Plan: | Recreatiepark De Zanding |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0228.BP2012OTTO0001-0301 |
De Zanding grenst aan het Natura 2000-gebied Veluwe. Dit Natura 2000-gebied wordt beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Aangezien deze wet een externe werking kent, dienen ook ingrepen buiten beschermde gebieden getoetst te worden, indien deze ingrepen gevolgen kunnen hebben voor het beschermde natuurgebied.
Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van het Natura 2000-gebied Veluwe
De Natuurbeschermingswet 1998:
Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die - gelet op de instandhoudingsdoelstelling - de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben5. Voor vergunningverlening is dan een habitattoets nodig.
De eerste stap betreft de oriëntatiefase waarin sprake is van een Voortoets. Centraal staat dan de vraag of er een kans op een significant negatief effect is. Indien dergelijke effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten dan dient een Passende beoordeling opgesteld te worden, alsmede een planMER, waarin de effecten op Natura 2000 worden onderzocht. Indien uit deze beoordeling blijkt dat ook na het treffen van mitigerende maatregelen daadwerkelijk sprake is van een significant negatief effect, dan dient om voor vergunningverlening in aanmerking te komen vervolgens voldaan te worden aan de zogenaamde ADC-criteria:
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen zowel interne effecten (binnen de beschermde gebieden) als externe effecten (buiten de beschermde gebieden) van het voornemen op de te beschermen soorten en habitattypen te worden onderzocht. Van belang daarbij is dat de instandhoudingsdoelstelling, voor zover het een gebied betreft, aangewezen op grond van artikel 10a, eerste lid (Natura 2000), dan wel de wezenlijke kenmerken van een gebied, aangewezen op grond van artikel 10, eerste lid (Beschermd Natuurmonument), niet in gevaar komen.
In de mer-beoordelingsnotitie en de daarin uitgevoerde voortoets zijn voor het Natura 2000-gebied Veluwe per habitattype en -soort de staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen weergegeven.
De effectenindicator van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) geeft voor de beoogde ingrepen (recreatieve herinrichting, verandering recreatiedruk, aanpassing waterhuishouding, verkeersproductie) de potentiële gevoeligheden aan. Relevante gevoeligheden betreffen verstoring, vermesting, verzuring, verontreiniging en verdroging. Deze effecten worden in de voortoets beschreven.
De te beschouwen toetsingscriteria worden bepaald door de aard en omvang van de te verwachten effecten. Aangezien het hier gaat om de herinrichting van een bestaand recreatieterrein buiten Natura 2000 zijn de aspecten areaalverlies en versnippering niet aan de orde. Doordat in de verre omtrek van het terrein geen verdrogingsgevoelige habitats of soorten aanwezig zijn zullen aanpassingen in de waterhuishouding ook geen gevolgen hebben voor Natura 2000 (het plan is bovendien gericht op het terugdringen van de op te pompen hoeveelheid grondwater). In hoofdstuk 3 van de mer-beoordelingsnotitie is nader op de hydrologische effecten ingegaan. Mogelijke effecten op Natura 2000 vallen derhalve onder de externe werking van de Natuurbeschermingswet en betreffen:
Verstoring
Aanlegwerkzaamheden
Bij de aanleg van het terrein zal gedurende enkele maanden met groot materieel worden gewerkt (sloop gebouwen, zagen van bomen, graven nieuwe watergangen). De bouw- en aanlegwerkzaamheden zullen met geluidsproductie gepaard gaan. Om strijdigheid met de Flora- en faunawet te voorkomen dienen deze werkzaamheden binnen de periode 1 oktober tot 1 maart plaats te vinden. Deze periode voorkomt ook een negatief effect op de instandhoudingsdoelen voor de Veluwe aangezien vrijwel alle kwalificerende soorten zich in deze winterperiode buiten het plangebied bevinden. Slechts ijsvogel en zwarte specht zijn jaarrond op de Veluwe aanwezig en actief.
Het wordt uitgesloten geacht dat de aanlegwerkzaamheden tijdens de wintermaanden van invloed zijn op de instandhoudingsdoelen voor de ijsvogel. Dit omdat het plangebied en de ruime omgeving geen geschikt leefgebied zijn voor deze soort. Op basis van bestaande informatie blijkt dat de omliggende bossen worden gebruikt door de zwarte specht. Eventuele verstoring tijdens de wintermaanden zal echter van geringe invloed zijn op deze soort, gezien het tijdelijke karakter en het zeer grote aangrenzende bosareaal om tijdelijk uit te wijken.
