De Totaalvisie bevat de uitgangspunten en randvoorwaarden voor o.a. de positie, het bouwvolume en de architectuur van het landhuis met de inrichting van de buitenruimte. In paragraaf 4.1 worden de wijzigingen van het gebied beschreven die in dit plan worden vastgelegd.
Hierna wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele structuur van het plan. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan het landhuis en de buitenruimte van het landhuis.
Het nieuwe landhuis dient ingebed te worden in de ruimtelijke structuur van het gebied. Deze structuur is drieledig en ieder deel heeft een landschappelijke structuur, een eigen uitstraling en waarde. Van ‘hoog’ naar ‘laag’ zijn dat de volgende delen. Ten eerste: de hoger gelegen dekzandrug van Wissel; ten tweede het tussenliggende gebied met agrarische percelen en boerderijen; ten derde de laaggelegen beekgronden met natuurterreinen. Het landhuis sluit aan bij het eerst genoemde deelgebied, de dekzandrug van Wissel. Hier grenst het plangebied aan het parkbos van het voormalig landgoed De Waaijenberg, en aan de lineaire structuur van de verhoogde Paalbeek. Het landhuis in het plangebied heeft een oriëntatie in noordoostelijke richting met uitzicht op het open landschap.
Op de volgende afbeelding is het nieuwe landhuis binnen het gebied gepositioneerd.
Op de volgende wijze kan de aansluiting met de dekzandrug van Wissel worden vormgegeven:
- plaatsing van het landhuis tegen de bestaande bossen van De Waaijenberg, zodat een eenheid in de bouw- en beplantingsmassa’s ontstaat;
- een toegangslaan (passend bij een woonhuis van allure) vanaf de oostzijde, zodat de ligging van het nieuwe landhuis gepositioneerd wordt aan een historische ontsluitingsweg (huidige Paalbeekweg) van De Waaijenberg;
- parkachtige, verspreide boomgroepen rondom het nieuwe landhuis. Het gebied tussen het landhuis en de beekgronden is het agrarische landschap met boerderijen en weidepercelen. Het is een landschap met uitzichten en kleine landschapselementen en wordt door wandelaars (en bewoners) hoog gewaardeerd. De boerderijen zijn veelal ingebed in beplanting, de weilanden spaarzaam beplant. Dit type landschap staat onder hoge druk en het is derhalve wenselijk om het te behouden.
Op de volgende wijze kan de aansluiting met het agrarische landschap worden vormgegeven:
- de locatie van het landhuis ligt deels tegen de agrarische percelen, zoals die van oudsher bij de boerderijen hebben gehoord. De locatie van het landhuis is zo gekozen dat deze zonering in het landschap zichtbaar blijft;
- om het beeld van het agrarisch landschap te versterken zijn hagen, hoogstamfruitbomen en greppels nodig;
- wanneer er beweiding kan plaatsvinden met vee (geiten, schapen, streekeigen rundvee), zal dit het beeld completeren. Al deze elementen zijn echter niet gewenst in de directe nabijheid van het landhuis.
- in beeld en uitstraling dient het landhuis zich duidelijk te onderscheiden van de agrarische woningen;
- de binding tussen landhuis en agrarisch landschap vindt plaats via paden. Deze verbinding is echter nooit rechtstreeks maar vindt langs de randen plaats. Visueel is er minder binding, behalve op de zichtas recht voor het huis.
De lage beekgronden liggen rondom de Klaarbeek en de naastgelegen percelen natuurgrond van Het Geldersch Landschap. Het karakter van het beekdal is open en slechts enkele boomgroepen zijn langs de kavelgrenzen te vinden. Bebouwing ontbreekt.
Het beekdal heeft erg hoge natuurpotenties, met name voor kwelafhankelijke vegetaties.
Karakteristiek en architectuur
De bebouwing van het nieuwe landhuis dient ruimtelijke en architectonisch een eenheid te zijn. Het landhuis is aan de voorzijde representatief en opent zich naar buiten; er is een duidelijke relatie tussen gebouw, functie en omgeving waarneembaar. De achterzijde heeft een meer privaat karakter. De architectuur refereert aan klassieke bouwstijlen, echter met een eigentijds karakter. De architectuur en karakteristiek zijn herkenbaar en doordacht; de kunst is het verleden en de toekomst met elkaar te verbinden. Het landhuis is bedoeld voor hedendaags en toekomstig gebruik. Met toepassing van eigentijdse inzichten, technieken en middelen dient derhalve een gebouw te worden ontworpen dat doelmatig (gebruikers), verantwoord (duurzaam) en efficiënt (energie) is. Vertaald naar uitgangspunten geldt voor de architectuur en karakteristiek van het landhuis:
- een hoge, karakteristieke en representatieve voorgevel;
- strakke vormgeving met een zorgvuldige detaillering;
- ruime gevelopeningen voor de daglichttoetreding van m.n. de hoofdfuncties;
- ruimtelijke overgangen van binnen naar buiten (bijv. veranda, balkon, serre);
Bij een verdeling van het landhuis in twee wooneenheden geldt bovendien:
- de eenheid dient te worden behouden
- de privacy van de gebruikers is van belang
- herkenbare hoofdentrees (onderscheid)
Positionering landhuis
Het landhuis wordt geplaatst op een centrale zichtas, waarmee aan de voorzijde uitzicht wordt geboden op het open landschap, en gepositioneerd tegen de begrenzingen van de bestaande bosrand van De Waaijenberg en de verhoogde Paalbeek. De afstand tussen de aangegeven grens van het bouwvlak en de voorste bestemmingsgrens van i.c. de bestemming 'Tuin' (noordoostzijde)bedraagt circa 20 m.
