Plan: | 1e partiële herziening bestemmingsplan Vossenakker |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.PH1VOSSENAKKER-VST1 |
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op gronden die nu worden geregeld door het bestemmingsplan 'Vossenakker'. Voor een deel van het plan blijken de bepalingen te beperkend te zijn voor de verkoop van de woningen. Om beter in te kunnen spelen op de woningmarkt, en indien nodig een gedifferentieerd programma aan te kunnen bieden, is voor dit deel een bestemmingsplanherziening nodig.
De bestemmingsplanherziening omvat het volgende:
Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn de voorgenomen aanpassingen niet mogelijk. Het geldende bestemmingsplan moet hiervoor herzien worden. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen aanpassingen mogelijk maakt.
Het plangebied ligt ten oosten van de kern Elburg/Oostendorp. Het gebied wordt aan de westzijde wordt begrensd door een wadi en de Oostelijke Rondweg en aan de noordoost- en zuidzijde door bestaande woningen, nabij de Oostendorperstraatweg.
Op de volgende afbeelding is de globale ligging ten opzichte van de kern weergegeven. Op de verbeelding is de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding: Globale ligging plangebied
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Vossenakker'. Het bestemmingsplan 'Vossenakker' is vastgesteld door de gemeenteraad op 25 juni 2007, onder nummer 10 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 27 november 2007, onder nummer 2007-010279. De goedkeuring van het zuidelijk deel van het bestemmingsplan (waarbinnen het plangebied valt) is onherroepelijk.
Afbeelding: Uitsnede geldende plankaart
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Wonen - Uit te werken' en het betreft de strook voor woningen langs de westzijde.
Binnen deze uitwerkingsstrook zijn naast woonstraten, parkeervoorzieningen, tuinen et cetera, vrijstaande woningen, tweekappers en rijenwoningen toegestaan.
De strook is in twee delen opgedeeld. In die opdeling zijn het minimum/maximum aantal te bouwen woningen opgenomen en daarbij zijn minimale en maximale bouwhoogtes gesteld:
Aan de zuidzijde geldt de aanduiding 'milieuzone' in verband met een in de omgeving liggend agrarisch bedrijf.
Voor het zuidelijk deel van Vossenakker is het plan '1e uitwerking van het bestemmingsplan Vossenakker' vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 16 december 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 13 februari 2009. Op basis van dit uitwerkingsplan zijn in het middendeel woningen gebouwd en voor een deel zijn de wegen aangelegd.
Voor het zuidelijk deel van het plangebied is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 5 woningen, door middel van een afwijking van het bestemmingsplan (afwijking van de bouwhoogte naar maximaal 9 meter op grond van artikel 2.12, lid 1 onder a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verleend op 21 juni 2011).
Het bestemmingsplan '1e partiële herziening bestemmingsplan Vossenakker' bestaat uit de volgende stukken:
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
In deze toelichting is in hoofdstuk 2 ingegaan op de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 is het relevante ruimtelijk beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 is aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In hoofdstuk 5 is de juridische planopzet weergegeven. Hoofdstuk 6 sluit af met een beschouwing over de uitvoerbaarheid, namelijk de economische uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde vooroverleg.
In dit hoofdstuk worden de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling van het plangebied beschreven.
Het plangebied ligt aan de oostkant van de kern Elburg/Oostendorp. Het betreft een strook aan de zuidwestkant van het gebied Vossenakker.
In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. Het gebied is al wel opgenomen in de 1e uitwerking van het bestemmingsplan Vossenakker, maar er zijn nog geen woningen gerealiseerd. De strook is al wel 'bouwrijp' gemaakt.
Het plangebied wordt aan de westkant begrensd door de (nog aan te leggen) weg Vliersingel. Aan de rand is een wadi aangelegd en aanwezige bomen zijn behouden gebleven. Het plangebied ligt nabij de Oostelijke Rondweg. De strook tussen de rondweg en het plangebied blijft in stand als groenstrook.
Aan de noordoost- en zuidzijde van het plangebied zijn woningen gesitueerd.
Afbeelding: Huidige situatie
Het uitgangspunt van het voorliggende plan is om beter in te kunnen spelen op de woningmarkt, en indien nodig een gedifferentieerd programma aan te bieden.
Woningbouwmogelijkheden Vossenakker
Het plangebied ligt binnen het gebied Vossenakker. Het voorliggende plan moet worden bezien in de totale ontwikkelingsmogelijkheden die er nog voor het gebied Vossenakker zijn en in relatie tot de inmiddels bebouwde delen in het totale plan Vossenakker.
Ten noorden van het plangebied, op de hoek van Oostelijke Rondweg - Kruidenlaan was in eerste instantie (in de 1e uitwerking) een relatief grootschalig appartementencomplex geprojecteerd met een maximale bouwhoogte van 14 meter voor 45 woningen. Het appartementengebouw en het (daar ten noorden van gelegen) schoolgebouw zouden in de ruimtelijke opzet fungeren als 'poort' naar de Kruidenlaan en het plangebied met aan het eind van een zichtlijn vanaf de Veldbloemenlaan naar het buitengebied. De opzet was om vanaf het appartementencomplex in zuidelijke richting, langs de Oostelijke Rondweg (Vliersingel) het aantal woningen te verminderen, gelijk als de bouwhoogte. Eén en ander was destijds afgestemd op de bouwplannen voor de te realiseren woningen. Woningen in een 'Dudok-achtige' opzet en plat afgedekt.
