direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Doornspijk, Huisdijk 18 en 18a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Huisdijk 18/ 18a te Doornspijk bevindt zich op dit moment een grote woonboerderij (ongeveer 1.160 m3 + uitbouwen van ongeveer 130 m3) en een aantal voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De woonboerderij is in dermate slechte staat, dat besloten is tot sloop over te gaan. Ook de bijgebouwen -met een gezamenlijke inhoud van ruim 4.750 m3- zullen gesloopt worden, waardoor het perceel als het ware "schoon" opgeleverd wordt. De initiatiefnemers zijn van plan om gebruik te maken van de mogelijkheden, die het VAB (Voormalig Agrarisch Bedrijf)-beleid van de gemeente Elburg biedt om nieuwe woonbebouwing te realiseren. Na overleg is de eigenaar van het perceel met de gemeente overeen gekomen, dat er in totaal 3 nieuwe woningen gebouwd mogen worden.

Hoewel het perceel op basis van het vigerende bestemmingsplan al een woonbestemming heeft, is het niet mogelijk de 3 woningen op de gewenste plekken te bouwen. Daarom is een herziening van het vigerende bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Huisdijk te Doornspijk, in de nabijheid van het buurtschap Hoge Enk. Op de volgende afbeelding is de globale ligging van het plangebied in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0001.png"

Ligging plangebied (binnen rode cirkel) in groter verband (Bron Google Earth)

Wanneer we meer inzoomen dan kan de locatie wat duidelijker in beeld gebracht worden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0002.png"

Het plangebied meer ingezoomd (Bron Kadaster)

Het perceel van de buren (Huisdijk 16) is op deze afbeelding blauw aangegeven. Alle bebouwing (wit op de afbeelding) van het perceel Huisdijk 18/ 18a zal gesloopt worden. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018'. Dit bestemmingsplan is op 28 januari 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Elburg. Een uitsnede van de plankaart is hieronder opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0003.png"

Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan "Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018" (Bron: Ruimtelijkeplannen)

Op grond van dit bestemmingsplan heeft het huisperceel, waar de woonboerderij en de bijgebouwen gesitueerd zijn de bestemming 'Wonen - Kleine woning' gekregen. Ter plaatse zijn 2 wooneenheden toegestaan met een gezamenlijke inhoud van 1.180 m3. Daarmee is de dubbele bewoning van de grote woonboerderij planologisch vastgelegd.

Vrijwel het gehele perceel heeft daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde'. Alleen een klein gedeelte (in de zuidoosthoek van het perceel) heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde' gekregen. Op basis van de hoge verwachtingswaarde dient er bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 120 m2, een rapport opgesteld te worden, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

Alle gronden hebben ook de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol landschap' gekregen. De voor 'Waarde - Waardevol landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap.

1.4 Strijdigheid bestemmingsplan

Omdat de voorgenomen ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Er is voor gekozen om de begrenzing van deze herziening af te stemmen op de begrenzing van de gronden, behorende bij Huisdijk 18/ 18a, die in het vigerende bestemmingsplan al een woonbestemming hebben. In dit bestemmingsplan wordt aangetoond, dat het voornemen om ter plaatse een drietal nieuwe woningen te bouwen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.5 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Doornspijk, Huisdijk 18 en 18a' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1);
  • regels.

Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan zeker stellen.

De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt het plangebied en de omgeving beschreven. Dit hoofdstuk gaat in op de huidige en toekomstige situatie.

2.1 Huidige situatie

Het perceel is gelegen op de hoek van de Huisdijk en de Vaarbekerweg. De woning en de bedrijfsgebouwen zijn zowel vanaf de Huisdijk als de Vaarbekerweg bereikbaar: Vanaf de Huisdijk door middel van een informele verharde weg en vanaf de Vaarbekerweg door middel van een verharde weg, die aan beide zijden door knotwilgen begeleid wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0004.png"

Informele toegangsweg vanaf de Huisdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0005.png"

Toegangsweg vanaf de Vaarbekerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0006.png"

Zicht op de boerderij en een deel van de bedrijfsgebouwen vanaf de Huisdijk

Beide wegen omsluiten tezamen met de Huisdijk en de Vaarbekerweg een stuk onbebouwde grond, dat bekend staat als het 'geitenweitje'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0007.png"

Het geitenweitje

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0008.png"

De route vanaf de Vaarbekerweg geeft rechstreeks toegang tot het voormalige agrarische erf. De verschillende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn vanaf dit erf bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0009.png"

Vanaf de Vaarbekerweg is het voormalige agrarische erf rechtstreeks bereikbaar

Onderstaande foto's geven een impressie van de huidige bedrijfsgebouwen. Daaruit kan afgeleid worden, dat vrijwel het gehele huisperceel op dit moment verhard is en aan zowel de west- als de zuidzijde omzoomd wordt door een rij knotwilgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0011.png"

De schuur aan de noordzijde van het erf

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0013.png"

Schuren aan de westzijde van het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0016.png"

De schuur aan de zuidzijde van het perceel

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0017.png"

De onbebouwde ruimte aan de westzijde van het perceel wordt omzoomd door knotwilgen

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0019.png"

Knotwilgen langs de zuidzijde van het perceel

2.2 Toekomstige situatie

De bestaande bebouwing op het perceel zal worden gesloopt. Het betreft hier de woonboerderij met uitbouwen met een totale inhoud van ongeveer 1.290 m3, alsmede ruim 4.750 m3 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De initiatiefnemer wil graag gebruik maken van de mogelijkheden, die het VAB-beleid van de gemeente biedt om 3 nieuwe vrijstaande woningen te bouwen.

Wanneer het VAB-beleid van de gemeente (zie ook paragraaf 3.3.2) echter strikt gehanteerd zou worden dan betekent dit, dat na sloop van alle bebouwing herbouw in één woongebouw is toegestaan en via de aanvullende regeling ten hoogste twee woongebouwen. Omdat er nu al één woongebouw aanwezig is, mag na herbouw nog één extra woongebouw gerealiseerd worden. In totaal mogen er dan op het perceel maximaal 2 woongebouwen gerealiseerd worden. Wel is het mogelijk om in 1 van de woongebouwen dan 2 woningen te realiseren. Dat zou dus betekenen, dat er 1 vrijstaande woning en 1 dubbele woning op het perceel gebouwd zou mogen worden. Dat zou dan kunnen op de manier, die hieronder op de afbeelding is aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0020.png"

Mogelijke inrichting perceel wanneer er maximaal 1 vrijstaande woning en een tweekapper gebouwd mag worden

De gemeente heeft aangegeven, dat er overleg gevoerd diende te worden met een ervenconsulent van het Gelders Genootschap over de landschappelijke setting. Mocht uit dit overleg naar voren komen, dat het vanuit landschappelijke overwegingen beter is om toch 3 vrijstaande woningen te realiseren, dan zou de gemeente hiermee instemmen. Het overleg heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. De ervenconsulent heeft aangegeven, dat een twee-onder-een-kap woning niet passend was op deze locatie. Het uitgangspunt diende te zijn: 3 vrijstaande woningen, passend in de omgeving.

