. Daarnaast is het hele plangebied voorzien van een op de verwachtingswaarde toegespitste dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'.
Dit bestemmingsplan is opgezet volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) die het mogelijk maakt om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de plankaart van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting omdat deze immers geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan.
De Wet ruimtelijke ordening kent drie planvormen:
De eerste twee plansoorten bieden een directe basis voor vergunningverlening. Een globaal bestemmingsplan met uitwerkingsbevoegdheden moet eerst worden uitgewerkt in een uitwerkingsplan voordat (bouw)vergunning kan worden verleend. Dit plan is ontwikkelingsgericht en heeft de vorm van een globaal eindplan waarbij de exacte positie van de te realiseren nieuwbouw nog niet is vastgelegd, maar wel kaders worden geboden waarbinnen de nieuwbouw kan plaatsvinden.
De opbouw van de planregels is als volgt:
Begrippen;hier zijn de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden toegepast. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP 2012.
Wijze van meten; hier is aangegeven op welke wijze maten, inhoud en oppervlakten van bouwwerken worden gemeten en berekend om zo tot een eenduidige toepassing van de bouwregelingen te komen.
De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving zijn de functies benoemd die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwvoorschriften zijn gerelateerd aan deze omschrijving evenals het gebruik van de gronden en de daarop toegestane bebouwing. De bestemmingsvoorschriften kennen alle dezelfde opbouw met de volgende onderdelen:
Niet elke bestemmingsregel bevat deze elementen; dit is afhankelijk van de bestemming en de daarvoor relevante bepalingen.
Algemene aanduidingsregels: in dit artikel zijn algemene regels opgenomen ter bescherming van de van de rust en stilte in het gebied afhankelijke natuurwaarden. Hiermee wordt invulling gegeven aan het beleid voor Stiltegebieden in Gelderland;
Anti-dubbeltelregel: in dit artikel wordt aangeven dat als reeds gebruik is gemaakt van grond voor een bouwplan dat is of kan worden gerealiseerd, deze grond niet opnieuw mag worden meegerekend bij een volgende vergunningaanvraag;
Algemene afwijkingsregels: in dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen gebruik kan worden gemaakt van een algemene bevoegdheid om af te wijken van de regels in het bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels: in dit artikel is invulling gegeven aan de eis die voortvloeit uit de provinciale verordening dat bestemmingsplannen een algemene wijzigingsbevoegdheid dienen te bevatten ten behoeve van natuurontwikkeling;
Overgangsrecht: samengevat is hier bepaald dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar strijdig zijn met dit plan, in dezelfde vorm mogen blijven bestaan. Wel blijft het mogelijk om op te treden tegen (eerder ontstaan) illegaal gebruik of bebouwing.
Slotregel:hier is aangeven onder welke naam het plan kan worden aangehaald.
Op de verbeelding is steeds de bestemming van de betreffende percelen aangegeven. De verbeelding bestaat uit een verzameling van geografisch bepaalde objecten, die tezamen met de regels zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bebouwingsmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.
Verklaringen zijn de overige op de verbeelding van het bestemmingsplan voorkomende zaken. Verklaringen hebben geen juridische betekenis, maar zijn bedoeld om nadere informatie te verschaffen en de raadpleegbaarheid te verbeteren. Het bestemmingsplan kent een aantal dubbelbestemmingen.
Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan alle in het plan begrepen gronden bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van die gronden en ten aanzien van de bebouwingsmogelijkheden. Elke bestemming is geometrisch bepaald. In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
De bestaande (park)bossen zijn positief bestemd waardoor verkleining van het bosareaal in beginsel niet mogelijk is. De bestemming kent een veelzijdige doelstelling: bossen hebben een functie voor landschap, cultuurhistorie, natuur, maar ook bosbouw en recreatie. De verspreid voorkomende heidevelden, agrarische percelen, akkers, wildweiden en dergelijke die kleiner zijn dan 2ha worden geacht deel uit te maken van het bos. Deze zijn wel opgenomen in de doeleindenomschrijving. Ter bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden van bos is een toegesneden vergunningenstelsel opgenomen dat ruimte laat voor het normale bosbouwkundige beheer.