Als gevolg van de economische crisis worden de woningen niet verkocht. Gezocht is daarom naar een andere invulling, die ruimtelijk passend is aan de rand van de Oostelijke Rondweg.
In de nieuwe opzet zal de bebouwing de Oostelijke Rondweg wederom begeleiden, maar in dit geval met een enigszins hogere mate aan verdichting. De bebouwing zal de lijn van die structuur nadrukkelijker accentueren dan in de eerdere opzet. De Oostelijke Rondweg wordt aan de overzijde grotendeels begrensd door een geluidswal. De geluidswal, de maat van de Oostelijke Rondweg en de nieuwe bebouwingsstructuur passen als geheel in de nieuwe ruimtelijke opzet. Door het aantal woningen te vergroten kan worden gedifferentieerd in de opbouw waardoor in de uitwerkingsstrook meer rijenwoningen, naast tweekappers, kunnen worden gebouwd. Als gevolg daarvan moeten ook de bouwhoogtes worden aangepast. Daartegenover wordt een maximale goothoogte opgenomen, waardoor woningen met een kap zullen worden gerealiseerd in plaats van eerder plat afgedekt. De meest zuidelijke woning in de oorspronkelijke uitwerkingsstrook, zal aan de overzijde van de doorgetrokken Kruidenlaan worden gebouwd en komt binnen de 'invloedssfeer' van de bebouwing gelegen ten zuiden van de Kruidenlaan.
Het maximum aantal woningen in de uitwerkingsstrook wordt vergroot van 19 naar maximaal 27 woningen (26 woningen met een uit te werken woonbestemming en 1 woning met een gedetailleerde woonbestemming). Er zal te zijner tijd een nieuwe uitwerking worden gemaakt, waarbij de verkaveling en het exacte aantal woningen met de daarbij behorende bouwhoogtes, per bouwstrook, zal worden aangegeven.
Het aantal te realiseren woningen op de hoek Oostelijke Rondweg/Kruidenlaan is in het geldende bestemmingsplan gesteld op maximaal 45 woningen. Het aanvankelijk ter plaatse voorgestelde appartementencomplex zal in die vorm geen doorgang vinden. Ingezet wordt op een kleinschaliger appartementencomplex in combinatie met grondgebonden rijenwoningen tot een gelijk aantal woningen voor het gehele plangebied.
Het betreft een binnenstedelijke aanpassing, waarbij het totale aantal woningen binnen het gehele gebied Vossenakker in principe niet zal worden vergroot. Met het plan zal dan ook geen beslag worden gelegd op extra contingent.
Uitwerkingsstrook Vliersingel
In de strook waar de uit te werken woonbestemming in stand blijft, wordt het aantal woningen gemaximaliseerd op 26 woningen. Net als in de geldende situatie is deze strook bedoeld voor rijenwoningen, tweekappers en vrijstaande woningen.
In combinatie met de aanpassing van het maximale aantal, wordt de bouwhoogte vastgelegd op maximaal 10 meter en de goothoogte op maximaal 6 meter. Ten opzichte van het geldende plan betreft dat met name een aanpassing op de hoek bij de rotonde aan de zuidzijde (ter hoogte van de brandweerkazerne).
De strook blijft bestemd als een uitwerkingsgebied, zodat aan de hand van de woningbouwbehoefte en de verkoopbaarheid via een uitwerkingsplan op dat moment, een nadere en definitieve invulling (maatwerk) van de verkaveling kan worden vastgelegd, in een ruimtelijk voor die locatie passende opzet.
Kruidenlaan 39
Ook wordt een aanpassing gedaan voor het perceel Kruidenlaan 39. Voor deze locatie wordt een vrijstaande woning gebouwd. Voor de bouwmogelijkheden wordt aansluiting gezocht bij de bestaande vrijstaande woningen aan de zijde van de Oostendorperstraatweg. De hoogtematen van de ten zuiden gelegen woning worden ook opgenomen voor de locatie Kruidenlaan 39; er wordt uitgegaan van een bouwhoogte van maximaal 9 meter en een goothoogte van maximaal 3 meter. Het uitgangspunt is dat het bouwvlak voor de woning wordt geprojecteerd in het verlengde van de nog te bouwen woningen aan de Kruidenlaan. Voor de plaats van de woning wordt rekening gehouden met de situering van de boom van de buren, die bijna op de erfgrens staat en waarvan de kroonprojectie binnen het bouwperceel valt. De woonbestemming van dit perceel wordt vormgegeven in een gedetailleerde bestemming.
Voor de voorliggende bestemmingsplanherziening betekent dat het volgende:
Uitwerkingsstrook Vliersingel
Kruidenlaan 39
Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In dit hoofdstuk worden het relevante beleid op nationaal, provinciaal en lokaal schaalniveau en de relatie met het voorgenomen plan behandeld.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling.
Nationale belangen
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Ad 1.
Voor het gebied Vossenakker is sprake van woningbouwmogelijkheden. In hoofdstuk 2 zijn deze mogelijkheden nader beschreven. Voor het plangebied geldt reeds een uit te werken woonbestemming voor vrijstaande woningen, tweekappers en rijenwoningen. Daarnaast is er ook een uit te werken woonbestemming voor een appartementencomplex. De woningbouwmogelijkheden van het totale gebied worden aangepast, daarbij wordt het totaal aantal woningen van het gebied Vossenakker in principe niet vergroot. De voorgenomen ontwikkelingen spelen in op de behoefte aan verschillende woningtypen (kavel Kruidenlaan 39 is verkocht). Dit is ook de aanleiding voor de voorliggende planherziening. De geldende bepalingen blijken te beperkend te zijn voor de verkoop van de woningen. Het voorliggende plan is opgesteld om beter in te kunnen spelen op de woningmarkt, en indien nodig een gedifferentieerd programma aan te kunnen bieden.