Tijdens het overleg zijn de volgende aandachtspunten meegegeven:

  • let op de ontsluiting, er mogen geen extra wegen bij komen, misschien kan er een soort hofje gemaakt worden (hoeft niet);
  • creëer een soort van ensemble;
  • creëer openheid tussen de bebouwing;
  • houd voor de grote woning de voorgevelrooilijn van de naastgelegen buren aan (Huisdijk). Positioneer de grote woning zo dat er tussen deze woning en de bestaande buren meer ruimte ontstaat (is nu 1 m1);
  • let op de achtererf-situaties van de woningen en locatie van de bijgebouwen in relatie tot de voorkant van de andere woningen;
  • let op de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen in relatie tot de andere woningen;
  • let op de uitstraling van de woningen naar de omgeving, dit moet passend zijn (geen hypermoderne gebouwen);
  • versterk de landschapsinrichting met passende bomen e.d.;

Op basis van het overleg met de ervenconsulent is een nieuwe tekening gemaakt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0021.png"

Principe-indeling van het perceel bij realisatie van 3 vrijstaande woningen

Rekening houdend met het advies van de ervenconsulent heeft de gemeente op 22 april 2021 ingestemd met de situering van 3 vrijstaande woningen op het perceel. Daarbij is aangegeven, dat er bij de nadere uitwerking van het inrichtingsplan rekening gehouden diende te worden met de bovengenoemde aandachtspunten van de ervenconsulent.

De initiatiefnemers hebben vervolgens een inrichtingsplan laten opstellen. Dit inrichtingsplan is hieronder opgenomen. Het inrichtingsplan is tevens als Bijlage 1 toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0022.png"

Inrichtingsplan

Hieronder zal ingegaan worden op de totstandkoming van dit inrichtingsplan:

Situering van de woningen:

Voorop het perceel is de grote woning (750 m3) gepositioneerd. De voorgevel van deze woning is in lijn met de voorgevel van de woning op het perceel Huisdijk 16. Tussen de bestaande woning Huisdijk 16 en de nieuwe woning is aanzienlijk meer ruimte aangehouden dan in de huidige sitiuatie.

De twee andere woningen zijn geprojecteerd op het achterste deel van het perceel. Deze woningen zijn een slag kleiner (maximaal 600 m3) dan de woning voorop het perceel. De maximale goothoogte van alle 3 woningen bedraagt 4 meter, terwijl de maximale bouwhoogte 8 meter bedraagt. Hierdoor zullen de nieuwe bouwvolumes makkelijk opgenomen worden in het agrarische landschap.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0023.png"

Ontsluiting

De ontsluiting van de percelen vindt plaats vanaf de Huisdijk en vanaf de Vaarbekerweg. De ontsluiting vanaf de Vaarbekerweg is de belangrijkste ontsluiting. Via deze route is een gemeenschappelijk erf bereikbaar. Vanaf dit gemeenschappelijke erf worden alle 3 de woningen ontsloten.

Hagen als erfscheiding

Op de erfscheiding van de 3 woonpercelen worden hagen aangebracht, bestaande uit haagbeuk, liguster, meidoorn of veldesdoorn. Op deze manier wordt een zachte overgang gerealiseerd naar het aansluitende open landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0024.png"

Bijgebouwen

Bijgebouwen zijn in principe toegestaan achter de voorgevellijn van de woningen. Alle woningen zijn tweezijdig georiënteerd. daardoor is het gebied voor bijgebouwen beperkt. Bij de grote woning aan de Huisdijk is er bewust voor gekozen om de ruimte tussen deze woning en de woning op het naastgelegen perceel "open" te houden. Daar worden dus geen bijgebouwen toegestaan.Op de tekening is het gebied, waar bijgebouwen zijn toegestaan geel en licht gearceerd aangegeven. De rest van het perceel mag gebruikt worden als tuin, maar daar mogen geen bijgebouwen gesitueerd worden.

De huidige eigenaar van het perceel is een groot dierenliefhebber. Hij houdt diverse dieren in gedeeltelijk overdekte verblijven. In de nieuwe situatie wil hij graag mogelijkheden houden om zijn dieren goed te huisvesten in nieuwe verblijven. Daarom zullen er voor zijn westelijk gelegen toekomstige perceel ruimere mogelijkheden geboden worden voor het bouwen van bijgebouwen, te weten maximaal 200 m2 ten opzichte van 100 m2 voor de beide andere percelen. Terzijde kan opgemerkt worden, dat zijn woning zodanig gepositioneerd is, dat er vanuit deze woning direct zicht is op het geitenweitje op de hoek van de Huisdijk en de Vaarbekerweg.

Beplanting

Op de tekening zijn de bestaande bomen aangegeven (zonder zwarte omlijning). Het betreft hier een grote treurwilg en een grote kastanjeboom bij de inrit vanaf de Huisdijk en knotwilgen langs de west- en zuidzijde van het perceel alsmede langs de toegangsweg vanaf de Vaarbekerweg. Het inrichtingsplan voorziet in het planten van extra bomen (met zwarte omlijning): knotwilgen langs de zuidzijde van het perceel in aansluiting op de bestaande knotwilgen, enkele elzen ter markering van het gemeenschappelijke erf en fruitbomen in de voortuin van de woning op het westelijke perceel. Dit kunnen hoogstambomen zijn om het doorzicht te behouden vanuit de woning op het aansluitende open landschap, waarbij gekozen kan worden uit appel, peer, pruim en/of kers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0025.png"

Uiteindelijk leidt dit tot het onderstaande inrichtingsplan. Op deze afbeelding is met rode pijlen de orientatie van de woningen aangegeven (altijd tweezijdig) en met zwarte pijlen de locaties op eigen erf, waar minimaal 2 parkeerplaatsen per woning gerealiseerd kunnen worden. Deze parkeerplaatsen zijn 2,5 meter breed en 5 meter lang. Zoals op de afbeelding te zien is, is het goed mogelijk om tot 3 parkeerplaatsen op eigen erf te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0026.png"

Inrichtingsplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In de volgende paragrafen wordt het relevante beleid op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau en de relatie met de voorgenomen ontwikkeling behandeld.

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.

Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons.

De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.

De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Toetsing

Het onderhavige initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.

3.1.2 Besluit Algemene regels Ruimtelijke Ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Voorgaande houdt in dat de provincies, gemeenten en hoogheemraadschappen verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Aan elk soort project wordt een set regels gekoppeld waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Volgens de toelichting van de Rijksoverheid draagt het Barro bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en “vermindering van de bestuurlijke drukte”

De bedoeling is dat belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen door het Barro op voorhand onmogelijk worden gemaakt. Dat zal moeten leiden tot een versnelde uitvoering van die projecten. Het Barro brengt ook met zich mee dat gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakt aan een belang van één van de 13 projecten in het Barro, nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen. Eén van de belangrijkste elementen is het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In de omgeving van Doornspijk maken meerdere gebieden deel uit van het NNN. Het plangebied zelf ligt niet binnen de begrenzing van het NNN.

Toetsing

Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad. Dit betekent, dat het relevante beleidskader wordt gevormd door provinciaal en vooral gemeentelijk beleid.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.

Toetsing

Van belang is de vraag of het plan voorziet in een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Daarover kunnen we kort zijn: Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt op 12 woningen. Aangezien bij dit plan per saldo slechts 1 extra woning wordt gerealiseerd is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en is er geen verantwoording noodzakelijk in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De omgevingsvisie van de provincie Gelderland is vastgesteld op 19 december 2018. Gaaf verwijst naar mooi, maar ook naar de toekomst. Belangrijke thema's hierin zijn duurzaamheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. In de omgevingsvisie geeft de provincie aan te streven naar een hoge kwaliteit van de leefomgeving, om zo Gelderland aantrekkelijk te blijven houden voor zowel mensen als bedrijven. Goed wonen is onderdeel van een aantrekkelijk Gelderland en er wordt onderkend dat Gelderland uiteenlopende woonkwaliteiten heeft, zowel landelijk als stedelijk.