De particuliere begraafplaats in het bos is als zodanig aangeduid op de plankaart, evenals het kampeerterein en de grazerskooi. Voor de bij woningen behorende vrijstaande bijgebouwen die in het bos liggen is een uitzondering gemaakt omdat deze bij de woningen horen. Hier is gekozen voor een zelfstandige (woon)bestemming met de aanduiding die aangeeft dat het hier een bijgebouw betreft. Het betreft uitsluitend bestaande bijgebouwen en de begrenzing sluit direct aan op de bestaande contouren zodat deze aanpassing geen gevolgen heeft voor de aanwijzing van landgoed Welna als Natura 2000 gebied. Indien deze vrijstaande bebouwing binnen het bestemmingsvlak Wonen, waar ook de woning aanwezig is, zou worden gebracht zou de oppervlakte van het geëxclaveerde gebied toenemen. Gelet op het feit dat de bijgebouwen bij een woning horen hebben deze een zelfstandige woonbestemming gekregen binnen de bestemming "Bos". Overige gebouwde beheervoorzieningen die niet zijn voorzien van een zelfstandige bestemming of aanduiding, vallen onder de algemene regeling voor beheervoorzieningen voor het landgoed.
De bestaande voorzieningen voor recreatief medegebruik zoals wandelpaden, fietspaden picknickplaatsen en dergelijke zijn via de bestemmingsomschrijving toegestaan. Ook is in de regels en de verbeelding een voorziening opgenomen waarmee het bestaande gebruik van het natuurkampeerterrein maar ook het groepskamperen en het paalkamperen wordt geregeld.
Het bestemmingsplan richt zich op een samenhangende ecologische (hoofd)structuur en de bescherming van in het gebied voorkomende bijzondere natuurwaarden. Met het oog op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden in de vorm van heidegebieden zijn deze specifiek bestemd. De heidegebieden in het zuidelijke deel van landgoed Welna hebben daartoe de bestemming "Natuur" gekregen. Ter bescherming van de natuurwaarden zijn verschillende werkzaamheden (zoals het draineren, dempen en graven van sloten e.d.) gekoppeld aan een vergunningplicht.
Vanwege de bosbouwkundige functie zijn de bossen en landschapselementen met een grotere oppervlakte dan 2 ha, bestemd als "Bos". Kleine elementen zoals vennen, bosperceeltjes en plassen zijn niet apart bestemd maar zijn wel opgenomen in de doeleindenomschrijving. De bestaande voorzieningen voor recreatief medegebruik zoals wandelpaden, fietspaden picknickplaatsen en dergelijke zijn via de bestemmingsomschrijving toegestaan.
Overeenkomstig het provinciaal beleid is in de regels een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming van gronden kan worden gewijzigd in de bestemming "Natuur". Ook voor de realisatie van de heidecorridor als onderdeel van het Groot Soerelproject kan gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid.
In het plangebied komt op dit moment één functie voor met een (brede) maatschappelijke functie zijnde de zorghoutvesterij.
De plannen voorzien in de nieuwbouw van het Houten Huis (ouderenzorg) en de uitbreiding van de zorghoutvesterij met een tweede werkschuur / woonvoorziening. In beide gevallen is sprake van verblijf in een woongebouw waarbinnen bewoning plaatsvindt met een overwegend verzorgend karakter. Hier ligt de nadruk op het verzorgend karakter (24 uurs begeleiding vanuit een professionele zorginstelling) al dan niet met behulp van een inwonende partner die mantelzorg verleent, teneinde de zorgbehoevende zoveel mogelijk zelfstandig te laten leven. Het verblijf in een woongebouw is onlosmakelijk verbonden met de geboden zorg. Om die reden is ervoor gekozen om al deze functies de bestemming 'Maatschappelijk' toe te kennen.
Het bestaande gebruik van de Ziekenstal / voormalige schaapskooi ten zuiden van de Josina's Hoeve als groepsvoorziening / familiehuis is eveneens positief bestemd binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.
De provinciale weg N309 (Soerelseweg) heeft de bestemming "Verkeer". De N309 is een doorgaande weg voor regionaal verkeer met bijbehorend wegprofiel en snelheidsregime. De paden en (onverharde) wegen in het plangebied zelf hebben een ander karakter en zijn uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer en recreatief verkeer, die niet apart zijn bestemd. Uitzondering daarop vormt de Gortelseweg, die vanwege het doorgaande en verharde karakter is voorzien van een aanduiding 'verkeer - verbljif'.
Voorzieningen voor recreatief medegebruik zoals wandelpaden, fietspaden picknickplaatsen en dergelijke zijn via de bestemmingsomschrijving in de verschillende bestemmingen toegestaan en niet apart bestemd. De bestaande nutsvoorziening is voorzien van een functieaanduiding 'nutsvoorziening'.