Ad 2.
De locatie betreft een gebied binnen bestaand bebouwd gebied dat bestemd is voor woningbouw. De locatie ligt aan de oostkant van de kern Elburg/Oostendorp, namelijk in het gebied Vossenakker.
Ad 3.
Met de ligging aan de Vliersingel en nabij de Oostelijke Rondweg is de locatie goed ontsloten. Multimodale ontsluiting is voor deze woningen niet noodzakelijk.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Conclusie
Vanuit de structuurvisie zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. Een actualisatieplan van deze visie is door de Provinciale Staten vastgesteld op 8 juli 2015. De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
De doelen zijn:
De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld op 24 september 2014 door Provinciale Staten. Ook van de verordening is een actualisatieplan door de Provinciale Staten vastgesteld op 8 juli 2015. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland.
Noord-Veluwe
De provincie geeft per regio aan wat de opgaven voor die regio zijn. De regio Noord-Veluwe wordt gekenmerkt door:
De opgaven waar de regio voor staat, zijn:
Voor woningbouw zijn er op regionale schaal afspraken met ten minste gemeenten en woningcorporaties over de woningvoorraad.
Ladder voor duurzaam ruimtegebruik
In de visie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik opgenomen voor kwalitatief goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen of functieverandering naar stedelijke functies.
De provinciale ladder sluit aan op de (nationale) 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 3.1 is reeds nader ingegaan op deze ladder in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.
Provinciale belangen
De volgende provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied:
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt ingespeeld op de woningmarkt, en indien nodig kan een gedifferentieerd programma worden geboden. Hiermee wordt ingespeeld op de concrete behoefte voor de woningbouwmogelijkheden.
Conclusie
Gelet op de omgevingsvisie en de omgevingsverordening worden met dit bestemmingsplan geen provinciale belangen belemmerd en wordt aangesloten op de economische situatie.
Toekomstvisie Elburg 2020
In november 2009 is de toekomstvisie Elburg 2020 vastgesteld. Het toekomstbeeld van de gemeente Elburg gaat uit van de volgende kernwaarden:
In de toekomstvisie staat dat het woningbouwbeleid wordt toegesneden op de vraag. Lokaal maatwerk is daarbij essentieel. De diversiteit in woonmilieus wordt sterker. De van oudsher traditionele opbouw van de woningvoorraad krijgt hiermee een ander karakter: meer kwaliteit en meer toekomstgericht. Daarnaast wordt ingezet op bevordering van de doorstroming. In samenwerking met andere partijen worden doeltreffende acties in gang gezet om het aanbod af te stemmen op de daadwerkelijke vraag. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de schaal en omvang van de ontwikkeling afgestemd op de locatie. Behoud of herstel van identiteit en eigenheid staat daarbij voorop.
De ruimtelijke aspecten uit de toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Structuurvisie gemeente Elburg 2030.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de toekomstvisie.
Structuurvisie gemeente Elburg 2030
De gemeenteraad heeft op 24 september 2012 ingestemd met de Structuurvisie gemeente Elburg 2030. Deze structuurvisie vervangt de daarvoor geldende Visie Wonen en Werken.
De gemeente Elburg wil met de realisatie van enkele uitbreidingswijken, waaronder Vossenakker, een invulling geven aan de gemeentelijke woningbehoefte. Nieuwe grote uitbreidingen zijn naast deze al bekende locaties niet aan de orde. Wel worden er zorgvuldig ingepaste kleinschalige projecten tot stand gebracht door inbreiding, herstructurering en via verkleuring van werklocaties naar woonfuncties.
Op de structuurvisiekaart maakt het plangebied uit van het gebied Vossenakker en is aangegeven als 'nieuwbouwlocatie wonen'. Vossenakker is de uitbreiding die ten oosten van de Oostelijke Rondweg, tussen Broeklanden en de begraafplaats, is gesitueerd.
In Vossenakker wordt een mix van goedkope woningen en duurdere woningen gebouwd. Voor Vossenakker Zuid is voor de periode 2010-2019 een harde plancapaciteit van 132 woningen opgenomen. Eén en ander overeenkomstig het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Inmiddels is al een deel van deze woningen gebouwd. Het voorliggende plangebied voorziet ook in woningbouw voor Vossenakker Zuid, waarbij ingespeeld wordt op marktontwikkelingen.
Conclusie
Het voorliggende plan betreft een uitwerking van de structuurvisie.
Woonvisie 2015-2019
Voor de gemeente Elburg is op 11 mei 2015 de Woonvisie 2015-2019 vastgesteld. In deze visie is het woonbeleid voor de periode 2015-2019 vastgelegd.
De woonvisie geeft de bouwstenen voor de activiteiten op het gebied van het wonen, en is het richtinggevend kader voor het handelen van de partners in het veld. De visie formuleert onder meer het kader voor de afweging van nut, noodzaak en locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen in relatie tot de bestaande woningvoorraad. Het sluit daarbij aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking. Ook vormt deze visie het kader voor het maken van prestatieafspraken met de in de gemeente werkzame corporaties.
