direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap
Plan: Wissel en Schaveren
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG002WisselSchav-OBP1

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  • b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, daar onder niet begrepen het sier- en boomkwekerijbedrijf en de bollenteelt;
  • c. het weiden van vee;
  • d. infrastructurele voorzieningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • e. de waterhuishouding;
  • f. extensieve (dag)recreatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij', voor de intensieve teelt van gewassen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', voor een parkeerterrein ten dienste van aangrenzende en/of nabije verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1', voor de (paarden)mensport;

met daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest ;
  • k. andere-werken, ontsluitingspaden, waterhuishoudkundige en andere voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van binnen een afstand van 25 m van de gronden met de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' te bouwen kuilvoerplaten en sleufsilo's mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' mag de bouwhoogte van tunnelkassen niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bepalingen uit dit bestemmingsplan. Tot strijdig gebruik wordt nadrukkelijk ook bedoeld:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
4.4 Ontheffing van de gebruiksregels
4.4.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 4.1 ten behoeve van kleinschalige kampeerterreinen, met dien verstande dat:
    • 1. geen stacaravans zijn toegestaan;
    • 2. de afstand tot de als 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemde gronden ten hoogste bedraagt 25 m;
    • 3. hiervoor binnen de tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemde gronden - behorende tot het desbetreffende agrarisch bedrijf - onvoldoende ruimte aanwezig dient te zijn, dan wel;
    • 4. situering buiten de tot ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemde gronden - behorende tot het desbetreffende agrarisch bedrijf - uit landschappelijk en/of milieuhygiënisch oogpunt de voorkeur dient te verdienen.
4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in 4.1 genoemde waarden;

met dien verstande dat:

  • a. de mogelijke (significante) gevolgen voor de waarde van gebieden, die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt, hierbij betrokken worden;
  • b. de uitvoerbaarheid dient te worden aangetoond.
4.4.3 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 25.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.5 Aanlegvergunning
4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m², met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • 2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
  • b. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
4.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende vergunning.
4.5.3 Afwegingskader aanlegvergunning

Een in 4.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan(direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind dan wel geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden worden aangemerkt.