Om het Gelderse landschap open te houden, het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. Daarnaast staat duurzaam wonen hoog in het vaandel. Hieruit vloeien de volgende ambities voort:

  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De provincie wil de bestaande bebouwde omgeving optimaal benutten met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

Het gebied waar de woning wordt gerealiseerd is aangeduid als 'vitaal platteland'. Dit betekent, dat elke bijdrage om het platteland nog vitaler te maken wordt ondersteund.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling om tot herstructurering van een voormalig agrarisch erf te komen past prima binnen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Gelderland

De Provinciale Omgevingsverordening is geconsolideerd vastgesteld in maart 2021. In de omgevingsverordening geeft de provincie aan waar ruimtelijke plannen aan moeten voldoen om te waarborgen dat de provinciale belangen in ruimtelijke plannen doorwerken.

De planlocatie is gesitueerd binnen een Nationaal landschap, maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit betekent dat de ontwikkeling de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap niet mag aantasten, tenzij:

  • a. er geen reële alternatieven zijn;
  • b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.

Tevens vloeit uit de verordening voort dat gemeentebesturen per regio een regionale woonagenda opstellen. Een nieuwe woning wordt alleen mogelijk als de ontwikkeling past binnen de vastgestelde woonagenda. In dit verband wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 3.3.2, waarin aangegeven wordt onder welke voorwaarden het mogelijk is woningbouw te plegen op percelen met voormalig agrarische bebouwing.

Nationaal Landschap

Het Rijk heeft twintig karakteristieke gebieden in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap, waaronder De Veluwe waarbinnen de planlocatie zich bevindt. Het ruimtelijk beleid is erop gericht om de kernkwaliteiten van deze gebieden te behouden en verder te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0027.png"

Deelgebieden binnen het Nationaal Landschap Veluwe (Bron: Kernkwaliteiten Gelderse Nationale Landschappen, Provinciale Staten van Gelderland, 2014)

De planlocatie is gelegen binnen het deelgebied Randmeerkust agrarisch. De kernkwaliteiten van dit deelgebied laten zich als volgt omschrijven:

Het deelgebied vormt een zichtbare beeldbepalende gradiënt van stuwwal naar Randmeer: bos – open essen – strokenverkaveling – onregelmatige blokverkaveling op strandwallen; van besloten boslandschap via kleinschaligheid naar grootschalig open; de overgang is eerst steil, daarna geleidelijk.

Het gebied wordt beschouwd als een kleinschalige flank van het Veluwemassief met dorpen en buurtschappen, houtsingels en grasland, waarbij de lintbebouwing parallel aan de hoogtelijnen gesitueerd is.

Opvallend is het relatief gaaf ontwaterings-, ontsluitings- en verkavelingspatroon: regelmatig in het veenlandschap, onregelmatig in het kleilandschap; het vroegmiddeleeuws ontginningslandschap bij Doornspijk en Wessingen springt eruit. Terwijl het gehele gebied in zijn structuur overwegend (laat) middeleeuws is, is het iets hoger gelegen gebied Doornspijk-Wessingen nog ouder.

Een kenmerk van het gebied is verder dat de percelen overwegend strookvormig zijn, de richting verspringt van plaats tot plaats in een kleinschalig patroon. Sloten fungeren als perceelgrenzen, behalve op de hogere gronden, waar houtwallen en prikkeldraad de grenzen zijn.

Toetsing

De voorgenomen sloop van de voormalige agrarische bebouwing, gevolgd door het bouwen van een drietal nieuwe woningen tast de bestaande kernkwaliteiten niet aan. Juist door het landschappelijk inpassen van de nieuwe woonpercelen wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van de landschappelijke kwaliteiten.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Elburg

De gemeente Elburg heeft in 2011 een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld voor haar grondgebied. In het LOP wordt op basis van een uitvoerige analyse van de landschappelijke kwaliteiten een visie opgesteld voor de ontwikkeling van het landschap. Deze visie sluit aan bij de indeling van het grondgebied in landschappelijke eenheden. Het plangebied aan de Huisdijk is gelegen in het gebied, dat als veenontginningslandschap (VE) is aangeduid. Hiervoor is in het LOP de volgende visie opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0029.png"

Visie op het veenontginningslandschap (Bron: Landschapsontwikkelingsplan Elburg, SAB)

Van deze visie is dankbaar gebruik gemaakt bij het opstellen van het landschappelijke inrichtingsplan, zoals besproken in paragraaf 2.2.

3.3.2 VAB-beleid gemeente Elburg 2016

De gemeente Elburg heeft sinds 2010 beleid voor functieverandering van (voormalig) agrarische bedrijven naar wonen, het zgn VAB-beleid. De afgelopen jaren hebben meerdere locaties in de gemeente Elburg de transformatie van (voormalig) agrarisch naar wonen met behulp van dit beleid ondergaan. Gebleken is dat er nog steeds behoefte is aan het VAB-beleid, omdat meerdere initiatiefnemers, al dan niet concreet, hebben aangegeven gebruik te willen maken van een functieverandering op hun perceel.

De gemeente heeft besloten de bestaande beleidsnotitie 'VAB-beleid, functieverandering naar wonen gemeente Elburg' te vervangen door de beleidsnotitie 'VAB-beleid gemeente Elburg 2016. Functieverandering naar wonen en recreëren'. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van het 'oude' VAB-beleid zijn de volgende:

  • Er wordt gerekend met inhoud van de bebouwing, in plaats van oppervlakte;
  • Functieverandering naar recreëren (bv gastenverblijf) wordt mogelijk gemaakt;
  • De regels van de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen – Kleine woning', en 'Recreatie' uit het bestemmings-plan 'Buitengebied Elburg 2012' zijn van overeenkomstige toepassing.

Het VAB-beleid is van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen en/of vrijkomende bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Het gaat om gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een agrarische bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest. Voormalige agrarische bouwpercelen die in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Elburg 2012" een woonbestemming hebben gekregen en waar de voormalige bedrijfsbebouwing nog aanwezig is, komen – onder dezelfde voorwaarden – ook voor dit beleid in aanmerking. Dit geldt tevens voor percelen in het buitengebied met een bedrijfsbestemming. Daarbij dienen alle bedrijfsmatige activiteiten te worden beëindigd.

Voor het perceel aan de Huisdijk 18 en 18a in Doornspijk gelden volgens het VAB-beleid gemeente Elburg de volgende regels:

Algemene regels voor VAB-locaties

  • Indien de locatie ligt in een gebied met de bestemming ‘Agrarisch’ dan dient het bestemmingsvlak verkleind te worden met minimaal 20%. Ligt de locatie in een gebied met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ dan dient het bestemmingsvlak verkleind te worden met minimaal 30%. De locatie van de woning wordt in een bouwvlak vastgelegd. Voor elke reguliere woning wordt in het bestemmings-plan een bestemmingsvlak van maximaal 2.000 m2 opgenomen. Voor elke kleine woning wordt in het bestemmingsplan een bestemmingsvlak van maximaal 1.000 m² opgenomen.