De thema's in de visie zijn:
Kwantitatief duiden scenario’s voor de toekomstige huishoudensontwikkeling voor de gemeente op een behoefte aan 580 tot 790 extra woningen in de periode 2013 tot 2025 (inclusief de effecten van extramuralisering). Kwalitatief zit de groei met name in categorie 1- en 2-persoonshuishoudens en de woonwensen zijn gericht op nultreden-/levensloopbestendige woningen en sociale huurwoningen (vooral senioren). Er is een beperktere behoefte aan huurwoningen in de vrije sector. Daarnaast is er een blijvende vraag naar duurdere koopwoningen, hoewel deze sector op termijn in grotere aantallen op de markt zullen komen in verband met de sterke vergrijzing van de bevolking.
Voor Elburg/Oostendorp gelden de volgende accenten voor het wonen:
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ingespeeld op de markt, en kan indien nodig een gedifferentieerd programma worden aangeboden.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de woonvisie.
Geurverordening gemeente Elburg
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2008, is voor het noordelijk deel van het bestemmingsplan 'Vossenakker' het plandeel vernietigd. Als gevolg daarvan heeft de gemeente een geurverordening opgesteld.
Op grond van de bepalingen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 14 december 2009 de Geurverordening met gebiedsvisie door de raad vastgesteld. Het betreft een besluit om de ontwikkeling van woningbouw / bedrijven nabij bestaande agrarische bedrijven mogelijk te maken. Ook Vossenakker is daarin opgenomen. De verordening is van kracht. Gekozen is voor optie 3 op grond waarvan slechts een relatief gering deel moet worden uitgesloten voor woningbouw.
Met een gemeentelijke verordening kan op basis van artikel 6 Wgv worden afgeweken van de norm in artikel 3, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom: 3,0 ouE/m3 (odour units per kubieke meter lucht). De geurnorm in de verordening is voor Vossenakker gewijzigd van 3,0 ouE/m3 in 6,5 ouE/m3.
Daarnaast kan met een gemeentelijke verordening op basis van artikel 6 Wgv worden afgeweken van de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom (100 meter).
De afstand die moet worden aangehouden tussen geurgevoelige objecten binnen een bebouwde kom en een dierenverblijf waarin dieren worden gehouden waarvoor geen emissiefactor is middels de verordening aangepast van 100 naar 50 meter. Deze aanpassing van de afstandseis past binnen de wettelijke bandbreedte. Verder blijkt uit de praktijk dat ook op een afstand van minimaal 50 meter de geursituatie acceptabel is.
Het voorliggende plangebied ligt, met uitzondering van het perceel Kruidenlaan 39, op basis van de geurverordening buiten de milieuafstanden van de veehouderijen in de omgeving.
Het meest nabijgelegen agrarisch bedrijf is gesitueerd op de locatie Oostendorperstraatweg 10-10a. Voor dit bedrijf geldt op basis van de geurverordening een vaste afstand van 50 meter. Het plangebied ligt op meer dan 50 meter van dit bedrijf, namelijk op circa 60 meter vanaf het bouwvlak van het agrarisch bedrijf. In het geldende bestemmingsplan lag op een deel van het plangebied nog de aanduiding 'milieuzone' in verband met de geurcirkel van dit agrarisch bedrijf. Vanwege de geurverordening en bijbehorende aangepaste vaste afstanden is het agrarisch bedrijf geen beperking meer voor woningbouw in dit deel van het plangebied.
Andere agrarische bedrijven liggen op meer dan 300 meter. Gelet op de afstanden wordt voldaan aan de aan het aspect geur.
Conclusie
Vanuit de geurverordening zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet bij nieuwe ontwikkelingen worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de 'omgekeerde werking').
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
In de publicatie zijn richtafstanden gegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
De afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Van plangebied naar omgeving
Binnen het plangebied worden geen milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Vanuit het plangebied naar de omgeving zijn daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Van omgeving naar plangebied
Een woning is een milieugevoelige functie. In de omgeving van het plangebied zijn milieubelastende activiteiten aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden bij de voorgenomen ontwikkeling.
School
Ten noordwesten van het plangebied is een school voor voortgezet onderwijs gesitueerd. Op basis van de VNG-publicatie heeft de school een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de school met het bijbehorende bouwvlak en de voorgenomen woningen is ruim 110 meter. Daarmee wordt ruim voldaan aan de richtafstand.
Agrarische bedrijven
In paragraaf 3.3 is nader ingegaan op de ligging van agrarische bedrijven ten opzichte van het plangebied. Op basis van de geurverordening zijn de geurnormen aangepast en zijn de vaste afstanden van 100 meter naar 50 meter teruggebracht. Gelet op de zoneringen van nabijgelegen agrarische bedrijven, is de voorgenomen ontwikkeling mogelijk.
Horeca
Ten westen van de Oostelijke Rondweg, namelijk op de locatie Oostendorperstraatweg 7, geldt een horecabestemming. Voor de toegestane horeca geldt op basis van de VNG-publicatie een richtafstand van 10 meter. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 50 meter. Dit betekent dat ruim voldaan wordt aan de richtafstand. Overigens, in de huidige situatie is er geen sprake van een horecabedrijf. Ook is er een bestemmingsplan in procedure, waarbij de betreffende horecabestemming wordt ingeruild voor een woonbestemming.