Licht en geluid
Het recreatieterrein is nu al als zodanig in gebruik, hetgeen betekent dat in de huidige situatie reeds sprake is van licht- en geluidsbronnen langs paden en rond gebouwen. Het recreatieterrein wordt aan de zuidoost- en noordwestzijde begrensd door bosgebied. Als gevolg van de herinrichting van het terrein neemt het jaarrond gebruik van het recreatieterrein toe, waardoor de licht- en geluidsuitstraling in de winter mogelijk enigszins zal toenemen. Dit heeft een verwaarloosbaar effect op de omgeving en heeft geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelen voor de Veluwe. De kwalificerende, licht- en/of geluidsgevoelige soorten, met name de meervleermuis en broedvogels, zijn niet in de winter actief en geen van deze soorten is op het terrein aanwezig. In het verlichtingsplan worden bovendien maatregelen opgenomen om de lichtverstoring van vleermuizen in de zomer zoveel mogelijk te beperken. Bovendien zal geen sprake zijn van nieuwe interne verkeersstromen langs de randen van het terrein.
Recreatie
In de huidige situatie is reeds sprake van een recreatieterrein en dus recreatiedruk (optische (beweging) en geluidsverstoring). Dit recreatieve gebruik is vooral geconcentreerd in het voorjaar en de zomer. Het aantal recreatieve eenheden daalt in de toekomstige situatie van 969 naar 790 Ook het toekomstig aantal slaapplaatsen daalt naar verwachting licht: van 3.963 naar 3.871. Een stijging van het aantal recreatiebewegingen over de Veluwe in de zomermaanden (wanneer de bezetting van de eenheden het hoogst zal zijn) zal niet aan de orde zijn om de volgende redenen:
Dit heeft als belangrijk gevolg dat in de zomermaanden (wanneer alle kwalificerende soorten van de Veluwe aanwezig en actief zijn, in combinatie met een hoge regionale recreatiedruk) de recreatiedruk vanuit het plangebied in de nieuwe situatie naar verwachting lager zal zijn dan in de huidige situatie.
De jaarrond exploitatie van het plangebied betekent een toename van het aantal recreatiebewegingen in het winterhalfjaar. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, zijn de verstoringgevoelige soorten dan vrijwel allen afwezig op de Veluwe dan wel in winterslaap. Alleen de ijsvogel en de zwarte specht zijn jaarrond op de Veluwe aanwezig en actief. De ijsvogel ontbreekt in het plangebied en de ruime omgeving en voor de zwarte specht is een zeer groot omliggend bosareaal beschikbaar. Bedacht moet worden dat de aantallen zwarte spechten sinds 1990 fors gestegen zijn, bij eveneens stijgende aantallen recreanten6. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat een zeer lichte toename van de recreatiedruk in de winter geen gevolgen en zeker geen significante gevolgen zal hebben voor de instandhoudingsdoelen voor de zwarte specht.
Vermesting en verzuring
Verkeersgeneratie en routekeuze: meer verkeer langs/door Natura 2000
De beoogde ontwikkeling van het recreatieterrein zal per saldo leiden tot meer verkeersbewegingen door het Natura 2000-gebied Veluwe. De omvang van de verkeersgeneratie en de routeverdeling is in de mer-beoordelingsnotitie onderbouwd.
Figuur 4.4 Verdeling verkeer door aankomst/vertrek en (dag)trips vanaf De Zanding
De beoogde ontwikkeling van het recreatieterrein zal per saldo tot meer verkeersbewegingen leiden. Er ligt een grote variatie aan habitats langs de routes van het aan De Zanding verbonden verkeer.
Omvang stikstofdepositie
Een toename van verkeer kan mogelijk leiden tot een toename van stikstofdepositie op de gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied Veluwe en daarmee een bedreiging vormen voor de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. De omvang van de stikstofdepositie op de gevoelige habitats is daarom onderzocht. Het onderzoek naar stikstofdepositie spitst zicht toe op de gevoelige habitats langs de wegen die van belang zijn voor de ontsluiting van De Zanding én door of langs het Natura 2000-gebied Veluwe voeren. Op de autosnelwegen gaat het verkeer van/naar De Zanding op in de bestaande verkeersstromen. Het aandeel in de totale intensiteit bedraagt daar slechts enkele promillen. De autosnelwegen zijn dan ook in het onderzoek verder buiten beschouwing gelaten.