Bestemming Wonen

  • Om in aanmerking te komen voor het bouwen van één of meerdere reguliere woningen dient minimaal 3.450 m³ aan bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning;
  • Voor elke nieuw te bouwen woning dient minimaal 3.000 m³ aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt;
  • Elke nieuw te realiseren woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • Naast de bestaande woning zijn maximaal vier woningen in maximaal twee gebouwen toegestaan op het perceel;
  • Er komen maximaal drie bouwvlakken op het perceel, voor maximaal vijf woningen;
  • De bestaande en nieuw te bouwen woning(en) krijgen een reguliere woonbestemming (W) conform het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’. Indien er sprake is van dubbele bewoning zal de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – dubbele bewoning’ toegevoegd worden. Indien er sprake is van één (of meerdere) vrijstaande woning(en) op het erf dan zal deze als vrijstaande woning worden aangeduid

Bestemming Wonen - Kleine woning

  • Om in aanmerking te komen voor het bouwen van een ‘kleine woning’ dient minimaal 2.450 m³ aan be-drijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning;
  • Voor elke nieuw te bouwen kleine woning dient minimaal 2.000 m³ aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt;
  • Naast de bestaande woning zijn maximaal twee kleine woningen in maximaal één gebouw toegestaan op het perceel;
  • De te realiseren kleine woningen hebben elk een inhoud van maximaal 375 m3;
  • De bestaande woning krijgt een reguliere woonbestemming (W). De nieuw te bouwen kleine woningen krijgen een woonbestemming (W-K) conform het bestemmingsplan ‘Buitengebied Elburg 2012’.

Landschappelijke inpassing speelt een grote rol bij het creëren van nieuwe erven in het kader van een functieverandering. Op welke wijze landschappelijke inpassing plaatsvindt, is afhankelijk van de karakteristiek en de beeldkwaliteit van het omliggende gebied. De landschappelijke inpassing moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen. Het Landschapsontwikkelingsplan is hiervoor mede bepalend.

  • Waardevolle bestaande erfbeplanting moet behouden blijven;
  • Waardevolle landschappelijke elementen buiten het erf en in eigendom van de initiatiefnemer, moeten blijvend bijdragen aan de karakteristiek van het landschap;
  • Erfbeplanting met gebiedseigen beplanting moet bijdragen aan de karakteristiek van het landschap;
  • Bestrating moet bijdragen aan het karakter van het nieuwe erf.

Toetsing

In paragraaf 2.2 is uitgebreid ingegaan op de wijze, waarop het VAB-beleid voor deze locatie gestalte gekregen heeft. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.

3.3.3 Omgevingsvisie Elburg 2018

De gemeente Elburg heeft gewerkt aan een integrale toekomstvisie voor de hele gemeente: de Omgevingsvisie Elburg 2018. De gemeenteraad van Elburg heeft op 30 januari 2019 de Omgevingsvisie Elburg 2018 vastgesteld. In deze visie wordt de periode tot 2030 onder de loep genomen. Het is een dynamisch document: in de periode tot 2030 zal regelmatig gekeken worden of de visie moet worden aangepast. De wereld staat niet stil en Elburg wil meebewegen, inspelen op kansen en haar kwaliteiten ontwikkelen. Zo blijft Elburg bouwen aan een vitale en krachtige gemeente, waar het goed wonen, werken en recreëren is.

De omgevingsvisie is grensoverschrijdend: de gemeenten Nunspeet, Elburg en Oldebroek (NEO) hebben de gezamenlijke opgaven gedefinieerd die grensoverschrijdend zijn. Dit heeft geleid tot de Gebiedsagenda NEO. De gezamenlijke Gebiedsagenda NEO vormt de basis voor de Omgevingsvisies van de afzonderlijke gemeenten. Voor het gebied van de 3 gemeenten wordt onderscheid gemaakt tussen 3 deelgebieden, die op onderstaande afbeelding zijn aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0030.png"

Deze deelgebieden bestaan uit:

  • Het grootschalig open landschap langs de Randmeren (donkergroen);
  • Het kleinschalig gemengd overgangsgebied (lichtgroen);
  • en het Natura 2000 gebied Veluwe (paars).

Deze deelgebieden vormen landschappelijke kaders, waarbinnen diverse nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Elke gemeente kan daarbij haar eigen accenten aanbrengen, passend bij de identiteit van de gemeente en het gewenste toekomstige imago.

Het plangebied is gelegen in het kleinschalig gemengd overgangsgebied tussen het grootschalig open landschap langs de Randmeren en de Veluwe.

De gemeente Elburg heeft een eigen Omgevingsvisie ontwikkeld. Deze visie bevat deels een herbevestiging en daarmee bestendiging van het al ingezette beleid. Maar voor een deel slaat de gemeente nieuwe richtingen in of worden andere accenten gelegd. Bij deze ontwikkelingen en de daarmee samenhangende investeringen staan de kernwaarden van Elburg voorop: Sociaal en zorgzaam, Gezond en groen, Gastvrij en ondernemend, Klimaatneutraal, Bereikbaar en veilig.

Op onderstaande uitsnede van de Omgevingsvisie Elburg 2018 is te zien, welke accenten de gemeente legt voor het plangebied (gelegen binnen de rode cirkel):

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0031.png"

Uitsnede Omgevingsvisie Elburg 2018 (plangebied ligt binnen de rode cirkel)

Ter plaatse van het plangebied wordt gestreefd naar het versterken van de landschapskamers (groen gestippeld gebied)en het bewaren van de openheid (groene cirkelpijl).

Vanuit deze visie op hoofdlijnen zijn IDee-kaarten voor samenhangende gebieden opgesteld. Deze deelgebieden zijn afgebakend op basis van de gebiedsindeling op het regionale ‘NEO-niveau’. Leidend daarvoor zijn de ontstaansgeschiedenis, de geomorfologische samenstelling, het functionele gebruik en de beleving van het gebied.

Vanuit de visie op hoofdlijnen voor Elburg en de thematische uitwerkingen, benoemen de IDee-kaarten voor de deelgebieden:

  • de ambitie: Het doel, het streven voor het gebied en de afweegbare ontwikkelingsmogelijkheden op hoofdlijnen;
  • de uitgangspunten kwaliteit: de uitgangs-/vertrekpunten die belangrijk zijn voor het behoud en versterking van de omgevingskwaliteit en identiteit van het gebied (de identiteitsdragers);

Voor het deelgebied Doornspijk en Hoge Enk ziet de Idee-kaart er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0032.png"

Op de Idee-kaart zijn de volgende uitgangspunten kwaliteit van belang voor ons plangebied:

  • nieuwe woningbouw en ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig inpassen in het kampenlandschap;
  • de relatie met het buitengebied sterker maken.

Toetsing

Wanneer we de gewenste ontwikkelingen in het plangebied toetsen aan het beleid, zoals verwoord en verbeeld in de Omgevingsvisie Elburg 2018 dan kunnen we concluderen, dat de genoemde uitgangspunten in acht genomen worden:

  • De nieuwe woningen zijn zorgvuldig ingepast in het kampenlandschap en vormen een duidelijk samenhangend geheel;
  • De relatie met het buitengebied is versterkt, door het nieuwe woonperceel landschappelijk te begrenzen met gebiedseigen beplanting en door de openheid van het agrarische landschap ten zuiden van het woonperceel te respecteren.

