Type plan: |
bestemmingsplan |
Naam van het plan: |
Peppelensteeg |
Status: |
vastgesteld |
Plan identificatie: |
NL.IMRO.0228.BP2009PEPP0001-0301 |
Paragraaf 4.6 Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta, waarmee op Europees niveau werd besloten het archeologisch erfgoed beter te beschermen. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988 en is gericht op de implementatie van het Verdrag van Valletta. Met deze wetgeving heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening te houden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.
Bij de inventarisatie van bekende en te verwachten archeologische waarden in het onderhavige bestemmingsplangebied is gebruikt gemaakt van de (landelijke) Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem ARCHIS 2, de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Ede (2005)[1]
en de resultaten van in het plangebied uitgevoerd archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) (2009)
[2]
[1]
Heunks, E., 2005: Actualisering archeologische verwachtingskaart gemeente Ede; van verwachtingskaart naar beleidsadvieskaart, RAAP-rapport 1130, RAAP Archeologisch Adviesbureau bv, Amsterdam (eindversie, februari 2005).
[2]
Bergman, W.A., 2009: Ede, Plangebied Peppelensteeg, Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), BAAC rapport V-08.0489, BAAC bv, Deventer (eindversie, februari 2009).
Paragraaf 4.6.1 Archeologische verwachting
Op de afbeelding van de archeologische verwachtingskaart is de archeologische verwachting van het gehele bestemmingsplangebied weergegeven. Deze verwachting hangt nauw samen met reliëf, landschappelijke en geomorfologische eigenschappen van het gebied, gesteldheid en intactheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen.
Zowel het noordelijk als het zuidelijk deel van het plangebied is gelegen op een dekzandrug. De kans dat bij graafwerkzaamheden in deze gebieden op archeologische resten gestuit wordt is groot. Dit geldt voor archeologische resten uit alle perioden. Op de zuidelijke rug, in het zuidoosten van het bestemmingsplangebied, zijn eventueel aanwezige archeologische resten (vermoedelijk) afgedekt door een esdek en daardoor goed geconserveerd.
In het centrale deel van het plangebied bevindt zich een dalvormige laagte met daarin dekzandwelvingen. In de deelgebieden gelegen op dekzandwelvingen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor alle archeologische perioden. In het zuiden van het plangebied, op de welving langs de rand van de zuidelijke dekzandrug, is een verhoogde kans op archeologische resten. In het laaggelegen middengebied is de trefkans op archeologische resten klein.
Paragraaf 4.6.2 Bekende archeologische waarden
In het bestemmingsplangebied Peppelensteeg bevinden zich geen AMK-terreinen. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn wel veel archeologische vindplaatsen bekend. Op de afbeelding van de archeologische verwachtingskaart is te zien waar deze vindplaatsen zich, in en om het plangebied, bevinden.
Ten noordwesten van het plangebied zijn op de eerder genoemde noordelijke dekzandrug archeologische resten uit het Mesolithicum (ca. 8800 tot en met 4900 voor Chr.) aangetroffen (vindplaats 535). Ten westen van het plangebied is op een dekzandwelving door een amateur-archeoloog een ijzeren lanspunt gevonden uit de periode IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen (800 voor Chr. tot en met 1500 na Chr.) (vindplaats 623). Overige vondsten zijn in of uit de directe omgeving van het noordelijk deel van het bestemmingsplangebied niet bekend.
Aan de oostzijde van het bestemmingsplangebied, op de daar gelegen dekzandrug/welving (met esdek), bevinden zich verschillende vindplaatsen. Nabij het kruispunt Kastelenlaan-Koekeltse Boslaan/Veenderweg zijn archeologische resten aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een nederzetting uit de Romeinse tijd. Deze nederzetting sluit waarschijnlijk aan bij de Romeinse nederzetting die ten noorden van deze vindplaatsen eind jaren ’60 is opgegraven.
Ten zuiden van het bestemmingsplangebied, de spoorlijn Utrecht-Arnhem en de Frankeneng zijn op dezelfde zuidelijke dekzandrug (met esdek) nederzettingsresten en crematiegraven uit de Prehistorie gevonden (periode Mesolithicum tot en met Vroege IJzertijd, ca. 8800 tot en met 500 voor Chr.). De vele vondsten hebben ertoe geleid dat op deze locatie twee archeologische monumenten zijn aangewezen (AMK-terreinen 12816 en 12817).
Paragraaf 4.6.3 Bescherming archeologische waarden
Het onderhavige plan voorziet in een directe mogelijkheid tot uitbreiding van de bestaande voetbalvelden met twee wedstrijdvelden (totaal ca. 2 ha). De aanleg van de voetbalvelden kan mogelijk in het gebied aanwezige archeologische waarden verstoren.
Uitbreiding voetbalvelden Peppelensteeg
In februari 2009 is door een gekwalificeerd archeologisch onderzoeksbureau nader archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van archeologische waarden op de locatie van de wedstrijdvelden (zie bijlage). Hieruit is gebleken dat dit projectgebied (relatief) laaggelegen is en dat de ondergrond ofwel helemaal tot in het archeologische niveau is verstoord ofwel uit (deels verploegde) (veld)podzolgronden bestaat.
Het projectgebied is vanwege de (relatief) lage, natte ligging in het verleden waarschijnlijk niet aantrekkelijk geweest voor bewoning. De trefkans op intacte (behoudenswaardige) archeologische resten in het projectgebied is op basis van het uitgevoerde archeologisch onderzoek klein. Nader archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Uitvoering van de bestemming zal niet leiden tot onevenredige aantasting van archeologische waarden
De meldingsplicht bij Onze minister, namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, van een zaak die in het plangebied wordt aangetroffen en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het een archeologische vondst betreft, blijft van kracht (Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1).
Overige delen van het plangebied
Onderhavig plan is verder in essentie een conserverend plan. Ontwikkelingen zijn slechts op bescheiden schaal en veelal onder voorwaarden mogelijk. Het zijn echter niet alleen concrete ontwikkelingen die gevolgen (kunnen) hebben voor archeologisch erfgoed, ook normaal (agrarisch) gebruik blijft niet altijd zonder gevolgen. Daarom is aan de gronden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting, waarin ook de belangrijkste bekende archeologische waarden (vindplaatsen) gelegen zijn, een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ toegekend.
De in het plangebied aanwezige archeologische (verwachtings)waarden worden beschermd met behulp van een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ met daaraan gekoppeld een vergunningstelsel. Beoogde ontwikkelingen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan of gelijk aan 100 m2 kunnen alleen doorgang vinden onder de voorwaarde van aanvullend archeologisch onderzoek. Dit archeologisch onderzoek moet voldoen aan de richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders van de gemeente Ede gestelde voorwaarden. Aanvulllend archeologisch onderzoek is in deze gebieden niet noodzakelijk wanneer aantoonbare technische maatregelen worden getroffen waardoor de archeologische (verwachtings)waarden in de bodem (in situ) kunnen worden behouden.