De bestaande woningen zijn in het bestemmingsplan positief bestemd. Huis Welna had in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "Landhuis". In lijn met het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied 2014 is voor het bestemmingsplan Welna gekozen voor de bestemming 'Wonen - Landhuis'. De regeling is inhoudelijk gelijk aan de vigerende regeling.
Vanwege het feit dat het buitengebied een groot aantal woningtypen kent, is - in lijn met het Bestemmingsplan Buitengebied - gekozen voor een nadere onderverdeling. Voor 'gewone' woningen geldt een maximaal bouwvolume van 750m³. Woningen die een kleinere inhoudsmaat hebben mogen worden uitgebreid tot dit volume.
Bij de nieuwe Martha's Hoeve (Korrenbergweg 4) en het Grote Huis Welna (Korrenbergweg 2) zal een deel van de bestaande bebouwing geschikt worden gemaakt voor gebruik als groepsaccommodatie. Daartoe zijn op de verbeelding specifieke aanduidingen (pension) opgenomen. Ter ondersteuning van de pensionfunctie is binnen de regels voor aan huis gebonden beroep ter plaatse van de aanduiding 'pension' tevens ondersteunende horeca toegestaan. Ondersteunende horeca is daarbij gedefinieerd als: horeca die wordt aangeboden als nevenfunctie bij een hoofdfunctie, waarbij een directe relatie is tussen de nevenfunctie en de hoofdfunctie. Op deze manier is het mogelijk om consumpties tegen betaling aan te bieden tegen betaling. Concreet kan worden gedacht aan een theeschenkerij, waar naast de pensiongasten ook bezoekers van het landgoed terecht kunnen voor een kopje thee of koffie. Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor de schaapskooi waar deze functie is toegestaan ter ondersteuning van de educatieve functie van de schaapskooi. Ook van het begrip 'nevenfunctie' is een definitie opgenomen.
De gebouwen waar recreatief nachtverblijf wordt toegestaan, liggen binnen het bestemmingsvlak dat moet worden aangemerkt als gebied dat geen deel uitmaakt van het Natura 2000 gebied (geëxclaveerd). Het gewijzigde gebruik heeft daarmee geen gevolgen voor de oppervlakte van de EHS en /of het Natura 2000 gebied. De Buys Ballotschuur krijgt een functie als familiehuis voor recreatief nachtverblijf. Ook hiervoor is een aanduiding opgenomen op de verbeelding.
Uitgangspunt is dat per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan. Inwoning of dubbele bewoning door twee huishoudens in één bouwmassa kan via een omgevingsvergunning worden toegestaan bij woningen met een bestaande grotere inhoud dan 800m³, zoals bijvoorbeeld de boerderij en de deel. De woning kan daartoe worden verbouwd en opgesplitst in twee aparte wooneenheden met elk een eigen ingang en voorzieningen als keuken en badkamer.
Inwoning is bij recht toegestaan. Van inwoning is sprake als bijvoorbeeld een familielid al dan niet tijdelijk inwoont en deze persoon of personen deel uitmaken van het huishouden. Er is in dat geval geen sprake van een aparte wooneenheid.
Praktijk- of studioruimtes voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf is toegestaan, mits de woonfunctie de overheersende functie blijft. Maximaal 40% van een woning en de bijbehorende bouwwerken mag voor dat doel worden gebruikt tot een maximum van 50m². Zelfstandige gastenverblijven (in vrijstaande bijbehorende bouwwerken) zijn niet toegestaan.
Ook het hobbymatig houden van dieren (tot circa 10 nge) valt onder de woonfunctie. Vaak is het aantal dieren zodanig dat de maximale maat van 60m² niet toereikend is. Via een omgevingsvergunning kan worden toegestaan dat de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in dat geval kan worden uitgebreid tot 200m², mits het perceel met de direct aangrenzende (en in eigendom zijnde) gronden één geheel vormen en een oppervlakte hebben van minimaal 5000m². Vergunning kan worden verleend als de noodzaak van de uitbreiding is aangetoond.
Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om woningen te herbouwen en te verplaatsen. Hiervoor moet aan een aantal criteria worden voldaan:
Het oude bouwperceel dient te vervallen en krijgt dezelfde bestemming als de aangrenzende gebieden. Een woning kan maximaal 100 meter worden verplaatst; zodat de ruimtelijke relatie met de oude locatie van de woning behouden blijft.
Op de indicatieve archeologische waardenkaart is Landgoed Welna aangeduid als gebied met een hoge tot middelhoge trefkans. Aansluitend bij Nota Invulling Archeologie Beleid en de bevindingen in het RAAP-rapport hebben vrijwel alle gronden in het bestemmingsplan een dubbelbestemming gekregen.