Bedrijventerrein
Ten zuiden van de hoek Oostelijke Rondweg - Oostendorperstraatweg ligt het bedrijventerrein Oostendorp. Voor de meest nabijgelegen bedrijven geldt maximaal milieucategorie 3.1. Vanuit de VNG-publicatie geldt hierbij een richtafstand van 50 meter. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 70 meter van deze bedrijven. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.
Conclusie
Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.
In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg en/of in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein, is alleen aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
wegverkeerslawaai. Vanwege de uit te werken woonbestemming is niet precies te bepalen hoe hoog de geluidbelasting op de toekomstige woningen zal zijn. In beginsel kunnen de woningen in de plangrens worden gesitueerd. Bij een worst case benadering bedraagt de hoogste optredende geluidbelasting op de plangrens 58 dB (exclusief aftrek 110 Wgh). Voor deze geluidbelasting wordt een hogere grenswaarde procedure gevolgd. Dit betekent dat een hogere grenswaarde wordt vastgesteld. Bij het uitwerkingsplan is de situering van de woningen bekend. Er kan dan aanvullend akoestisch onderzoek worden gedaan. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient te zijn aangetoond dat de karakteristieke geluidwering van gevels en daken ter plaatse van geluidgevoelige ruimten voldoet aan de gestelde grenswaarden uit het Bouwbesluit.
Conclusie
Voor de geprojecteerde woningen wordt een hogere grenswaarde procedure gevolgd. Met inachtneming van een vastgestelde hogere grenswaarde voldoet het bestemmingsplan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
Op de locatie gelden reeds uit te werken woonbestemmingen. Bij de voorliggende bestemmingsplanherziening is sprake van aanpassing van het aantal en de bouwmogelijkheden van de woningen. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt geen significante toename aan verkeer verwacht. Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die in principe van gelijke omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Inrichtingen
In en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Buisleidingen
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals aardgas, plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
De Oostelijke Rondweg is niet aangewezen als 'route gevaarlijke stoffen'. Eén en ander wil niet zeggen dat er nooit gevaarlijke stoffen worden vervoerd, maar de intensiteit van de vervoersstromen met gevaarlijke stoffen in relatie tot de afstand van kwetsbare objecten maakt dat het risico als nihil wordt beschouwd.
Conclusie
Er zijn geen risicobronnen binnen/nabij het plangebied aanwezig, zowel stationaire als mobiele, die een belemmering kunnen vormen in het kader van externe veiligheid. De Oostelijke Rondweg vormt tevens geen belemmering. De eindconclusie is dan ook dat er geen relevantie voor externe veiligheid is met betrekking tot deze planherziening.
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf is een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Waterrelevant beleid
De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Watertoetsproces
De 'Stedenbouwkundige visie Vossenakker' is op 24 maart 2005 aan het waterschap gezonden. In het kader van de watertoets is destijds ten aanzien van de stedenbouwkundige visie Vossenakker een wateradvies gevraagd aan het waterschap. Op 15 april 2005 heeft het waterschap aangegeven in te kunnen stemmen met de waterhuishoudkundige inrichting zoals die is voorgesteld in de stedenbouwkundige visie.
Het waterschap heeft hierover het volgende opgemerkt:
"Allereerst zijn wij er zeer content mee dat onlangs in het kader van de watertoets overleggen van start zijn gegaan om water ook in het voorontwerpbestemmingsplan gewogen mee te kunnen nemen. Op pagina 5 staat weergegeven dat hemelwater afgekoppeld (of uiteindelijk niet aangekoppeld) zal worden. Hiervoor spreken wij onze waardering uit. Wel wijzen wij u er op dat het infiltreren van het water de voorkeur heeft boven het afvoeren van dit water op de watergang. Het gebied leent zich hier hoogst waarschijnlijk prima voor. Een nader onderzoek zal hier uitsluitsel over geven. De lozingsnorm in dit gebied is 0,1 l/s/ha. Mocht u onverhoopt toch kiezen niet te infiltreren dan zal een voorziening aangelegd dienen te worden waardoor de afvoer op de watergang vertraagd wordt. Ditzelfde geldt voor de opmerkingen over dit onderwerp op pagina 11. Wellicht wat vroeg voor dit stadium wijzen wij u alvast op het aspect waterkwaliteit. Het gebruik van niet-uitlogende materialen en onderhoudsarm inrichten - zodat gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet nodig zijn - voorkomen toekomstige verontreinigingen van het (grond)water. Mocht u afwijken van bovenstaand wateradvies, dan zien wij uw definitieve keuzes met betrekking tot water graag terug."
Ten behoeve van het totale plangebied Vossenakker zijn een bodemkundig, hydrologisch onderzoek en waterstructuurplan opgesteld (Arcadis, 'Vossenakker' te Elburg, bodemkundig, hydrologisch onderzoek en waterstructuurplan, van 26 oktober 2005). Het onderzoek en waterstructuurplan zijn als Bijlage 2 bij deze toelichting toegevoegd.
Uit dit onderzoek blijkt dat er - gespiegeld aan de aangetroffen maaiveldhoogten - nergens maatregelen nodig zijn om de ontwatering te verbeteren. Gedurende het gehele jaar zijn er voldoende infiltratiemogelijkheden om het hemelwater op te vangen. In beginsel is het dan ook niet nodig om een retentievoorziening aan te leggen.
Langs de Oostelijke Rondweg wordt een hoogwaardige groenzone nagestreefd. Vanuit het oogpunt van duurzaam stedelijk waterbeheer moeten volgens de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' piekbelastingen op ontvangende oppervlaktewateren worden voorkomen. Om het hemelwater uit het gebied niet direct wordt afgevoerd, is in deze zone een infiltratievoorziening worden gerealiseerd in de vorm van een wadi met een noodoverloop op de vijvers in het aangrenzende woongebied De Pal.
