direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Wissel en Schaveren
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.BG002WisselSchav-OBP1

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarische bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, tenzij anders in dit plan is geregeld, met per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf;
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed and breakfast;
  • c. kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat geen stacaravans zijn toegestaan;
  • d. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop vanaf de boerderij, rondleidingen en dergelijke, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte daarvoor niet meer dan 200 m² mag bedragen;
  • e. de waterhuishouding;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', voor een intensieve veehouderij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', tevens voor een paardenhouderij;

met daarbijbehorende:

  • h. gebouwen, een bedrijfswoning daar onder begrepen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. andere-werken, tuinen, erven, ontsluitingspaden, waterhuishoudkundige en andere voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 18° bedragen;
  • d. per bestemmingsvlak mag 1 bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van niet meer dan 800 m3.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hooiberg, (kunst)mest- en/of voedersilo mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 onder a en vervangende nieuwbouw toestaan binnen de bestaande maatvoering tot maximaal 200 m² ;
  • b. 3.2.1 onder a en toestaan dat de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte van een intensieve veehouderij wordt uitgebreid ten behoeve van het dierenwelzijn en -gezondheid, mits het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid;
  • c. 3.2.1 onder d en een verlaging van de dakhelling toestaan voor een oppervlakte van niet meer dan 100 m² ;
  • d. 3.2.1 onder e en de bouw van teeltondersteunende kassen tot een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m² toestaan;
  • e. 3.2.1 onder e en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer dan 700 m³ mag bedragen;
    • 2. sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht;
    • 3. het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten.
3.3.1 Afwegingskader

Een in 3.3 genoemde ontheffing kan worden verleend indien

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden worden aangemerkt;

en voor de onder 3.3 onder a genoemde ontheffing:

  • c. sprake is van een goede beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing en verbetering van de voorkomende waarden.
3.3.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 25.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bepalingen uit dit bestemmingsplan. Tot strijdig gebruik wordt nadrukkelijk ook bedoeld:

  • a. het gebruik van de gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens en het gebruik van gebouwen voor recreatief nachtverblijf, standplaats voor kampeermiddelen anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 en:

  • a. agrarisch verwante nevenactiviteiten zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen, bijenhouderijen, dierenpensions/hondenkennels toestaan, tot een maximale oppervlakte van 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte tot een maximum van 375 m² ;
  • b. verkoop toestaan van niet op het eigen erf geproduceerde streekgebonden producten, met dien verstande dat de basis van de verkoop wordt gevormd door producten die op het bedrijf zelf tot stand komen en dat sprake is van kleinschaligheid en een te benutten oppervlakte van niet meer dan 50 m²;
  • c. huisvesting van twee huishoudens in één woonhuis toestaan met dien verstande dat de inhoud van het woonhuis niet minder dan 500 m³ mag bedragen en de uiterlijke verschijningsvorm wordt gehandhaafd;
  • d. het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen voor de opslag van kampeermiddelen.
3.5.1 Afwegingskader

Een in 3.5 genoemde ontheffing kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.5.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 25.2 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming wijzigen:

  • a. in de bestemming 'Wonen' en/of 'Tuin' en de aangrenzende gebiedsbestemming;
  • b. ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensions, inpandige boerderijkamers en vakantieappartementen, met dien verstande dat voor boerderijkamers geldt dat:
    • 1. niet meer dan 15 slaapplaatsen zijn toegestaan;
    • 2. niet meer dan 200 m² is toegelaten met een maximum van 50 m² per kamer;
    • 3. vrijstaande huisjes niet zijn toegestaan;
    • 4. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • c. ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen exposititeruimten, natuur- en landschapseducatie en natuur- en landschapsbeheer;
  • d. ten behoeve van milieuvriendelijke ambachtelijke bedrijven, kunstnijverheidsbedrijven, bijenhouderijen en/of dierenpensions/hondenkennels;
  • e. ten behoeve van agrarisch verwante bedrijven zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen;
  • f. ten behoeve van tuincentra, hoveniersbedrijven, maneges, dierenartsenpraktijken, dierenklinieken et cetera.
3.6.2 Afwegingskader

Een in 3.6 genoemde wijziging kan worden vastgesteld indien:

  • a. de infrastructuur tengevolge van de gewijzigde functie niet wordt verzwaard. Onder verzwaren wordt mede verstaan het verharden van zandwegen;
  • b. een (bedrijfs)woning gehandhaafd blijft;
  • c. de woonfunctie uitsluitend wordt uitgeoefend binnen het hoofdgebouw met de oorspronkelijke woonfunctie;
  • d. de activiteiten worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen;
  • e. de verkeersaantrekkendheid in vergelijking met de oorspronkelijke activiteiten niet of nauwelijks toeneemt;
  • f. geen buitenopslag plaatsvindt;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de waarden en functies die het plan beoogt te beschermen;
  • h. inzicht bestaat in de (significante) gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, als beschermende gebieden worden aangemerkt.
3.6.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in 25.1 vermelde voorbereidingsprocedure.