3.3.4 Welstandsnota

De gemeenteraad van Elburg heeft op 25 november 2013 de Welkstandsnota vastgesteld. In de nota is het welstandsbeleid van de gemeente Elburg beschreven en zijn zowel gebiedsgerichte als algemene welstandscriteria geformuleerd.

In de welstandsnota worden 20 deelgebieden onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0033.png"

Indeling in deelgebieden (Bron: Welstandsnota Elburg, SRO)

Aan elk deelgebied is een welstandsniveau toegekend. Er wordt onderscheid gemaakt in drie welstandsniveau's, te weten:

  • 'Welstandsniveau I, Zware toetsing';
  • 'Welstandsniveau II, Reguliere toetsing';
  • 'Welstandsvrij'.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied (deelgebied 15). Hier is het Welstandsniveau I van toepassing. Over het buitengebied wordt het volgende opgemerkt in de Welstandsnota:

Het buitengebied in Elburg is van grote waarde. Het overgangsgebied, de grote landschappelijke en functionele diversiteit maakt het tot een attractief gebied zowel voor permanente vestiging als voor recreatie. Het beleid is bij ontwikkelingen binnen dit gebied er op gericht op behoud van deze kwaliteiten. In de openheid van het landschap kan een kleine verstoring al grote afbreuk doen aan de beleving van het geheel.

De welstandsbeoordeling richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de basiskwaliteit van het gebied.

Toetsing

Op basis van de Welstandsnota zal bij de beoordeling van de bouwplannen door de welstand met name gelet worden op:

  • Relatie met de omgeving;
  • Bouwwerk op zichzelf;
  • Detaillering waar van essentieel belang.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Bodemonderzoek

Omdat vrijwel het gehele perceel verhard is en de aanwezige bebouwing voorzien is van dikke (beton)vloeren zal er een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd na de sloop van de bebouwing. De resultaten van dit onderzoek zullen als bijlage toegevoegd worden bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Conclusie

P.M.(bodemonderzoek wordt uitgevoerd na sloop van de bebouwing)

4.2 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van het Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Op 15 juni 2021 is de digitale watertoets ingevuld. De resultaten van deze watertoets zijn opgenomen in Bijlage 2. Op basis van deze watertoets concludeert het Waterschap Vallei en Veluwe dat er binnen het plangebied een of meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden, die aangewezen zijn voor regionale waterberging zijn gelegen. Daarom worden mogelijk primaire watergangen geraakt. Meer specifiek gaat het in dit geval om een leggerwatergang met beschermingszone. In gewoon Nederlands: de watergang langs de zuidzijde van de Huisdijk.

Daarom is er overleg met het Waterschap nodig.

Overleg met Waterschap

Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft op 24 juni gereageerd op de watertoets per email. De belangrijkste zorg van het Waterschap behelst de instandhouding van de bestaande watergang aan de zuidzijde van de Huisdijk. Gelukkig kon het Waterschap gerustgesteld worden in die zin, dat er geen ingrepen voorzien zijn in of nabij deze watergang.

Naast dit gebiedsspecifieke aandachtspunt wijst het Waterschap op de volgende aandachtspunten:

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen.

Planspecifiek

Naast de eisen van het Waterschap Vallei en Veluwe dient er rekening gehouden te worden met het gemeentelijke waterbeleid. Het hemelwater dient zoveel mogelijk binnen het plangebied opgevangen te worden. Op basis van artikel 5.2.2. Programma van Eisen voor inrichting van de openbare ruimte dient er binnen het plangebied zorg gedragen te worden voor 60 mm berging. Gezien de omvang van de percelen kan deze waterberging gerealiseerd worden door het hemelwater te laten infiltreren in de bodem.

Verder kan aangegeven worden, dat het vuilwater aangeboden zal worden op het bestaande vuilwaterriool.

Conclusie

Uit de watertoets en het aanvullende overleg met het Waterschap blijkt, dat er binnen het plangebied op een verantwoorde manier omgegaan kan worden met het hemelwater en het afvalwater. Daarbij zal uiteraard voldaan worden aan de eisen, die de gemeente zelf stelt in haar gemeentelijke waterbeleid.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet 2016. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018" heeft vrijwel het gehele perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde'. Alleen een klein gedeelte (in de zuidoosthoek van het perceel) heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde' gekregen. Op basis van de hoge verwachtingswaarde dient er bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 120 m2, een rapport opgesteld te worden, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.

Omdat de bodem van het perceel in het verleden al flink geroerd is door het oprichten van diverse bedrijfsgebouwen, deels voorzien van gier- en/of mestkelders, is contact opgenomen met de regioarcheoloog met de vraag: Is er in dit specifieke geval een archeologisch onderzoek nodig en wanneer dit inderdaad het geval is in welke vorm dan?

Op basis van zijn reactie kan het volgende opgemerkt worden:

Het plangebied ligt net ten zuiden van de Huisdijk. Aan de andere zijde strekt een dekzandrug zich uit, die zich sinds mensenheugenis geleend heeft voor bewoning. Deze kant van de Huisdijk ligt ook nog ten zuiden van de Molenbeek. Het moge duidelijk zijn dat deze beek in het laagste deel ligt. Het gebied ten zuiden van de weg is feitelijk te nat om te wonen.

Op de verwachtingskaart zijn in het rood de huizen aangegeven, die in 1832 aanwezig waren. In die tijd stonden welgeteld twee huizen aan dezelfde zijde van de weg als nummer 18 en 18a.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0034.png"

Huizen, die in 1832 aanwezig waren op de verwachtingskaart met het plangebied blauw omlijnd.

In 1832 is het gehele kavel in gebruik als hakhout. Deze situatie blijft zo tot en met 1850

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0035.png"

Situatie1832 (lichtgroen=weiland; olijfgroen=hakhout; bruin=bouwland)

De hoge verwachting die het plangebied heeft meegekregen, is afkomstig van een bufferzone die rond de historische boerderijen uit 1832 is gelegd. In de Achterhoek is met onderzoek aangetoond dat de middeleeuwse voorlopers van deze boerderijen te vinden zijn in een straal van 200 meter. In dit geval is het gebied te nat en zal er hier geen voorloper te vinden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0036.png"

Uitsnede AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland)

Op de uitsnede van de AHN is goed te zien, dat de dekzandrug gelegen is ten noorden van de Huisdijk (Huisbekerweg). Alles ten zuidenm van de weg ligt laag. Het huidige erf is vermoedelijk opgehoogd voor de bouw van de boerderij. Het erf ligt op 2,0 m + NAP. Het omliggende land ligt een halve meter lager.

Gezien deze lage ligging van het plangebied is de (archeologische) verwachting laag. Omdat het erf bovendien dicht bebouwd is met schuren en kelders acht de regioarcheoloog de kans nihil dat hier nog archeologische waarden in de bodem te vinden zijn. Om deze reden wordt een archeologisch onderzoek niet nodig geacht. Desondanks zullen op de plankaart de archeologische verwachtingswaarden als dubbelbestemming gehandhaafd worden aangezien er geen archeologisch (veld)onderzoek heeft plaatsgevonden.

Cultuurhistorie

In of nabij het plangebied zijn geen gemeentelijke dan wel rijksmonumenten aanwezig. Ook maakt het plangebied geen deel uit van een beschermd dorpsgezicht. Vanuit cultuurhistorie zijn er geen belangen, die zeker gesteld hoeven te worden.