Het huidige gebruik van De Zanding is als 'bestaand gebruik' in de zin de Natuurbeschermingswet aan te merken7. Om de gevolgen van de beoogde ontwikkeling in beeld te brengen wordt de stikstofdepositie als gevolg van het bestaande gebruik vergeleken met de stikstofdepositie als gevolg van het toekomstige gebruik in de jaren 2014 en 2023.
Uit de uitgevoerde stikstofdepositieberekeningen blijkt dat de stikstofdepositie (fors) afneemt ten opzichte van het bestaand gebruik in 2004. Daarmee wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstellingen en is zelfs ruimte voor verbetering. Geconcludeerd kan worden dat de herontwikkeling van De Zanding niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Veluwe. Vermestings- en verzuringseffecten en daarmee een effect op het behalen van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Veluwe als gevolg van deze ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Gelet op de (forse) daling van de stikstofdepositie ten opzichte van de peildatum, staat de voorgenomen ontwikkeling het behalen van de verbeterdoelstellingen voor de Veluwe eveneens niet in de weg8. Daarnaast is nog van belang dat eveneens de achtergrondconcentraties zullen dalen, wat ook ruimte biedt voor het behalen van de verbeterdoelstellingen.
Omvang stikstofemissie
Uit de genoemde stikstofdepositieberekeningen blijkt dat sprake is van een afname van stikstofdepositie. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een aantal toetspunten in de directe nabijheid van de wegen die voor de ontsluiting van De Zanding van belang zijn. De berekeningen en houden rekening met cumulatie. In de berekeningen is uitgegaan van verkeerscijfers waarin alle autonome ontwikkelingen in de regio zijn meegenomen. In aanvulling hierop is ook de totale omvang berekend van de stikstof die het verkeer dat De Zanding uitstoot (emitteert).
Uit vergelijking van de stikstofemissie in 2004 en 2014 blijkt dat ondanks een toename van het verkeer de hoeveelheid geëmitteerde stikstof in 2014 net iets hoger is dan in 20049 (De peildatum van 24 maart 2000 die voor het Vogelrichtlijngebied de Veluwe geldt zou qua stikstofdepositie 'gebruiksruimte' gunstiger uitpakken dan de gehanteerde datum 7 december 2004 die geldt voor het Habitatrichtlijngebied Veluwe. Bij wijze van 'worst-case'-toetsing is hiervan afgezien). De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling bevindt zich dan in de beginfase en zal dan zeker nog niet geheel zijn voltooid, zodat sprake zal zijn van een afname. Als het park in 2015 geheel herontwikkeld zou zijn ligt de uitgestoten hoeveelheid stikstof 17 gr/jr/km lager dan in 2004. In 2023 (10 jaar na vaststellen bestemmingsplan) is de afname groter: 203 gr/jr/km. Deze afname is het gevolg van het steeds schoner en zuiniger worden van de motorvoertuigen.
Uit het bovenstaande blijkt dat in het verlengde van de stikstofdepositie de totale stikstofemissie afneemt ten opzichte van het bestaand gebruik in 2004.
Geconcludeerd kan worden dat de herontwikkeling van De Zanding niet leidt tot een toename van stikstofemissie. Dit bevestigt de eerdere conclusie dat vermestings- en verzuringseffecten en daarmee een effect op het behalen van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Veluwe als gevolg van deze ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Ook hier laten de berekeningsresultaten zien dat sprake is van ruimte voor de verbeteringsdoelstellingen die onderdeel uitmaken van de geformuleerde instandshoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied.
Verandering waterhuishouding
De hoeveelheid op te pompen grondwater zal kunnen afnemen indien:
Als er dus al sprake is van enige relatie tussen de waterhuishouding in het plangebied enerzijds en de grondwaterafhankelijke instandhoudingsdoelen in het Natura 2000-gebied Veluwe anderzijds, dan is deze relatie positief. De hoeveelheid op te pompen grondwater neemt af en daarmee komt in beginsel meer schoon grondwater beschikbaar voor natuurdoelen elders op of rond de Veluwe.
Op basis van de verstoringstoets kunnen de volgende conclusies worden getrokken.
Genoemde effecten zijn verre van significant zodat een passende beoordeling niet vereist is. De effecten zijn wellicht net groot genoeg om een vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet te rechtvaardigen. In deze vergunning kunnen dan ook de hiervoor genoemde voorwaarden worden opgenomen.
De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Concluderend zijn significante negatieve effecten op het Natura 2000-gebied uitgesloten en is de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan in relatie tot de Natuurbeschermingswet niet in het geding.