Het landhuis heeft een hoofdvolume van maximaal 2100 m3, bij twee wooneenheden te verdelen in 2 x 1050 m3. Het hoofdvolume kan bestaan uit twee tot drie bouwlagen. De onderste laag heeft een hogere bouwhoogte van max. 3,50 meter. De goothoogte is maximaal 7 m, de totale hoogte is niet meer dan 9 m. Deze hoogtes worden gemeten t.o.v. het maaiveld. De maximale gevellengte van het hoofdvolume is 21 m. Binnen het bouwvolume kunnen delen naar voren of achteren geschoven worden om afzonderlijke en beschutte buitenruimten te creëren.
Kapvorm
De kapvorm dient een schilddak te zijn met een hellingshoek tussen de 30 en 45 graden. Dakkapellen zijn alleen toegestaan aan de voor- en achterzijde van het hoofdvolume en alleen mits daarmee de karakteristiek van het landhuis wordt versterkt, bijvoorbeeld met brede dakkapellen die aansluiten op een verdeling in de hoofdvorm of de verdeling van de gevelopeningen. Platte daken zijn beperkt toegestaan zoals het dak van de dakkapellen, het dak van verbindende elementen tussen hoofdgebouw en bijgebouw, en het afdak boven een entree of veranda. Ook hier geldt dat de eenheid behouden moet blijven.
In de volgende afbeelding is de positionering van het nieuwe landhuis scheamtisch weergegeven, waarbij tevens de dwarsdoorsnedes in beeld zijn gebracht.
Schematische weergave van de positionering landhuis met dwarsdoorsnedes
Kleuren en materialen
Kleuren en materialen dienen elkaar, en daarmee de architectuur, te versterken om de kwaliteit van de bebouwing te waarborgen. Met andere woorden, gevels van rode of gele baksteen bijvoorbeeld niet combineren met kunststof kozijnen. Gestucte gevels met aluminium of stalen kozijnen zijn wel toegestaan. De kleuren passen binnen het landschap, en/of zijn vergelijkbaar met kleuren van landhuizen in de omgeving. De materialen van het landhuis moeten duurzaam zijn. Natuurlijke materialen zoals baksteen en/of hout hebben de voorkeur; een combinatie met glas, staal of stucwerk behoort tot de mogelijkheden. Indien mogelijk en toepasbaar zal streekeigen materiaal (bijvoorbeeld Welna-Hout) worden gebruikt.
Bijgebouwen moeten passen binnen de ruimtelijke en architectonisch eenheid. Ze zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De kwaliteitseisen van de bijgebouwen zijn dezelfde als van het landhuis. De goothoogte is maximaal 3,50 meter en de totale hoogte is maximaal 7 m.
Het terrein rondom het landhuis dient in principe volgens het omliggende landschap van het nieuwe landgoed ingericht te worden, oftewel met een open karakter (grasvelden, vijvers, lage beplanting e.d.) en met parkachtige, verspreide boomgroepen. In dit privéterrein van erf en tuin overlappen cultuur en natuur elkaar. Ook hier dienen zichtlijnen een grote rol te spelen bij de inrichting.
Een laan vormt de toegang tot het landhuis. Deze wordt begeleid door lage beplanting (bijvoorbeeld rhododendrons) en door verspreide boomgroepen. De laan is onverhard, halfverhard of voorzien van een gebakken klinkerverharding, om het natuurlijk karakter te benadrukken. Asfalt en betonklinkers zijn niet toegestaan. De overige wandelpaden dienen onverhard te blijven. Het parkeren en stallen van auto’s, motor e.d. gebeurt bij voorkeur in een aan het landhuis gerelateerd bijgebouw.
Ligging wandelpad (rood) binnen landgoed De Pirk (bron: Eelerwoude)
Poorten en erfafscheidingen
Het terrein van het landhuis is privéterrein. De overgang van privé naar openbaar dient met natuurlijke middelen uitgevoerd te worden, bijvoorbeeld door een dichte haag. Aan het begin van de laan (toegang van het landgoed) is reeds een houten poort geplaatst. Het materiaal- en kleurgebruik dient sober te zijn en te passen bij het landschap.
Schuttingen en muren zijn niet toegestaan: privacy dient verkregen te worden, door slim met beplanting om te gaan, bijvoorbeeld d.m.v. hagen en rhododendrons. De hoogte hiervan is max. 2,50 m.
Naast de rode componenten bestaat het landgoed vooral uit natuur. Water en agrarisch landschap met natuurwaarden zijn eveneens aanwezig.
De inrichting van het gehele landgoed is op de volgende afbeelding weergegeven.
Nieuw landgoed “De Pirk” (bron:Ruimte voor Advies, R. Harleman 22 december 2010)
Met de ontwikkeling van het nieuwe Landgoed De Pirk, wordt tegemoet gekomen aan de (gedeeltelijke) realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Gelderland. Daarnaast worden de cultuurhistorische, natuur- en landschappelijke waarden geborgd in een nieuw bestemmingsplan. De totale ontwikkeling vormt daarom een kwalitatieve verbetering van de betreffende gronden.