Conclusie

Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen, die de voorgenomen ontwikkeling in de weg staan.

4.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante negatieve gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Door Ecogroen is in juli 2018 een quick scan natuurtoets uitgevoerd. Op basis van deze quick scan zijn in de periode april 2019 tot en met september 2019 aanvullende onderzoeken ingesteld naar het voorkomen van vleermuizen, kerkuilen en huismussen. De resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in een rapport, dat als Bijlage 3 is toegevoegd.

Op basis van deze quickscan kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

Gebiedsbescherming

  • Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Veluwerandmeren en Veluwe, beide gelegen op een afstand van ca. 2 kilometer van het plangebied. Directe negatieve effecten op Natura 2000-gebieden treden niet op. Indirecte (uitstralende) effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied – met uitzondering van stikstof – worden eveneens uitgesloten.
  • Het plangebied ligt buiten het Gelders natuurnetwerk (afstand ruim 1 km) alsook buiten de Groene Ontwikkelzone (afstand minimaal 500 meter). Gezien de ruime afstand en tussenliggende bebouwing, infrastructuur en groenstructuren brengt het plan geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Gelders Natuurwerk en de Groene Ontwikkelzone met zich mee.

Soortenbescherming

  • Binnen het plangebied is één paarverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis aangetroffen. Door de plannen gaat deze verblijfplaats verloren. Er is geen sprake van aantasting van onmisbare vliegroutes en/of foerageergebieden van vleermuizen.
  • In het plangebied zijn negen nestlocaties van huismus aangetroffen. Door de plannen gaan deze verblijfplaatsen verloren. Op basis van aanvullend onderzoek wordt het voorkomen van beschermde nestplaatsen van kerkuil uitgesloten. Wel zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels van bebouwing en groenelementen aangetroffen of te verwachten.
  • In het plangebied zijn geen beschermde grondgebonden zoogdieren, amfibieën, flora, reptielen, vissen of ongewervelden aangetroffen of te verwachten, uitgezonderd soorten waarvoor een vrijstelling van ontheffingsplicht geldt in de provincie Gelderland.

Advies en vervolgstappen

  • Een AERIUS berekening is noodzakelijk om te bepalen of negatieve effecten ten aanzien van stikstofdepositie op Natura 2000 kunnen worden uitgesloten of dat nadere vervolgstappen aan de orde zijn.
  • Er dient een ontheffing Wet natuurbescherming onderdeel soortbescherming te worden aangevraagd bij bevoegd gezag (Provincie Gelderland) voor het schaden van negen nestlocaties van huismus alsmede één paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis.
  • Er is zicht op ontheffing als tijdig voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen worden aangebracht en de sloop van bebouwing en de verwijdering van beplanting plaatsvindt buiten de kwetsbare perioden van deze soorten.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de verwachte soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode december – half februari en middels een veldbezoek een controle uit te voeren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.

Eindconclusie

Gelet op de conclusies van de uitgevoerde ecologische onderzoeken geldt dat maatregelen worden genomen om verstoring van broedende vogels tegen te gaan. Vanwege de aanwezigheid van 9 nestlocaties van huismus en een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk waarvoor een vergunning op grond van de Wnb nodig is. De initiatiefnemer is bereid alle noodzakelijke maatregelen te nemen en alle benodigde vergunningen en dergelijke aan te vragen. Met in achtneming hiervan kan geconcludeerd worden, dat er vanuit het aspect ecologie geen belemmeringen zijn, die de voorgenomen ontwikkeling in de weg staan.

4.5 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie

4.5.1 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.

Projecten die "niet in betekenende mate bijdragen" aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht.

Het "Besluit niet in betekenende mate" (NIBM) omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen.

De ontwikkeling kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het plangebied (ver) onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

4.5.2 Stikstofdepositie

In het kader van de Natuurbeschermingswet moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten kunnen optreden in Natura 2000-gebieden. Stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of andere handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn.

De effectbeoordeling stikstofdepositie heeft tot doel de NOx (stikstof) en NH3 (ammoniak) emissies naar de lucht door het voornemen inzichtelijk te maken, de toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden te berekenen. De effectbeoordeling stikstofdepositie wordt afgesloten met conclusies waarbij duidelijk wordt of in het kader van de Wet Natuurbescherming significante effecten uitgesloten kunnen worden, dan wel een nader onderzoek nodig is (passende beoordeling).

Door Langeraar Milieuadvies is in juni 2021 een berekening uitgevoerd van de stikstofdepositie op nabijgelegen kwetsbare natuurgebieden ten gevolge van de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel Huisdijk 18 en 18a. Deze berekeningen zijn in november 2021 en maart 2022 geactualiseerd. De resultaten van deze berekeningen zijn verwoord in een rapport, dat als Bijlage 4 is toegevoegd.

Het plangebied ligt op circa 2,1 kilometer afstand van stikstofgevoelige habitats en leefgebieden in Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Op onderstaande afbeelding zijn het plangebied en het Natura 2000-gebied zwart omlijnd weergegeven. De stikstofgevoelige habitats en leefgebieden zijn roze en paars gekleurd. De niet stikstofgevoelige delen van het Natura 2000-gebied zijn groen gekleurd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0037.png"

Situering plangebied ten opzichte van kwetsbare Natura2000-gebieden (Bron: AERIUS Calculator)

Voor deze situatie zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • onderzoek naar de NOX en NH3 emissies in de toekomstige situatie (beoogde gebruiksfase);
  • beperkt onderzoek naar de NOX en NH3 emissies gedurende de referentiesituatie;
  • een berekening van de depositie met AERIUS Calculator, versie 2021

Vanwege de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor de gevolgen van stikstofdepositie door activiteiten van de bouwsector op grond van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) is de aanlegfase buiten het onderzoek gelaten.

Op basis van de onderzoeken kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • Uit het uitgevoerde onderzoek stikstofdepositie blijkt dat verkeer in de gebruiksfase niet leidt tot een stikstofdepositietoename op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden in Natura2000-gebieden.
  • Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000- gebieden door stikstof kunnen op voorhand worden uitgesloten.

Conclusie

Het aspect stikstofdepositie leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

In het kader van het bestemmingsplan dient onderzocht te worden wat de geluidsbelasting zal zijn op de gevels van de 3 nieuw geprojecteerde woningen. In de omgeving van de nieuwe woningen bevinden zich 2 wegen: de Huisdijk en de Vaarbekerweg. De zone van deze wegen bedraagt 250 meter op basis van de Wgh. De nieuwe woningen liggen in de zone van de Huisdijk en de Vaarbekerweg. Daarom is onderzoek naar wegverkeerslawaai nodig. Gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen zijn in de nabijheid van de nieuwe woningen niet aanwezig. Akoestisch onderzoek naar gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen is dan ook niet nodig.

Door De Milieuadviseur is in juni 2021 een akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van de Huiusdijk en de Vaarbekerweg op de gevels van de 3 nieuw geprojecteerde woningen. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in een rapport, dat als Bijlage 5 is opgenomen.