Uit Bijlage 2 blijkt dat voor Vossenakker in zijn geheel sprake is van een verhard oppervlak van 6,7 hectare; namelijk voor het noordelijk gebied (woongebied en schoollocatie) 2,8 hectare en het zuidelijk gebied 3,9 hectare. Het voorliggende bestemmingsplan betreft overigens alleen een deel van het zuidelijk gebied (de strook langs de Vliersingel).
In de volgende tabel is de retentie nader weergegeven.
Gebied | Verhard oppervlak | 36 mm berging | Aangelegd (indicatief) | Aangelegd (bodem) | Talud | Totaal m3 bij 0,5 m1 peil | |||||
Noord | 2,8 ha | 1.008 m3 | 2.310 m3 | 1.800 m2 Lengte 120 m1 | 1:2 | 960 m3 | |||||
Zuid | 3,9 ha | 1.404 m3 | 1.270 m3 | 1.950 m2
Lengte 160 m1 1.500 m2 Lengte 140 m1 |
1:4 | Circa 2.000 m3 | |||||
Totaal | 6,7 ha | 2.412 m3 | 3.580 m3 | 2.960 m3 |
Gezien het voorgaande is er ruim voldoende berging aangelegd binnen het plan om te voldoen aan het huidige beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe.
Voor de afvoer van het van verhard terrein afkomstige hemelwater is de aanleg van een riool noodzakelijk. Er is hiervoor inmiddels een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het hemelwaterriool kan afvoeren op de aan te leggen infiltratievoorziening langs de Oostelijke Rondweg. Bij de uitwerking van de stedenbouwkundige schets is rekening gehouden met de aanwezigheid van een duiker aan de oostzijde van de Oostelijke Rondweg. De totale infiltratievoorziening is 3.580 m3 met een oppervlakte van 0,75 hectare.
Voor het ontwerp van de hemel- en afvalwaterafvoer zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Op onderstaande afbeelding is de indicatieve ligging van het rioolstelsel en de infiltratievoorziening weergegeven. In Bijlage 2 is een gedetailleerdere afbeelding opgenomen.
Afbeelding: Waterstructuurplan
Het voorliggende plan betreft een herziening van het geldende bestemmingsplan 'Vossenakker' uit 2007. Voor het gehele plangebied geldt er al een uit te werken woonbestemming. Met het voorliggende plan worden bouwmogelijkheden aangepast. Er is ten opzichte van het geldende plan geen sprake van een significante toename van het verhard oppervlak. In deze situatie is waterberging gerealiseerd. In het voorgaande is hier reeds nader op ingegaan. Binnen het plan is er ruim voldoende berging aangelegd om te voldoen aan het huidige beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe. Het vergroten van het aantal woningen in dit deel van het plangebied heeft geen significante gevolgen voor de (bestaande opzet van) de waterhuishouding.
Het waterschap heeft op 18 januari 2016 aangegeven, dat het plan geen consequenties heeft voor de waterhuishouding. Het waterschap heeft dan ook geen opmerkingen ten aanzien van het plan.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Archeologie
Inventariserend veldonderzoek archeologie
Voor het geldende bestemmingsplan 'Vossenakker' is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Arcadis, Inventariserend veldonderzoek archeologie Elburg Vossenakker, mei 2005). Ook het voorliggende plangebied is in dit onderzoek meegenomen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.
Uit dit onderzoek zijn drie gebieden naar voren gekomen die nader onderzocht moesten worden. Slechts een fractie van deze gebieden valt binnen het voorliggende plangebied. De aanbevelingsgebieden zijn weergegeven op de volgende afbeelding.
Afbeelding: Kaart behorend bij inventariserend veldonderzoek met daarop
aanbevelingsgebieden
Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven
Vervolgens is een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd (De Steekproef, Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek middels proefsleuven, Rapport 2006-01/05, februari 2006). In Bijlage 4 is dat onderzoek toegevoegd.
De proefsleuven zijn gegraven binnen aanbevelingsgebieden 2 en 3 (aan de noordwest- en zuidoostkant van het plangebied). Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische waarden van belang vastgesteld binnen het zuidelijk deel van Vossenakker. In totaal zijn er vijf mogelijke laatste restanten van paalkuilen ontdekt, verdeeld over drie putten. Eén paalkuil dateert uit de Nieuwe tijd, van de overige sporen is de datering onbekend. De structuren waarvan deze sporen ooit deel uitmaakten zijn niet meer aangetroffen. De weinige vondsten dateren uit de Nieuwe tijd en zijn in het esdek aangetroffen. Slechts een vondst, een fragment baksteen, is afkomstig uit een paalkuilrestant. De vindplaats is 'niet behoudenswaardig' gewaardeerd aan de hand van de KNA scoretabel. Bij de voorliggende ontwikkeling is dan ook geen sprake van aantasting van archeologische waarden. Er is dan ook geen reden tot vervolgonderzoek.
Historische (steden)bouwkundige waarden
In het plangebied bevinden zich geen bouwwerken met cultuurhistorische (steden)bouwkundige waarden.
Buiten het plangebied is de woning Oostendorperstraatweg 13 een gemeentelijk monument. Het plangebied is gesitueerd 'achter' deze woningen. In de huidige situatie heeft het plangebied al uit te werken woonbestemmingen. De cultuurhistorische waarden van dit object wordt niet aangetast.
