direct naar inhoud van 4.12 Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Plan: Recreatiepark De Zanding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0228.BP2012OTTO0001-0301

4.12 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

4.12.1 Toestingskader

Landschap in de Nota Ruimte (2006)

Hoofddoelstelling van deze Nota is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. De beperkte beschikbare ruimte in Nederland maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Meer specifiek richt het beleid zich vooral op:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

In de Nota Ruimte is de Veluwe aangewezen als Nationaal Landschap. Het plangebied ligt in dit Nationaal Landschap. Binnen Nationale Landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk met behoud of versterking van de kernkwaliteiten van het landschap. Daarnaast is er ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid.

De kernkwaliteiten van de Veluwe zijn:

  • schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  • actieve stuifzanden;
  • de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

Monumentenwet

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Malta. Daarmee werd op Europees niveau besloten het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, de archeologische waarden, beter te beschermen. Het Verdrag van Malta werd op 1 september 2007 geïmplementeerd met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg, een wijziging van de Monumentenwet 1988. Met deze wetswijziging heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Gemeenten zijn wettelijk verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij het bestemmen de in dat plan begrepen grond rekening te houden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

De drie belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming (a), het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) (b) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe' (c). Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek naar eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van Malta zijn overgenomen in de gemeentelijke archeologische beleidsnota 'Verleden, heden en toekomst, Archeologiebeleid in Ede' (2003).

4.12.2 Resultaten onderzoek

Landschap en cultuurhistorie

In 1850 was het westelijk deel van De Zanding een akker, het zuidelijk en oostelijk deel was heide. Sindsdien is de omgeving bebost geraakt; alleen aan de noordoostzijde is een restant heide, dat bezig is begroeid te raken tot bos. Het dichte bos ten zuiden en zuidoosten van het plangebied is een kernkwaliteit van het Nationaal Landschap Veluwe. Vanuit de omgeving is De Zanding vrijwel niet waar te nemen; 'inkijk' is mogelijk bij de entree (bosbad en grote vijver).

De Arnhemse weg is een oude Hanzeweg, een van de handelswegen op de Veluwe die al rond 1500 bestond.

De gevolgen van de ontwikkeling hebben op hoofdlijnen betrekking op de inrichting van het terrein zelf: verandering van de bebouwing, uitbreiding van grachten en lokaal vergroten van de open ruimte. Ten opzichte van het landschap rondom De Zanding verandert er vrijwel niets. Vanaf de Arnhemseweg zal de omvorming van het pannenkoekenhuis tot hotel en restaurant zichtbaar zijn; vanaf de heide ten noordoosten van De Zanding kan een blik op de grote vijver geworpen worden.

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het landschapsbeeld, de landschappelijke structuur of de beleving van het landschap in de omgeving. De beoogde ontwikkeling versterkt in het plangebied op enkele onderdelen juist de beleving van het landschap (zicht vanaf het terras van het te realiseren hotel op de waterstructuur van De Zanding en het Hoge Eiland en accentuering van de twee ruimtelijke clusters in de Zanding/zicht op de grote vijver vanaf de paddentraverse).

De effecten op het landschap in en in de omgeving van De Zanding door de herinrichting van het terrein zijn afwezig tot klein. Effecten op het Nationaal Landschap Veluwe zijn dan ook geheel uit te sluiten.

Er zijn geen effecten op cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerken.

Archeologie

Situatie

Bij de inventarisatie van bekende en te verwachten archeologische waarden in het onderhavige plangebied is gebruikt gemaakt van de (landelijke) Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem ARCHIS 2, de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Ede (2005)10, de concept cultuurhistorische waardenkaart (in prep.)11 en de resultaten van het in het plangebied uitgevoerde archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek (2009)12 en het karterend booronderzoek (2012)13.

Resultaten archeologisch onderzoek

Om uit te sluiten of in het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn, is door gekwalificeerde archeologische onderzoeksbureaus een bureauonderzoek, een verkennend booronderzoek en een karterend booronderzoek in het plangebied uitgevoerd. Het bureauonderzoek is uitgevoerd voor het hele plangebied. Op basis van de vigerende archeologische beleidsadvieskaart én het concept voor de nieuw op te stellen beleidsadvieskaart bleek de archeologische verwachting voor het noordoostelijk deel van het plangebied laag te zijn.

Het westelijk deel van het plangebied is door middel van een verkennend booronderzoek onderzocht. Uit dit verkennende booronderzoek is gebleken dat het noordwestelijk deel van het plangebied door verstuivingen in het verleden en bodemverstorende activiteiten in het recente verleden verstoord is. Een intacte podzolbodem is daar niet aangetroffen. Omdat uit het verkennende booronderzoek is gebleken dat het zuidoostelijke deel van het plangebied een (deels) intacte veldpodzolbodem aanwezig is, is in een deel van dit terrein met een middelhoge verwachting een karterend booronderzoek uitgevoerd. Uit het karterend booronderzoek is naar voren gekomen dat met name in het noordelijke en centrale deel van het onderzochte gebied de top van het dekzand dermate is verstoord dat nauwelijks nog intacte podzolprofielen aanwezig zijn. Met name in het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied is nog een (grotendeels) intacte podzolbodem aangetroffen. Archeologische indicatoren zijn in het gehele onderzoeksgebied echter niet aangetroffen.

Gezien het intensieve boorgrid met een megaboor kan worden geconcludeerd dat in het onderzoeksgebied naar alle waarschijnlijkheid geen archeologische vindplaats aanwezig is. Het uiterste zuidoosten van het plangebied kent volgens het verkennende booronderzoek eveneens een middelhoge archeologische verwachting. Daar in dit deel een camping gerealiseerd zal worden en derhalve geen sprake zal zijn van bodemverstoring, was aanvullend archeologisch onderzoek op het moment van opstellen van het vigerende bestemmingsplan niet noodzakelijk.

4.12.3 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Grootste deel plangebied

Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat voor het grootste deel van het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. Eventuele archeologische resten zijn vermoedelijk niet in dit deel van het plangebied aanwezig. Nader archeologisch onderzoek wordt hier niet noodzakelijk geacht. Uitvoering van de bestemming zal hier niet leiden tot onevenredige aantasting van archeologische waarden.

De meldingsplicht bij Onze minister, namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, van een zaak die in het plangebied wordt aangetroffen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het een archeologische vondst betreft, blijft van kracht (Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1).

Zuidwestelijk deel plangebied

Uitsluitend voor het zuidwestelijke deel van het plangebied blijft de middelhoge archeologische verwachting gehandhaafd. In figuur 4.6 is de grens van het gebied met een middelhoge verwachtingswaarde opgenomen (de zwarte lijn). De in het plangebied aanwezige archeologische (verwachtings)waarden worden beschermd met behulp van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met daaraan gekoppeld een vergunningstelsel. Beoogde ontwikkelingen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld kunnen alleen doorgang vinden onder de voorwaarde van aanvullend archeologisch onderzoek. Dit archeologisch onderzoek moet voldoen aan de richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders van de gemeente Ede gestelde voorwaarden.

Aanvullend archeologisch onderzoek is in deze gebieden niet noodzakelijk wanneer op basis van archeologisch onderzoek, of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente, is aangetoond dat archeologische (verwachtings)waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Dit geldt bijvoorbeeld indien aantoonbare technische maatregelen worden getroffen waardoor de archeologische (verwachtings)waarden in de bodem (in situ) kunnen worden behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0228.BP2012OTTO0001-0301_0015.png"

Figuur 4.6 Gebied met archeologisch middelhoge verwachtingswaarde