Op basis van het uitgevoerde akoestische onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • De hoogste geluidsbelasting, afkomstig van de Huisdijk, bedraagt 48 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh;
  • De hoogste geluidsbelasting, afkomstig van de Vaarbekerweg, bedraagt 44 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh;
  • De hoogste cumulatieve geluidsbelasting bedraagt daardoor 53 dB, exclusief aftrek ex artikel 110g. Om de binnenwaarde bij de woningen te halen, moet een minimale geluidsisolatie van (53-33=) 20 dB worden bereikt;
  • Volgens artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 bezit een standaard gevelconstructie een minimale geluidsisolatie van 20 dB. Als de gevels van de nieuwe woningen voldoen aan het Bouwbesluit 2012, dan worden de binnenwaarden van 33 dB (wegverkeer) ook gehaald.

Het akoestische onderzoek is voorgelegd aan de Omgevingsdienst Noord Veluwe ter advisering. Zij stemmen in met de conclusies van het onderzoek maar wijzen er op, dat de meest noordelijk geprojecteerde woning niet dichter naar de Huisdijk opgeschoven mag worden. Anders kan er namelijk niet langer voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde en zal er een procedure hogere waarde gevolgd moeten worden. Omdat de bewuste woning op de planklaart vastgelegd is door middel van een bouwvlak kan deze woning in de praktijk niet dichter op de Huisdijk gebouwd worden, waardoor er geen gevaar bestaat voor overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

Conclusie

Het aspect geluid leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet bij nieuwe ontwikkelingen worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de 'omgekeerde werking').

Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving.

In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: ‘rustige woonwijk’, ‘rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.

De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen. In de publicatie zijn richtafstanden gegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

In de VNG-publicatie zijn voor het bepalen van de richtafstanden de volgende uitgangpunten gehanteerd:

  • het betreft ‘gemiddeld’ moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kan worden uitgegaan van kortere afstanden (verlaging met één afstandsstap);
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten (zoals productie, opslag, kantoren, parkeerterreinen) kunnen deze deelactiviteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.

De richtafstanden lopen op naar mate sprake is van een bedrijf in een hogere milieucategorie. Zoals bij de uitgangspunten voor de richtafstanden is gesteld, kan bij het type gemengd gebied de richtafstand zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd (dus van bijvoorbeeld 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1). Verdere reducties zijn blijkens de toelichting in de VNG-publicatie niet te verantwoorden, omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot de gevel van het gevoelige object.

Navolgende tabel geeft aan wat de richtafstanden zijn voor de verschillende milieucategorieën, zowel voor ‘rustige woonwijken’ of ‘rustige buitengebieden’ als voor ‘gemengde gebieden’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPHUISDIJK18EN18A-VST1_0038.png"

Richtafstanden en omgevingstype (bron: VNG, 2009)

Binnen een straal van 500 meter van het plangebied bevinden zich geen milieubelastende activiteiten die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van het plan.

Conclusie:

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.

4.8 Geur

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het beoordelingskader voor geurhinder van agrarische bedrijven bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen.

Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bevindt zich aan de Huisdijk op nr. 30. Dit bedrijf bevindt zich op 350 meter van het plangebied. Op een zodanige afstand zullen de nieuwe woningen in het plangebied geen hinder ondervinden.

Conclusie

Het aspect geur leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Externe veiligheid

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) zijn regels gesteld. Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken.

Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen.

Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Onderzoek

Gasleiding

In de oostelijke berm van de Vaarbekerweg is een ondergrondse gasleiding aanwezig. Het betreft hier aardgasleiding A-570-01. Deze gasleiding is door middel van een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 zijn berekeningen uitgevoerd van het groepsrisico .Uit deze berekeningen blijkt dat er geen sprake is van overschrijdingen van de normen ten opzichte van de bestaande gevoelige objecten. Omdat de geprojecteerde woningen niet dichter op de gasleiding zijn geprojecteerd bestaat er geen aanleiding voor een nieuwe berekening van het groepsrisico. Daarbij kan opgemerkt worden, dat het aantal personen door de nieuwbouw van 2 extra woningen met maximaal 4,8 zal toenemen. Hierdoor blijft de personendichtheid laag (minder dan 10), waardoor er geen sprake is van een groepsrisico.

Stationaire bronnen

In de nabijheid van de planlocatie zijn geen (geprojecteerde) stationaire risicobronnen aanwezig.

Mobiele risicobronnen, plaatsgebonden risico

Nabij de planlocatie is de spoorlijn Zwolle Amersfoort gelegen. Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied en de 200 meter zone van de spoorlijn. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Mobiele risicobronnen, groepsrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Zwolle – Amersfoort, op een afstand van ongeveer 3850 meter. Het invloedsgebied van een toxisch scenario bedraagt 4.000 meter. Hier ligt het plangebied dus net binnen. Gezien de ligging van de spoorlijn op meer dan 200 meter van het plangebied volstaat een ‘beperkte’ verantwoording van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico spoorlijn Zwolle – Amersfoort

Op basis van het Bevt dient voor een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter vanaf de transportroute ingegaan te worden op:

  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater;
  • De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet. Dit is alleen van toepassing op nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten.

Daarnaast stelt het Bevt dat de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld moet worden om advies uit te kunnen brengen over de mogelijkheden van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Uit de notitie ‘VGR voor standaard externe veiligheidssituaties' blijkt dat wanneer een ruimtelijk besluit buiten de 200 meter zone van een transportroute ligt en het besluit geen objecten toestaat voor verminderd zelfredzame personen, er sprake is van een standaard externe veiligheidssituatie. Voor deze situaties wordt de onderstaande verantwoording van het groepsrisico gehanteerd.

Maatgevende scenario’s

De maatgevende scenario´s voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Onderstaand is vanuit deze scenario’s ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.

Advies VNOG

Het bestemmingsplan is ter advisering voorgelegd aan de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG). Bij brief van 22 december 2021 heeft de VNOG een reactie gegeven. Deze reactie is als Bijlage 6 opgenomen in deze toelichting.

De VNOG concludeert, dat er geen zaken zijn die een significante wijziging op het gebied van (externe) veiligheid veroorzaken. Verder adviseert de VNOG te denken aan de volgende niet ruimtelijk relevante maatregelen:

  • 1. Voor de in het plangebied aanwezige (specifieke) objecten zorg te dragen dat het ventilatiesysteem goed functioneert. Om te kunnen schuilen voor een toxisch scenario, is het noodzakelijk dat bewoners in zo'n situatie naar binnen gaan, ramen en deuren sluiten en dat de eventueel aanwezige mechanische ventilatie handmatig door de gebruikers kan worden uitgezet. Deze maatregel kunt u borgen in de vergunningverleningsprocedures van diverse objecten;
  • 2. Voor de in het plangebied aanwezige (specifieke) objecten waar noodplannen voor opgesteld dienen te worden, deze mede op basis van de genoemde externe veiligheidsrisico's op te stellen. Het team Omgevingsveiligheid van Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland kan daarbij eventueel ondersteuning geven. Deze maatregel kunt u borgen in de vergunningverleningsprocedures van diverse objecten;
  • 3. Zorg te dragen voor een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, opdat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. U kunt hierbij denken aan publieke voorlichtingscampagnes als 'Denk vooruit'/ 'Wees Voorbereid';
  • 4. De benodigde ontsluitingswegen en/of bluswatervoorzieningen in overleg met uw accounthouder van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland te realiseren. Hierbij wordt vooral gekeken naar de voorzieningen binnen het plangebied, maar waar nodig ook bij de risicobron. 

Tenslotte geeft de VNOG aan, dat zij geconstateerd hebben dat er een buisleiding ligt nabij het plangebied. Zij benadrukken dat incidenten met buisleidingen (grotendeels) voorkomen kunnen worden door de leidingen ongestoord te laten liggen. Hierop is de Grondroerdersregeling van toepassing.

