direct naar inhoud van 4.11 Overige natuuraspecten
Plan: Recreatiepark De Zanding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0228.BP2012OTTO0001-0301

4.11 Overige natuuraspecten

4.11.1 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik onder andere door de EHS. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS is geregeld in het Streekplan Gelderland. De begrenzing van de EHS is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten gewijzigd. Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn.

Normstelling

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.11.2 Resultaten onderzoek

EHS

De herontwikkeling van het recreatiepark vindt geheel plaats buiten de EHS. Negatieve effecten kunnen dan ook worden uitgesloten.

Beschermde flora en fauna

In 2011 is veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde fauna op het recreatiepark. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van de mer-beoordeling. Uit de veldinventarisatie komt naar voren dat het recreatiepark belangrijk foerageergebied is voor vleermuizen, met name de toegangslaan, de recreatie/visvijver en de zwemvijver. Tevens zijn enkele baltsplaatsen aangetroffen. De recreatie/visvijver en de zwemvijver zijn tevens van belang voor de rugstreeppad die hier talrijk voorkomt. In het theehuis zijn vaste verblijfplaatsen van huismus aanwezig.

De ontwikkeling leidt niet tot aantasting van de baltsplaatsen van de vleermuizen. Verstoring van de baltsplaatsen wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten de baltsperiode uit te voeren.

Het foerageergebied van de vleermuizen, met name de watervleermuis, kan door de toename aan verlichting minder aantrekkelijk worden. De verlichting zal echter op een vleermuisvriendelijke wijze worden aangebracht, zodat lichtverstoring niet of nauwelijks zal optreden.

De recreatie/visvijver en de zwemvijver zijn van groot belang voor de rugstreeppad. Bij de ontwikkeling van het terrein is ervoor gekozen om het gebied nog aantrekkelijker te maken voor de rugstreeppad, door een poel aan te leggen en het vegetatiebeheer op de rugstreeppad af te stemmen. De voorgenomen ontwikkeling leidt ertoe dat de ecologische situatie voor de rugstreeppad en ook andere amfibieën verbetert.

Het theehuis blijft bij de herontwikkeling staan. De nesten van de huismus worden dan ook niet aangetast. In de nieuwe bebouwing zullen overigens voorzieningen worden aangebracht die nieuwe nestplaatsen kunnen bieden aan de huismus. In het plangebied zullen verspreid ook andere nestkasten worden opgehangen om ook andere broedvogels de mogelijkheid tot broeden te bieden. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, wordt ook verstoring van broedvogels voorkomen.

4.11.3 Conclusie

De Flora- en faunawet en het beleid ten aanzien van de EHS staan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.