Historische geografie
Het gebied wordt gekenmerkt door waardevolle samenhangende landschappelijke structuren en cultuurhistorische patronen. Inmiddels heeft er woningbouw plaatsgevonden in de omgeving. Daarvoor maakte het gebied deel uit van een hoger gelegen dekzandgebied met droge gronden (essen) in relatie tot het lager gelegen natte gebied ten oosten van het plangebied. Karakteristiek is het aanwezige beplantingspatroon en de maat en schaal van de boerderijen met bijbehorende percelen in de omgeving van het plangebied.
Afbeelding: Historische kaart van rond 1900 (het gebied Vossenakker is hierop groen gearceerd)
Zoals te zien is op de voorgaande afbeelding is er rond 1900 een boerderijenlint ontstaan langs de Oostendorperstraatweg. Deze slingerende weg vormt samen met de bebouwing en het opgaande groen een ruimtelijke scheiding tussen de hoge en lage gronden. Op de kaart is dit af te lezen aan de verschillende kavelrichtingen aan de oostzijde (lage gronden) en de westzijde (hoge gronden) van de Oostendorperstraatweg.
De karakteristieken zijn van cultuurhistorische betekenis en maken dat de ontstaansgeschiedenis heden ten dage afleesbaar is in de landschappelijke en bebouwingsstructuur. Bij de planvorming van het gebied Vossenakker is dan ook uitgangspunt geweest dat niet alleen de karakteristiek van de Oostendorperstraatweg zo veel mogelijk gehandhaafd blijft, maar dat tevens een drietal monumentale boerderijen, gelegen aan de oostzijde van de Oostendorperstraatweg in het verlengde van de Kruidenlaan met het bijbehorende groen (verderop ten noordoosten van het plangebied), beeldbepalend blijven.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Verkennend bodemonderzoek
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit voor Vossenakker te kunnen vastleggen, is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht (Arcadis, Verkennend bodemonderzoek 'Vossenakker' te Elburg, mei 2005). Dit onderzoek is toegevoegd bij het bestemmingsplan 'Vossenakker'. Voor het gehele onderzochte gebied geldt dat er uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied.
Gelet op het tussenliggende tijdsbestek is het bodemonderzoek geactualiseerd in het kader van de ontwikkelingen in het plangebied. De resultaten van het bodemonderzoek zijn opgenomen in Bijlage 5 Bodemonderzoek. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Conclusie: De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling (wonen met tuin) op de locatie Vossenakker te Elburg. Wel verdient het aanbeveling om te voorkomen dat ter plaatse van de toekomstige tuinen sterk puinhoudend materiaal blijft liggen. Dit materiaal kan eventueel herschikt worden ter plaatse van toekomstige wegen.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling (wonen met tuin) op de locatie Vossenakker te Elburg.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante negatieve gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Het plangebied ligt niet binnen en ook niet nabij Natura 2000-gebieden en de EHS. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is 'Veluwe', dit gebied ligt op een afstand van circa 2,2 kilometer. De meest nabijgelegen EHS ligt op circa 0,6 kilometer ten zuiden van het plangebied.
Gezien de geldende bestemming, de huidige situatie als bouwrijp gemaakt terrein, de tussenliggende barrières en de afstand tot de natuurgebieden worden geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur verwacht. Een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Er wordt geen aantasting van beschermde soorten verwacht. Het plangebied betreft een bouwrijp gemaakt terrein. Er worden geen singels gekapt en ook geen sloten gedempt. De rand van het terrein is al aangepast in die zin dat er een wadi is aangelegd. Een nader ecologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Zorgplicht
De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.
Conclusie
Gelet hierop zijn er voor het voorliggende bestemmingsplan geen belemmeringen in verband met het aspect ecologie.
Omdat de woningbouw geprojecteerd is in de directe nabijheid van de bestaande grote zomereik heeft de gemeente aan Treevision opdracht gegeven een zogenaamde Bomen Effect Analyse uit te voeren. Door middel van dit onderzoek dient bepaald te worden of de geplande herinrichting nadelige gevolgen heeft voor de boom en welke (boombeschermende) beheermaatregelen eventueel noodzakelijk zijn om de boom duurzaam en veilig te behouden. De resultaten van deze Bomen Effect Analyse zijn opgenomen in Bijlage 6 Bomen Effect Analyse. Op basis van de onderzoeksresultaten en de uitgevoerde effectanalyse verwacht Treevision, dat het -zonder noemenswaardige wortelschade te veroorzaken- mogelijk is de grond binnen de grenzen van het bouwblok machinaal te ontgraven. Treevision acht het van belang dat schadelijke effecten worden voorkomen dan wel worden geminimaliseerd. Om dit te kunnen bewerkstelligen zijn in het rapport eisen en randvoorwaarden beschreven, zodat de boom, ondanks de voorgenomen inrichtingsplannen, duurzaam en veilig te behouden is. Ook zijn boombeschermende maatregelen opgenomen betreffende de periodes voor, tijdens en na de werkzaamheden.
De gemeente hecht er aan, dat de aangegeven maatregelen ook daadwerkelijk genomen worden. Om deze reden is de plaats van het bouwvlak beoordeeld in de bomenanalyse, conform afbeelding 4 uit deze analyse. Deze afbeelding is hieronder opgenomen.