Conclusie

Op basis van de hierboven genoemde overwegingen kan worden geconcludeerd dat er voldoende mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn. Dit betekent dat er geen nadere eisen aan het plan worden gesteld in het kader van het milieuaspect externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid hoeft niet nader onderzocht te worden en vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Verkeer en parkeren

Op dit moment staat er een woonboerderij op het perceel, waar dubbele bewoning plaatsvindt. Na de transformatie zullen er in totaal 3 woningen aanwezig zijn. Dat wil zeggen, dat er per saldo 1 woning bijkomt. De verkeersproductie, die dat tot gevolg heeft (ongeveer 8 verkeersbewegingen per dag extra) kan moeiteloos opgenomen worden op de Huisdijk en/of de Vaarbekerweg.

Daarnaast worden er 3 ruime woonpercelen gerealiseerd, waar per perceel zonder problemen 2 of meer auto's op eigen erf geparkeerd kunnen worden. Voor de goede orde wordt hier verwezen naar het inrichtingsplan (op schaal 1:500 en 1: 1.000), waarop te zien is op welke manier de parkeerplaatsen op eigen erf gerealiseerd kunnen worden. Dit inrichtingsplan is opgenomen als Bijlage 1

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen beletsel voor de ontwikkeling op het perceel.

4.11 Kabels en leidingen

In of nabij het plangebied liggen geen bovengrondse en/of ondergrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn op bestemmingsplanniveau.

Conclusie

Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.12 M.e.r.-beoordeling

De procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.-procedure) is bedoeld om het milieubelangvolwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r.-procedure is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie, bestemmingsplan of vergunning.

De wettelijke eisen ten aanzien van de m.e.r.-procedure zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit milieu-effectrapportage (hierna Besluit). In de Wm en in het Besluit wordt een onderscheid gemaakt in activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde onderdeel C-activiteiten) en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde onderdeel D-activiteiten).

Voor onderhavig initiatief is activiteit D11.2 uit onderdeel D van de Bijlage van het Besluit m.e.r. van toepassing: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of;
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer

Hieronder wordt beschreven of de onder 1 tot en met 3 genoemde drempelwaarden al dan niet worden overschreden.

Ad 1: De oppervlakte van het initiatief bedraagt aanzienlijk minder dan 100 hectare. Aldus geldt dat de

drempelwaarde niet wordt overschreven.

Ad 2: Het initiatief heeft geen betrekking op het bouwen van 2000 of meer woningen. Deze

drempelwaarde is daarom niet relevant en wordt dus niet overschreden.

Ad 3: Het initiatief voorziet niet in de realisatie van 200.000 m2 of meer aan bedrijfsvloeroppervlakte.

Nu de drempelwaarde(n) niet worden overschreden geldt dat sprake is van een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit m.e.r. per 7 juli 2017 is er procedureel geen verschil meer tussen een vormvrije-m.e.r.-beoordeling en een (gewone) m.e.r.-beoordeling. In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect:

Kenmerken van het project

Het bestemmingsplan voorziet in een zeer beperkte uitbreiding van het aantal woningen: van 2 naar 3. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de gewenste nieuwe situatie. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.

Plaats van het project

De locatie is gelegen in het buitengebied. Een voormalig agrarisch erf wordt getransformeerd in een woonperceel. In de directe nabijheid van het nieuwe woongebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.

Kenmerken van het potentiële effect

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan gesteld worden, dat de nieuwe ontwikkelingen geen nadelige invloed hebben op bestaande natuur- en/of landschapswaarden. Ook worden geen cultuur-historische en/of archeologische waarden aangetast. Door de nieuwe ontwikkelingen worden bestaande bedrijven in de omgeving niet in hun mogelijkheden beperkt. Bodem en grondwater zijn geschikt voor de beoogde functie. Voorts kan opgemerkt worden, dat het geluid van het wegverkeer op de Huisdijk en de Vaarbekerweg niet tot gevolg heeft, dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

Conclusie

De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel.

5.1 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Voor alle plannen die vanaf 1 juli 2013 in procedure gaan, is de RO Standaarden 2012 verplicht. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij het juridische systeem banm het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018".

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen. In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
  • Wijze van meten. Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in onder andere:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan.
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, et cetera).
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn.
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemming.

In paragraaf 5.2 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel.
    Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan een keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
  • Algemene bouwregels
    Hierin is een regeling opgenomen voor parkeren en laden en lossen.
  • Algemene gebruiksregels.
    In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.
  • Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de verschillende bestemmingen.

Wonen

Deze bestemming is toegekend aan alle gronden binnen het plangebied. Voor de goede orde kan hier vermeld worden, dat deze gronden op basis van het vigerende bestemmingsplan ook al de bestemming 'Wonen' hebben.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn 3 bouwvlakken aangegeven. De hoofdgebouwen (zeg maar de woningen) dienen binnen deze bouwvlakken gebouwd te worden. Daarbij is voor de woning aan de Huisdijk een maximale inhoudsmaat opgenomen van 750 m3, terwijl de maximale inhoud van de beide andere woningen 600 m3 bedraagt. Voor alle woningen geldt een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 8 m.

Op de plankaart is aangegeven waar bijgebouwen opgericht mogen worden. In principe is dit uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevellijn. Omdat de 3 woningen tweezijdig georienteerd zijn, zijn verhoudingsgewijs veel gronden uitgesloten van bijgebouwen. Ook de ruimte, die in de toekomstige sitiuatie aanwezig is tussen de bestaande woning op nr. 16 en de geprojecteerde nieuwe woning aan de Huisdijk mag niet benut worden voor het oprichten van bijgebouwen. Dit om voldoende vrije ruimte te waarborgen tussen de beide hoofdgebouwen. De maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag per perceel maximaal 100 m2 bedragen. Voor het perceel aan de westzijde is een uitzondering gemaakt omdat er op dat perceel de nodige dierenverblijven gerealiseerd zullen worden. Hier is een maximum van 200 m2 voor bijgebouwen opgenomen in de regels.

Waarde - Archeologie lage verwachtingswaarde

Deze dubbelbestemming is overgenomen van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018 omdat er nog geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.

Waarde - Archeologie hoge verwachtingswaarde

Ook deze dubbelbestemming is overgenomen van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018 omdat er nog geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.

Waarde - Waardevol landschap

Alle gronden in het plangebied zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Waardevol lanbdschap' Dit betekent, dat er in het gehele plangebied rekening gehouden dient te worden met de aanwezige landschappelijke waarden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente Elburg zal voordat het plan in procedure gaat met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst sluiten, zodat de economische uitvoerbaarheid 'anderszins verzekerd' is.

De kosten voor de uitvoering van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De bewoner van het belendende perceel (Huisdijk 16) is op de hoogte gesteld van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Zij heeft aangegeven in te kunnen stemmen met deze plannen, maar heeft aangegeven niet zonder meer in te stemmen met de noodzakelijke sloop van de bebouwing op zeer korte afstand van haar woning. Hierover zullen daarom nadere afspraken gemaakt worden.

Naar aanleiding van het invullen van de digitale watertoets is er overleg geweest met het Waterschap. Zie voor meer informatie 4.2.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 26 april 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de gelegenheid gehad zienswijzen in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.