Afhankelijk van de archeologische verwachting: middelhoog of hoog is gekozen voor de bestemmingen "Waarde - Archeologie 4" of "Waarde - Archeologie 5". De terreinen die door de minister van OCW zijn aangewezen als archeologisch monument op grond van de Monumentenwet 1988 hebben de bestemming "Waarde - Archeologie 1". Dit sluit aan bij het beleid voor archeologie zoals verwoord in de Nota Invulling Archeologie Beleid. Ter bescherming van de mogelijk in het gebied voorkomende waarden dient voor ingrepen in de bodem een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
Het multifunctionele gebied binnen het landgoed heeft de dubbelbestemming "Waarde - Landgoed" gekregen. De dubbelbestemming strekt zich uit ten westen en ten oosten van het buurschap. Het gebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van economische / bedrijfsmatige functies: bosbouw, natuurbeheer, houtbewerking , zorg, wonen en recreatie. Ook de nog te realiseren begraafplaatsen en het bestaande kampeerterrein ligt binnen de begrenzing van de dubbelbestemming.
De dubbelbestemming was in het bestemmingsplan Buitengebied toegekend aan grotere, min of meer bedrijfsmatig opererende landgoederen: Welna, Tongeren, Westraven, Groene Zee, 't Norelbosch en kasteel Cannenburgh. De dubbelbestemming is bedoeld om de samenhang en eenheid van de ruimtelijke beheerseenheid als landgoed aan te geven. De bestemmingsomschrijving is gericht op de instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en andere waarden en elementen, als een soort extra laag op de onderliggende bestemmingen. In de vierde partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is het gebied met de dubbelbestemming uitgebreid. Deze aangepaste begrenzing is in het voorliggende bestemmingsplan aangehouden.
Deze bestemming bevat een wijzigingsbevoegdheid gericht op flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden van de bestaande gebouwen op het landgoed, dit ter bevordering van de duurzame instandhouding van het landgoed ook in financieel - economisch opzicht. Uitbreiding van de bebouwing, boven de toegestane maten, is in beginsel niet mogelijk.
Daarnaast biedt de regeling een afwijkingsbevoegdheid om - buiten het bouwvlak - via omgevingsvergunning de bouw van, bij het landgoed passende, gebouwde elementen toe te kunnen staan. Daarbij moet worden gedacht aan priëlen, follies, tuinmuren, informatieborden, maar ook werkschuren ten behoeve van het onderhoud en beheer van het landgoed en voorzieningen voor de jacht. De maximaal te realiseren oppervlakte aan gebouwen is gerelateerd aan de regeling zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Daarin is geregeld dat naast het oppervlak van 100m², per 15ha landgoed 20m² extra bebouwingsoppervlak kan worden toegestaan. Vanwege het feit dat de oppervlakte van Landgoed Welna meer dan 500ha beslaat, is het oppervlak gemaximeerd tot 600m². De oppervlakte per gebouw mag echter niet meer bedragen dan 150m².
In een bestemmingsplan zijn het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden vastgelegd in regels en een plankaart. Discussie over de inhoud van het bestemmingsplan vindt plaats tijdens de planvoorbereiding (vooroverleg en inspraak). De motivering van afwegingen en keuzes zijn opgenomen in de toelichting op het bestemmingsplan.
Doel is een bestemmingsplan vast te stellen voor een periode van 10 jaar. Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, is de periode van discussie over de inhoud afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen in afwijking van de regels en de plankaart is in strijd met het bestemmingsplan, waarna de gemeente handhavend zal optreden conform het door haar geformuleerde handhavingsbeleid.
De gronden waarop de voorgenomen nieuwbouw is geprojecteerd zijn eigendom van Landgoed Welna BV. De realisatie van de plannen vindt plaats voor rekening en risico van Landgoed Welna BV en kent derhalve geen financiële risico's voor de gemeente.
In het kader van het bepaalde in afdeling 6.4 Wro worden afspraken gemaakt tussen initiatiefnemer en de gemeente inzake kostenverhaal en de realisatie van andere onderdelen uit de Ontwikkelingsvisie, zoals de afspraken over de aanleg van nieuwe natuur. De afspraken hierover zijn vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Gevolg hier van is dat geen exploitatieplan wordt vastgesteld, aangezien de kosten anderszins verzekerd zijn.
Het risico op planschade is beperkt. Alle gronden en daarop staande opstallen zijn in eigendom bij de eigenaar; er is geen planschaderisicoanalyse opgesteld.
P.M.
P.M.
P.M.