Afbeelding: Ontwerptekening nieuwe inrichting (Bron: gemeente Elburg; bewerking: Treevision
Voorts is besloten halfverharding toe te passen ter plaatse van de inrit van de woning alsmede een drukverdelingsmat ter versteviging. Dit alles ten behoeve van het behoud van de zomereik en het voorkomen van beschadigingen. Een en ander conform de voorgestelde maatregelen in het rapport van Treevision.Tenslotte zal in de verkoopovereenkomst een bepaling worden opgenomen waarin aangegeven staat, dat er onder de boom geen gebouwen opgericht mogen worden.
In Oostendorp is de korenmolen 'De Tijd' gesitueerd. De molen heeft een molenbiotoop om te voorkomen dat er te hoge bebouwing rondom de molen wordt gebouwd. Het plangebied ligt buiten de molenbiotoop.
Conclusie
Er zijn vanwege de molenbiotoop geen belemmeringen voor het voorliggende plan.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van straalpaden, hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen en dergelijke kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Voor het plangebied geldt dat kabels vooral onder de wegen te vinden zijn of nog moeten worden aangelegd. Bij het roeren van de grond moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van deze kabels.
In de nabijheid van het plangebied ligt geen kabels en leidingen die ruimtelijk relevant zijn op bestemmingsplanniveau.
In het bestemmingsplan 'Vossenakker' van 2007 is (al) aangegeven dat het straalpad is vervallen.
Conclusie
Het aspect kabels, leidingen en straalpaden levert geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgestane ontwikkeling.
Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:
Toets MER-plicht
Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor een beperkte aanpassing van de uit te werken woonbestemmingen en het uitwerken van een woonbestemming. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt valt onder categorie 'D 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (2.000 woningen of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld.
De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ('Veluwe') bedraagt circa 2,2 kilometer. Gelet op de geldende bestemming, het huidige gebruik, de aard van de activiteit, tussenliggende barrières en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.
De Provinciale Staten van Gelderland hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Het is ook relevant om te melden dat het plangebied niet in een Belverdere-gebied, een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied ligt.
Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.
Wonen
De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor het perceel Kruidenlaan 39. De hoofdfunctie van de bestemming is wonen. Daarnaast worden aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten mogelijk gemaakt. Deze moeten echter voldoen aan de specifieke opgenomen voorwaarden. Daarnaast zijn parkeervoorzieningen, gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. Voor het hoofdgebouwen (de woning) is bepaald dat deze in het aangeduide bouwvlak gebouwd moeten worden. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan. Daarbij wordt uitgegaan van een vrijstaande woning. De afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 meter.
Voor de bouwmogelijkheden van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de regels voor vergunningvrije bijbehorende bouwwerken van het Besluit omgevingsrecht.
Erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet hoger zijn dan 1 meter. In andere gevallen mogen ze maximaal 2 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Wonen - Uit te werken
Het woningbouwgebied is met het oog op de voorgestane flexibiliteit bestemd als 'Wonen - Uit te werken'. In de 'uitwerkingsopdracht' zijn de 'spelregels' aangeven waaraan burgemeester en wethouders zich bij de uitwerking moeten houden.
Binnen het bestemmingsvlak is het maximaal aantal te bouwen woningen aangegeven. Woningen en bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Voor het realiseren van een aantrekkelijk woonklimaat is het van groot belang een heterogeniteit te realiseren binnen een homogeen geheel. Het gebied is indachtig de voorgestane stedenbouwkundige opzet voorzien van bouwhoogtebepalingen.
Woningbouw moet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde met betrekking tot geluid of er moet een hogere grenswaarde voor worden vastgesteld.
Bij de uitwerking van de bestemming kan een regeling opgenomen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.
De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.
Volgens de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen onder meer als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
In dit geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd middels een met een ontwikkelaar gesloten samenwerkingsovereenkomst.
Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
Het voorontwerpbestemmingsplan '1e partiële herziening bestemmingsplan Vossenakker' heeft vanaf 9 december 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende die termijn is de gelegenheid gegeven om over het voorontwerpbestemmingsplan inspraakreacties in te dienen.
Dit heeft geleid tot 2 inspraakreacties. Een ervan is een gezamenlijke inspraakreactie van 4 bewoners. Het eindverslag van de inspraak over het voorontwerpbestemmingsplan Vosenakker, 1e partiele herziening is als Bijlage 7 Eindverslag inspraak voorontwerpbestemmingsplan toegevoegd.
De resultaten van de inspraak geven geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. Wel is besloten de resultaten van de uitgevoerde Bomen Effect Analyse in de toelichting op te nemen. Verwezen wordt naar paragraaf 4.9 Bomen Effect Analyse
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het plan toegezonden aan het Waterschap en aan de provincie.
Het Waterschap heeft op 18 januari 2016 aangegeven, dat het plan geen consequenties heeft voor de waterhuishouding. Daarom hebben zij geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het plan. De overlegreactie is opgenomen als Bijlage 8 Overlegreactie waterschap.
De provincie heeft gewezen op artikel 2.2.1.1 van de Omgevingsverordening, waarin is bepaald dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het Kwalitatief Woonprogramma en de Kwantitatieve opgave. De provincie constateert dat dit beleid goed is verwerkt in het plan. De overlegreactie is opgenomen als Bijlage 9 Overlegreactie provincie.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan '1e partiële herziening bestemmingsplan Vossenakker' wordt gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). De resultaten van de zienswijzen worden verwerkt in het bestemmingsplan.
november 2016.